[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Bijlagenboek bij de Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën

Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën

Brief regering

Nummer: 2023D35152, datum: 2023-09-19, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36410-2).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36410 -2 Nota over de toestand van ’s Rijks Financiën.

Onderdeel van zaak 2023Z14446:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2023‒2024
36 410 Nota over de toestand van 's rijks financiën
Nr. 2

Nota over de toestand van 's rijks financiën

Ontvangen 19 september 2023

1 Budgettaire kerngegevens

1.1 Budgettaire kerngegevens

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de belangrijkste budgettaire kerngegevens tot en met 2028. Deze cijfers zijn gebaseerd op de begrotingen en op de Macro Economische Verkenning (MEV) van het Centraal Planbureau (CPB). Het kabinet verwacht in 2024 402,9 miljard euro aan inkomsten op te halen via belasting- en premieontvangsten. De geraamde rijksuitgaven bedragen 433,6 miljard euro in 2024.

Inkomsten (belastingen en sociale premies) 350,5 386,5 402,9 430,8 442,9 461,5 478,7
Reguliere netto-uitgaven onder het uitgavenplafond 345,9 375,7 413,1 440,6 463,9 484,3 508,7
Rijksbegroting 162,3 170,9 176,2 189,2 195,2 202,8 213,9
Sociale zekerheid 88,5 98,9 108,9 115,2 123,0 130,2 136,5
Zorg 81,2 87,8 97,8 102,5 108,7 114,9 120,6
Investeringen 13,8 18,1 30,3 33,7 36,9 36,4 37,7
Steunmaatregelen corona relevant voor het EMU-saldo (uitgaven) 11,2 3,0 0,5 0,1 0,0 ‒ 0,1 0,0
Overige netto-uitgaven en correcties relevant voor het EMU-saldo ‒ 5,6 23,1 19,9 21,4 19,8 7,7 8,2
Totale netto-uitgaven relevant voor het EMU-saldo 351,5 401,8 433,6 462,1 483,7 491,9 516,9
EMU-saldo centrale overheid ‒ 1,0 ‒ 15,3 ‒ 30,6 ‒ 31,3 ‒ 40,8 ‒ 30,4 ‒ 38,2
EMU-saldo decentrale overheden 1,1 ‒ 1,0 ‒ 1,1 ‒ 1,1 ‒ 1,2 ‒ 1,2 ‒ 1,3
EMU-saldo collectieve sector 0,1 ‒ 16,4 ‒ 31,7 ‒ 32,4 ‒ 42,0 ‒ 31,7 ‒ 39,4
EMU-saldo collectieve sector (in procenten bbp) 0,0% ‒ 1,6% ‒ 2,9% ‒ 2,9% ‒ 3,6% ‒ 2,6% ‒ 3,2%
EMU-schuld collectieve sector 480,1 489,9 509,5 542,9 585,8 618,9 661,8
EMU-schuld collectieve sector (in procenten bbp) 51,0% 47,6% 47,3% 48,6% 50,4% 51,3% 52,9%
Bruto binnenlands product (bbp) 941 1.028 1.078 1.116 1.162 1.207 1.250

Het feitelijk EMU-tekort van de centrale overheid bedraagt 15,3 miljard euro in 2023 en 30,6 miljard euro in 2024. De decentrale overheden - onder andere de gemeenten, provincies en waterschappen - komen naar verwachting uit op een tekort van 1,0 miljard euro in 2023 en 1,1 miljard euro in 2024. Het EMU-saldo van de overheid als geheel (centrale overheid en decentrale overheden) komt daarmee naar verwachting uit op een tekort van 16,4 miljard euro in 2023 en 31,7 miljard euro in 2024. Dit komt overeen met respectievelijk ‒ 1,6% en ‒ 2,9% van het bbp. De schuld bereikt aan het eind van 2024 een niveau van 47,3% van het bbp.

1.2 Aansluiting visuele samenvatting met begrotingen en bijlagen Miljoenennota

De visuele samenvatting bij de Miljoenennota biedt een toegankelijk overzicht van de belangrijkste cijfers voor het Miljoenennotajaar 2023. De presentatie in de visuele samenvatting verschilt echter op een aantal punten van de begrotingssystematiek zoals die wordt gehanteerd in de rest van de Miljoenennota en bijlagen. Deze bijlage behandelt de samenhang tussen de cijfers uit de visuele samenvatting en de rest van de Miljoenennota en geeft deze aansluiting weer in tabel 1.3.

De visuele samenvatting gaat uit van een netto-uitgavenbegrip. Dat wil zeggen, de bruto-uitgaven (tabel 2.2 in bijlage 2) verminderd met de zogenaamde niet-belastingontvangsten (tabel 2.3 in bijlage 2). Dit zijn ontvangsten die tot de uitgavenkant van de begroting worden gerekend, zoals boete-opbrengsten, leges en teruggevorderde toeslagen.

Een ander verschil in presentatie tussen de visuele samenvatting en de Miljoenennota betreft de individuele begrotingsposten. De visuele samenvatting gaat uit van een thematische indeling die niet exact aansluit bij de afzonderlijke begrotingshoofdstukken. Zo wordt het Btw-compensatiefonds in de visuele samenvatting samengevoegd met het Gemeentefonds en het Provinciefonds, terwijl het begrotingstechnisch wordt verantwoord op de begroting van Financiën. Een meer complex voorbeeld is de verwerking van de middelen bestemd voor internationale samenwerking (ook wel Homogene groep internationale samenwerking (HGIS) genoemd). In de visuele samenvatting worden de HGIS-middelen gegroepeerd onder de uitgavenpost ‘Buitenlandse Zaken/Internationale Samenwerking’, omdat het ministerie van Buitenlandse Zaken deze middelen coördineert. In de begrotingssystematiek staan deze middelen echter verspreid op verschillende begrotingshoofdstukken, waaronder die van Justitie en Veiligheid en Defensie. Het overzicht van de toewijzing van deze middelen is terug te vinden in tabel 2.10 in bijlage 2.

Inkomsten 402,9 Tabel 4.4.1
Uitgaven
Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt 110,9
Plafond S totaal begrotings- en premiegefinancierd 108,9 Tabel 2.2.4
Plafond R Sociale Zekerheid en Werkgelegenheid 2,0 Tabel 2.2.3
Plafond I Sociale Zekerheid en Werkgelegenheid 0,0 Tabel 2.2.6
af: HGIS Sociale Zekerheid en Werkgelegenheid 0,0 Tabel 2.10 bijlagen MN
Zorg 111,3
Plafond Z totaal begrotings- en premiegefinancierd 97,8 Tabel 2.2.5
Plafond R Volksgezondheid, Welzijn en Sport 6,5 Tabel 2.2.3
Zorgtoeslag en TSZ 7,0 Hoofdstuk 16 artikel 8
Plafond I Volksgezondheid, Welzijn en Sport 0,1 Tabel 2.2.6
af: HGIS Volksgezondheid, Welzijn en Sport 0,0 Tabel 2.10 bijlagen MN
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 50,0
Plafond R Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 49,8 Tabel 2.2.3
Plafond I Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 0,3 Tabel 2.2.6
af: HGIS Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 0,1 Tabel 2.10 bijlagen MN
Gemeentefonds, Provinciefonds en Btw-compensatiefonds 47,5
Plafond R Gemeentefonds en accres Gemeentefonds 40,0 Tabel 2.2.3
Plafond R Provinciefonds en accres Provinciefonds 3,5 Tabel 2.2.3
Btw-compensatiefonds 4,0 Hoofdstuk 9 artikel 6
Buitenlandse Zaken en Internationale Samenwerking 14,4
Plafond R Buitenlandse Zaken 3,7 Tabel 2.2.3
EU-afdrachten Invoerrechten 5,0 Hoofdstuk 5 artikel 3.1.10
af: HGIS Buitenlandse Zaken 2,5 Tabel 2.10 bijlagen MN
bij: totale plafondrelevante uitgaven Internationale Samenwerking (HGIS) 8,2 Tabel 2.10 bijlagen MN
Justitie en Veiligheid 21,3
Plafond R Justitie en Veiligheid 19,4 Tabel 2.2.3
Oekraïne uitgaven 3,2 Tabel 23 bijlagen MN
af: HGIS Justitie en Veiligheid 1,3 Tabel 2.10 bijlagen MN
Defensie 19,8
Plafond R Defensie 9,4 Tabel 2.2.3
Plafond I Defensie 10,6 Tabel 2.2.6
af: HGIS Defensie 0,2 Tabel 2.10 bijlagen MN
Infrastructuur en Waterstaat 14,5
Plafond R Infrastructuur en Waterstaat 2,8 Tabel 2.2.3
Plafond I Infrastructuur en Waterstaat 11,7 Tabel 2.2.6
af: HGIS Infrastructuur en Waterstaat 0,0 Tabel 2.10 bijlagen MN
Rentelasten 7,8
Rentelasten staatsschuld 6,4 Hoofdstuk 9A artikel 11
Rentelasten schatkistbankieren 1,3 Hoofdstuk 9A artikel 12
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 10,8
Plafond R Binnenlandse Zaken 9,5 Tabel 2.2.3
Plafond R Koninkrijksrelaties 0,2 Tabel 2.2.3
Plafond R BES-fonds 0,1 Tabel 2.2.3
Plafond I Koninkrijksrelaties 1,1 Tabel 2.2.6
af: HGIS Binnenlandse Zaken 0,0 Tabel 2.10 bijlagen MN
Economische Zaken en Klimaat 7,9
Plafond R Economische Zaken en Klimaat 4,0 Tabel 2.2.3
Plafond I Economische Zaken en Klimaat 3,9 Tabel 2.2.6
af: HGIS EZK 0,0 Tabel 2.10 bijlagen MN
Financiën 3,1
Plafond R Financiën 7,4 Tabel 2.2.3
af: Btw-compensatiefonds 4,0 Hoofdstuk 9B artikel 6
af: HGIS Financiën 0,3 Tabel 2.10 bijlagen MN
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2,7
Plafond R Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 2,3 Tabel 2.2.3
Plafond I Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 0,5 Tabel 2.2.6
af: HGIS LNV 0,0 Tabel 2.10 bijlagen MN
Overig 11,6
1. Totaal inkomsten 402,9 Budgettaire kerngegevens, poster en visuele samenvatting
2. Totale netto-uitgaven relevant voor het EMU-saldo 433,6 Budgettaire kerngegevens, poster en visuele samenvatting
3. EMU-saldo centrale overheid (=1-2) ‒ 30,6 Tabel 1.1 Budgettaire kerngegevens

2 Uitgaven en niet-belastingontvangsten

Deze bijlage biedt verschillende overzichten van de uitgaven en de niet-belastingontvangsten van de Rijksoverheid. De overheidsuitgaven kunnen op kasbasis, maar ook op transactiebasis worden geregistreerd. In het eerste geval worden uitgaven geboekt in de periode waarin de daadwerkelijke betalingen vanaf de bankrekeningen van het Rijk plaatsvinden. In het tweede geval worden de uitgaven geboekt in de periode waarin de rechten en verplichtingen zijn ontstaan. Op de departementale begrotingen worden de uitgaven op kasbasis geregistreerd. Het saldo van de overheid (EMU-saldo) wordt echter niet berekend op basis van de uitgaven op kasbasis, maar op transactiebasis. Bij de tabellen hieronder worden de gebruikte begrippen verder toegelicht.

Tabel 2.1 bevat alle netto-uitgaven van de Rijksoverheid. De netto-uitgaven zijn de uitgaven minus de niet-belastingontvangsten. Om de uitgaven te beheersen is er een jaarlijks uitgavenplafond. Het uitgavenplafond is gesplitst in vier deelplafonds: het plafond Rijksbegroting, het plafond Sociale Zekerheid, het plafond Zorg en het plafond Investeringen. De meeste netto-uitgaven vallen onder een van deze vier plafonds. Er zijn echter ook uitgaven en ontvangsten die niet onder een plafond vallen. Deze worden de niet-plafondrelevante uitgaven en ontvangsten genoemd.

Voorts zijn de uitgaven in tabel 2.1 uitgesplitst in begrotingsgefinancierde en premiegefinancierde uitgaven. De begrotingsgefinancierde uitgaven worden betaald uit de belastingen en zijn de optelling van alle uitgaven en niet-belastingontvangsten op de departementale begrotingen. Dit zijn de uitgaven waarvoor het parlement autorisatie verleent door de begrotingen aan te nemen. Naast de begrotingsgefinancierde uitgaven zijn er ook premiegefinancierde uitgaven. De uitgaven aan zorg en sociale zekerheid worden voor een groot deel gefinancierd uit sociale premies. In het onderste deel van de tabel zijn de begrotings- en premiegefinancierde uitgaven per plafond opgeteld.

Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven
Plafond Rijksbegroting 175.791 174.448 176.696 189.367 195.255 202.721 213.910 Tabel 2.5
Plafond Sociale Zekerheid 21.889 26.918 31.252 32.646 34.808 36.856 38.589 Tabel 2.6
Plafond Zorg 2.033 2.114 2.482 2.406 2.543 2.561 2.545 Tabel 2.7
Plafond Investeringen 13.821 18.090 30.287 33.654 36.872 36.384 37.707 Tabel 2.8
Netto-uitgaven buiten het uitgavenplafond 33.424 47.032 55.368 60.475 63.336 55.061 60.014 Tabel 2.9
Totaal begrotingsgefinancierde netto-uitgaven 246.958 268.603 296.086 318.548 332.814 333.583 352.765 Tabel 2.4
Premiegefinancierde netto-uitgaven
Plafond Sociale Zekerheid 64.060 71.326 77.657 82.578 88.205 93.386 97.952 Tabel 2.6
Plafond Zorg 79.481 85.747 95.270 100.122 106.178 112.340 118.008 Tabel 2.7
Totaal premiegefinancierde netto-uitgaven 143.540 157.073 172.927 182.700 194.383 205.726 215.960
Totaal netto-uitgaven 376.678 407.586 438.726 467.594 490.325 502.926 531.018
Plafond Rijksbegroting 175.791 174.448 176.696 189.367 195.255 202.721 213.910 Tabel 2.5
Plafond Sociale Zekerheid 85.949 98.244 108.909 115.224 123.013 130.242 136.541 Tabel 2.6
Plafond Zorg 81.513 87.861 97.752 102.528 108.721 114.902 120.553 Tabel 2.7
Plafond Investeringen 13.821 18.090 30.287 33.654 36.872 36.384 37.707 Tabel 2.8
Totaal netto-uitgaven onder het uitgavenplafond 357.075 378.644 413.644 440.772 463.861 484.248 508.710
Netto-uitgaven buiten het uitgavenplafond 33.424 47.032 55.368 60.475 63.336 55.061 60.014 Tabel 2.9
Totaal netto-uitgaven 390.499 425.676 469.013 501.248 527.197 539.309 568.725

Tabel 2.2 geeft alle uitgaven weer zoals die vermeld zijn in de individuele begrotingshoofdstukken van de Rijksbegroting. In die hoofdstukken zelf zijn de uitgaven verdeeld over verschillende beleidsartikelen en niet-beleidsartikelen, maar in de tabel wordt alleen het totaal per hoofdstuk weergegeven. Deze tabel bevat dus alle geraamde uitgaven waarvoor het parlement goedkeuring geeft door het betreffende begrotingswetvoorstel aan te nemen. Deze uitgaven worden daarom ook wel de begrotingsgefinancierde uitgaven genoemd. Voor vrijwel alle begrotingshoofdstukken geldt dat de genoemde bedragen ook de raming is van wat de rijksoverheid op kasbasis denkt te gaan uitgeven. Alleen voor het begrotingshoofdstuk van Nationale Schuld geldt dat die begroting deels op transactiebasis wordt opgesteld. De uitgaven aan het aflossen van de staatsschuld zijn niet in deze tabel opgenomen. Deze zijn opgenomen in bijlage 6 EMU-saldo.

1 De Koning 50 56 56 56 56 56 56
2A Staten-Generaal 215 240 239 233 237 230 228
2B Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs 175 183 183 178 168 177 168
3 Algemene Zaken 84 94 97 94 97 97 97
4 Koninkrijksrelaties 375 167 223 173 173 193 156
5 Buitenlandse Zaken 12.900 12.795 12.790 13.941 14.318 14.705 18.608
6 Justitie en Veiligheid 18.229 22.975 24.116 21.252 21.361 18.871 18.762
7 Binnenlandse Zaken 7.275 10.435 11.200 10.279 9.439 9.393 9.562
8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 53.199 57.050 55.467 57.542 55.937 55.712 55.547
9A Nationale Schuld (Transactiebasis) 7.060 10.811 12.719 13.661 15.324 17.358 18.922
9B Financiën 11.679 14.846 11.827 10.652 10.064 9.845 9.393
10 Defensie 12.846 15.352 21.298 20.684 20.280 19.748 19.576
12 Infrastructuur en Waterstaat 12.078 12.407 14.652 23.544 14.262 13.504 12.890
13 Economische Zaken en Klimaat 25.908 16.722 12.245 10.482 12.433 12.127 13.212
14 Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid 2.115 3.040 2.863 3.058 2.208 1.846 1.711
15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid 46.013 48.723 58.022 58.391 60.060 61.411 61.711
16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport 31.401 48.216 35.268 34.859 37.026 38.605 39.700
17 Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 3.658 3.690 3.641 3.820 4.097 5.312 5.893
19 Nationaal Groeifonds 0 0 0 0 0 0
50 Gemeentefonds 39.981 41.897 42.874 42.259 38.414 38.281 38.097
51 Provinciefonds 2.844 3.108 3.341 3.216 2.930 2.891 2.891
55 Infrastructuurfonds 7.786 8.715 10.246 19.325 9.989 9.732 9.185
58 Diergezondheidsfonds 83 44 31 31 31 31 31
64 BES-fonds 67 73 71 59 58 57 57
65 Deltafonds 1.382 1.952 1.819 1.908 2.030 1.808 1.822
66 Defensiematerieelbegrotingsfonds 4.954 6.282 10.724 10.946 10.852 10.261 10.155
70 Nationaal Groeifonds 0 10 1.572 1.471 1.792 2.080 3.253
AP Aanvullende posten 0 ‒ 4.622 9.746 24.751 47.435 47.534 56.133
90 Consolidatie1 ‒ 13.430 ‒ 14.824 ‒ 23.698 ‒ 32.870 ‒ 23.979 ‒ 23.163 ‒ 23.695
HGIS Internationale Samenwerking2 (7.857) (9.500) (9.554) (9.090) (9.184) (9.492) 9.824
Totaal 288.929 320.437 333.631 353.995 367.090 368.703 384.119
  1. In deze en volgende tabel betreft dit een correctie voor dubbeltellingen die ontstaan door het bruto boeken van bijdragen tussen departementen onderling. Het bruto boeken houdt in dat zowel het departement dat bijdraagt als het departement dat ontvangt de uitgaven op zijn begroting opneemt.
  2. In deze en volgende tabellen zijn de uitgaven aan Internationale samenwerking (HGIS) toegerekend aan de begrotingen waarop deze worden verantwoord. De totale uitgaven aan HGIS zijn tussen haken vermeld en lopen niet mee in de totaaltelling.

Tabel 2.3 bevat alle niet-belastingontvangsten op de verschillende begrotingshoofdstukken van de Rijksbegroting. Het betreft hier alle ontvangsten die geen belasting- of premie-ontvangst zijn. Denk bijvoorbeeld aan het dividend dat uitgekeerd wordt door staatsdeelnemingen, terugbetaalde studieschulden of de opbrengst uit boetes en schikkingen. Ook hier geldt dat alle bedragen op kasbasis zijn, behalve de begroting van Nationale Schuld, die deels op transactiebasis is opgesteld. De ontvangsten vanuit het uitgeven van nieuwe staatschuld zijn niet meegeteld in deze tabel. Deze ontvangsten zijn opgenomen in .

1 De Koning 2 2 2 2 2 2 2
2A Staten-Generaal 12 9 4 4 4 4 4
2B Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs 6 7 6 6 6 6 6
3 Algemene Zaken 9 8 8 8 8 8 8
4 Koninkrijksrelaties 104 54 50 187 204 128 219
5 Buitenlandse Zaken 1.339 1.376 4.076 2.646 3.104 1.533 1.593
6 Justitie en Veiligheid 1.363 1.669 1.484 1.521 1.693 1.760 1.788
7 Binnenlandse Zaken 772 935 631 523 511 507 500
8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 1.791 1.869 2.038 2.221 2.293 2.369 2.446
9A Nationale Schuld (Transactiebasis) 12.786 27.193 15.409 16.348 14.956 14.154 12.260
9B Financiën 3.738 3.625 4.548 2.936 2.901 3.023 2.827
10 Defensie 181 194 229 189 225 342 143
12 Infrastructuur en Waterstaat 64 65 87 41 35 29 29
13 Economische Zaken en Klimaat 11.181 9.969 5.620 5.351 4.924 7.856 6.230
14 Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 182 147 78 74 89 90 101
15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid 6.244 3.375 2.342 2.354 2.380 2.336 2.235
16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport 1.258 260 183 170 178 179 169
17 Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 101 69 58 53 48 45 43
50 Gemeentefonds 0 0 0 0 0 0 0
51 Provinciefonds 0 0 0 0 0 0 0
55 Infrastructuurfonds 7.837 8.424 10.246 19.325 9.989 9.732 9.185
58 Diergezondheidsfonds 73 41 32 31 31 31 31
64 BES-fonds 0 0 0 0 0 0 0
65 Deltafonds 1.328 1.720 1.819 1.908 2.030 1.808 1.822
66 Defensiematerieelbegrotingsfonds 5.029 5.636 10.724 10.946 10.852 10.261 10.155
70 Nationaal Groeifonds 0 10 1.572 1.471 1.792 2.080 3.253
AP Aanvullende posten 0 0 0 0 0 0 0
90 Consolidatie ‒ 13.430 ‒ 14.824 ‒ 23.698 ‒ 32.870 ‒ 23.979 ‒ 23.163 ‒ 23.695
HGIS Internationale Samenwerking (212) (212) (340) (260) (237) (350) (149)
Totaal 41.970 51.833 37.545 35.447 34.276 35.119 31.354

Tabel 2.4 geeft de netto-uitgaven per begrotingshoofdstuk weer. Dit zijn de uitgaven uit tabel 2.2 minus de niet-belastingontvangsten uit tabel 2.3.

