Inbreng verslag schriftelijk overleg over de initiatiefnota van het lid Van Nispen over ‘Op naar een Sociaal Notariaat’ (kamerstuk 36248-2)
Initiatiefnota van het lid Van Nispen over ‘Op naar een Sociaal Notariaat’
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2023D14960, datum: 2023-04-07, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2023D14960).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: H. Kat, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid (Ooit D66 kamerlid)
- Mede ondertekenaar: L.L. Nouse, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2022Z21920:
- Indiener: M. van Nispen, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2022-11-15 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2022-11-23 14:30: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-02-08 14:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2023-04-06 14:00: Initiatiefnota van het lid Van Nispen over ‘Op naar een Sociaal Notariaat’ (36248) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2025-06-19 14:15: Extra procedurevergadering commissie Justitie en Veiligheid (groslijst controversieel verklaren) (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (🔗 origineel)
2023D14960 De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de initiatiefnemer over de initiatiefnota, getiteld «Op naar een Sociaal Notariaat» (Kamerstuk 36 248).
INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vragen en opmerkingen zijn op 7 april 2023 aan de initiatiefnemer voorgelegd.
De voorzitter van de commissie,
Kat
Adjunct-griffier van de commissie,
Nouse
Inhoudsopgave
I. | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties | 2 |
1. | Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie | 2 |
2. | Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie | 4 |
3. | Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie | 6 |
4. | Vragen en opmerkingen vanuit de PvdA-fractie | 7 |
5. | Vragen en opmerkingen vanuit de BBB-fractie | 8 |
II. | Reactie van de initiatiefnemer | 9 |
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
1. Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met waardering kennisgenomen van de initiatiefnota van het lid Van Nispen over het Sociaal Notariaat. Alvorens zij een aantal feitelijke, verduidelijkende en inhoudelijke vragen stellen over het voorstel van de initiatiefnemer, hechten zij eraan de initiatiefnemer eerst een paar vragen te stellen die fundamenteler van aard zijn. De afgelopen decennia is er een grotere scheiding ontstaan tussen enerzijds de advocaten die (voornamelijk) werken op toevoegingsbasis (ook wel de sociale advocatuur genoemd) en overige (commerciële) advocaten die niet of nauwelijks sociale rechtsbijstand verlenen of zelfs niet eens weten hoe de gesubsidieerde rechtsbijstand in Nederland werkt. Deze scheiding is in Nederland niet altijd zo strikt geweest en werkt in de praktijk drempelverhogend voor de toegang tot het recht voor de lage- en middeninkomens. Het is een van de redenen waarom in het coalitieakkoord is afgesproken dat bij de versterking van de sociale advocatuur, in lijn met scenario 1 van de Commissie van der Meer, een substantiële maatschappelijke bijdrage wordt verwacht van de gehele advocatuur. Over de invulling van deze bijdrage zijn gesprekken gaande tussen de Minister voor Rechtsbescherming en de Nederlandse Orde van Advocaten. Indien het voorstel van de initiatiefnemer zou worden uitgewerkt en zou worden geïmplementeerd en er aldus een sociaal notariaat zou worden ingericht, betekent dit dat er in de praktijk verschillen zullen ontstaan tussen sociale notarissen en overige notarissen. Deelt de initiatiefnemer dat er verschillen zullen ontstaan en dat deze verschillen risico’s met zich meebrengen? Hoe wil de initiatiefnemer voorkomen dat er grote verschillen ontstaan tussen sociale notarissen en overige notarissen? Onbedoeld zou het voorstel van de initiatiefnemer mogelijk een tweedeling of in elk geval een meer versnipperd notariaat tot gevolg kunnen hebben, waarbij vooral groepen die nu niet of te laat naar de notaris gaan de dupe zijn. De rechtzoekende zou uiteindelijk slechter af zijn dan in de huidige situatie. Kan de initiatiefnemer hierop reflecteren?