1 De Koning 48 54 54 54 54 54 54
2A Staten-Generaal 203 231 235 230 233 226 224
2B Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs 169 176 176 172 162 171 162
3 Algemene Zaken 74 86 89 86 89 89 89
4 Koninkrijksrelaties 271 113 173 ‒ 14 ‒ 31 65 ‒ 63
5 Buitenlandse Zaken 11.562 11.419 8.715 11.295 11.214 13.172 17.015
6 Justitie en Veiligheid 16.866 21.306 22.632 19.730 19.668 17.111 16.974
7 Binnenlandse Zaken 6.503 9.500 10.569 9.756 8.928 8.886 9.062
8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 51.408 55.181 53.429 55.321 53.645 53.343 53.101
9A Nationale Schuld (Transactiebasis) ‒ 5.726 ‒ 16.382 ‒ 2.690 ‒ 2.687 367 3.204 6.661
9B Financiën 7.941 11.221 7.279 7.716 7.164 6.822 6.566
10 Defensie 12.665 15.158 21.070 20.494 20.055 19.406 19.432
12 Infrastructuur en Waterstaat 12.014 12.342 14.566 23.503 14.227 13.475 12.861
13 Economische Zaken en Klimaat 14.727 6.753 6.625 5.131 7.508 4.270 6.982
14 Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 1.933 2.893 2.785 2.984 2.119 1.756 1.610
15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid 39.769 45.349 55.681 56.037 57.681 59.075 59.477
16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport 30.143 47.956 35.085 34.690 36.848 38.427 39.531
17 Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 3.557 3.621 3.583 3.767 4.049 5.267 5.850
19 Nationaal Groeifonds 0 0 0 0 0 0 0
50 Gemeentefonds 39.981 41.897 42.874 42.259 38.414 38.281 38.097
51 Provinciefonds 2.844 3.108 3.341 3.216 2.930 2.891 2.891
55 Infrastructuurfonds ‒ 50 291 0 0 0 0 0
58 Diergezondheidsfonds 10 3 ‒ 1 0 0 0 0
64 BES-fonds 67 73 71 59 58 57 57
65 Deltafonds 55 232 0 0 0 0 0
66 Defensiematerieelbegrotingsfonds ‒ 75 646 0 0 0 0 0
AP Aanvullende posten 0 ‒ 4.622 9.746 24.751 47.435 47.534 56.133
HGIS Internationale Samenwerking (7.645) (9.288) (9.214) (8.830) (8.947) (9.142) (9.675)
Totaal 246.958 268.603 296.086 318.548 332.814 333.583 352.765

De tabellen 2.5 tot en met 2.8 tonen de netto-uitgaven per deelplafond, uitgesplitst naar begrotingshoofdstuk en type (begrotingsgefinancierd of premiegefinancierd).

1 De Koning 48 54 54 54 54 54 54
2A Staten-Generaal 203 231 235 230 233 226 224
2B Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten van de Gouverneurs 169 176 176 172 162 171 162
3 Algemene Zaken 74 86 89 86 89 89 89
4 Koninkrijksrelaties 94 76 169 117 116 136 99
5 Buitenlandse Zaken 6.845 6.634 3.731 6.046 5.728 7.456 11.056
6 Justitie en Veiligheid 16.025 18.116 19.384 19.730 19.668 17.112 16.974
7 Binnenlandse Zaken 6.319 8.853 9.528 8.733 8.491 8.575 8.734
8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 49.702 52.308 49.842 52.295 51.033 51.076 51.219
9A Nationale Schuld (Transactiebasis) 4.314 6.416 7.788 8.607 10.072 11.796 12.989
9B Financiën 8.745 11.002 7.425 7.831 7.612 7.548 7.377
10 Defensie 7.629 8.667 9.422 9.530 9.432 9.491 9.437
12 Infrastructuur en Waterstaat 3.439 2.834 2.817 2.696 2.470 2.338 2.271
13 Economische Zaken en Klimaat 18.742 6.705 3.992 3.047 6.159 6.629 7.478
14 Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 1.716 2.315 2.267 2.171 1.737 1.566 1.449
15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid 978 1.327 1.971 1.548 1.586 1.308 1.052
16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport 7.742 6.981 6.547 6.130 5.643 5.115 4.797
17 Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 3.580 3.641 3.599 3.782 4.061 5.276 5.858
50 Gemeentefonds 36.518 38.315 39.354 38.804 35.029 34.961 34.841
51 Provinciefonds 2.844 3.108 3.341 3.216 2.930 2.891 2.891
55 Infrastructuurfonds 0 0 0 0 0 0 0
60 Accres Gemeentefonds 0 0 671 3.427 5.228 7.253 9.100
61 Accres Provinciefonds 0 0 129 348 544 719 883
64 BES-fonds 67 73 71 59 58 57 57
65 Deltafonds 0 0 0 0 0 0 0
66 Defensiematerieelbegrotingsfonds 0 0 0 0 0 0 0
80 Prijsbijstelling 0 0 1.019 1.730 2.207 2.816 3.502
81 Arbeidsvoorwaarden 0 0 4.177 7.989 11.897 15.269 18.596
86 Algemeen 0 ‒ 3.470 ‒ 1.103 990 3.016 2.794 2.723
HGIS Internationale Samenwerking (7.502) (8.284) (8.175) (8.754) (9.041) (9.350) (9.683)
Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven 175.791 174.448 176.696 189.367 195.255 202.721 213.910
Totaal netto-uitgaven onder plafond Rijksbegroting 175.791 174.448 176.696 189.367 195.255 202.721 213.910
15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid 19.924 24.981 27.226 27.427 28.152 28.907 29.419
50 Gemeentefonds 1.965 1.941 1.878 1.813 1.741 1.677 1.613
AP Aanvullende posten 0 ‒ 3 2.149 3.406 4.915 6.272 7.556
Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven 21.889 26.918 31.252 32.646 34.808 36.856 38.589
40 Sociale verzekeringen 64.060 71.326 77.657 82.578 88.205 93.386 97.952
Premiegefinancierde netto-uitgaven 64.060 71.326 77.657 82.578 88.205 93.386 97.952
Totaal netto-uitgaven onder plafond Sociale zekerheid 85.949 98.244 108.909 115.224 123.013 130.242 136.541
16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport 535 468 464 463 484 516 497
50 Gemeentefonds 1.498 1.641 1.642 1.643 1.643 1.643 1.643
AP Aanvullende posten 0 5 376 300 415 402 405
Begrotingsgefinancierde netto-uitgaven 2.033 2.114 2.482 2.406 2.543 2.561 2.545
41 Zorg 79.481 85.747 95.270 100.122 106.178 112.340 118.008
Premiegefinancierde netto-uitgaven 79.481 85.747 95.270 100.122 106.178 112.340 118.008
Totaal netto-uitgaven onder plafond Zorg 81.513 87.861 97.752 102.528 108.721 114.902 120.553
6 Justitie en Veiligheid 0 ‒ 0 ‒ 1 ‒ 0 ‒ 0 ‒ 0 ‒ 0
7 Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 155 605 1.074 1.056 470 343 318
8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 9 172 259 163 78 46 21
9B Financiën 0 0 1 1 1 0 0
10 Defensie 4.870 5.464 10.592 10.873 10.703 10.114 9.995
12 Infrastructuur en Waterstaat 8.536 9.468 11.709 11.962 11.757 11.137 10.569
13 Economische Zaken en Klimaat 103 1.765 3.908 3.787 3.346 3.156 4.030
14 Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 217 578 518 813 382 190 160
15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid 3 6 5 2 0 0 0
16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport 0 15 73 9 16 18 10
19 Nationaal Groeifonds 0 0 0 0 0 0 0
55 Mobiliteitsfonds ‒ 50 291 0 0 0 0 0
65 Deltafonds 55 232 0 0 0 0 0
66 Defensiematerieelbegrotingsfonds ‒ 75 648 0 0 2 0 0
70 Nationaal Groeifonds 0 0 0 0 0 0 0
80 Prijsbijstelling 0 0 713 1.205 1.733 2.207 2.723
81 Arbeidsvoorwaarden 0 0 247 553 1.234 1.717 2.150
86 Algemeen 0 ‒ 1.153 1.189 3.230 7.152 7.455 7.730
0 0 0 0 ‒ 0 ‒ 0 0
Totaal netto-uitgaven onder plafond Investeringen 13.821 18.090 30.287 33.654 36.872 36.384 37.707

Tabel 2.9 geeft per begrotingshoofdstuk de netto-uitgaven weer die niet meetellen voor het uitgavenplafond. Het gaat hier bijvoorbeeld om uitgaven die niet meetellen in het overheidstekort (EMU-saldo), zoals het verstrekken van leningen, de bijdrage van het Rijk aan de sociale fondsen of de opbrengst van het verkopen van staatsdeelnemingen. Daarnaast zijn er uitgaven die wel EMU-saldorelevant zijn, maar buiten het uitgavenplafond zijn geplaatst, zoals de uitgaven aan de zorgtoeslag.

4 Koninkrijksrelaties 177 36 5 ‒ 131 ‒ 148 ‒ 71 ‒ 162
5 Buitenlandse Zaken 4.716 4.785 4.984 5.249 5.486 5.716 5.959
6 Justitie en Veiligheid 841 3.190 3.248 0 0 0 0
7 Binnenlandse Zaken 29 43 ‒ 33 ‒ 33 ‒ 33 ‒ 33 10
8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 1.697 2.701 3.328 2.863 2.534 2.220 1.861
9A Nationale Schuld (Transactiebasis) ‒ 10.040 ‒ 22.797 ‒ 10.478 ‒ 11.294 ‒ 9.705 ‒ 8.592 ‒ 6.328
9B Financiën ‒ 804 219 ‒ 146 ‒ 116 ‒ 449 ‒ 726 ‒ 811
10 Defensie 167 1.027 1.055 92 ‒ 80 ‒ 199 0
12 Infrastructuur en Waterstaat 40 40 40 8.845 0 0 20
13 Economische Zaken en Klimaat ‒ 4.117 ‒ 1.717 ‒ 1.276 ‒ 1.703 ‒ 1.996 ‒ 5.514 ‒ 4.526
15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid 18.864 19.035 26.478 27.059 27.942 28.860 29.005
16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport 21.866 40.491 28.001 28.087 30.704 32.778 34.227
17 Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking ‒ 23 ‒ 21 ‒ 16 ‒ 16 ‒ 12 ‒ 9 ‒ 8
19 Nationaal Groeifonds 0 0 0 0 0 0 0
55 Infrastructuurfonds 0 0 0 0 0 0 0
58 Diergezondheidsfonds 10 3 ‒ 1 0 0 0 0
66 Defensiematerieelbegrotingsfonds 0 ‒ 2 0 0 ‒ 2 0 0
AP Aanvullende posten 0 0 179 1.573 9.095 630 766
HGIS Internationale Samenwerking (142) (1.004) (1.039) (76) (94) (208) (8)
Totaal netto-uitgaven buiten het uitgavenplafond 33.424 47.032 55.368 60.475 63.336 55.061 60.014

Tabel 2.10 geeft een overzicht van de uitgaven aan de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) per begrotingshoofdstuk. Dit zijn alle uitgaven die betrekking hebben op internationale samenwerking. De HGIS-uitgaven staan op verschillende begrotingen maar worden gecoördineerd door de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. Deze stelt ook de HGIS-nota op. De HGIS-nota wordt gelijktijdig met de Miljoenennota gepubliceerd en geeft gedetailleerd inzicht in de HGIS-uitgaven.

5 Buitenlandse Zaken 2.424 2.602 2.451 2.387 2.447 2.443 2.480
6 Justitie en Veiligheid 884 1.186 1.339 1.734 1.740 645 645
7 Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 0,649 1 0 0 0 0 0
8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 107 115 112 108 108 108 108
9B Financiën 265 370 341 368 374 566 285
10 Defensie 151 221 217 205 205 206 207
12 Infrastructuur en Waterstaat 26 43 36 36 27 27 22
13 Economische Zaken en Klimaat 27 54 31 31 31 30 30
14 Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 32 42 41 41 41 41 41
15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid 1 1 1 1 1 1 1
16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport 6 9 8 7 6 6 6
17 Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking 3.580 3.641 3.599 3.782 4.061 5.276 5.858
86 Algemeen 0 0 0 53 0 0 0
Totaal plafondrelevante netto-uitgaven HGIS 7.502 8.284 8.175 8.754 9.041 9.350 9.683
9B Financiën 0 0 0 0 0 0 0
10 Defensie 165 1.025 1.055 92 ‒ 82 ‒ 199 0
17 Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking ‒ 23 ‒ 21 ‒ 16 ‒ 16 ‒ 12 ‒ 9 ‒ 8
Totaal niet-plafondrelevante netto-uitgaven HGIS 142 1.004 1.039 76 ‒ 94 ‒ 208 ‒ 8

3 Inkomstenkader

1. Uitleg inkomstenkader tijdens kabinetsperiode

In het Regeerakkoord en de Startnota zijn de financiële afspraken en het begrotingsbeleid van het kabinet vastgelegd in het inkomstenkader. Het inkomstenkader speelt een belangrijke rol voor de budgettaire beheersing van de inkomsten en de automatische stabilisatie binnen het trendmatig begrotingsbeleid. Naast het inkomstenkader geeft het kabinet ook een beleidsmatige lastenontwikkeling weer (blo).1 Deze blo laat de lastendruk voor burgers en bedrijven zien gedurende de kabinetsperiode.

Gedurende de kabinetsperiode kunnen er om verschillende redenen wijzigingen optreden in het inkomstenkader:

  1. Nieuw beleid dat van na het Regeerakkoord dateert (tariefs- dan wel grondslagwijzigingen). Bij additionele lastenverlichting is compenserende lastenverzwaring nodig, en vice versa.
  2. Zorgpremies (de nominale premie en de iab-premie) zijn inkomstenka­derrelevant. Fluctuaties in zorgpremies hebben in de huidige systematiek geen gevolgen voor het EMU-saldo, omdat zowel de zorguitgaven als zorg­premies zijn ingekaderd en de uitgaven voor de Zvw lastendekkend zijn gefinancierd. Deze kabinetsperiode is er een nieuwe systematiek in de Startnota vastgelegd waarbij er wordt gekeken naar een eventuele mee- of tegenvaller van de Zvw-uitgaven in het voorjaar. Een Zvw-meevaller leidt tot ruimte onder het uitgavenplafond. Het kabinet kan dan besluiten om dit in te zetten aan de uitgavenkant of niet. Indien er voor wordt gekozen een eventuele meevaller in te zetten aan de uitgavenkant, dient er een lastenverzwaring in het inkomstenkader tegenover te staan.
  3. Maatregelen uit het Regeerakkoord en nieuwe maatregelen die onderdeel uitmaken van het inkomstenkader worden, voordat ze worden omgezet in wetgeving, eenmaal opnieuw geraamd (‘herijkt’). Het CPB certificeert deze herijkte raming. Zo wordt geborgd dat in de wet een zo goed mogelijke raming van de maatregel staat. Eventuele verschillen tussen de oorspron­kelijke raming en de herijkte raming moet volgens de begrotingsregels binnen het inkomstenkader worden gecompenseerd.

Het inkomstenkader beheerst alleen de beleidsmatige keuzes van lasten. Wijzigingen in de lasten door beleid moeten gecompenseerd worden met tegengestelde lastenmaatregelen om te borgen dat het inkomstenkader per saldo weer sluit, zowel binnen de kabinetsperiode als structureel.

Verschillen in de (geraamde) belasting- en premiekomsten die niet het gevolg zijn van hierboven genoemde oorzaken, maar veroorzaakt worden doordat de conjunctuur zich anders ontwikkelt dan verwacht ten tijde van de Startnota, lopen in het saldo. Een toename van de werkgelegenheid bijvoorbeeld leidt tot hogere inkomsten uit de inkomstenbelasting en hoeft niet gecompenseerd te worden binnen het inkomstenkader.

2. Inkomstenkader sinds najaar 2022

In onderstaande tabel de stand van het inkomstenkader op basis van de besluitvorming in 2023. Aangezien in het voorjaar geen definitieve besluitvorming over de lasten heeft plaatsgevonden, en het inkomstenkader toen niet is gesloten, zijn in deze tabel zowel de maatregelen uit het voorjaar als de nieuwe maatregelen uit augustus opgenomen.

De maatregelen en herijkingen resulteren van 2022 tot en met 2025 in een beperkt cumulatief tekort in het inkomstenkader van ‒ 102 miljoen euro en een structureel overschot van 453 miljoen euro. Onder de tabel zijn toelichtingen te vinden per maatregel. De toelichtingen op maatregelen uit het voorjaar zijn te vinden in de Voorjaarsnota 2023.

K Koopkracht
K0 Kadercorrectie koopkrachtmaatregelen uitgaven 0 ‒ 160 ‒ 2006 ‒ 2061 ‒ 1738
K1 Jonggehandicaptenkorting: schrappen verlaging 0 0 ‒ 56 ‒ 111 ‒ 111
K5 Arbeidskorting: verhogen korting tweede knikpunt met 115 euro 0 0 ‒ 200 ‒ 200 ‒ 200
K9 Toptarief IB: verder beperken indexatie aanvangspunt (stijgt met 3,55% i.p.v. 9,9%) 0 0 1570 1570 1570
K10 Tarief tweede schijf voor gepensioneerden: verder beperken indexatie aanvangspunt (stijgt met 3,55% i.p.v. 9,9%) 0 0 236 239 337
K11 Eenmalig indexeren accijnzen alcohol met tcf van 2022 0 0 60 60 60
K12 Gedeeltelijk gelijkstellen accijns op rooktabak met de accijns op sigaretten 0 0 28 46 46
K Overschot klimaatpakket voorjaar
K13 Meeropbrengst EB (exclusief herijking) 0 0 0 68 347
K14 Afschaffen vrijstelling duaal verbruik kolen (inclusief non-energetisch) 0 0 0 0 5
K15 Resterende envelop grondslagerosie 0 0 0 0 ‒ 271
1 Pijler 2
1a Lagere opbrengst Pijler 2 (vpb) 0 0 ‒ 551 ‒ 549 ‒ 534
1b Verhogen Aof hoog tarief met 0,09% 0 0 198 198 198
1c Verlagen mkb-winstvrijstelling van 14% naar 12,7% 0 0 180 180 180
1d Verhogen tabaksaccijns sigaretten en shag met respectievelijk 60 en 117 cent per pakje 0 0 55 90 90
1e Eenmalig indexeren accijnzen alcohol met tcf van 2023 0 0 93 93 93
2 Taakstelling belastingconstructies en fiscale regelingen
2a Resterende taakstelling belastingconstructies en fiscale regelingen 0 0 ‒ 146 ‒ 225 ‒ 348
2b Afschaffen verlaagd btw-tarief op agrarische input-goederen en diensten 0 0 0 43 43
2c Mrb: Kampeerauto naar halftarief 0 0 0 0 80
2d Mrb: Afschaffen kwarttarief paardenvervoer 0 0 0 0 2
2e Mrb: Versoberen vrijstelling oldtimers vanaf 2028 naar vrijstelling voor auto's met bouwjaar tot 1988 0 0 0 0 126
2f Bpm: Afschaffen teruggave geldtransport 0 0 0 0 0
2g Mrb: Afschaffen nihiltarief OV-autobussen op liquified petroleum gas (LPG) of aardgas 0 0 0 0 0
2h Mrb: Afschaffen verlaagde brandstoftoeslag personen- en bestelauto's op CNG, LNG of LPG 0 0 0 0 57
2i Verhoging tarief eerste schijf box 1 0 0 146 182 71
3 Uitstel box 3 stelsel
3a Uitstel nieuwe box 3 stelsel van 2026 naar 2027 0 0 0 0 0
3b Box 3: Heffingsvrij vermogen niet indexeren in 2024 en tarief enkel in 2024 +1%-punt 0 0 235 89 0
Overig inkomstenkader
5a EIA tekorten in 2022, 2023 en 2024 ‒ 54 ‒ 84 ‒ 48 0 0
5b EIA aanpassingen t.b.v. langjarig budgettair evenwicht 0 0 0 99 0
6a Kadercorrectie inzet envelop loondoorbetaling bij ziekte (LDBZ) aan lastenkant 0 0 0 221 150
6b Uitzondering WW-premie voltijdcontracten 0 0 0 ‒ 16 ‒ 16
6c Intensivering afdrachtvermindering S&O (WBSO) 0 0 ‒ 17 ‒ 56 ‒ 56
6d Verhoging budget EIA 0 0 0 ‒ 132 ‒ 53
6e Verhoging budget MIA 0 0 0 0 ‒ 25
7a Zorgpremie ontwikkeling n.a.v. Zvw-uitgaven 0 0 ‒ 240 ‒ 231 ‒ 204
7b Doorwerking ontwikkeling zorgpremies op zorgtoeslag 0 0 46 44 39
7c Dekking via tarief eerste schijf (TES) 0 0 114 110 82
7d Dekking via premie arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) 0 0 80 77 58
7e Kadercorrectie ivm lastenverlichting vanuit restant Zvw-uitgaven meevaller 0 0 0 0 25
8a Ruimere vormgeving aanpassing minimumkapitaalregel interne treasury 0 0 ‒ 13 ‒ 13 ‒ 13
8b Verhogen percentage minimumkapitaalregel 0 0 13 13 13
9a Wijzigen ouderschapsregeling inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) naar aanleiding van arrest Hoge Raad ‒ 2 ‒ 2 0 0 0
9b Introduceren materiële toets IACK als uitzondering op formele inschrijvingseis 0 0 0 ‒ 1 0
10 Wetsvoorstel Belastingplan Caribisch Nederland 2024 0 0 3 3 3
11 Wetsvoorstel Fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen 0 0 0 0 0
12 Aanpassen schenken vanuit vennootschap 0 0 0 ‒ 6 ‒ 24
13 Onbelaste reiskostenvergoeding verhogen met 1 cent 0 0 ‒ 109 ‒ 109 ‒ 109
14 Verhogen accijns op stookolie 0 0 26 26 26
15 Beperken van het afschrijven van gebouwen in de IB 0 0 106 106 106
16a Korten verhoging MIA budget t.b.v. uitvoeringskosten 0 0 2 0 0
16b Kadercorrectie inzet verlaging MIA budget t.b.v. uitvoeringskosten (uitgaven) 0 0 ‒ 2 0 0
17a Maatregelen alleenverdienersproblematiek 0 0 0 0 ‒ 18
17b Kadercorrectie tbv uitvoeringskosten structurele oplossing 0 0 0 0 ‒ 2
18 Aanvullende verhoging budget EIA 0 0 ‒ 10 ‒ 10 ‒ 10
19 CO2-heffing glastuinbouw 0 0 0 3 13
20a Vaststelling lagere Whk premie 2024 0 0 ‒ 567 ‒ 567 ‒ 567
20b Verhoging Aof-premie ter compensatie voor lagere Whk premie 0 0 567 567 567
21a Verbetermaatregel toeslagpartnerschap samengestelde gezinnen (Zorgtoeslag deel) 0 0 0 ‒ 3 ‒ 3
21b Dekking door verlaging zorgtoeslag met €0,66 per jaar 0 0 0 3 3
22 Budgettair effect TES parameter aanpassing 0 0 ‒ 29 25 84
H Herijkingen
H1 Verhoging vaste voet bpm met 200 euro 0 0 0 16 31
H2 Afschaffen betalingskorting IH 0 0 31 31 31
H3 Vbi - aansluiten bij icbe-definitie 0 0 0 47 47
H4 Vastgoedmaatregel fbi vennootschapsbelasting 0 0 0 ‒ 8 ‒ 8
H5 Inframarginale heffing 0 33 0 0 0
H6 Vereenvoudigen vrijstelling OV-abonnement van loonheffing 0 0 3 3 3
H7 Aanpak vastgoedaandelentransacties met overgangsrecht 0 0 0 0 2
H8 Verlagen vrijstellingspercentage BOR naar 70% boven 1,5 mln euro 0 0 24 2 0
H9 Overige maatregelen BOR/DSR 0 0 0 ‒ 3 5
H10 Standaard aanmerken van aan derden verhuurde onroerende zaken (vastgoed) als beleggingsvermogen in de BOR en DSR 0 0 ‒ 11 ‒ 10 4
H11 Herijking meeropbrengst EB 0 0 0 20 ‒ 39
H12 Correcties Voorjaarsnota 2023 0 17 ‒ 1 0 0
V Voorjaarsnota 2023 maatregelen
V1 Aanpak vastgoedaandelentransacties met overgangsrecht 0 0 0 0 62
V2 Standaard aanmerken van verhuurd vastgoed als beleggingsvermogen in de BOR 0 0 16 16 16
V3 Dividendstripping (geen lastenrelevante opbrengst) 0 0 0 0 0
V4 Verlagen drempel earningstrippingmaatregel voor vastgoedlichamen met (aan derden) verhuurd vastgoed 0 0 0 50 50
V5 Verlagen vrijstellingspercentage BOR naar 70% boven 1,5 mln euro ondernemingsvermogen 0 0 0 12 49
V6 Overige maatregelen BOR/DSR 0 0 0 9 25
V7 Afboeken placeholder taakstelling (TES) 0 0 ‒ 16 ‒ 87 ‒ 202
V8 Verfijning: voorkomen dubbele belasting 0 58 60 62 0
V9 Verfijning: aandelen in VvE scharen onder spaargeld 0 ‒ 25 ‒ 25 ‒ 26 0
V10 Verfijning: derdenrekening notaris scharen onder spaargeld 0 ‒ 5 ‒ 5 ‒ 5 0
V11 Verfijning: Defiscaliseren onderlinge vorderingen en schulden 0 ‒ 4 ‒ 4 ‒ 4 0
V12 Vereenvoudigen vrijstelling OV-abonnement van loonheffing 0 0 ‒ 21 ‒ 21 ‒ 21
V13 Actualisering wetgeving duurzame warmtebronnen 0 0 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 7
V14 Verhogen belastingvrije som Caribisch Nederland 0 ‒ 9 ‒ 9 ‒ 9 ‒ 9
V15 Verruiming herinvesteringsreserve inzake stoppersregelingen 0 0 ‒ 1 ‒ 1 0
V16 Afschaffen betalingskorting inkomstenbelasting 0 0 59 59 59
V17 Zorgpremie ontwikkeling n.a.v. Zvw-uitgaven 0 0 ‒ 87 ‒ 214 ‒ 211
V18 Doorwerking ontwikkeling zorgpremie op zorgtoeslag 0 0 16 41 40
V19 Dekking via tarief eerste schijf (TES) 0 0 41 102 101
V20 Dekking via premie arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof) 0 0 29 71 70
V21 Aanvullende margeregeling omzetbelasting virtuele diensten 0 0 0 18 18
V22 Pensioen - Uitstel bedrag ineens met half jaar 0 ‒ 12 0 0 0
V23 Aanpassing minimumkapitaalregel interne treasury 0 0 ‒ 60 ‒ 60 ‒ 60
V24 Verhogen percentage minimumkapitaalregel 0 0 60 60 60
V25 ETS inclusie lucht- en zeevaart n.a.v. Fit for 55 0 0 144 ‒ 110 96
Herijkingen
V26 Aanpassen forfaits bpm 0 2 ‒ 24 ‒ 24 ‒ 24
V27 Indexatie WBSO 0 0 14 19 26
V28 Tijdelijke verruiming vrije ruimte werkkostenregeling 0 65 0 0 0
V29 Tijdelijk willekeurig afschrijven bedrijfsmiddelen 0 0 1 2 0
V30 Correctie reeks OVB verhoging 8% naar 10,4% 0 63 63 63 63
V31 Uitbreiding kring belastingplichtigen frisdrankbelasting 0 0 3 3 3
V32 Aanpassen voorschotsystematiek energiebelasting 0 0 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 3
V33 Afschaffen schenkingsvrijstelling eigen woning 0 ‒ 8 ‒ 8 ‒ 8 4
Totaal inkomstenkader ‒ 56 ‒ 71 50 ‒ 25 453

Toelichting per maatregel

K0        Kadercorrectie koopkrachtmaatregelen uitgaven

Een aantal in augustus genomen koopkrachtmaatregelen vallen budgettair aan de uitgavenkant van de Rijksbegroting. Voorbeelden zijn aanpassing van dubbele AHK in de bijstand, aanpassing van het Kindgebonden budget en verhoging van de huurtoeslag. Deze extra uitgaven zijn gedekt met lastenverhogingen. Bij een dergelijke schuif tussen lasten en uitgaven worden de budgettaire kaders aangepast door middel van een kadercorrectie.

K1        Jonggehandicaptenkorting: schrappen verlaging

In de startnota is de maatregel aangekondigd tot het halveren van de jonggehandicaptenkorting, de heffingskorting voor Wajong-ontvangers en personen die recht hebben bij het vinden van werk volgens de wet Wajong.  Deze maatregel van het verlagen van de jonggehandicaptenkorting wordt teruggedraaid. Dit betekent dat de jonggehandicaptenkorting in 2024 en 2025 niet beleidsmatig wordt verlaagd.

K5        Arbeidskorting: verhogen korting tweede knikpunt met € 115

De arbeidskorting wordt beleidsmatig verhoogd met € 115 bij het tweede knikpunt. Dit is een belastingverlaging van werknemers met een inkomen rond het wettelijk minimumloon.

K9        Toptarief IB: beperken indexatie aanvangspunt (stijgt met 3,55% i.p.v. 9,9%)

Ter dekking van de maatregelen wordt de het aangrijpingspunt van het toptarief in de inkomstenbelasting niet volledig geïndexeerd. Deze wordt geïndexeerd met 3,55% in plaats van 9,9%.

K10        Tweede schijf voor gepensioneerden: beperken indexatie aanvangspunt (stijgt met 3,55% i.p.v. 9,9%)

Ter dekking van de maatregelen wordt de het aangrijpingspunt van de tweede schijf voor gepensioneerden in de inkomstenbelasting niet volledig geïndexeerd. Deze wordt geïndexeerd met 3,55% in plaats van 9,9%.

K11        Eenmalig indexeren accijnzen alcohol met tcf van 2022

Met deze maatregel wordt de alcoholaccijns eenmalig geïndexeerd met de tabelcorrectiefactor over 2022 (6,3%). Gezamenlijk met maatregel 1e wordt de alcoholaccijns in totaal met 16,2% verhoogd.

K12        Gedeeltelijk gelijkstellen accijns op rooktabak met de accijns op sigaretten

Met deze maatregel wordt de accijns op rooktabak verhoogd met €2,93 per pakje om het verschil met de accijns op sigaretten te verkleinen. Deze maatregel komt bovenop de verhoging uit maatregel 1d.

K13 Meeropbrengst EB

In het Coalitieakkoord is afgesproken om onderstaande maatregelen te nemen m.b.t. de energiebelasting:

  1. Afschaffen vrijstelling metallurgische en mineralogische processen
  2. Afschaffen verlaagd tarief glastuinbouw
  3. Beperken vrijstelling elektriciteitsproductie

De ramingen van deze maatregelen zijn in het voorjaar geactualiseerd. Met name vanwege zogeheten interactie-effecten tussen de verschillende maatregelen leveren deze meer belastinginkomsten op dan is opgenomen in het coalitieakkoord.

K14 Afschaffen vrijstelling duaal verbruik kolen (inclusief non-energetisch)

Het kabinet schaft de vrijstelling in de kolenbelasting voor duaal gebruik van kolen per 2028 af, inclusief de vrijstelling voor non-energetisch gebruik kolen (art. 44, lid 1). Dit levert 84 miljoen op in 2028 en deze opbrengst loopt af naar 5 miljoen euro structureel. Duaal gebruik van kolen vindt in Nederland plaats bij cokesproductie en bij ijzer- en staalproductie in hoogovens. Het doel is om het uitfaseren van kolengebruik in Nederland te bevorderen. Ten opzichte van de voorjaarsbesluitvorming is de vrijstelling non-energetisch gebruik nieuw, omdat in de uitwerking bleek dat bij afschaffing van alleen de vrijstelling voor duaal verbruik, belastingplichtigen (waaronder de staalproductie) mogelijk alsnog gebruik kunnen maken van deze vrijstelling.

K15 Resterende envelop grondslagerosie

Het gehele augustuspakket heeft conform tabel 3 structurele overdekking en een beperkt incidenteel tekort. De structurele overdekking van de maatregelen binnen het koopkrachtdomein zit echter ver in de toekomst (beginnend na 2036) en is daarmee niet materieel ingezet voor dekking van maatregelen op de korte termijn. Voor de overdekking volgend uit het klimaatpakket uit het voorjaar geldt dat deze dekking al op kortere termijn optreedt richting 2030. Een beperkt deel daarvan is gebruikt ter dekking voor de incidentele kosten van het koopkrachtpakket in de komende jaren. Het overblijvende deel (271 miljoen) is structureel gereserveerd in een ‘Envelop grondslagerosie’. Deze envelop kan gebruikt worden als dekking voor de grondslagerosie in het mobiliteitsdomein die in de toekomst op kan treden in het kader van de klimaatopgave.

1a        Lagere opbrengst Pijler 2 (vpb)

Invoering van Pijler 2 vanaf 2024 levert minder op dan voorzien in het Coalitieakkoord: structureel 466 miljoen euro in plaats van 1.000 miljoen euro.

1b        Verhogen Aof hoog tarief met 0,09%

Het hoge Aof-tarief wordt met 0,09% verhoogd.

1c        Verlagen mkb-winstvrijstelling van 14% naar 12,7%

De mkb-winstvrijstelling binnen de inkomstenbelasting wordt per 2024 verlaagd van 14% naar 12,7%.

1d        Verhogen tabaksaccijns sigaretten en shag met respectievelijk 60 en 117 cent per pakje

De tabaksaccijns op sigaretten wordt verhoogd naar € 373,92 per 1.000 sigaretten. De verhoging gaat in per 1 april 2024. In het BP23 was voor 1 april 2024 reeds een verhoging aangekondigd van € 293,58 naar € 343,92. De tabaksaccijns op rooktabak wordt verhoogd naar € 290,38 per kg. De verhoging gaat in per 1 april 2024. In het BP23 was voor 1 april 2024 reeds een verhoging aangekondigd van € 216,64 naar € 266,98 per kg.

1e        Eenmalig indexeren accijnzen alcohol met tcf van 2023

Met deze maatregel wordt de alcoholaccijns eenmalig geïndexeerd met de tabelcorrectiefactor over 2023 (9,9%). Gezamenlijk met maatregel K11 wordt de alcoholaccijns in totaal met 16,2% verhoogd.

2a        Resterende taakstelling belastingconstructies en fiscale regelingen

Het kabinet heeft in de Miljoenennota 2023 een taakstelling opgenomen om belastingconstructies en fiscale regelingen aan te pakken. In de Voorjaarsnota 2023 is een deel van de taakstelling ingevuld. De resterende taakstelling loopt op van 146 miljoen euro in 2024 tot 348 miljoen euro structureel.

2b        Afschaffen verlaagd btw-tarief op agrarische inputgoederen

Eén van de bevindingen van de evaluatie van het verlaagde btw-tarief is dat (de doelstelling van) het verlaagde tarief voor bepaalde agrarische goederen en diensten niet langer actueel en relevant is wegens het vervallen van de landbouwregeling in 2018. Daarom wordt dit verlaagde tarief per 1 januari 2025 afgeschaft.

2c        Mrb: kampeerauto naar halftarief

In de mrb geldt een kwarttarief voor kampeerauto’s. Deze regeling wordt per 1 januari 2026 versoberd naar een halftarief.

2d        Mrb: Afschaffen kwarttarief paardenvervoer

In de mrb geldt een kwarttarief voor een voertuig dat is ingericht voor het vervoer van paarden ten behoeve van de paardensport en uitsluitend niet-beroepsmatig wordt gebruikt. De zogenoemde regeling voor paardenvervoer. Deze regeling wordt per 1 januari 2026 beëindigd.

2e        Mrb: Versoberen vrijstelling oldtimers vanaf 2028 naar auto's met bouwjaar tot 1988

In de mrb geldt voor voertuigen die 40 jaar en ouder zijn een vrijstelling. Met deze maatregel wordt de oldtimersvrijstelling voor auto’s vanaf 40 jaar niet afgeschaft, maar met ingang van 1 januari 2028 versoberd tot voertuigen die voor 1988 zijn gebouwd.

2f         Bpm: Afschaffen teruggave geldtransport

In de bpm wordt op verzoek een teruggaaf verleend voor motorrijtuigen die zijn ingericht voor geldtransport en als zodanig uiterlijk kenbaar zijn (zogenoemde geldtransportwagens). Deze regeling wordt per 1 januari 2026 beëindigd.

2g        Mrb: Afschaffen nihiltarief OV-autobussen op liquified petroleum gas (LPG) of aardgas

In de mrb geldt een vrijstelling voor een OV-autobus die is bestemd om hoofdzakelijk te worden aangedreven door een kracht die wordt ontleend aan vloeibaar gemaakt petroleumgas of aan aardgas. Deze regeling wordt beëindigd per 1 januari 2030.

2h        Mrb: afschaffen verlaagd tarief personenauto's op CNG, LNG of LPG

In de mrb geldt een lagere brandstoftoeslag voor personenauto’s en bestelauto’s die door particulieren worden gehouden, wanneer in het kentekenregister de brandstofsoort CNG, LNG of de brandstofsoort LPG met de typeaanduiding af-fabriek-, G3- of R115-installatie is opgenomen. Deze regeling wordt per 1 januari 2026 beëindigd.

2i         Verhoging tarief eerste schijf box 1

Het deel van de taakstelling waarvoor geen dekking gevonden kan worden via constructies of fiscale regelingen, wordt conform de placeholder gedekt middels verhoging van het tarief eerste schijf in box 1 in stappen naar 37,04% in 2027.

3a        Uitstel nieuwe box 3 stelsel van 2026 naar 2027

De invoering van het nieuwe stelsel voor box 3 is uitgesteld naar 2027. De incidentele derving van 395 miljoen euro dient te worden gedekt binnen het inkomstenkader.

3b        Box 3: Heffingsvrij vermogen niet indexeren in 2024 en tarief enkel in 2024 +1%-punt

Het heffingsvrij vermogen wordt niet geïndexeerd in 2024 waardoor het € 57.000 bedraagt in plaats van € 62.643. Daarnaast wordt de verhoging van het tarief naar 34% één jaar naar voren gehaald, zodat in 2024 het tarief 34% bedraagt in plaats van 33%.

5a        EIA tekorten in 2022 en 2023

In de Voorjaarsnota 2023 is afgesproken om het EIA tekort dat in 2022 was opgelopen tot 64 miljoen te dekken. Uit actuele berekeningen blijkt dat het tekort in 2022 niet 64 maar 54 miljoen is. Daarnaast is besloten om in 2023 de eerdere beperking van de Energielijst 2023 voor o.a. CCS projecten terug te draaien. Dit leidt tot verdere budgetoverschrijding binnen de EIA. In totaal leidt het tekort vanuit 2022 (54 miljoen) en de budgetoverschrijding 2023 (naar verwachting 84 miljoen) tot een negatieve budgetreserve van in totaal 138 miljoen.

5b        EIA aanpassingen t.b.v. langjarig budgettair evenwicht

Conform de budgetsystematiek van de EIA wordt gestuurd op een langjarig budgettair evenwicht. Via een structurele verlaging van het aftrekpercentage van 45,5% naar 40% per 2024 en aanpassing van de Energielijst, wordt in 2025 en 2026 gestuurd op een onderuitputting van het budget zodat de budgetreserve van de EIA uiterlijk eind 2026 weer op 0 uitkomt. De totale onderuitputting bedraagt in 2025 naar verwachting circa 99 miljoen en in 2026 circa 87 miljoen (totaal 186 miljoen). De precieze invulling van de energielijst wordt jaarlijks in het vierde kwartaal vastgesteld.

6a        Kadercorrectie inzet envelop loondoorbetaling bij ziekte (LDBZ) aan lastenkant

Als onderdeel van het arbeidsmarktpakket is besloten om de envelop loondoorbetaling bij ziekte (uitgavenkant) in te zetten voor lastenverlichting bedrijven. Hiervoor wordt een kadercorrectie toegepast.

6b        Uitzondering WW-premie voltijdcontracten

Als onderdeel van het arbeidsmarktpakket wordt de systematiek rondom de WW-premieheffing gewijzigd. Momenteel moeten werkgevers het hoge tarief betalen als blijkt dat een werknemer méér dan 30% overwerk heeft uitgevoerd t.o.v. de uren in zijn contract. Er geldt een uitzondering op deze regel voor werknemers die een contract hebben van meer dan 35 uren per week. Deze grens wordt verlaagd naar 30 uren per week.

6c        Intensivering afdrachtvermindering S&O (WBSO)

De Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO) maakt het voor bedrijven en zzp-ers mogelijk om een vermindering te krijgen op de door hen verschuldigde loonheffing. De vermindering is gekoppeld aan innovatie-ontwikkelprojecten. De WBSO heeft een structureel ‘vast’ budget. Er is een tekort in het budget van de WBSO vanaf 2024. Door de intensivering blijft het budget op peil zodat de parameters van de WBSO (tarief eerste schijf, tarief tweede schijf en/of schijfgrens) in 2024 niet naar beneden hoeven te worden bijgesteld.