De leden van de VVD-fractie lezen een aantal keren in de initiatiefnota dat de initiatiefnemer stelt dat er ook bij notarissen zelf en de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) verantwoordelijkheden liggen om de toegang tot het notariaat te vergroten, bijvoorbeeld door hun bekendheid te vergroten onder groepen ouderen, laaggeletterden, mensen met een beperking en mensen met een laag inkomen. Deze leden onderschrijven dat volledig. Welke initiatieven heeft de KNB recentelijk genomen, mogelijk in overleg met belangenorganisaties, om de toegang tot het notariaat voor deze groepen te vergroten? Welke producten zijn ontwikkeld voor notarissen en hoe worden structureel best practices uitgewisseld om deze groepen beter te bedienen, zodat het notariaat voor hen toegankelijker wordt? Welke innovatieve ideeën zouden wat de initiatiefnemer betreft met voorrang moeten worden opgepakt?
Voorstel
De leden van de VVD-fractie begrijpen uit de initiatiefnota dat de KNB van oordeel is dat (een deel van de) notariële dienstverlening onder de rechtsbijstand zou moeten vallen. Welk deel zou dat volgens de KNB moeten zijn en heeft de KNB hierover contact met het ministerie om te overleggen hoe dit in de praktijk vorm zou kunnen krijgen?
De leden van de VVD-fractie merken op dat in artikel 13 (voorheen artikel 14) van de Wet op de Rechtsbijstand (Wrb), eerste lid onder c notarissen worden genoemd. In de memorie van toelichting bij de Wrb schreef de regering hier destijds over: «In aansluiting op de bestaande praktijk biedt de wet ook de mogelijkheid dat in beperkte mate rechtsbijstand verleend wordt door anderen dan advocaten en medewerkers van de stichtingen. In artikel 14, eerste lid, onder c, worden notarissen en deurwaarders met name genoemd. Bij «anderen» kan bij voorbeeld gedacht worden aan fiscalisten. De hier bedoelde rechtsbijstandverleners zullen, als daar behoefte aan bestaat, ingeschakeld kunnen worden bij het houden van spreekuren, of zij zullen op bepaalde rechtsgebieden toevoegingen kunnen behandelen.» Deze leden vragen wat de initiatiefnemer van deze passage vindt, ook in relatie tot artikel 56 van de Wet op het Notarisambt (Wna). In dat artikel is opgenomen dat een notaris kan worden opgedragen werkzaamheden te verrichten tegen een lager bedrag. In dat artikel wordt onder andere gesproken over notariële akten houdende testament, huwelijkse voorwaarden, partnerschapsvoorwaarden, samenlevingsovereenkomst, voogdijbenoeming, akten van scheiding van onverdeeldheden en verklaringen van erfrecht. Kan de initiatiefnemer, mogelijk na contact met de KNB en/of de Raad voor de Rechtsbijstand, concreet aangeven hoe vaak per jaar en voor welke akten in de praktijk thans een beroep wordt gedaan op artikel 56 Wna en hoe vaak een beroep op artikel 56 Wna wordt afgewezen? Waarom vinden afwijzingen plaats?
De leden van de VVD-fractie delen met de initiatiefnemer dat meer en betere voorlichting per doelgroep die bereikt moet worden van belang is. «Hierbij mag volgens de initiatiefnemer iets worden verwacht van belangenorganisaties voor de verschillende doelgroepen, hulpverleners, maar ook van het notariaat zelf», zo lezen deze leden. Zijn er wat de initiatiefnemer betreft op dit moment al voldoende mogelijkheden voor belangenorganisaties voor de doelgroepen en het notariaat om deze voorlichtingstaak goed uit te oefenen? Zo nee, wat is daar volgens de initiatiefnemer concreet nog meer voor nodig?