6d        Verhoging budget EIA

Het budget van de energie-investeringsaftrek (EIA) wordt verhoogd vanaf 2025.

6e        Verhoging budget MIA

Het budget van de milieu-investeringsaftrek (MIA) wordt verhoogd vanaf 2027. In de MIA geldt een toenemend aantal aanvragen door de klimaat- en energietransitie en daarnaast speelt de inflatie ook een rol (de budgetten worden niet jaarlijks geïndexeerd).

7          Zorgpremie ontwikkeling n.a.v. Zvw-uitgaven

De Zvw-uitgaven en de Zvw-premies in het inkomstenkader zijn gekoppeld door lastendekkende financiering. De Zvw-uitgaven laten een structurele meevaller zien, wat betekent dat zorgpremies dalen (lastenverlichting). Ook de zorgtoeslag daalt automatisch mee (lastenverzwaring). De budgettaire meevaller door lagere Zvw-uitgaven wordt grotendeels ingezet voor hogere uitgaven (tegenvaller) binnen de Wlz, dat ook onder het het uitgavenplafond Zorg (UPZ) valt. Door inzet van de Zvw meevaller binnen het UPZ is een compenserende lastenverzwaring in het inkomstenkader nodig. Invulling wordt zoals gebruikelijk gevonden in verhoging tarief eerste schijf (TES) en de premie voor het arbeidsongeschiktheidsfonds (AOF). Per saldo resteert een beperkte meevaller in het UPZ van 25 miljoen structureel wat wordt ingezet voor lastenverlichting door middel van een kadercorrectie in het lasten- en uitgavenkader. 

8a        Ruimere vormgeving aanpassing minimumkapitaalregel interne treasury

In de Voorjaarsnota 2023 is besloten om de specifieke renteaftrekbeperking voor banken en verzekeraars (minimumkapitaalregel in de vpb) aan te passen, omdat deze onevenwichtig uitwerkt ten aanzien van interne treasury-activiteiten. De uitzondering uiteindelijk ruim vormgegeven, waardoor de resulterende derving is verhoogd naar € 73 miljoen.

8b        Verhogen percentage minimumkapitaalregel

Ter dekking van de aanpassing in het kader van interne treasury wordt het percentage in 2024 verhoogd van 9% naar 10,6%. Als gevolg van een herijking en de ruimere vormgeving is dit hoger dan de 9,4% die was voorzien in de Voorjaarsnota 2023.

9a        Wijzigen ouderschapsregeling inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) naar aanleiding van arrest Hoge Raad

In september 20222 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het tegelijkertijd behoren tot beide huishoudens bij de IACK moet worden beoordeeld binnen een periode van 6 maanden, in plaats van een kalenderjaar. Omdat dit niet in lijn is met het doel en de strekking van de IACK wordt de co-ouderschapsregeling aangepast.

9b        Introduceren materiële toets IACK als uitzondering op formele inschrijvingseis

Binnen de IACK wordt een zogeheten ‘materiële toets’ geïntroduceerd, omdat uit de praktijk situaties volgen waarin een burger werk én zorg voor één of meerdere kinderen combineert, maar niet samen met hen staat ingeschreven. Omdat veel van deze situaties wel in lijn zijn met het doel en de strekking van de IACK wordt deze formele inschrijvingseis vervangen door een materiële toets.

10        Wetsvoorstel Belastingplan Caribisch Nederland 2024

In het pakket Belastingplan 2024 loopt het wetsvoorstel Belastingplan BES eilanden 2024 mee. De meeste maatregelen zijn technisch van aard en kennen geen budgettaire effecten, met uitzondering van een aanpassing binnen de loonbelasting. Het betreft het verhogen van het gebruikelijk loon voor directeur-grootaandeelhouders.

11        Wetsvoorstel Fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen

In het pakket Belastingplan 2024 loopt het wetsvoorstel Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen mee. De in het wetsvoorstel voorgestelde aanvullende kwalificatiemethoden van buitenlandse rechtsvormen leidt naar verwachting slechts in een gering aantal gevallen tot een wijziging van de kwalificatie van voor Nederlandse fiscale doeleinden transparant naar niet-transparant of omgekeerd. Om die reden is sprake van een verwaarloosbaar budgettair effect.

12        Alternatieve systematiek voor schenken vanuit de vennootschap

Met deze maatregel wordt geregeld dat giften door de vennootschap niet worden aangemerkt als verkapte winstuitdeling aan de aanmerkelijkbelanghouder en dus niet leiden tot een heffing van IB (box 2) en dividendbelasting. Daarbij vervalt de giftenaftrek in de vennootschapsbelasting, waardoor giften niet langer aftrekbaar zijn van de winst van de vennootschap.

13        Onbelaste reiskostenvergoeding verhogen met 1 cent

De maximale onbelaste reiskostenvergoeding die een werkgever aan werknemers mag vergoeden wordt voor zakelijk gemaakte reiskosten verhoogd van 22 naar 23 cent per kilometer.

14        Verhogen accijns op stookolie

Het accijnstarief voor zware stookolie wordt verhoogd van 41,31 naar 654,54 (€/1000kg). Reden is dat in toenemende mate zware stookolie op de markt wordt gebracht als vervanger van gasolie (diesel). Dat leidt tot een budgettaire derving (minder gasolie, meer zware stookolie) en is slechter voor het milieu dan gasolie vanwege onder andere het hogere zwavelgehalte. Het fiscale voordeel is de belangrijkste prikkel om deze stookolie te gebruiken. Om dit voordeel weg te nemen wordt het tarief voor zware stookolie gelijkgesteld met het accijnstarief voor gasolie.

15        Aanscherpen afschrijvingsbeperking gebouwen in de IB

Het afschrijven van gebouwen in eigen gebruik in de IB wordt beperkt tot de WOZ-waarde van de gebouwen. Hierdoor wordt de afschrijvingsbeperking gebouwen in de IB gelijk getrokken met die in de vpb.

16        Korten verhoging MIA budget t.b.v. uitvoeringskosten & kadercorrectie

In de augustusbesluitvorming 2022 is als onderdeel van het mkb pakket het budget van de MIA met 50 miljoen euro verhoogd. In 2023 is van dit bedrag 2 miljoen afgetrokken ten behoeve van uitvoeringskosten. Met deze maatregel wordt ook in 2024 de MIA verhoging gekort naar 48 miljoen, waardoor 2 miljoen kan worden besteed voor uitvoering. Dekking van de uitvoeringskosten voor de jaren 2025 en verder wordt bezien als onderdeel van reguliere uitgavenbesluitvorming.

17        Maatregelen alleenverdienersproblematiek (incl. uitvoeringskosten)

De gerichte herinvoering van de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting voor de doelgroep van de alleenverdienersproblematiek wordt uitgewerkt en uitvoeringsgevolgen worden in kaart gebracht om invoering per 2028 mogelijk te maken. Het kabinet verzoekt gemeenten een tijdelijke regeling uit te voeren om in de jaren 2024-2027 de betreffende huishoudens tegemoet te komen. Hiertoe zal het rijk zich inspannen om te voldoen aan de randvoorwaarden die de VNG heeft gesteld om deze regeling uit te voeren:

  1. Het kabinet voert per 2028 een fundamentele oplossing in en stelt de contouren hiervan nu concreet in het vooruitzicht.
  2. De tijdelijke regeling wordt uitvoerbaar ontworpen, onder meer door forfaitaire bedragen uit te keren.
  3. Het Rijk stelt een zo accuraat mogelijke lijst met huishoudens aan wie de tegemoetkoming ambtshalve kan worden verstrekt op en regelt een grondslag voor de benodigde gegevensdeling. Het Rijk stelt zich op als eigenaar van deze lijst.

De totale derving van 183 miljoen in het inkomstenkader voor een fundamentele oplossing treedt pas op vanaf 2028 en wordt omgevormd tot een vlakke, structurele reeks van 18 miljoen die binnen dit pakket gedekt wordt. Aanvullend wordt 15 miljoen aan uitvoeringskosten binnen het inkomstenkader gedekt. Hiertoe wordt een kadercorrectie opgenomen van 2 miljoen struc derving.

18        Aanvullende verhoging budget EIA

Het budget van de EIA wordt (aanvullend op maatregel 6d) verhoogd per 2024 ten behoeve van energiebesparende bedrijfsmiddelen voor de glastuinbouwsector.

19        CO2-heffing glastuinbouw

Per 2025 wordt de CO2-heffing glastuinbouw geïntroduceerd.

20        Technische schuif lagere Whk premie 2024 en compensatie door verhogen Aof premie

UWV stelt elk jaar de Whk-premie lastendekkend vast. Het budgettaire effect wordt in het inkomstenkader zoals gebruikelijk door aanpassing van de Aof-premie gecompenseerd. Deze technische schuif zorgt ervoor dat de werkgeverslasten per saldo niet veranderen. De afgelopen jaren was telkens sprake van een iets hogere Whk-premie, die werd gecompenseerd door de Aof-premie iets te verlagen. Voor 2024 raamt UWV lagere uitgaven vanuit de Whk, voornamelijk omdat een aantal grote uitzendbureaus vanaf 2024 eigenrisicodrager voor de Ziektewet worden. Hun uitkeringen worden dan niet meer door UWV betaald. De lagere Whk-premie komt neer op een lastenverlichting voor bedrijven van 567 miljoen. Deze lastenverlichting wordt in het inkomstenkader gecompenseerd door een lastenverhoging voor bedrijven via de Aof-premie.

21        Verbetermaatregel toeslagpartnerschap samengestelde gezinnen en dekking (zorgtoeslag deel)

Het kabinet heeft in het coalitieakkoord afgesproken door te gaan met verbeteringen in het toeslagenstelsel, in afwachting van grotere hervormingen. Er zijn daarbij een aantal verbetermaatregelen in het huidige toeslagenstelsel geprioriteerd, waaronder de maatregel eerstegraads bloedverwantschap in het kader van het partnerbegrip samengestelde gezinnen. Deze maatregel voorkomt schrijnende gevallen in mantelzorgsituaties en in situaties waarbij eerstegraads bloedverwanten noodgedwongen tijdelijk wordt samengewoond omdat men dan niet meer op toeslagen gekort wordt. Deze maatregel gaat per 2025 in en heeft intensiveringen in de zorgtoeslag, kindgebonden budget en kinderopvangtoeslag (zolang deze nog inkomensafhankelijk is) tot gevolg. Er zijn geen gevolgen voor de huurtoeslag omdat hier met een ander partnerbegrip gewerkt wordt. De extra kosten in de zorgtoeslag worden gedekt door een verlaging van de zorgtoeslag met € 0,66 per jaar. De extra uitgaven kindgebonden budget en kinderopvangtoeslag worden gedekt door een kleine verlaging van alle kindbedragen van het kindgebonden budget.

22        Budgettair effect TES parameter aanpassing

In het inkomstenkader zijn er meerdere maatregelen die leiden tot een aanpassing van het TES in box 1. De hieruit volgende wetswijziging van het tarief leidt tot een (licht) afwijkende budgettaire reeks doordat het TES enkel per 0,01%-punt kan worden aangepast. De budgettaire effecten worden weergegeven in deze reeks.

H1        Herijking: Verhoging vaste voet bpm met 200 euro

In de raming is nu ook rekening gehouden met bpm bij parallelimport en export en er is gebruik gemaakt van de definitieve tabelcorrectiefactor voor 2024. De structurele opbrengst stijgt van de eerder geraamde 88 naar 119 miljoen euro.

H2        Herijking: Afschaffen betalingskorting IH

Naar aanleiding van het certificeringsproces met het CPB is de raming gecorrigeerd op het punt dat de betalingskorting in de inkomstenbelasting geen belastbaar voordeel is. De raming sloot in eerste instantie bij de situatie in de vpb waar de betalingskorting wel een belastbaar voordeel was. De opbrengst stijgt van 59 naar 90 miljoen euro.

H3        Herijking: Vbi - aansluiten bij icbe-definitie

In de oorspronkelijke raming was voor deze maatregel geen budgettair effect geraamd. Bij nadere analyse blijkt dat het tariefverschil tussen het forfaitaire box 2-systeem voor het dga-vbi-regime per saldo toch als iets gunstiger beschouwd moet worden dan het gecombineerde tarief van de extra vpb-heffing met daarbij de mogelijkheid tot uitstel van de box 2-heffing. Hierdoor wordt de grondslag van de familie-vbi’s per saldo iets hoger belast wat leidt tot een opbrengst van ca 47 miljoen.

H4        Herijking: Vastgoedmaatregel fbi’s vennootschapsbelasting

De vastgoedmaatregel (d.w.z. de wijziging van het regime voor de fiscale beleggingsinstelling in de Wet op de vennootschapsbelasting) heeft als doel de fiscale behandeling van resultaten uit Nederlands vastgoed evenwichtiger te maken. De vastgoedmaatregel verbiedt een fiscale beleggingsinstelling om direct te beleggen in Nederlands vastgoed. Door herijking daalt de opbrengst van 54 naar 46 miljoen euro.

H5        Herijking: Inframarginale heffing

De inframarginale heffing belast overwinsten bij elektriciteitsproducenten in de periode december 2022 t/m juni 2023. Een eerste raming in najaar 2022 gaf een opbrengst van 1,8 miljard euro. In de periode na deze raming zijn de elektriciteitsprijzen sterk gedaald. Bij herijking op basis van CEP23 is de raming neerwaarts bijgesteld naar een opbrengst van 146 miljoen euro. Bij indienen van het wetsvoorstel is de raming nog eenmaal herijkt naar een opbrengst van 179 miljoen euro.

H6        Herijking: Vereenvoudigen vrijstelling OV-abonnement van loonheffing

Naar aanleiding van inzichten uit de werkgevers-enquête van IenW is de raming uit Voorjaarsnota 2023 aangescherpt. De derving van de maatregel daalt van 21 naar 18 miljoen euro.

H7        Herijking: Aanpak vastgoedaandelentransacties met overgangsrecht

Ten opzichte van de Voorjaarsnota 2023 is het jaar van invoering van deze maatregel een jaar opgeschoven. Met deze herijking wordt dit verwerkt in het inkomstenkader.

H8        Herijking: Verlagen vrijstellingspercentage BOR naar 70% boven 1,5 mln euro

De herijking is het gevolg van het meenemen van een anticipatie-effect in 2024, omdat er naar verwachting bedrijfsoverdrachten naar voren worden gehaald. Dit effect is bij de vorige raming niet meegenomen. De structurele opbrengst blijft onveranderd op 49 miljoen euro.

H9        Herijking: Overige maatregelen BOR/DSR

De raming ten tijde van de voorjaarsnota was een eerste inschatting. Op basis van expertisekennis uit de Belastingdienst is de raming aangescherpt. De eerste jaren daalt de opbrengst, structureel stijgt deze van 25 naar 30 miljoen euro.

H10      Herijking: Standaard aanmerken van aan derden verhuurde onroerende zaken (vastgoed) als beleggingsvermogen in de BOR en DSR

De raming ten tijde van de voorjaarsnota was een eerste inschatting. Op basis van expertisekennis uit de Belastingdienst is de raming aangescherpt. De eerste jaren daalt de opbrengst, structureel stijgt deze van 16 naar 20 miljoen euro.

H11      Herijking meeropbrengst energiebelasting (EB)

De raming van de meeropbrengst EB is op basis van de meest recente cijfers geactualiseerd.

H12      Correcties Voorjaarsnota 2023

In de Voorjaarsnota zijn per abuis enkele reeksen niet correct opgenomen, o.a. door afronding. Het betreft de maatregel terugdraaien verlaging energiebelasting uit het energiepakket augustus 2023, de aanvullende margeregeling omzetbelasting, voorkomen dubbele belasting box 3 en doorwerking van amendement verhogen verbruiksbelasting op bieraccijns.

4 De belasting - en premieontvangsten

4.1 Inleiding

Deze bijlage bevat een toelichting op de raming van de belasting- en premieontvangsten van het Rijk en de Sociale fondsen. Om inzicht te geven in de ontwikkeling van het totale ontvangstenbeeld worden de belastingen- en premieontvangsten (in het vervolg: ‘de ontvangsten’) gezamenlijk gepresenteerd. Net als in hoofdstuk 2 van deze Miljoenennota wordt de ontwikkeling van de verschillende belastingsoorten op EMU-basis toegelicht. Vanzelfsprekend zijn voor het EMU-saldo de belastingen en premies volksverzekeringen op EMU-basis relevant. In overeenstemming met de Comptabiliteitswet worden de belastingontvangsten op kasbasis getoond in de tabellen in bijlage 5. De ramingen voor de premieontvangsten komen overeen met de ramingen in de begrotingen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Begroting XV) en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Begroting XVI).

In paragraaf 4.2 wordt de raming van de totale ontvangsten weergegeven. De ontwikkeling in 2023 en 2024 ten opzichte van het jaar ervoor wordt op hoofdlijnen besproken. Vervolgens worden in paragraaf 4.3 de ramingen van de ontvangsten van 2023 (de Vermoedelijke Uitkomsten) vergeleken met de stand van de Miljoenennota 2023, waarbij de belangrijkste ramingsbijstellingen worden toegelicht. Paragraaf 4.4 bevat vervolgens een toelichting op de raming van 2024 (de Ontwerpbegroting), onderverdeeld naar endogene ontwikkeling en beleidsmaatregelen. Paragraaf 4.5 gaat over de bijstellingen van het ramingsmodel (‘expert opinion’). Paragraaf 4.6 presenteert de meerjarige ontvangstenraming tot en met 2028. Tot slot geeft paragraaf 4.7 een gedetailleerd overzicht van de raming van de ontvangsten voor 2023 en 2024. Voor een toelichting op de methodiek achter raming van de belastingen wordt verwezen naar bijlage 5 van deze Miljoenennota.

4.2 Ontwikkeling belasting- en premieontvangsten 2023 en 2024

Het Rijk realiseert in 2023 naar verwachting in totaal 34,6 miljard euro meer ontvangsten dan in 2022. Dit is te zien in tabel 4.2.1. De toename komt voor 30,6 miljard euro door de positieve endogene ontwikkeling van de ontvangsten. De endogene ontwikkeling hangt samen met economische ontwikkelingen, zoals (het herstel na) de coronacrisis en met de inflatie. De economische ontwikkeling wordt zichtbaar in de ontwikkeling van de waarde van het bbp (7,3% in 2023). Daarnaast leiden beleidsmaatregelen in totaal tot 4,0 miljard euro hogere ontvangsten vergeleken met 2022.

Totaal 351,9 386,5 402,9 430,8 442,9 461,5 478,7
Mutatie 34,6 16,5 27,9 12,0 18,6 17,3
- waarvan endogene groei 30,6 12,3 13,4 19,0 17,0 17,0
- waarvan beleid 4,0 4,2 14,5 ‒ 7,0 1,5 0,2
Endogene mutatie (in %) 8,7% 3,2% 3,3% 4,4% 3,8% 3,7%
Waardeontwikkeling BBP (in %) 7,3% 4,9% 3,5% 4,1% 3,9% 3,6%

In 2024 groeien de ontvangsten verder door met 16,5 miljard euro. De beleidsmatige mutatie is 4,2 miljard euro opwaarts. De economische ontwikkelingen hebben in 2024 een opwaarts effect op de ontvangsten met 12,3 miljard euro.

4.3 De belasting- en premieontvangsten in 2023

In tabel 4.3.1 wordt de nieuwe raming voor 2023 vergeleken met de oorspronkelijke stand van de Miljoenennota 2023. De nieuwe raming voor 2023 is gebaseerd op het macro-economisch beeld conform de MEV 2024 van het CPB en de gerealiseerde ontvangsten tot en met juli 2023. Ten opzichte van de Miljoenennota 2023 is de raming van de ontvangsten per saldo 20,0 miljard euro opwaarts bijgesteld.

Indirecte belastingen 113.489 115.538 2.049
Invoerrechten 4.835 4.785 ‒ 50
Omzetbelasting 77.767 77.655 ‒ 112
Belasting op personenauto's en motorrijwielen 1.661 1.464 ‒ 198
Accijnzen 11.492 11.777 285
Overdrachtsbelasting 5.578 3.405 ‒ 2.174
Assurantiebelasting 3.531 3.633 102
Motorrijtuigenbelasting 4.519 4.599 79
Belastingen op een milieugrondslag 2.839 7.050 4.211
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. 576 308 ‒ 268
Belasting op zware motorrijtuigen 220 213 ‒ 8
Bankbelasting 471 473 2
Inframarginale heffing 0 179 179
Directe belastingen en premies volksverzekeringen 169.978 186.065 16.088
Loon- en inkomensheffing 121.519 127.358 5.839
Dividendbelasting 6.463 6.365 ‒ 98
Kansspelbelasting 828 904 76
Vennootschapsbelasting 38.561 48.409 9.847
Bronbelasting op rente en royalty's 0 98 98
Schenk- en erfbelasting 2.606 2.932 325
Overige belastingontvangsten 292 370 78
Totaal belastingen en premies volksverzekeringen 283.758 301.974 18.215
Premies werknemersverzekeringen 82.678 84.479 1.801
waarvan zorgpremies 51.503 52.265 762
Totaal belasting- en premieontvangsten 366.436 386.452 20.016

De raming uit de Miljoenennota 2023 is gebaseerd op de beleidsuitgangspunten zoals die destijds golden. Na het opstellen van de Miljoenenota zijn er nog enkele wijzigingen in het fiscale beleid voor 2023 doorgevoerd. Tabel 4.3.2 geeft een overzicht van deze beleidsmutaties, die gezamenlijk leiden tot circa 1,3 miljard euro lagere ontwikkeling van de ontvangsten.3

Het totale verschil tussen de oorspronkelijke begroting en de vermoedelijke uitkomsten dat niet aan beleid toe te schrijven is, bedraagt daardoor circa 21,3 miljard euro. Dat hangt ten eerste samen met de doorwerking van de 16,3 miljard euro hoger dan verwachte belastingontvangsten in 2022, die de basis vormen van de raming voor 2022. Deze zijn toegelicht in het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2022.4 Daarnaast is sprake van een grotere groei van de ontvangsten door economische factoren die zich in 2023 anders ontwikkelen dan vorig jaar werd verwacht. Zo is de geraamde waardeontwikkeling van het bbp hoger dan bij de Miljoenennota 2023 (7,3 procent ten opzichte van 6,5 procent). Hetzelfde geldt voor de groei van de contractlonen (5,8 procent ten opzichte van 3,6%). Daarnaast zit een belangrijkse specifieke verklaring in de vennootschapsbelasting (zie toelichting hieronder).