Beslispunten
De leden van de VVD-fractie wijzen net als de initiatiefnemer op bestaande mogelijkheden die het notariaat beter zou kunnen benutten om te bevorderen dat veel meer mensen tijdig hun weg weten te vinden naar een notaris. In dat kader vragen zij de initiatiefnemer hoe naar het oordeel van de initiatiefnemer actiever kan worden gestimuleerd dat notarissen meer gebruik maken van de bestaande wettelijke mogelijkheden van de artikelen 54 en 56 Wna. Is dat iets waar de Minister voor verantwoordelijk is, of ook de KNB en de individuele notarissen? Is hier wat de initiatiefnemer betreft ook een rol weggelegd voor de Commissie toegang notariaat? Deelt de initiatiefnemer de mening van deze leden dat bij de benoeming van notarissen expliciet zou moeten worden gewezen op de mogelijkheden van de artikelen 54 en 56 Wna? Deelt de initiatiefnemer de mening dat de (op dit moment tijdelijke) Commissie toegang notariaat hierbij een rol zou kunnen en moeten vervullen? Welke mogelijkheden zijn er op dit moment tijdens de beroepsopleiding voor notarissen om meer aandacht te besteden aan het belang van toegang tot de notaris voor iedereen?
De leden van de VVD-fractie constateren voorts dat er een groot onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) is aangekondigd naar de staat van het notariaat. Welke elementen van de initiatiefnota zouden wat de initiatiefnemer betreft moeten worden meegenomen in het onderzoek naar de staat van het notariaat dat in 2023 door het WODC wordt uitgevoerd? Deelt de initiatiefnemer de opvatting van deze leden dat dit onderzoek onder andere moet worden gericht op concrete oplossingen om de toegankelijkheid van het notariaat te bevorderen? Deelt de initiatiefnemer voorts de mening dat dit onderzoek in 2023, voorzien van een beleidsreactie, naar de Kamer zou moeten worden gestuurd?
De leden van de VVD-fractie onderschrijven het voorstel van de initiatiefnemer om – ter vergroting van de toegang tot het notariaat – waar mogelijk betere samenwerking te stimuleren met bestaande initiatieven, zoals Huizen van het Recht. Deze leden stellen dat bij de behandeling van de initiatiefnota, getiteld Huizen van het Recht een aantal moties is overgenomen of is aangenomen, waarbij de Minister aan de slag is gegaan. Is de initiatiefnemer het eens met deze leden dat de Minister bij het uitvoeren van de aangenomen en overgenomen moties ook bijzondere aandacht dient te schenken aan de positie van het notariaat? Wat vindt de initiatiefnemer van de suggestie om bij een aantal bestaande initiatieven, zoals in Heerlen, te bevorderen dat het notariaat hier nog dit jaar aan gaat bijdragen? Deze leden vragen voorts of de initiatiefnemer de stelling deelt dat rechtzoekenden beter en sneller worden geholpen door het aansluiten van het notariaat op bestaande initiatieven ten opzichte van een potentieel langdurige stelselwijziging die het oprichten van een sociaal notariaat met zich mee zou brengen.
2. Vragen en opmerkingen vanuit de D66-fractie
De leden van de D66-fractie omarmen de doelstellingen zoals omschreven in de initiatiefnota. Deze leden zijn met de initiatiefnemer van mening dat het werk van de notaris onnodige, dure en langslepende juridische geschillen kan voorkomen. Daarnaast vinden zij dat het wegnemen van drempels op de weg naar de notaris de toegang tot het recht voor veel mensen kan verbeteren. Deze leden hebben over de uitwerking van deze doelen nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie stellen dat voornamelijk vroegtijdig helder adviseren en ondersteunen van mensen met een juridisch vraagstuk verdere escalatie van problemen kan voorkomen. Deze leden wijzen de initiatiefnemer daarom graag op het belang van het verbeteren van de toegang tot notariële informatie en ondersteuning in de eerste lijn. De initiatiefnemer stelt dat vormen van samenwerking met bestaande initiatieven, zoals het Juridisch Loket, denkbaar zijn. Deze leden onderschrijven het belang van het aansluiten bij bestaande initiatieven in de eerste lijn, enerzijds omdat die al naamsbekendheid genieten en dus door rechtszoekenden worden gevonden en anderzijds omdat zij reeds een bestaande infrastructuur hebben waar bij kan worden aangesloten. Deze leden vragen de initiatiefnemer of hij het belang van het verbeteren van notariële hulp en advies in de eerste lijn onderschrijft. Op welke manier wil de initiatiefnemer aansluiten bij bestaande initiatieven? Heeft de initiatiefnemer bijvoorbeeld gedacht aan het organiseren van een notarieel spreekuur bij bestaande eerstelijnsvoorzieningen, of aan het organiseren van een samenwerking waarbij hulpverleners in de eerste lijn zaken kunnen voorleggen aan een notaris?