Terugdraaien verlagen energiebelasting i.v.m. prijsplafond 4.759
Invoeren inframarginale heffing 179
Incidentele solidariteitsbijdrage energiebedrijven 2022 ‒ 6.433
Overig 213
Miljoenennota 2024 3.986

De raming van de indirecte belastingen is met 2,0 miljard euro opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Miljoenennota 2023. De belangrijkste verklaring is de hogere belasting op milieugrondslag. Dit kent een beleidsmatige verklaring zoals toegelicht in tabel 4.3.2. In plaats van een verlaging van de energiebelasting is gekozen voor het instellen van een prijsplafond. Hier tegenover staat een neerwaartse mutatie in de overdrachtsbelasting. Dit komt doordat de huizenmarkt sneller is afgekoeld dan geraamd.

De ontvangsten uit de directe belastingen en premies volksverzekeringen zijn voor 2023 met 16,1 miljard euro opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Miljoenennota 2023. Dit komt grotendeels door 9,8 miljard euro hogere ontvangsten in de vennootschapsbelasting (vpb). Ook in 2022 was sprake van een grote meevaller in de ontvangsten van de vennootschapsbelasting, zoals toegelicht in het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2022. De vpb-ontvangsten in een EMU-jaar hebben in de praktijk betrekking op verschillende winstjaren. Vooral de winsten over 2022 lijken in 2023 nog te leiden tot extra ontvangst in 2023. Voor een belangrijk deel zijn deze winsten afkomstig uit de energiesector en houden zij verband met de hoge gasprijzen in dat jaar.

Ten slotte komt de raming voor de premies werknemersverzekeringen 1,8 miljard euro hoger uit dan bij de Miljoenennota 2023.

4.4 De belasting- en premieontvangsten in 2024

In figuur 4.4.1 zijn de geraamde ontvangsten voor 2024 opgenomen.

Figuur 4.4.1 Raming belasting- en premieontvangsten 2024

Tabel 4.4.1 geeft een overzicht van de ontwikkeling van de geraamde ontvangsten in 2024. Hierbij wordt per belastingsoort onderscheid gemaakt tussen het effect van fiscale beleidsmaatregelen op de ontwikkeling van de ontvangsten van 2023 naar 2024 en de endogene ontwikkeling. Dat is de ontwikkeling van de ontvangsten die samenhangt met macro-economische ontwikkelingen.

Indirecte belastingen 115.538 1.731 4.666 4,0% 121.935
Invoerrechten 4.785 0 199 4,2% 4.984
Omzetbelasting 77.655 1 1.800 2,3% 79.455
Belasting op personenauto's en motorrijwielen 1.464 ‒ 102 123 8,4% 1.485
Accijnzen 11.777 1.644 463 3,9% 13.884
Overdrachtsbelasting 3.405 9 471 13,8% 3.885
Assurantiebelasting 3.633 0 104 2,9% 3.737
Motorrijtuigenbelasting 4.599 ‒ 28 375 8,2% 4.946
Belastingen op een milieugrondslag 7.050 ‒ 9 1.143 16,2% 8.184
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. 308 396 ‒ 14 ‒ 4,5% 690
Belasting op zware motorrijtuigen 213 0 0 0,0% 213
Bankbelasting 473 0 0 0,0% 473
Inframarginale heffing 179 ‒ 179 0 0,0% 0
Directe belastingen en premies volksverzekeringen 186.065 3.027 503 0,3% 189.596
Loon- en inkomensheffing 127.358 3.274 2.238 1,8% 132.870
Dividendbelasting 6.365 ‒ 265 396 6,2% 6.497
Kansspelbelasting 904 0 55 6,0% 958
Vennootschapsbelasting 48.409 ‒ 6 ‒ 2.161 ‒ 4,5% 46.241
Bronbelasting op rente en royalty's 98 0 ‒ 27 ‒ 27% 71
Schenk- en erfbelasting 2.932 24 2 0,1% 2.958
Overige belastingontvangsten 370 5 ‒ 10 ‒ 2,8% 364
Totaal belastingen en premies volksverzekeringen 301.974 4.763 5.159 1,7% 311.896
Premies werknemersverzekeringen 84.479 ‒ 548 7.116 8,4% 91.047
waarvan zorgpremies 52.265 ‒ 993 4.750 9,1% 56.022
Totaal belasting- en premieontvangsten 386.452 4.215 12.275 3,2% 402.943

In 2024 bedragen de ontvangsten naar verwachting 402,9 miljard euro. Ten opzichte van de geraamde ontvangsten voor 2023 stijgen de ontvangsten in 2024 daarmee met 16,5 miljard euro. De verwachte endogene groei van de ontvangsten in 2024 bedraagt 12,3 miljard euro (3,2 procent). Beleidsmaatregelen zorgen voor 4,2 miljard euro hogere ontvangsten in 2024 ten opzichte van het jaar daarvoor. Het gaat zowel om maatregelen die het kabinet met deze Miljoenennota voorstelt als om maatregelen waartoe dit kabinet en vorige kabinetten eerder hebben besloten. De volgende paragrafen gaan verder in op de endogene als de beleidsmatige ontwikkeling.

4.4.1 Endogene ontwikkeling belasting- en premieontvangsten 2024

De endogene ontwikkeling van de ontvangsten wordt toegelicht aan de hand van de relevante economische indicatoren zoals deze geraamd zijn in de Macro Economische Verkenning 2024. Voor 2024 verwacht het Centraal Planbureau (CPB) een waardeontwikkeling van het bbp van 4,9 procent. De endogene groei van de totale belasting- en premieontvangsten in 2024 blijft daar met 3,2 procent wat bij achter.

De endogene groei van de ontvangsten uit de indirecte belastingen in 2024 bedraagt 4,0 procent. De belangrijkste bijdrage hieraan is de verdere groei van de btw, die veruit het grootste budgettaire aandeel heeft in de indirecte belastingen. Een opvallende ontwikkeling is zichtbaar in de overdrachtsbelasting (groei van 13,8 procent). Voor de overdrachtsbelasting geldt dat het niveau van de belastingopbrengst nog altijd veel lager is dan in 2022 (toen 4,6 miljard euro). Er is dus slechts sprake van gedeeltelijk herstel. Voor een aantal indirecte belastingen wordt een stevige groei geraamd (bijvoorbeeld belasting op milieugrondslag, BPM en motorrijtuigenbelasting). Dit komt doordat de tarieven voor deze belastingen in 2024 worden geïndexeerd met de tabelcorrectiefactor. Met enige vertraging leidt de hoge inflatie dus ook voor deze belastingen tot een stijgende opbrengst.

Bij de directie belastingen en premies volksverzekeringen is de endogene groei beperkt (0,3%). Ten eerste valt de beperkte groei van de loon- en inkomensheffing op. Hier geldt dat de tabelcorrectiefactor in 2024 juist leidt tot een lagere groei van de opbrengst, bijvoorbeeld omdat het voordeel dat uitgaat van de arbeidskorting wordt geïndexeerd. Dat er toch sprake is van endogene groei, komt vooral omdat de lonen in 2024 naar verwachting relatief sterk stijgen. Verder gaat de raming uit van een endogene krimp van de vennootschapsbelasting. Hier speelt met name een rol dat de hoge winsten in de energiesector die in 2023 tot extra ontvangsten leidden zich waarschijnlijk niet gaan herhalen. De gasprijzen zijn namelijk weer gedaald. Overigens geldt dat de raming van de ontvangst van de vennootschapsbelasting sterk onzeker is. De opbrengst lijkt sinds 2019 sterker gegroeid dan de onderliggende winsten. Onduidelijk is of hierbij sprake is van een strcutrele verandering of een tijdelijk effect.

De ontvangsten uit de premies werknemersverzekeringen – waar ook de zorgpremies onder vallen – nemen endogeen met 8,4 procent toe in 2024. Onderliggend gaat het om een positieve ontwikkeling van de grondslag door met name hogere lonen, net zoals bij de loonheffing.

4.4.2 Het effect van beleidsmaatregelen op de belasting- en premieontvangsten

In 2024 nemen de ontvangsten met 4,2 miljard euro toe als gevolg van beleidsmaatregelen. In tabel 4.4.1 wordt het effect van de beleidsmaatregelen op de ontvangsten in 2024 per belastingsoort getoond. Dit is zowel beleid van vorige kabinetten met in 2024 nog een op- of neerwaarts effect op de inkomsten ten opzichte van 2023, als (nieuw) beleid van het huidige kabinet dat in 2024 effect heeft.

Bij de indirecte belastingen valt de toename van de inkomsten uit de accijnzen op. Grotendeels is dit het gevolg van het verlopen van de tijdelijke accijnsverlaging op brandstof per 1 januari 2024. Daarnaast worden vanaf 2024 enkele andere indirecte belastingen verhoogd, zoals de accijns op tabak en alcohol en de verbruiksbelasting. Bij de directe belastingen is het belangrijkste effect van beleid te zien in de loon- en inkomensheffing. Het belangrijkste aandeel hierin is het besluit om het startpunt van de hoogste tariefschijf (waar het tarief van 49,5% geldt) niet volledig te indexeren met de inflatie, waardoor meer mensen in deze schijf vallen.

Tabel 4.4.2 splitst de totale beleidsmatige mutatie in 2024 uit naar de opeenvolgende momenten waarop tot beleidsmaatregelen is besloten en wanneer deze in de begroting zijn verwerkt en/of de ramingen zijn geüpdatet. Dit noemen we ook wel de verticale mutatie van de beleidsmatige ontwikkeling van de ontvangsten in 2024. Ook wordt zo inzichtelijk dat ook beleid van vóór deze kabinetsperiode in 2024 nog budgettaire effecten heeft en dat het dus niet enkel gaat om beleid waar dit jaar toe besloten is.

Zorgpremies 881 ‒ 157 282 ‒ 1.999 ‒ 993
Werkgeverspremies (excl. IAB) 47 91 ‒ 71 379 446
Omvorming ProRail ‒ 7.337 0 15.591 ‒ 8.254 0
Hoge energieprijzen (accijnzen, energiebelasting, btw op energie en inframarginale heffing) 0 0 5.958 ‒ 4.925 1.033
Loon- en inkomensheffing box 1 204 ‒ 184 646 1.929 2.595
DGA (VPB laag tarief, box 2, gebruikelijk loon) ‒ 471 0 203 1 ‒ 267
VPB overig ‒ 224 190 629 ‒ 1.377 ‒ 782
Box 3 1 ‒ 100 1.383 173 1.457
Vergroening ‒ 166 795 ‒ 436 3 196
Accijnzen (tabak en alcohol) 0 0 247 239 486
Overig 10 8 5 20 43
Totaal ‒ 7.055 643 24.437 ‒ 13.811 4.214

In tabel 4.4.3 wordt een relatie gelegd tussen het effect van beleidsmaatregelen op de ontvangsten en het effect daarvan op de beleidsmatige lastenontwikkeling (blo). Voor de meeste belastingsoorten zijn de verschillen beperkt en terug te voeren op de wijze waarin wijzigingen in beleid soms via enige vertraging leiden tot EMU-relevante kaseffecten.

Loonheffing 1.684 1.656
Inkomenshefffing 1.306 1.619
Brandstofaccijnzen 1.147 1.147
Vennootschapsbelasting 424 ‒ 6
Energiebelasting (incl. ODE) ‒ 53 ‒ 71
Dividendbelasting 0 ‒ 265
Vliegbelasting 78 62
Overig 81 73
Totaal 4.667 4.215

4.5 Bijstellingen van het ramingsmodel

Net zoals in de vorige Miljoenennota's maakt het ministerie van Financiën ook in deze Miljoenennota de handmatige bijstellingen bij het ramingsproces inzichtelijk. Onderstaande tabel 4.5.1 toont het effect dat deze ramingsbijstellingen (‘expert opinion’) hebben op de ramingen. Daarbij is expert opinion gedefinieerd als de handmatige bijstellingen van de ramingen zoals die op basis van het ramingsmodel (toegelicht in bijlage 5) tot stand komen. Daarnaast kan de raming ook nog beïnvloed worden door aanpassing van de kas-transparameters of in het geval van de raming op EMU-basis via de omvang van het kas/EMU-verschil.

De eerste kolom toont de raming voor 2023 zoals eerder toegelicht in miljoenen euro’s. De tweede kolom bevat de verwerkte bijstelling als percentage van de raming in de eerste kolom. Per saldo komt de ontvangstenraming 3,0 procent hoger uit door expert opinion. De belangrijkste verklaring voor deze bijstellingen zijn de gerealiseerde kasontvangsten tot en met de maand juli. Vaak hangen dergelijke bijstellingen samen met belastingspecifieke ontwikkelingen die niet in de meer macro-economisch onderbouwde schattingsvergelijkingen worden gevangen.

Enkele opvallende posten zijn de BPM, overdrachtsbelasting, dividendbelasting, vennootschapsbelasting en schenk- en erfbelasting. Bij de BPM speelt een belangrijke rol dat de ontvangsten in de laatste jaren achterbleven vanwege problemen in de toeleveringsketen voor nieuwe auto's. In 2023 lijkt dit (deels) te herstellen. De overdrachtsbelasting is sterk volatiel en blijft in 2023 nog sterker achter dan het ramingsmodel kan verklaren. De dividendbelasting is van nature een zeer volatiele, moeilijk te ramen belastingsoort, waardoor het ramingsmodel sowieso slechts een eerste inschatting biedt. De opbrengst groeit in 2023, maar in de praktijk minder sterk dan het ramingsmodel voorspelt. Bij de vennootschapsbelasting leiden zoals toegelicht hoge winsten uit 2022 (met name in de energiesector) nog tot hoge ontvangsten in 2023. Ook voor de schenk- en erfbelasting geldt dat opbrengst jaar-op-jaar lastig te voorspellen is op basis van macro-economische factoren. Deels is in 2023 sprake van hogere ontvangsten omdat aanslagoplegging eind 2022 tijdelijk vertraging opliep.

Indirecte belastingen 115.538 0,1%
Invoerrechten 4.785 ‒ 11,8%
Omzetbelasting 77.655 1,7%
Belasting op personenauto's en motorrijwielen 1.464 12,2%
Accijnzen 11.777 5,5%
Overdrachtsbelasting 3.405 ‒ 31,1%
Assurantiebelasting 3.633 1,3%
Motorrijtuigenbelasting 4.599 ‒ 1,0%
Belastingen op een milieugrondslag 7.050 ‒ 7,1%
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. 308 ‒ 1,3%
Belasting op zware motorrijtuigen 213 4,1%
Bankbelasting 473 0,2%
Directe belastingen en premies volksverzekeringen 186.065 4,9%
Loon- en inkomensheffing 127.358 1,5%
Dividendbelasting 6.365 ‒ 12,6%
Kansspelbelasting 904 7,2%
Vennootschapsbelasting 48.409 15,6%
Bronbelasting op rente en royalty's 98 28%
Schenk- en erfbelasting 2.932 14,5%
Overige belastingontvangsten 370 0,0%
Totaal belastingen en premies volksverzekeringen 301.974 3,0%

Omdat voor de raming van 2024 de raming van 2023 - en niet de gerealiseerde ontvangsten - het uitgangspunt vormt, werkt de toegepaste expert opinion uit 2023 één-op-één door naar 2024. Dat geldt voor alle belastingsoorten. Bij de ramingen op transactiebasis kan het belang van een bijstelling afnemen door een verschil tussen de kas/transparameters waarmee de aansluiting tussen de raming op transactie- en EMU-basis wordt gemaakt. Bij een deel van de belastingen loopt de bijstelling in 2023 verder op ten opzichte van 2024. Bijvoorbeeld omdat de achtergrond van de bijstelling reden geeft om te denken dat het ramingsmodel de opbrengst structureel onder- of overschat. Bij andere belastingen daalt de omvang van de bijstelling juist, bijvoorbeeld omdat in 2023 sprake is van een aanwijsbaar incidenteel effect. Op totaalniveau neemt de handmatige bijstelling in 2024 ten opzichte van 2023 af (1,7 procent ten opzichte van 3,0 procent).

Indirecte belastingen 121.935 ‒ 0,4%
Invoerrechten 4.984 ‒ 12,3%
Omzetbelasting 79.455 0,4%
Belasting op personenauto's en motorrijwielen 1.485 4,4%
Accijnzen 13.884 3,7%
Overdrachtsbelasting 3.885 ‒ 19,1%
Assurantiebelasting 3.737 2,1%
Motorrijtuigenbelasting 4.946 ‒ 3,2%
Belastingen op een milieugrondslag 8.184 ‒ 0,3%
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. 690 1,5%
Belasting op zware motorrijtuigen 213 4,1%
Bankbelasting 473 0,2%
Directe belastingen en premies volksverzekeringen 189.596 3,0%
Loon- en inkomensheffing 132.870 1,2%
Dividendbelasting 6.497 ‒ 21,5%
Kansspelbelasting 958 4,2%
Vennootschapsbelasting 46.241 10,8%
Bronbelasting op rente en royalty's 71 11,5%
Schenk- en erfbelasting 2.958 18,6%
Overige belastingontvangsten 364 0,0%
Totaal belastingen en premies volksverzekeringen 311.896 1,7%

4.6 Meerjarige ontvangstenontwikkeling en raming

De ontwikkeling van de ontvangsten voor de periode 2023-2028 is weergegeven in tabel 4.6.1. De ramingen voor 2023 en 2024 zijn in voorgaande paragrafen toegelicht. Voor 2025 tot en met 2028 gaat het om een extrapolatie op basis van de meest recente MLT-raming van het CPB (cMEV 2024).

Indirecte belastingen 115.538 121.935 126.842 131.743 135.893 140.380
Invoerrechten 4.785 4.984 5.249 5.486 5.716 5.959
Omzetbelasting 77.655 79.455 82.675 85.836 88.978 92.328
Belasting op personenauto's en motorrijwielen 1.464 1.485 1.970 2.390 2.471 2.435
Accijnzen 11.777 13.884 14.115 14.329 14.394 14.491
Overdrachtsbelasting 3.405 3.885 3.838 3.960 4.208 4.495
Assurantiebelasting 3.633 3.737 3.863 3.969 4.090 4.206
Motorrijtuigenbelasting 4.599 4.946 5.038 5.691 5.872 6.047
Belastingen op een milieugrondslag 7.050 8.184 8.695 8.672 8.745 8.989
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. 308 690 711 718 725 733
Belasting op zware motorrijtuigen 213 213 215 218 220 222
Bankbelasting 473 473 473 473 473 473
Inframarginale heffing 179 0 0 0 0 0
Directe belastingen en premies volksverzekeringen 186.065 189.596 198.399 209.375 219.032 227.745
Loon- en inkomensheffing 127.358 132.870 142.300 151.441 159.472 166.700
Dividendbelasting 6.365 6.497 6.727 7.057 7.289 7.520
Kansspelbelasting 904 958 1.021 1.089 1.168 1.262
Vennootschapsbelasting 48.409 46.241 45.355 46.739 47.982 49.037
Bronbelasting op rente en royalty's 98 71 55 33 12 1
Schenk- en erfbelasting 2.932 2.958 2.940 3.016 3.108 3.226
Overige belastingontvangsten 370 364 364 364 364 364
Omvorming ProRail 0 0 8.805 ‒ 40 ‒ 40 ‒ 40
Totaal belastingen en premies volksverzekeringen 301.974 311.896 334.411 341.443 355.250 368.450
Premies werknemersverzekeringen 84.479 91.047 96.434 101.436 106.215 110.295
waarvan zorgpremies 52.265 56.022 59.527 62.670 65.776 68.445
Totaal belasting- en premieontvangsten 386.452 402.943 430.845 442.879 461.466 478.745

4.7 De complete belastingraming 2023-2024 op EMU-basis

Tabel 4.7.1 bevat een gedetailleerd overzicht van de raming van de ontvangsten in 2023 en 2024.