De leden van de D66-fractie overwegen dat niet alle zaken in de eerste lijn kunnen worden opgelost en zij onderschrijven dat voor een specifieke doelgroep de kosten een grote drempel kunnen zijn op de weg naar de notaris. De initiatiefnemer stelt dat voor deze doelgroep moet worden aangesloten bij het systeem van de sociale advocatuur, waarin rechtzoekenden dan een notaris zouden kunnen krijgen op toevoeging. De initiatiefnemer stelt eveneens dat bepaalde type notariële handelingen, zoals de aan- of verkoop van woningen of het doen van een grote schenking, buiten de reikwijdte van het sociaal notariaat zouden moeten vallen. Kan de initiatiefnemer toelichten welke doelgroep volgens hem in aanmerking zou moeten komen voor een notaris op toevoeging? Welke inkomensgrens hanteert de initiatiefnemer om de financiële draagkrachtigheid van de doelgroep te kunnen beoordelen? Welke soorten zaken en notariële diensten zouden wel en niet onder de reikwijdte van het sociaal notariaat moeten vallen volgens de initiatiefnemer?
De leden van de D66-fractie stellen dat de sociale advocatuur over het algemeen wordt gezien als een specialisme en een vak en dat commerciële advocaten daarom bijvoorbeeld niet zomaar sociale zaken op zich zouden moeten nemen. Nu de initiatiefnemer met zijn nota aansluiting zoekt bij het systeem van de sociale advocatuur, rijst bij deze leden de vraag welke expertise nodig is voor notarissen die sociale diensten zouden willen leveren. Kan de initiatiefnemer uiteenzetten of bestaande notariskantoren de benodigde expertise reeds in huis hebben? Ziet de initiatiefnemer een noodzaak voor bestaande notarissen om aanvullende scholing of opleiding te genieten alvorens zij aan het werk kunnen als «sociaal notaris»?
De leden van de D66-fractie lezen in de nota dat de initiatiefnemer de totale kosten van het oprichten van een sociaal notariaat niet goed kan inschatten omdat onduidelijk is voor hoeveel mensen die nu de weg naar de notaris niet vinden dit wel nuttig kan zijn. Deze leden achten het voor de beoordeling van de plannen van initiatiefnemer wel van belang om een inschatting te kunnen maken van de kosten enerzijds, en het aantal mensen dat met het plan wordt geholpen anderzijds. Kan de initiatiefnemer inzicht geven in de tegen elkaar af te wegen kosten en baten die gemoeid zijn bij het plan?
De leden van de D66-fractie constateren dat de initiatiefnemer voorstelt om een sociaal notariaat op te richten, in de vorm van een nieuwe instantie, gevestigd in bepaalde wijken en mogelijk als onderdeel van een Huis van het Recht. Het is voor deze leden onduidelijk waarom het nodig is om een nieuwe instantie op te richten. Zij onderschrijven het belang van het meer toegankelijk maken van notarieel advies en bijstand, maar zij vragen of dat doel niet sneller en efficiënter bereikt kan worden door de toegang tot bestaande notariskantoren te verbeteren. Kan de initiatiefnemer hierop reflecteren?
De leden van de D66-fractie overwegen dat, door bepaalde drempels op de weg naar de notaris weg te nemen, er naar verwachting meer vraag zal ontstaan naar notarisdiensten. Kan de initiatiefnemer een inschatting maken van de latente vraag naar notarisdiensten die nu onbenut blijft? Hoeveel van die vraag zal tot uitdrukking komen door het wegnemen van financiële drempels voor rechtzoekenden? Is er voldoende capaciteit beschikbaar onder bestaande notariskantoren om aan deze vraag te kunnen voldoen?
3. Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie
Inleiding
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de initiatiefnota van het lid Van Nispen over «Op naar een sociaal notariaat». Deze leden waarderen de inspanning van het lid Van Nispen en de medewerker(s) van de SP-fractie om deze initiatiefnota op te stellen en zijn het met de initiatiefnemer eens dat het belangrijk is dat er een adequate toegang tot het recht mogelijk is. Deze leden maken van de gelegenheid gebruik om over de initiatiefnota enkele vragen te stellen aan de initiatiefnemer.
Probleem
De leden van de CDA-fractie lezen dat de wettelijke voorziening van art. 56 Wna in combinatie met art. 34 Wrb is bedoeld om het notariaat laagdrempeliger toegankelijk te maken. Volgens de initiatiefnemer biedt deze regeling echter weinig soelaas, omdat nauwelijks van de regeling gebruik wordt gemaakt en de regeling dus niet aansluit op behoeften in de praktijk. Deze leden vragen welke behoeftes volgens de initiatiefnemer dan wel leven in de praktijk en op welke manier dat zich op dit moment uit. Daarnaast vragen deze leden waarom de alternatieve opties zoals het Juridisch Loket, de sociale advocatuur of wijkteams niet voldoende zijn om de door de initiatiefnemer geschetste lacunes van de huidige regeling op te vangen, zoals klantonvriendelijkheid en een gebrek aan laagdrempeligheid, als de weg naar het notariaat niet gevonden kan worden.
In zijn brief van 3 april jl. «Voortgang verkenningen naar een sociaal notariaat» (Kamerstuk 36 248, nr. 4) bevestigt de Minister voor Rechtsbescherming dat inderdaad zeer weinig gebruik gemaakt wordt van artikel 56 Wna. Dit vanwege het (standaard) opleggen van de hoogste eigen bijdrage en de beperkte werkzaamheden waartoe een verzoek tot aanwijzing kan worden gedaan. Daardoor wordt het beoogde doel van de regeling niet bereikt, te weten de toegang tot de notaris voor minder draagkrachtigen bereikbaar te maken. Hoe beoordeelt de initiatiefnemer het door de Minister aangekondigde onderzoek of het binnen de bestaande wettelijke kaders mogelijk is meer maatwerk toe te passen bij het opleggen van de hoogte van de eigen bijdrage op grond van artikel 56 Wna?
De leden van de CDA-fractie lezen dat de initiatiefnemer verschillende oorzaken aandraagt waardoor personen wellicht niet naar het notariaat stappen, zoals ingewikkeldheid en taalachterstanden. Is de initiatiefnemer het met deze leden eens dat voor deze problemen ook andere oplossingen gevonden kunnen worden dan het inrichten van een sociaal notariaat? Deze leden noemen hierbij als voorbeelden een verduidelijking en modernisering van de wettelijke regeling, op het gebied van taalgebruik de regeling toegankelijk maken voor een breder publiek en publieksgerichte voorlichtingscampagnes uitvoeren. Deze leden zijn namelijk van mening dat een laagdrempelig notariaat niet per definitie gelijk staat aan een sociaal notariaat, maar dat ook andere oplossingen gevonden kunnen worden zoals eerder genoemd. Graag een reactie van de initiatiefnemer hierop.
De Minister voor Rechtsbescherming stelt in zijn reactie op de initiatiefnota dat het op dit moment nog ontbreekt aan een duidelijke identificering van de groep(en) op wie een sociaal notariaat zich zal moeten richten. Deelt de initiatiefnemer de analyse om daar eerst een antwoord op te hebben, om vervolgens een door de samenleving gedragen oplossing te formuleren die daadwerkelijk resulteert in een bredere toegang tot een notaris voor de kwetsbare burger? Hoe beoordeelt de initiatiefnemer de door de Minister geschetste verkenning, waarbij onder meer de vraag of een sociaal notariaat wenselijk is betrokken zal worden bij het onderzoek door de Radboud Universiteit naar de staat van het notariaat?
Financieel
De leden van de CDA-fractie lezen dat het voorstel om een sociaal notariaat op te richten vanzelfsprekend geld kost, maar dat het niet duidelijk is te zeggen hoeveel precies, omdat het niet goed in te schatten is voor hoeveel mensen die nu niet bij de notaris komen dit eigenlijk wel nuttig zou zijn. Heeft de initiatiefnemer hierover gesproken met beroepsbeoefenaars binnen het notariaat of de advocatuur, en met personen die welwillend staan tegenover het gebruik van een sociaal notariaat? Zo ja, welk beeld is hieruit naar voren gekomen over de geschetste huidige problematiek en behoeftes?
Is de initiatiefnemer bereid de verkenning naar een sociaal notariaat en het onderzoek naar de staat van het notariaat af te wachten, waardoor er naar verwachting meer inzicht komt in de doelgroep en de mogelijke oplossingsrichtingen voor het versterken van de toegang tot het notariaat?
Beslispunten
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister voor Rechtsbescherming wordt verzocht een startbudget beschikbaar te stellen van eenmalig 50 miljoen euro. Deze leden vragen wat de financiële dekking van dit bedrag is.
4. Vragen en opmerkingen vanuit de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met bijzondere belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota van het lid Van Nispen over «Op naar een Sociaal Notariaat». Deze leden delen zijn probleemanalyse met betrekking tot een gebrek aan toegankelijkheid tot het notariaat voor mensen die niet de bestaande tarieven kunnen betalen. Deze leden kunnen dan ook zijn voorstel tot oprichting van een sociaal notariaat van harte steunen.
De leden van de PvdA-fractie hebben daarom maar enkele aanvullende vragen. Zo menen deze leden begrepen te hebben dat de partij van de initiatiefnemer van mening is dat marktwerking, zeker als het om publieke dienstverlening gaat, onwenselijk is. Hoe beziet de initiatiefnemer dit in het kader van het notariaat? Acht de initiatiefnemer het wenselijk en mogelijk dat door van de eertijds ingevoerde marktwerking in het notariaat af te stappen en weer vast gereguleerde tarieven in te voeren het doel van de toegankelijkheid tot het notariaat voor de groepen met lagere inkomens of vermogens ook bereikt kan worden? Zo ja, waarom heeft de initiatiefnemer dat dan niet als een van de beslispunten opgenomen? Zo nee, betekent dat dan dat de initiatiefnemer van mening is dat de marktwerking zoals die nu voor het notariaat is vormgegeven in stand kan blijven? Deze leden zouden het op prijs stellen als de initiatiefnemer zou willen ingaan op hoe het notariaat in Duitsland is ingericht. Daar zijn de tarieven wettelijk vastgelegd en geldt als doelstelling dat die maatschappelijk aanvaardbaar moeten zijn.1
De leden van de PvdA-fractie lezen dat er in de Wna reeds wordt voorzien in een laagdrempelige voorziening voor familiezaken. De initiatiefnemer geeft aan dat die regeling niet laagdrempelig genoeg en procedureel te omslachtig is en daarom niet of nauwelijks gebruikt wordt. Deelt de initiatiefnemer de mening van deze leden dat iedere nieuwe regeling niet alleen door een groep van sociaal bewuste notarissen moet worden uitgevoerd maar dat de gehele beroepsgroep zich verantwoordelijk zou moeten voelen en aangesproken kan worden op het aanbieden van een laagdrempelige toegang tot notariële diensten? Zo ja, hoe denkt de initiatiefnemer dat dit bewerkstelligd moet worden? Acht hij het wenselijk dat dit wettelijk wordt geborgd? Zo nee, waarom deelt de initiatiefnemer die mening niet?
5. Vragen en opmerkingen vanuit de BBB-fractie
Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de initiatiefnota van het lid Van Nispen over «Op naar een Sociaal Notariaat» en acht het van groot belang dat de Minister het probleem gesteld in dit initiatiefnota erkent. Het gros van de Nederlandse bevolking is niet op de hoogte van de functie van een notaris of waar die te vinden is. Mochten zij hiervan wel op de hoogte zijn, dan is voor de meeste mensen het uurloon niet te betalen.