Indirecte belastingen 115.538 121.935
Invoerrechten 4.785 4.984
Omzetbelasting 77.655 79.455
Belasting op personenauto's en motorrijwielen 1.464 1.485
Accijnzen 11.777 13.884
- Accijns van lichte olie 4.271 5.164
- Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie 3.147 3.845
- Tabaksaccijns 3.192 3.533
- Alcoholaccijns 376 425
- Bieraccijns 458 528
- Wijnaccijns 332 387
Overdrachtsbelasting 3.405 3.885
Assurantiebelasting 3.633 3.737
Motorrijtuigenbelasting 4.599 4.946
Belastingen op een milieugrondslag 7.050 8.184
- co2-heffing 0 0
- Afvalstoffenbelasting 250 273
- Energiebelasting 5.849 6.831
- Waterbelasting 335 368
- Brandstoffenheffingen 1 1
- Vliegbelasting 615 710
- Kolenbelasting 1 1
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. 308 690
Belasting op zware motorrijtuigen 213 213
Bankbelasting 473 473
Inframarginale heffing 179 0
Directe belastingen en premies volksverzekeringen 144.448 147.522
Inkomstenbelasting 10.668 11.919
Loonbelasting 75.073 78.878
Dividendbelasting 6.365 6.497
Kansspelbelasting 904 958
Vennootschapsbelasting 48.409 46.241
Bronbelasting op rente en royalty's 98 71
Schenk- en erfbelasting 2.932 2.958
Overige belastingontvangsten 370 364
waarvan Belasting- en premieontvangsten Caribisch Nederland 235 256
Totaal belastingen 260.356 269.822
Premie volksverzekeringen 41.617 42.074
Premies werknemersverzekeringen 84.479 91.047
waarvan zorgpremies 52.265 56.022
Totaal belasting- en premieontvangsten 386.452 402.943

5 Toelichting op de belastingontvangsten

5.1 Inleiding

Deze bijlage bevat een nadere toelichting op de raming van belasting- en premieontvangsten. De uitkomsten van de raming op EMU-basis zijn reeds gepresenteerd in paragraaf 2.4 en bijlage 4 van deze Miljoenennota. Deze bijlage gaat in op de methodiek die ten grondslag ligt aan de raming. Het ramingsmodel en de toegepaste ramingsvergelijkingen worden uitgebreid toegelicht. Tot slot toont deze paragraaf enkele cijfers over de inkomstenraming in aanvulling op bijlage 4, namelijk de ontvangsten van de verschillende belastingsoorten op kasbasis en voor enkele belastingen op transactiebasis.

5.2 Het belang van een raming van belasting- en premieontvangsten

Het ministerie van Financiën maakt jaarlijks de rijksbegroting op. De raming van de ontvangsten is hierbij een belangrijke bouwsteen. De geraamde ontvangsten zijn immers noodzakelijk om het te verwachten begrotingssaldo (EMU-saldo) te bepalen. De inkomstenraming is bovendien relevant voor de financieringsbehoefte van de Nederlandse Staat.

De ontvangsten zijn, in tegenstelling tot de meeste overheidsuitgaven, zeer gevoelig voor economische ontwikkelingen. Zo leiden toenemende werkgelegenheid en hogere lonen direct tot meer ontvangsten via de loonheffing. Via hogere consumptieve bestedingen van huishoudens stijgen bovendien de btw-ontvangsten. Dalende winsten in een laagconjunctuur kunnen zelfs tot negatieve kasontvangsten bij de vennootschapsbelasting leiden (door verliesverrekening). Onder andere deze gevoeligheid voor macro-economische ontwikkelingen is reden voor het kabinet om niet op het EMU-saldo te sturen bij de opstelling van de begroting maar te kiezen voor een trendmatig begrotingsbeleid. Dit betekent dat de overheidsinkomsten mogen meebewegen met de economische ontwikkeling. Binnen dit begrotingsbeleid leidt een opwaartse bijstelling van de inkomsten, en daarmee van het EMU-saldo, niet tot intensivering van de overheidsuitgaven of lastenverlichting. Andersom maakt dit mogelijk dat bij economische tegenwind het kabinet niet direct hoeft te bezuinigen of lasten hoeft te verzwaren. Dit werkt stabiliserend op de economie. Fiscale beleidsmaatregelen zijn wel begrensd. Met het inkomstenkader houdt het kabinet vast aan een pad van beleidsmatige lastenverlichting of lastenverzwaring over de kabinetsperiode (zie bijlage 3). Dat pad legt het kabinet bij de start van de kabinetsperiode vast in de Startnota.

Een zo trefzeker mogelijke raming kan ervoor zorgen dat het uiteindelijk gerealiseerde EMU-saldo zo dicht mogelijk in de buurt ligt van de raming in de begroting. Tegelijkertijd is het goed om te beseffen dat het gaat om een raming gebaseerd op een macro-economisch model. De uitkomsten van het model hangen sterk af van de raming van macro-economische variabelen, die als input voor het model gebruikt worden.

5.3 Ramingsmethodiek ministerie van Financiën

Voor de raming van de ontvangsten gebruikt het ministerie van Financiën een econometrisch geschat ramingsmodel. Input voor dat model vormen ten eerste de gerealiseerde ontvangsten van het meest recente volledige jaar, zoals aangeleverd door de Belastingdienst.

Tweede input zijn de ramingen van relevante macro-economische variabelen voor toekomstige jaren, aangeleverd door het Centraal Planbureau (CPB). Het CPB maakt periodiek een onafhankelijke raming van de ontwikkeling van de Nederlandse economie. Het kabinet baseert de opstelling van de begroting zowel aan de uitgaven- als de inkomstenkant op deze ramingen van het CPB. Daarmee is gegarandeerd dat er niet politiek gestuurd kan worden op de cijfers over de economie.

Als derde beïnvloeden ook wijzigingen in beleid de ontvangsten. Beleidsmaatregelen worden bijgehouden in een database, waarna het effect per belastingsoort wordt meegenomen in de raming.

Tot slot speelt zogenoemde ‘expert opinion’ een rol. De uitkomsten van het model – de geraamde ontwikkeling op basis van macro-economische variabelen en beleidswijzigingen – worden gewogen in samenhang met onder andere de gerealiseerde belastingontvangsten in het lopende jaar, informatie over de uitvoering van de Belastingdienst (waaronder opgelegde aanslagen) en meer sectorspecifieke informatie. Ook de trefzekerheid van het model in de meest recente jaren wordt daarbij bezien. Voor de raming van de ontvangsten in deze Miljoenennota zijn voor 2023 de gedetailleerde kasgegevens tot en met juli bekend en meegewogen in de raming. De inkomsten voor 2023 zijn deels dus al gerealiseerd. Voor ramingsjaar 2024 zijn daarentegen nog geen kasgegevens beschikbaar. De geraamde ontvangsten voor 2023 vormen daarom de basis voor de raming van 2024.

Een voorbeeld waarbij specifieke uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst een rol heeft gespeeld in recente ramingen, is bij het belastinguitstel voor ondernemers vanwege de coronacrisis. De gerealiseerde kasontvangsten gaven door de mogelijkheid van uitstel van betaling geen zuiver beeld van de werkelijke opgelegde belastingclaim. Middels informatie van de Belastingdienst is per belastingsoort in beeld gebracht in hoeverre er sprake was van corona-uitstel, waardoor de raming hiervoor gecorrigeerd kon worden. Momenteel wordt uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst op soortgelijke wijze toegepast om de kasontvangsten te corrigeren voor terugbetalingen van deze uitgestelde belasting.

Sectorspecifieke informatie speelt een rol bij bijvoorbeeld de raming van de bpm. Naast de op macro-economische variabelen gebaseerde vergelijking wordt gekeken naar het aantal verkochte voertuigen in het lopende jaar in relatie tot de gerealiseerde kasontvangsten en verwachtingen voor de rest van het jaar en het komende jaar. Deze informatie wordt naast de modeluitkomst gehouden en indien nodig wordt de modeluitkomst bijgesteld.

5.4 Ramingsmodel voor de belasting- en premieontvangsten

Het ministerie van Financiën raamt de opbrengst per belasting- en premiesoort. Het ramingsmodel houdt hierbij rekening met beleidsmaatregelen en economische ontwikkelingen. Beleidsmatige keuzes beïnvloeden de hoogte van belastingtarieven en de omvang van belastinggrondslagen. De omvang van belastinggrondslagen wordt bovendien beïnvloedt door economische ontwikkelingen, vooral door de stand van de conjunctuur. Zo raamt het CPB dat de nominale consumptie in 2024 met een relatief hoge 5,0% groeit, wat bijdraagt aan de groei van de btw-ontvangsten. Het ramingsmodel bestaat uit meerdere vergelijkingen: elke belastingsoort heeft namelijk een specifieke ramingsvergelijking, aansluitend op de grondslag van de betreffende belastingsoort. Deze vergelijkingen zijn econometrisch geschat.

Bovenstaande kan samengevat worden in de volgende vergelijking:

Tt = Tt-1 * (1 + Et) + At

Tt = Ontvangst van een belastingsoort in jaar t

Tt-1 = Ontvangst van een belastingsoort in jaar t-1

Et = Effect van economische ontwikkeling op ontvangst belastingsoort in jaar t

At = Beleidsmatig effect op ontvangst belastingsoort in jaar t

De geraamde opbrengst van een belastingsoort in een bepaald jaar is gelijk aan de opbrengst van de belastingsoort uit het voorafgaande jaar plus de veranderingen door beleid en als gevolg van economische ontwikkelingen in dat jaar. Het startpunt van de raming in deze Miljoenennota is daarom de gerealiseerde stand van de ontvangsten in 2022. Het Financieel Jaarverslag Rijk 2022 bevat nadere informatie over de gerealiseerde ontvangsten over 2022. Middels de geraamde beleidsmatige en economische ontwikkelingen komt het ministerie vervolgens tot een raming voor de ontvangsten in 2023. Deze raming geldt vervolgens als startpunt voor de raming van ontvangsten in 2024, die eveneens wordt aangevuld met de beleidsmatige en verwachte economische veranderingen van dat jaar.

Beleidsmatige ontwikkelingen
Beleidsmatige ontwikkelingen beïnvloeden de hoogte van de ontvangsten. Een aanpassing van belastingtarieven zorgt bijvoorbeeld voor een verandering van de belastingopbrengsten. Het budgettaire effect van een beleidsmaatregel ex ante wordt vastgesteld met inachtneming van een eerste-orde-gedragseffect.5 Deze ex ante-inschatting met eerste-orde-gedragseffect is de best mogelijke inschatting van het effect van beleid op de desbetreffende belastingopbrengst. Mogelijke effecten van het beleid op macro-economische ontwikkelingen spelen hierbij geen rol. Economische ontwikkelingen worden immers apart geraamd: opname hiervan in beleidsramingen zou leiden tot dubbeltelling.

Endogene ontwikkeling
De verdere verandering van de ontvangsten wordt hoofdzakelijk gedreven door economische ontwikkelingen. In de Miljoenennota wordt dit ook de endogene ontwikkeling genoemd. Het gaat hier bijvoorbeeld om hogere belastingopbrengsten door hogere consumptie van huishoudens, of door hogere lonen bij een gunstige economische ontwikkeling. De endogene ontwikkeling van elke belastingsoort wordt geraamd met een model waarin macro-economische variabelen zijn opgenomen. Deze macro-economische variabelen hebben bewezen samenhang met de betreffende belastingsoort. Hierbij maakt het ministerie van Financiën gebruik van de economische raming van het CPB. Bij deze Miljoenennota betreft dit de Macro-economische Verkenning 2024 (MEV 2024).

De relatie tussen een macro-economische variabele en de endogene verandering van de belastingopbrengst is vaak niet één-op-één. Daarom wordt deze relatie vastgesteld op basis van empirische schatting op historische gegevens, deskundigenoordeel, wetenschappelijke inzichten of andere relevante informatie. De relatie wordt weergegeven door een coëfficiënt. Onderstaande tabel met ramingsvergelijkingen geeft de verschillende coëfficiënten weer. Een negatieve coëfficiënt geeft aan dat de macro-economische ontwikkeling en de endogene ontwikkeling van de belastingopbrengst tegen elkaar in bewegen. Een positieve coëfficiënt geeft aan dat de endogene ontwikkeling en de ontwikkeling van de macro-economische variabele in dezelfde richting bewegen. Deze coëfficiënten worden periodiek geëvalueerd en herzien. In 2022 zijn de vergelijkingen van het model opnieuw tegen het licht gehouden en zijn de coëfficiënten herschat. Bijlage 5 bij de Miljoenennota 2023 bevat een toelichting bij deze herijking.6 De beschikbaarheid van (specifieke) macro-economische variabelen en de kwaliteit daarvan is een duidelijke randvoorwaarde bij het empirisch schatten van de ramingsvergelijkingen. Zo is bij de bpm en mrb gekozen voor koppeling aan respectievelijk de ontwikkeling van de duurzame consumptie en het bbp in plaats van meer specifieke ‘auto’-gerichte variabelen vanwege de beperkte voorspelkracht van laatstgenoemde variabelen.

De meeste belastingensoorten worden op kasbasis geraamd. Dat wil zeggen dat het moment van betaling bepaalt aan welk jaar de belasting wordt toegerekend. Omdat de begroting en de verantwoording op EMU-basis – doorgaans de één-maands-verschoven-kas – plaatsvindt, wordt deze raming voor de meeste belastingsoorten gecorrigeerd met het verschil tussen de verwachte kasontvangsten in januari van jaar t en jaar t+1.7

De grootste belastingsoorten – de vennootschapsbelasting, de btw, de loonheffing en de inkomensheffing – worden op transactiebasis geraamd in plaats van op kasbasis.8 Dat wil zeggen dat de belastingopbrengsten worden toegerekend aan de jaren waarin de daadwerkelijke economische transactie - waaruit de belastingopbrengst voortkomt - zich heeft voorgedaan. Dat maakt een betere raming mogelijk, omdat zo omvangrijke kasstromen uit eerdere jaren modelmatig gekoppeld worden aan de macro-economische ontwikkeling van het betreffende jaar. De Belastingdienst splitst gerealiseerde kasontvangsten uit in transactiejaren. Door deze systematiek zijn de gerealiseerde belastinginkomsten op transactiebasis pas enkele jaren na afloop van het jaar bekend. Na het maken van de transactiebasisraming vertaalt het ministerie van Financiën deze naar kasontvangsten. Hiertoe maakt het gebruik van kas-transparameters. Deze parameters delen de ontvangsten in een economisch jaar toe aan kasjaren. De grootte van deze parameters is in eerste instantie gebaseerd op historische kaspatronen van de desbetreffende belastingsoort en op uitvoeringsinformatie van de Belastingdienst.

Afkorting Variabele
arbvu Arbeidsvolume in arbeidsjaren, mutatie
bbpvu BBP marktprijzen, volumemutatie
bbpwu BBP marktprijzen, waardemutatie
box2 Waardemutatie grondslag box 2
box3 Waardemutatie grondslag box 3
clpu Contractloonstijging
hznpu Huizenverkoop prijsmutatie
hznvu Huizenverkoop volumemutatie
ihhyptr Grondslag hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait
incpu Incidentele loonstijging
iond Waardemutatie inkomen box 1 ondernemers
ivswu Investeringen in woningen, waardemutatie
oiwu Overheidsinvesteringen, waardemutatie
pcdvu Consumptie van duurzame goederen, volumemutatie
pcdwu Consumptie van duurzame goederen, waardemutatie
pcndvu Consumptie exclusief duurzame goederen, waardemutatie
pcvgvu Consumptie van voeding en genot, volumemutatie
pcwu Particuliere consumptie, waardemutatie
prpsv Aftrekbare premies loonheffing, waardemutatie
tcf Tabelcorrectiefactor
verr Waardemutatie verrekende dividendbelasting en heffingskortingen
winstwu Ontwikkeling grondslag vpb voor verliesverrekening
Belastingsoort Ramingsvergelijking voor Et
Accijns op lichte oliën ‒ 0,025 + 1,80 * bbpvut + 1 * tcft
Accijns op minerale oliën uitgezonderd lichte oliën ‒ 0,021 + 1,15 * bbpvut + 1 * tcft 
Afvalstoffenbelasting ‒ 0,033 + 3,25 * bbpvut + 1 * tcft
Alcoholaccijns ‒ 0,020 + 1 * pcvut
Assurantiebelasting 0,59 * bbpvut
Bankbelasting 0
Belasting zware motorrijtuigen (bzm) 1 * bbpvut
Belasting op personenauto's en motorrijwielen (bpm) ‒ 0,066 + 2,78 * pcdvut + 1 * tcft
Bieraccijns ‒ 0,020 + 1 * pcvut
Brandstoffenheffing 1 * bbpwut
Bronbelasting op rente en royalty’s 0
CO2-heffing 1 * bbpvut
Dividendbelasting ‒ 0,084 + 4,95 * bbpwut
Energiebelasting ‒ 0,029 + 0,41 * bbpvut + 1 * tcft
Inkomensheffing
- Box 1 ondernemers 1 * iondt
- Box 2 1 * box2t
- Box 3 1 * box3t
- Eigen woning 1 * ihhyptrt
- Inkomensheffing overig 1 * verrt
Kansspelbelasting 1,49 * pcwut
Loonheffing 0,79 * arbvut + 1,67 * clput + 1,26 * incput ‒ 0,70 * tcft ‒ 0,89 * prpsvt
Motorrijtuigenbelasting (mrb) 0,40 * bbpvut + 1 * tcft
Omzetbelasting (btw) 0,18 * pcndwut + 0,46 * pcdwut + 0,18 * ivswut + 0,07 * oiwut
Overdrachtsbelasting 1 * hznvut + 1 * hznput
Rechten bij invoer 1,08 * pcdwut
Schenk- en erfbelasting 0,79 * hznput
Tabaksaccijns 1 * pcvgvut
Vennootschapsbelasting 0,017 + 0,55 * winstwu­t
Verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken 0,56 * pcvut
Vliegbelasting 1 * pcvut
Waterbelasting 0,012 + 1 * tcft
Wijnaccijns ‒ 0,020 + 1 * pcvut

Als voorbeeld voor de werking van het ramingsmodel en de totstandkoming van een raming van een belastingsoort wordt de dividendbelasting toegelicht. Deze belasting wordt geraamd op kasbasis. Volgens de bovenstaande vergelijking zijn de geraamde dividendbelasting-ontvangsten afhankelijk van de ontwikkeling van het bbp. De positieve coëfficiënt betekent een positieve relatie: als het CPB een grotere stijging van de nominale waarde van het bbp raamt, dan leidt dit in de ramingen tot hogere ontvangsten van de dividendbelasting. De grootte van de coëfficiënt bedraagt 4,95, wat betekent dat de ontvangsten van de dividendbelasting erg conjunctuurgevoelig zijn. Naast het bbp bevat de ramingsvergelijking van de dividendbelasting ook een constante van ‒ 0,084. Zonder deze constante zouden de ontvangsten explosief stijgen omdat bbp-groei meestal positief is. Door de negatieve constante en de positieve coëfficiënt voor de bbp-ontwikkeling heeft de vergelijking een kantelpunt: de dividendbelasting daalt als de waarde van het bbp minder dan 1,7 procent groeit; bij een hogere groei stijgen de ontvangsten. Stel bijvoorbeeld dat het CPB een bbp-waardestijging van 3,0 procent raamt, dan stijgen de ontvangsten van de dividendbelasting in principe met 6,4 procent ten opzichte van het voorgaande jaar. Vervolgens worden beleidsmatige ontwikkelingen hierbij opgeteld en wordt voorts deze uitkomst uit het ramingsmodel vergeleken met reeds gerealiseerde kasontvangsten in het lopende jaar, uitvoeringsinformatie, de voorgaande raming en/of andere relevante (sectorspecifieke) informatie. Zo nodig wordt de uitkomst van het model op basis van expert opinion bijgesteld.

5.5 De belastingramingen voor 2023 en 2024 op kasbasis

De volgende twee tabellen geven de opbouw weer van de ramingen op kasbasis. Tabel 5.5.1 toont de totale ontvangsten op kasbasis voor 2023 en 2024 per belastingsoort. Tabel 5.5.2 toont vervolgens de langjarige ontwikkeling van alleen de belastingontvangsten op kasbasis.