Het lid van de BBB-fractie leest in de nota dat de initiatiefnemer wil streven naar een sociaal notariaat, net zoals er sociale advocatuur is voor hen die dat nodig hebben. Dit lid ziet ook het belang hiervan in en denkt dat de subsidie hiervoor een goed begin zal zijn. Tegelijkertijd denkt dit lid dat het voornamelijk in de bekendheid van het notariaat ligt dat burgers niet weten waarom ze daarheen moeten. Dit zal vooral veel voorkomen in de kringen met lage inkomens of die niet goed de Nederlandse taal beheersen. Het zijn juist de mensen die al vermogend zijn die vaker bij een notaris komen, bijvoorbeeld omdat een notariële akte verplicht is bij het kopen van onroerend goed of het starten van een eigen bedrijf. Toch kan een notaris van belang zijn, denk bijvoorbeeld aan testamenten.
Belangrijk is op te merken dat er wel gratis rechtshulp/rechtsadvies bestaat, denk hierbij aan het Juridisch Loket of de Rechtswinkel. Hier wordt al veel hulp geboden bij bijvoorbeeld familierecht. Het zou een kleine stap zijn om ook notarieel recht erbij te nemen. Wel zit er een groot verschil in capaciteiten voor deze gratis faciliteiten per provincie. Zo zien we bijvoorbeeld dat er in Noord-Holland wel zeven locaties zijn van de Rechtswinkel, terwijl er in Drenthe geen is en in de noordelijke provincies van Nederland maar drie in totaal. Deze faciliteiten zijn altijd zeer populair onder studenten als vrijwilligerswerk, meerdere locaties zou dan ook geen probleem zijn met vullen. Vooral aangezien het vaak de makkelijkste dingen zijn waar mensen geen kennis van hebben, die dus ook notarieel rechtenstudenten zouden kunnen beantwoorden. Heeft de initiatiefnemer inzicht in de locaties van deze gratis rechtswinkels? Is de Minister het eens met de stelling dat deze locaties onevenredig zijn verspreid door het land?
Het lid van de BBB-fractie mist in de nota op welke wijze de groep die het minst bekend is met de notaris er nu wel van op de hoogte kan raken, want ook de rechtswinkels zijn bij bepaalde groepen nog niet in het vizier. Ook is het denkbaar dat mensen die de Nederlandse taal niet beheersen hier nog meer moeite hebben met deze locaties vinden/kennen dan mensen die de taal wel beheersen. Het is dus van belang om mensen op de hoogte te brengen van de mogelijkheden. Wellicht is het een goed idee om bij bepaalde momenten ter attentie te brengen wat een notaris kan betekenen, bijvoorbeeld bij het inschrijven van een pasgeboren kind, het samen gaan wonen (ook in een huurhuis) en wanneer iemand de pensioenleeftijd bereikt beginnen over de mogelijkheid van een testament. Erkent de initiatiefnemer de achterstand van bepaalde bevolkingsgroepen in bekend zijn met een notaris en dat er meer manieren moeten zijn om deze mensen te bereiken dan alleen gratis advieslocaties? Zo ja, op welke wijze denkt de initiatiefnemer hier nog meer aan te kunnen werken?
Het lid van de BBB-fractie vraagt graag om verdere toelichting in hoe de verdeling over de eigen bijdrage zal luiden. In de initiatiefnota werd gesteld dat voor kleine en makkelijke taken de notaris vergoed zou worden, maar er een kleine bijdrage gevraagd zou kunnen worden afhankelijk van het inkomen. Het is van belang dat de hulpzoekende mensen op de hoogte zijn van de verschillende gevallen. Het is onwenselijk dat ze voor verassingen komen te staan. Kan de initiatiefnemer uitzoeken welke zaken vallen onder «eenvoudig» en vanaf wanneer een eigen bijdrage nodig zal zijn?
Het lid van de BBB-fractie vindt het een goed initiatief maar ziet nog graag verdere uitwerkingen op welke manier de bekendheid met de notaris zou verwezenlijkt kan worden.
II. Reactie van de initiatiefnemer
https://www.notar.de/themen/notarkoste↩︎