Indirecte belastingen 115.299 122.903
Invoerrechten 4.711 4.964
Omzetbelasting 78.148 80.383
Belasting op personenauto's en motorrijwielen 1.495 1.466
Accijnzen 11.712 13.915
- Accijns van lichte olie 4.206 5.190
- Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie 3.129 3.876
- Tabaksaccijns 3.200 3.519
- Alcoholaccijns 374 420
- Bieraccijns 464 530
- Wijnaccijns 340 381
Overdrachtsbelasting 3.609 3.891
Assurantiebelasting 3.593 3.726
Motorrijtuigenbelasting 4.572 4.910
Belastingen op een milieugrondslag 6.488 8.112
- co2-heffing 0 0
- Afvalstoffenbelasting 253 277
- Energiebelasting 5.366 6.762
- Waterbelasting 331 367
- Brandstoffenheffingen 1 1
- Vliegbelasting 537 705
- Kolenbelasting 1 1
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken e.a. 288 672
Belasting op zware motorrijtuigen 209 213
Verhuurderheffing 0 0
Bankbelasting 473 473
Directe belastingen en premies volksverzekeringen 145.549 155.115
Inkomstenbelasting 10.973 12.177
Loonbelasting 75.530 79.484
Dividendbelasting 6.365 6.497
Kansspelbelasting 962 1.010
Vennootschapsbelasting 48.685 46.475
Bronbelasting op rente en royalty's 101 81
Schenk- en erfbelasting 2.932 2.958
Overige belastingontvangsten 361 364
waarvan Belasting- en premieontvangsten Caribisch Nederland 235 256
Totaal belastingen op kasbasis 261.209 278.382
Premies volksverzekeringen 42.186 42.684
Premies werknemersverzekeringen 85.353 91.785
Aansluiting naar EMU (KTV) ‒ 2.295 ‒ 9.909
Totaal belasting- en premieontvangsten op EMU-basis 386.452 402.943
Belastingontvangsten 261,2 278,4 286,5 291,0 301,9 312,1

Bijzonder uitstel van betaling

De verschillen tussen de verwachte ontvangsten op EMU-basis (uit bijlage 4) en kasbasis kunnen gedeeltelijk verklaard worden door het effect van belastinguitstel. Ondernemers hebben gedurende de periode maart 2020-maart 2022 gebruik kunnen maken van de regeling voor bijzonder uitstel van betaling van belastingen naar aanleiding van corona. De uitgestelde belastingclaim wordt op EMU-basis toegerekend aan het belastingjaar waarin deze is ontstaan, maar op kasbasis komt het bedrag pas later binnen. Tabel 5.5.3 toont per jaar de EMU-correctie als gevolg van dit uitstel. De belangrijkste aanname bij deze EMU-correctie is dat circa 2,5 miljard euro van het belastinguitstel dat eind 2022 nog openstond, uiteindelijk oninbaar zal blijken (zie paragraaf 5.3 van de Voorjaarsnota 2023 voor een toelichting hierop9).

12,6 4,5 ‒ 2,3 ‒ 5,1 ‒ 4,4 ‒ 1,9 ‒ 1,9 ‒ 1,5

5.6 Nadere toelichting ramingen op transactiebasis

Deze paragraaf bevat een nadere toelichting op de endogene ontwikkeling van de op transactiebasis geraamde belastingsoorten. Dat zijn de vennootschapsbelasting, de loon- en inkomensheffing (de som van het belastingdeel en het premiedeel) en de omzetbelasting. Deze belastingsoorten vormen samen circa tweederde van de totale belasting- en premieontvangsten.

Vennootschapsbelasting

Voor een nader inzicht in de ontwikkeling van de kasontvangsten volgt een korte toelichting op het proces van aanslagoplegging. De heffing van de vennootschapsbelasting (vpb) vindt in eerste instantie plaats via voorlopige aanslagen. In januari wordt een inschatting gemaakt van de winst voor dat jaar op basis van winsten uit de afgelopen twee jaren, eventueel gecorrigeerd voor verwachtingen betreffende de winsten van dat jaar zelf. Op basis hiervan worden voorlopige aanslagen verstuurd. Vervolgens kan op basis van tussentijdse inschattingen van de winstontwikkeling een bijstelling van de voorlopige aanslag plaatsvinden. Omstreeks de zomermaanden van het daaropvolgende jaar (t+1) vindt vervolgens de voorlopige aangifte plaats. Dit kan wederom leiden tot een nadere voorlopige aanslag. Afhankelijk van de omvang van het bedrijf en de aard van de aangifte vindt in een van de daaropvolgende jaren de definitieve vaststelling van de winst plaats. Meestal wordt circa driekwart van de uiteindelijke aanslagopleggingen reeds in het eerste jaar via voorlopige aanslagen ontvangen, maar dit percentage fluctueert. Met name in de afgelopen jaren is sprake van uitzonderlijk hoge ontvangsten in t+1.

Voor het opstellen van de begroting zijn de kasontvangsten van de vennootschapsbelasting relevant. Daarom is het van belang hoe het verloop van aanslagoplegging zich vertaalt in kasontvangsten. Tabel 5.6.1 toont de ontwikkeling van de totale kasopbrengst per jaar met een opsplitsing naar transactiejaar. Deze tabel laat zien dat het grootste deel van de opbrengst in een bepaald jaar voortkomt uit de voorlopige aanslagen over dat jaar zelf. Deze opbrengst stijgt bovendien door bijstellingen in de voorlopige aanslagen over de twee voorgaande jaren. Maar als gevolg van verliesverrekening is de bijdrage van jaar t-3 en ouder over het algemeen negatief.

Jaar T 20.515 17.844 23.083 26.864 31.737 35.640
Jaar T-1 5.059 3.861 7.308 11.144 16.006 10.144
Jaar T-2 521 ‒ 230 469 330 868 845
Jaar T-3 ‒ 145 ‒ 247 ‒ 83 174 78 73
Jaar T-4 en ouder 0 ‒ 184 ‒ 361 ‒ 41 ‒ 4 ‒ 227
Totaal kasopbrengst VPB 25.949 21.044 30.416 38.471 48.685 46.475

Loon- en inkomensheffing

De loonheffing is een voorheffing van de inkomensheffing. In eerste instantie wordt door inhoudingsplichtigen maandelijks loonheffing afgedragen op basis van het loon of de uitkering van de belastingplichtigen. Na het verstrijken van het kalenderjaar dient de belastingplichtige normaal gesproken voor 1 mei van het volgende jaar belastingaangifte te doen. Op basis hiervan wordt bepaald hoeveel belasting in totaal verschuldigd is, met inachtneming van andere bronnen van inkomen, heffingskortingen en aftrekposten. Wanneer dit bedrag hoger is dan de reeds betaalde loonheffing, moet men het resterende bedrag aan inkomensheffing voldoen. Wanneer de verschuldigde belasting lager is, krijgt men geld terug van de Belastingdienst. In deze paragraaf wordt gekeken naar de ontwikkeling van de loon- en inkomensheffing. Dit betreft naast de belasting tevens de ontvangsten van de premies volksverzekeringen, die geïntegreerd worden geheven. Voor analysedoeleinden zijn de ontvangsten op heffingsniveau beter bruikbaar, omdat deze eenvoudiger kunnen worden waargenomen.

Loonheffing

De raming van de loonheffing vindt net als bij de vennootschapsbelasting op transactiebasis plaats. Het ontvangstpatroon van de transactieopbrengst in de kas is bij de loonheffing echter veel stabieler dan bij de vpb. Daarnaast geldt dat de transactieopbrengst ook aanzienlijk sneller wordt ontvangen en binnen drie maanden na afloop van het jaar bijna volledig gerealiseerd is. Hierdoor treden minder grote verschillen op tussen de ontwikkeling van de transactieopbrengst en de kasopbrengst dan bij de vpb.

Opbrengst op transactiebasis 113.647 120.207 126.837
Mutatie 6.560 6.631
waarvan endogeen 9.118 5.208
waarvan beleidsmatig ‒ 2.558 1.423
Endogene groei (in %) 8,0% 4,3%

Tabel 5.6.2 toont de (geraamde) endogene ontwikkeling van de loonheffing. De verwachte endogene ontwikkeling bedraagt in 2023 9,1 miljard euro. In 2024 bedraagt deze 5,2 miljard euro. De ontwikkeling van de loonheffing is afhankelijk van de ontwikkeling van de totale belastbare loonsom. De ontwikkeling van de totale belastbare loonsom wordt bepaald door de groei van het arbeidsvolume, de stijging van de contractlonen, de hoogte van verschillende aftrekbare premies, de ontwikkeling van uitkeringen en pensioenen en de tabelcorrectiefactor. Onderstaande tabel 5.6.3 geeft een overzicht van enkele relevante gegevens uit de Macro-economische Verkenning 2024 van het CPB.

arbeidsvolume in arbeidsuren 1,04% 0,63%
contractloonstijging 5,85% 5,67%
incidentele loonstijging 0,79% 0,28%
tabelcorrectiefactor 6,30% 9,90%
arbeidsinkomensquote marktsector 70,7% 71,5%

Inkomensheffing

De ontvangsten uit de inkomensheffing zijn het saldo van de belastingontvangsten van particulieren en zelfstandige ondernemers. Voor de particulieren geldt de loonheffing als voorheffing. Bij de inkomensheffing voor particulieren hebben de ontvangsten dan ook betrekking op bijtel- en aftrekposten en heffingskortingen die niet al via de loonheffing zijn verrekend. Bij de zelfstandigen wordt de ontwikkeling daarnaast ook bepaald door de winstontwikkeling.

Opbrengst op transactiebasis 6.288 7.587 6.960
Mutatie 1.299 ‒ 627
waarvan endogeen ‒ 1.255 ‒ 898
waarvan beleidsmatig 2.554 271

De endogene ontwikkeling van de ontvangsten van de inkomensheffing is in 2023 en 2024 negatief (-1,3 miljard euro, respectievelijk ‒ 0,9 miljard euro). De inkomensheffing betreft het saldo van een veelvoud aan economische grondslagen, waarvan sommigen een negatieve bijdrage leveren (zoals de hypotheekrenteaftrek) en anderen een positieve bijdrage (zoals box 3). Met name de hypotheekrenteaftrek heeft, door de stijgende rente, een drukkend effect op de ontvangsten.

Omzetbelasting

De omzetbelasting is verantwoordelijk voor bijna een kwart van de totale ontvangsten. De endogene groei van de omzetbelasting wordt vooral bepaald door de waardeontwikkeling van de bestedingen waarop btw rust, te weten de particuliere consumptie, de overheidsinvesteringen en de investeringen in woningen. De ramingen van het CPB voor deze bestedingscategorieën zijn samengevat in tabel 5.6.5.

particuliere consumptie, waardemutatie 9,0% 5,0%
investeringen in woningen, waardemutatie 4,7% 9,0%
overheidsinvesteringen, waardemutatie 2,8% ‒ 3,5%

De btw-ontvangsten op transactiebasis bedragen naar verwachting 77,7 miljard euro in 2023. In 2024 wordt een verdere stijging naar 79,5 miljard euro verwacht.

Opbrengst op transactiebasis 71.942 77.655 79.455
Mutatie 5.713 1.800
waarvan endogeen 4.718 1.800
waarvan beleidsmatig 995 1
Endogene mutatie in procent 6,6% 2,3%

6 EMU-saldo

Tabel 6.1 geeft het EMU-saldo van de collectieve sector weer. Dit EMU-saldo - ook wel overheidssaldo genoemd - is de optelsom van alle inkomsten en uitgaven van de Rijksoverheid en de decentrale overheden. De inkomsten en uitgaven van de Rijksoverheid zijn in meer detail te vinden in respectievelijk bijlage 2 en bijlage 4 van deze Miljoenennota. Om tot het EMU-saldo te komen, moeten wel enkele correcties worden toegepast op de inkomsten en uitgaven, want sommige uitgaven tellen niet mee voor het EMU-saldo, terwijl voor andere posten een ander bedrag meetelt voor het EMU-saldo dan in de Rijksbegroting (op kasbasis) is opgenomen.

1 Belasting- en premieontvangsten 350.462 386.452 402.943 430.845 442.879 461.465 478.745 Tabel 4.6.1
2 Af: Totale netto-uitgaven 390.499 425.676 469.013 501.248 527.197 539.309 568.725 Tabel 2.1
3 Af: Niet EMU-saldo relevante uitgaven ‒ 27.873 ‒ 31.506 ‒ 41.482 ‒ 41.393 ‒ 45.743 ‒ 49.070 ‒ 53.091 Tabel 6.2
4 Bij: Kas-transverschillen en overige posten 11.137 ‒ 7.595 ‒ 6.036 ‒ 2.289 ‒ 2.233 ‒ 1.666 ‒ 1.277 Tabel 6.3
5 Bij: EMU-saldo decentrale overheden 1.114 ‒ 1.044 ‒ 1.090 ‒ 1.133 ‒ 1.176 ‒ 1.219 ‒ 1.263 Tabel 6.7
6 EMU-saldo collectieve sector (1-2-3+4+5) 88 ‒ 16.357 ‒ 31.713 ‒ 32.432 ‒ 41.984 ‒ 31.660 ‒ 39.429

De uitgaven die wel op de Rijksbegroting staan maar niet meetellen voor het EMU-saldo staan vermeld in tabel 6.2. Wat er wel en niet meetelt voor het EMU-saldo is vastgesteld door Eurostat. Financiële transacties, zoals het verstrekken van (studie)leningen of het verkopen van staatsbezit, zijn meestal niet relevant voor het EMU-saldo. Ook de rente die is ontvangen op renteswaps en uit de verkoop ervan tellen niet mee. De rijksbijdrage aan de sociale fondsen is niet relevant voor het EMU-saldo omdat dit een transactie vormt tussen twee onderdelen van de collectieve sector: de uitgave van het Rijk is een ontvangst voor de sociale fondsen. Ook de post kasbeheer is een transactie binnen de collectieve sector. Deze bestaat uit de toe- of afname van het geld dat de deelnemers aan het schatkistbankieren bij het Rijk aanhouden.

Verstrekking studieleningen2 2.837 3.995 4.707 4.299 4.045 3.777 3.482
Aflossing studieleningen ‒ 1.164 ‒ 1.319 ‒ 1.379 ‒ 1.437 ‒ 1.496 ‒ 1.557 ‒ 1.620
Coronagerelateerde leningen ‒ 291 ‒ 22 ‒ 108 ‒ 289 ‒ 95 33 ‒ 3
Rijksbijdragen aan de sociale fondsen 36.307 52.681 49.321 49.704 52.928 55.628 57.899
Rente sociale fondsen 52 1.821 2.563 2.643 2.799 3.074 3.410
Kasbeheer ‒ 9.308 ‒ 24.643 ‒ 13.023 ‒ 13.869 ‒ 12.441 ‒ 11.601 ‒ 9.691
Rente-ontvangsten derivaten ‒ 516 45 1 ‒ 48 ‒ 53 ‒ 64 ‒ 46
Voortijdige beëindigen derivaten ‒ 248 0 0 0 0 0 0
Aan- en verkoop staatsdeelnemingen 244 ‒ 156 549 473 329 76 ‒ 1
Diverse leningen ‒ 207 41 ‒ 171 ‒ 307 ‒ 320 ‒ 306 ‒ 346
Exportkredietverzekering ‒ 21 72 62 47 47 47 47
Oekraïne 197 0 0 0 0 ‒ 37 ‒ 39
Overig ‒ 10 ‒ 1.010 ‒ 1.042 176 0 0 0
Totaal 27.873 31.506 41.482 41.393 45.743 49.070 53.091
  1. Het lid Stoffer heeft in een motie van 30 mei 2022 verzocht om voortaan bij financiële transacties per casus te bezien of een budgettaire dekking geleverd dient te worden. Het kabinet geeft invulling aan deze motie met het opnemen van de navolgende passage in deze Miljoenennota. Sinds Miljoenennota 2023 heeft het kabinet besloten tot het opnemen van een aantal nieuwe financiële transacties in de rijksbegroting. Het kabinet heeft geoordeeld dat voor deze financiële transacties geen budgettaire dekking geleverd dient te worden daar in alle cases sprake is van een echte lening en/of financiële transactie. Daarom is er geen reden om af te wijken van de gangbare boekingswijze in de begrotingsregels om financiële transacties als niet-relevant voor het uitgavenplafond te verwerken.
  2. Het CBS boekt prestatiebeurzen, inclusief de OV-jaarkaarten, als EMU-relevante uitgaven op het moment van verstrekking in plaats van op het moment van omzetting (van lening naar gift). Op de begroting worden deze uitgaven vooralsnog als niet-plafondrelevant geboekt bij het moment van verstrekking. Om te komen tot een juiste raming van het EMU-saldo is daarom een kas-transcorrectie opgenomen, ook voor de middelen volgend uit de herinvoering van het prestatiebeurzenstelsel uit het Coalitieakkoord.

Tabel 6.3 geeft de posten weer die wel meetellen voor het EMU-saldo, maar die niet, of niet op dezelfde manier in de Rijksbegroting staan. Voor een deel ervan geldt dat voor het EMU-saldo wordt gerekend met de uitgaven en ontvangsten op transactiebasis, terwijl de Rijkbegroting op kasbasis wordt opgesteld. Om tot het EMU-saldo te komen, moet daarom bovenop de uitgave of ontvangst op kasbasis ook nog het kas-transverschil worden meegeteld. Daarnaast is er een aantal posten die niet op de Rijkbegroting staan maar wel meetellen voor het EMU-saldo, zoals bijvoorbeeld het positieve of negatieve saldo van agentschappen en de kosten van zorgverzekeraars (de zgn. zorgbemiddelingskosten).

KTV Veilingopbrengsten (UMTS, 4G, 5G) 292 284 284 284 284 284 284
KTV EU-afdrachten ‒ 659 0 0 0 0 0 0
KTV Publiek private samenwerking (DBFM-contracten) ‒ 172 86 199 68 272 583 475
KTV NOW (corona) ‒ 3.756 ‒ 835 0 0 0 0 0
KTV TVL (corona) 2.349 400 0 0 0 0 0
KTV OV-beschikbaarheidsvergoeding (corona) 455 179 13 0 0 0 0
KTV OV-jaarkaart ‒ 90 40 ‒ 1.000 0 0 0 0
KTV Toeslagen 127 0 0 0 0 0 0
KTV prestatiebeurzen ‒ 60 ‒ 899 ‒ 1.895 ‒ 1.453 ‒ 1.142 ‒ 873 ‒ 534
KTV Defensie ‒ 54 0 0 0 0 0 0
Overige kas-transverschillen 8.215 ‒ 5.317 ‒ 2.385 ‒ 381 ‒ 277 ‒ 240 ‒ 259
Mutatie begrotingsreserves 1.137 ‒ 245 ‒ 421 ‒ 21 ‒ 304 ‒ 304 ‒ 104
EMU-saldo agentschappen en rest centrale overheid1 458 0 0 0 0 0 0
Overig 2.645 0 0 0 0 0 0
Subtotaal Rijk 10.887 ‒ 6.306 ‒ 5.204 ‒ 1.503 ‒ 1.166 ‒ 551 ‒ 138
Eigenrisicodragers WGA/ZW 382 470 497 513 531 550 567
Zorgbemiddelingskosten ‒ 94 ‒ 1.759 ‒ 1.328 ‒ 1.300 ‒ 1.598 ‒ 1.665 ‒ 1.706
Overig ‒ 37 0 0 0 0 0 0
Subtotaal sociale fondsen 250 ‒ 1.289 ‒ 831 ‒ 786 ‒ 1.067 ‒ 1.116 ‒ 1.139
Totaal 11.137 ‒ 7.595 ‒ 6.036 ‒ 2.289 ‒ 2.233 ‒ 1.666 ‒ 1.277
  1. Met het oog op artikel 14 van Council Directive 2011/85/EU zij opgemerkt dat de Nederlandse centrale overheid geen overheidsorganen of fondsen kent die buiten begrotingsverband vallen. Derhalve bevat de uitsplitsing van het EMU-saldo Rijk in deze tabel geen post voor overheidsorganen of fondsen buiten begrotingsverband.

Tabel 6.4 geeft een uitsplitsing van het EMU-saldo voor de drie verschillende onderdelen van de collectieve sector. In tabel 6.5 tot en met tabel 6.7 wordt het EMU-saldo per onderdeel van de collectieve sector nader uitgesplitst.

EMU-saldo Rijk ‒ 12.393 ‒ 37.549 ‒ 41.871 ‒ 44.579 ‒ 52.556 ‒ 41.539 ‒ 47.649
EMU-saldo sociale fondsen 11.366 22.236 11.247 13.280 11.748 11.098 9.483
EMU-saldo decentrale overheden 1.114 ‒ 1.044 ‒ 1.090 ‒ 1.133 ‒ 1.176 ‒ 1.219 ‒ 1.263
EMU-saldo collectieve sector 88 ‒ 16.357 ‒ 31.713 ‒ 32.432 ‒ 41.984 ‒ 31.660 ‒ 39.429
EMU-saldo collectieve sector (in procenten bbp) 0,0 ‒ 1,6 ‒ 2,9 ‒ 2,9 ‒ 3,6 ‒ 2,6 ‒ 3,2
Belastingontvangsten 232.165 260.356 269.822 286.426 291.409 302.226 313.472 Tabel 4.3.1
Netto begrotingsgefinancierde uitgaven ‒ 246.958 ‒ 268.603 ‒ 296.086 ‒ 318.548 ‒ 332.814 ‒ 333.583 ‒ 352.765 Tabel 2.1
Af: niet EMU-saldo relevante uitgaven 27.873 31.506 41.482 41.393 45.743 49.070 53.091 Tabel 6.2
Betaalde rijksbijdrage en rente aan sociale fondsen ‒ 36.359 ‒ 54.502 ‒ 51.884 ‒ 52.347 ‒ 55.728 ‒ 58.701 ‒ 61.309 Tabel 6.2
Kas-transverschillen en overige posten Rijk 10.887 ‒ 6.306 ‒ 5.204 ‒ 1.503 ‒ 1.166 ‒ 551 ‒ 138 Tabel 6.3
EMU-saldo Rijk (centrale overheid ) ‒ 12.393 ‒ 37.549 ‒ 41.871 ‒ 44.579 ‒ 52.556 ‒ 41.539 ‒ 47.649
Premie-ontvangsten 118.297 126.096 133.121 144.419 151.470 159.239 165.273 Tabel 4.3.1
Ontvangen rijksbijdragen en rente 36.359 54.502 51.884 52.347 55.728 58.701 61.309 Tabel 6.2
Premiegefinancierde uitgaven ‒ 143.540 ‒ 157.073 ‒ 172.927 ‒ 182.700 ‒ 194.383 ‒ 205.726 ‒ 215.960 Tabel 2.1
Eigenrisicodragers WGA/ZW 382 470 497 513 531 550 567 Tabel 6.3
Zorgbemiddelingskosten ‒ 94 ‒ 1.759 ‒ 1.328 ‒ 1.300 ‒ 1.598 ‒ 1.665 ‒ 1.706 Tabel 6.3
Overige uitgaven ‒ 37 0 0 0 0 0 0 Tabel 6.3
EMU-saldo sociale fondsen 11.366 22.236 11.247 13.280 11.748 11.098 9.483
Belastinginkomsten 12.047 12.721 13.544 13.891 14.303 14.720 15.208
Rijksbijdragen 95.021 95.684 98.355 104.740 106.454 111.478 114.285
Overige inkomsten 13.842 14.043 16.624 17.292 17.705 18.149 18.851
Uitgaven decentrale overheden ‒ 119.796 ‒ 123.491 ‒ 129.613 ‒ 137.056 ‒ 139.638 ‒ 145.566 ‒ 149.608
EMU-saldo decentrale overheden 1.114 ‒ 1.044 ‒ 1.090 ‒ 1.133 ‒ 1.176 ‒ 1.219 ‒ 1.263
  1. Met het oog op artikel 14 van Council Directive 2011/85/EU zij opgemerkt dat de budgettaire omvang van overheidsorganen en fondsen die zich binnen de sector decentrale overheden bevinden maar buiten begrotingsverband vallen verwaarloosbaar is. Derhalve wordt de impact van deze overheidsorganen en fondsen op het EMU-saldo en de EMU-schuld niet als aparte post gepresenteerd in deze tabel.

Het overheidssaldo komt in 2024 naar verwachting uit op een tekort van 2,9% van het bbp. Tabel 6.8 toont hoe dit saldo zich verhoudt tot het saldo dat is geraamd voor het lopende begrotingsjaar 2023.

EMU-saldo 2023 ‒ 16,4 ‒ 1,6%
Noemereffect 0,1%
Uitgaven aan Rijksbegroting ‒ 2,2 ‒ 0,2%
Uitgaven aan Sociale Zekerheid ‒ 10,7 ‒ 1,0%
Uitgaven aan Zorg ‒ 9,9 ‒ 0,9%
Uitgaven aan Investeringen ‒ 12,2 ‒ 1,1%
Niet plafondrelevante uitgaven 1,6 0,2%
Inkomsten 16,5 1,5%
Kastransverschillen 1,1 0,1%
Overig 0,4 0,0%
EMU-saldo 2024 ‒ 31,7 ‒ 2,9%

Ten opzichte van de Voorjaarsnota 2023 van afgelopen voorjaar is het saldo voor 2023 met 1 procentpunt bbp opwaarts bijgesteld naar ‒ 1,6% bbp. Het saldo voor 2024 is ook met 0,1 procentpunt bbp opwaarts bijgesteld naar ‒ 2,9% bbp. Dit wordt zichtbaar wanneer de verandering van het saldo niet van jaar op jaar (horizontaal) wordt bekeken, maar als ontwikkeling sinds de Voorjaarsnota (verticaal). Deze verticale ontwikkeling is weergeven in tabel 6.9.

EMU-saldo Voorjaarsnota 2023 ‒ 2,6 ‒ 3,0 ‒ 3,0 ‒ 3,7 ‒ 3,1 ‒ 3,5
Noemereffect (ontwikkeling bbp) 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,1
Belasting- en premieinkomsten 0,6 0,0 1,4 0,7 0,8 0,7
Nood- en steunmaatregelen corona (uitgaven op kasbasis) 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Besluitvorming netto-uitgaven onder het plafond 0,4 0,0 ‒ 0,2 ‒ 0,2 ‒ 0,1 ‒ 0,1
Loon- en prijsontwikkeling uitgaven 0,0 ‒ 0,3 ‒ 0,2 ‒ 0,2 ‒ 0,3 ‒ 0,3
Niet-beleidsmatige mutaties WW en Bijstand 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Overige uitgavenmutaties met plafondcorrectie 0,1 ‒ 0,2 ‒ 0,2 ‒ 0,2 ‒ 0,2 ‒ 0,2
Niet-plafondrelevante uitgaven en correcties van EMU-saldo ‒ 0,1 0,6 ‒ 0,7 0,0 0,3 0,2
EMU-saldo decentrale overheden 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
EMU-saldo Miljoenennota 2024 ‒ 1,6 ‒ 2,9 ‒ 2,9 ‒ 3,6 ‒ 2,6 ‒ 3,2

Tabel 6.10 bevat een overzicht van de gerealiseerde EMU-saldi vanaf 2007 en de verwachte EMU-saldi tot en met het jaar 2027, uitgedrukt in zowel miljarden euro als in procenten van het bbp.

EMU-saldo ‒ 1,4 0,8 ‒ 32,6 ‒ 34,1 ‒ 28,9 ‒ 25,7 ‒ 19,5
Bruto binnenlands product 619,2 647,2 624,8 639,2 650,4 653,0 660,5
EMU-saldo (in procenten bbp) ‒ 0,2 0,1 ‒ 5,2 ‒ 5,3 ‒ 4,4 ‒ 3,9 ‒ 3,0
2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
EMU-saldo ‒ 15,1 ‒ 13,4 0,9 10,1 11,6 14,6 ‒ 29,6
Bruto binnenlands product 671,6 690,0 708,3 738,1 774,0 813,1 796,5
EMU-saldo (in procenten bbp) ‒ 2,3 ‒ 1,9 0,1 1,4 1,5 1,8 ‒ 3,7
2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027
EMU-saldo ‒ 20,4 ‒ 1,4 ‒ 16,4 ‒ 31,7 ‒ 32,4 ‒ 42,0 ‒ 31,7
Bruto binnenlands product 871 959 1.028 1.078 1.116 1.162 1.207
EMU-saldo (in procenten bbp) ‒ 2,3 ‒ 0,1 ‒ 1,6 ‒ 2,9 ‒ 2,9 ‒ 3,6 ‒ 2,6

7 EMU-schuld

Tabel 7.1 geeft het financieringssaldo van het Rijk weer. Het financieringssaldo is het bedrag dat het Rijk op kasbasis in een jaar tekort komt of juist over heeft. Het financieringssaldo is daarmee dus ook het bedrag dat in een jaar extra moet worden geleend of, bij een overschot, waarmee schulden kunnen worden afgelost. Waar het EMU-saldo berekend wordt op transactiebasis, wordt het financieringssaldo berekend op kasbasis. Om tot het financieringssaldo te komen, moet er naast het optellen van de belastingontvangsten en de uitgaven ook nog een aantal correcties worden toegepast. Ten eerste zijn de belastingen zoals die meetellen voor het EMU-saldo berekend op transactiebasis. Om tot de belastingen op kasbasis te komen, moet het kas-transverschil hier dus vanaf worden getrokken. Hetzelfde geldt voor posten op de rijksbegroting die niet op kasbasis zijn. Allereerst is dat de rente op de staatsschuld: deze staan in de rijksbegroting op transactiebasis, terwijl voor het financieringssaldo alleen de kasuitgaven meetellen. Ten tweede wordt geld storten in (of opnemen uit) een begrotingsreserve op de begroting gezet als uitgave of ontvangst, terwijl het geld niet daadwerkelijk de schatkist verlaat of binnenkomt. Voor deze post wordt dus ook gecorrigeerd.

Belastinginkomsten (kasbasis) 225.140 261.209 278.381 286.541 291.046 301.870 312.108
Netto begrotingsgefinancierde uitgaven ‒ 246.958 ‒ 268.603 ‒ 296.086 ‒ 318.548 ‒ 332.814 ‒ 333.583 ‒ 352.765
Af: kas-transverschil rentelasten ‒ 955 ‒ 1.180 ‒ 390 ‒ 190 ‒ 280 ‒ 200 ‒ 820
Mutatie begrotingsreserves 1.137 ‒ 245 ‒ 421 ‒ 21 ‒ 304 ‒ 304 ‒ 104
Mutatie derdenrekeningen ‒ 269 0 0 0 0 0 0
Overbruggingskrediet Fortis/ABN Amro 0 0 0 0 300 150 0
Financieringssaldo Rijksoverheid ‒ 21.905 ‒ 8.819 ‒ 18.515 ‒ 32.218 ‒ 42.052 ‒ 32.067 ‒ 41.581

Het financieringssaldo werkt één op één door in de staatsschuld. Voor een financieringstekort moet immers geleend worden, terwijl een overschot gebruikt kan worden om schulden af te lossen. Tabel 7.2 geeft de opbouw van de EMU-schuld weer. De EMU-schuld is de schuld van de hele collectieve sector. Dus ook het tekort van decentrale overheden en agentschappen telt mee voor de EMU-schuld.

EMU-schuld begin jaar 449.026 480.065 489.927 509.532 542.883 585.812 618.948
Financieringssaldo Rijksoverheid 21.905 8.819 18.515 32.218 42.052 32.067 41.581 Tabel 7.1
EMU-saldo decentrale overheden ‒ 1.114 1.044 1.090 1.133 1.176 1.219 1.263 Tabel 6.7
EMU-saldo rest centrale overheid 0 0 0 0 0 0 0
Overig 10.248 0 0 0 ‒ 300 ‒ 150 0
EMU-schuld einde jaar 480.065 489.927 509.532 542.883 585.812 618.948 661.792

Tabel 7.3 toont de ontwikkeling van de EMU-schuld uitgedrukt als percentage van het bbp. Dit wordt de EMU-schuldquote genoemd. Behalve het begrotingstekort of -overschot heeft ook de ontwikkeling van het bbp zelf invloed op de schuldquote. Als het bbp groeit, daalt ceteris paribus de schuldquote. Dit is het noemereffect.

EMU-schuldquote begin jaar 52,2 51,0 47,6 47,3 48,6 50,4 51,3
Noemereffect bbp ‒ 4,5 ‒ 4,3 ‒ 2,2 ‒ 1,6 ‒ 1,9 ‒ 1,9 ‒ 1,8
Financieringssaldo Rijksoverheid 2,3 0,9 1,7 2,9 3,6 2,7 3,3
EMU-saldo decentrale overheden ‒ 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1 0,1
EMU-saldo rest centrale overheid 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0 0,0
Overig 1,1 0,0 0,0 0,0 ‒ 0,0 ‒ 0,0 0,0
EMU-schuldquote einde jaar 51,0 47,6 47,3 48,6 50,4 51,3 52,9

De EMU-schuld komt eind 2024 naar verwachting uit op 47,3% van het bbp. Vergeleken met de verwachte EMU-schuld eind 2023 betekent dit per saldo een verbetering van de schuld. Voor deze verbetering zijn verschillende oorzaken. Deze oorzaken zijn uitgesplitst in tabel 7.4.

EMU-schuld ultimo 2023 489,9 47,6%
Noemereffect ‒ 2,2%
EMU-saldo 31,7 2,9%
Coronagerelateerde leningen ‒ 0,1 0,0%
Schatkistbankieren ‒ 1,8 ‒ 0,2%
Aan- en verkoop staatsdeelnemingen 0,5 0,1%
Studieleningen 3,3 0,3%
Opbrengst/kosten derivaten 0,0 0,0%
Overige kastransverschillen ‒ 13,0 ‒ 1,2%
Overige financiële transacties ‒ 1,2 ‒ 0,1%
EMU-schuld ultimo 2024 509,5 47,3%

Tabel 7.5 toont dat de raming van de verwachte schuld naar beneden is bijgesteld sinds de Voorjaarsnota 2023 van afgelopen voorjaar. De verwachte schuld aan het eind van 2023 wordt nu geraamd op 47,6% en de schuldverwachting voor het eind van 2024 bedraagt 47,3% van het bbp.

EMU-schuld Voorjaarsnota 2023 49,2% 49,2% 50,3% 52,3% 53,7% 55,6%
Noemereffect ‒ 0,5% ‒ 0,7% ‒ 0,5% ‒ 0,6% ‒ 0,8% ‒ 0,7%
Doorwerking schuld t-1 0,0% ‒ 1,0% ‒ 1,2% ‒ 1,1% ‒ 1,2% ‒ 1,7%
Mutatie EMU-saldo ‒ 1,0% ‒ 0,1% ‒ 0,1% ‒ 0,1% ‒ 0,5% ‒ 0,3%
Opbrengst/kosten derivaten 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0%
Aan- en verkoop deelnemingen ‒ 0,1% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0%
Schatkistbankieren ‒ 0,1% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0%
Corona-leningen (netto) 0,1% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0%
Studieleningen (netto) 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0%
Kastransactieverschillen ‒ 0,3% ‒ 0,1% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0%
Overige financiële transacties 0,2% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0%
EMU-schuld Miljoenennota 2024 47,6% 47,3% 48,6% 50,4% 51,3% 52,9%

Tabel 7.6 geeft een overzicht van de gerealiseerde EMU-schuld vanaf 2007 en de verwachte EMU-schuld tot en met het jaar 2027, uitgedrukt in zowel miljarden euro als in procenten van het bbp.

EMU-schuld 266 354 355 379 401 432 447
Bruto binnenlands product 619 647 625 639 650 653 660
EMU-schuld (in procenten bbp) 43,0 54,7 56,8 59,3 61,7 66,2 67,7
2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
EMU-schuld 456 446 439 420 406 395 435
Bruto binnenlands product 672 690 708 738 774 813 797
EMU-schuld (in procenten bbp) 67,9 64,6 61,9 57,0 52,4 48,6 54,7
2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027
EMU-schuld 450 481 490 510 543 586 619
Bruto binnenlands product 871 959 1028 1078 1116 1162 1207
EMU-schuld (in procenten bbp) 51,7 50,1 47,6 47,3 48,6 50,4 51,3

8 Overheidsbalans

Inleiding

De onderstaande overheidsbalans geeft inzicht in het totaal van bezittingen, schulden en het vermogen van de centrale overheid, decentrale overheden en de socialeverzekeringsinstellingen als geheel. De activa (bezittingen) bestaan uit financiële activa, zoals uitgezette leningen, en niet-financiële activa, zoals wegen en gebouwen. De passivazijde van de balans bestaat uit de schulden en het vermogen van de overheid.

De overheidsbalans is een momentopname van het netto-vermogen van de overheid op een specifieke datum. Het netto-vermogen is het saldo van de bezittingen en schulden van de overheid. Toekomstige verplichtingen en rechten maken geen onderdeel uit van de balans. Daarmee ontbreken dus toekomstige belastingopbrengsten en AOW-verplichtingen op de overheidsbalans. De houdbaarheidsstudies van het Centraal Planbureau (CPB) houden daarentegen wel rekening met dergelijke toekomstige posten. Bij deze studies maakt het CPB gebruik van een aantal posten van de overheidsbalans.

Overheidsbalans 2019-2022

Tabel 8.1 omvat de overheidsbalans van de jaren 2019 tot en met 2022. Het vermogen van de overheid is het saldo van bezittingen en schulden. Bij een positief vermogen zijn de bezittingen groter dan de schulden. In de periode 2019 ‒ 2022 neemt het vermogenssaldo toe met 158,3 miljard euro. Het vermogenssaldo neemt toe in 2022 ten opzichte van 2021 met 147,0 miljard euro en komt uit op 405,9 miljard euro. Deze toename komt met name voort uit de toename van de waarde van de niet-financiële activa en de afname van de financiële passiva. Na de tabel volgt een korte toelichting op de verschillende posten op de overheidsbalans. In de Miljoenennota van 202010 is een uitgebreide toelichting op de overheidsbalans gepubliceerd.

Activa 753.873 778.597 830.434 926.620
Niet-financiele activa 494.736 498.289 541.695 647.193
Vaste activa 446.464 457.852 479.922 521.695
Voorraden 2.009 2.389 2.783 5.674
Olie- en gasreserves 9.340 621 19.054 76.917
Grond 36.923 37.427 39.936 42.907
Financiële activa 259.137 280.308 288.739 279.427
Aandelen en overige deelnemingen 112.470 109.003 110.816 78.156
Leningen 57.859 61.795 64.450 69.857
Handelskredieten en transitorische posten 58.199 77.433 88.828 98.523
Schuldbewijzen 7.180 6.592 7.506 8.103
Chartaal geld en deposito's 14.782 20.413 14.890 25.187
Financiële derivaten 8.647 5.072 2.249 ‒ 399
Passiva 753.873 778.597 830.434 926.620
Financiële passiva 506.226 559.076 571.582 520.717
Schuldbewijzen 373.045 424.545 430.719 383.776
Leningen 82.801 77.790 75.435 71.279
Handelskredieten en transitorische posten 48.691 55.123 62.906 63.270
Deposito's 1.688 1.617 2.521 2.391
Vermogenssaldo 247.647 219.521 258.852 405.903
  1. Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek (2023)

Activa (bezittingen)

De activa zijn onder te verdelen in niet-financiële activa en financiële activa. De niet-financiële activa omvatten onder meer gebouwen, grond en minerale reserves. De financiële activa bestaan uit alle financiële bezittingen van de overheid, zoals aandelen in ondernemingen en leningen aan financiële instellingen.

De activa zijn met 96,2 miljard euro in waarde toegenomen van 2022 ten opzichte van 2021. De hoofdzakelijke redenen hiervoor zijn dat de vaste activa zijn gestegen met 41,8 miljard euro naar 521,7 miljard euro en de olie en gasreserves zijn gestegen met 57,9 miljard euro naar 76,9 miljard euro. Onder de post vaste activa worden onder andere de grond-, weg- en waterbouwkundige werken in bezit van de overheid geschaard. Deze zijn van 2021 naar 2022 met 41,8 miljard euro in waarde toegenomen voornamelijk vanwege een herwaarderingseffect van 40 miljard euro. De stijging van de waarde van de olie- en gasreserves van 57,9 miljard is de resultante van enerzijds een herwaarderingseffect (prijseffect) van 87 miljard euro en anderzijds een negatief volume-effect van 30 miljard euro. Het herwaarderingseffect wordt veroorzaakt door prijsstijgingen als gevolg van de mondiale energieproblematiek. De financiële activa zijn per saldo afgenomen van 2021 naar 2022 met 9,3 miljard euro.

Passiva (schulden)

De financiële passiva bevatten de schulden van de overheid die in het verleden zijn opgebouwd. De overheid gaat deze schulden met name aan ter financiering van overheidstekorten. Van 2021 naar 2022 zijn de financiële passiva afgenomen met 50,9 miljard euro. Deze afname is geconcentreerd bij de schuldbewijzen. Deze nemen af met 46,9 miljard euro vanwege enerzijds een per saldo waardedaling met 77 miljard euro van al uitstaande schuldbewijzen en anderzijds per saldo nieuwe schuldbewijzen ter waarde van 30 miljard euro.

9 Fiscale regelingen

9.1 Inleiding

Deze bijlage besteedt aandacht aan fiscale regelingen. Het belastingstelsel kent verschillende soorten fiscale regelingen die de belastinginkomsten verminderen, zoals aftrekposten, vrijstellingen, heffingskortingen en verlaagde tarieven.11 In het belang van transparante Rijksfinanciën worden de budgettaire kosten van fiscale regelingen gemonitord. Ook worden de fiscale regelingen periodiek geëvalueerd op doeltreffendheid en doelmatigheid. De regelingen kosten immers geld in de vorm van lagere belastingontvangsten.

In paragraaf 9.2 wordt stilgestaan bij de definitie van fiscale regelingen, wanneer fiscale regelingen gemonitord worden, en welke regelingen zijn toegevoegd dit jaar. Paragraaf 9.3 geeft een overzicht van de budgettaire kosten van fiscale regelingen. De (opvallende) budgettaire ontwikkelingen worden nader toegelicht in 9.4 en 9.5 geeft een overzicht van recente beleidsmaatregelen met betrekking tot fiscale regelingen. Tot slot gaat 9.6 in op (recent) afgeronde evaluaties en de evaluatie- en onderzoeksagenda voor de komende jaren.

9.2 Definitie en monitoring van fiscale regelingen

De kamer heeft op 23 februari 2023 de regering verzocht om tot een eenduidige definitie te komen voor de term «fiscale regeling» en op basis van deze definitie de lijst van fiscale regelingen compleet te maken. In de motie van de leden Grinwis en Van Dijk wordt geconstateerd dat enkele vrijstellingen in de overdrachtsbelasting ontbreken in bijlage 9 en 10 van de Miljoenennota van 2023. Hieronder wordt allereerst kort toegelicht wat verstaan wordt onder een fiscale regeling. Verder wordt in deze paragraaf een overzicht gegeven van de regelingen die op grond van deze uitgangspunten met ingang van dit jaar worden opgenomen in bijlage 9 en 10.

Oorspronkelijk bevatten bijlage 9 en 10 een lijst met belastinguitgaven en enkele andere inkomstenbeperkende regelingen. Naar aanleiding van de 15e studiegroep Begrotingsruimte is sinds de Miljoenennota 2018 de meer strikte definitie van een belastinguitgave ingeruild voor het begrip fiscale regeling. Hierdoor wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen inkomstenbeperkende regelingen en belastinguitgaven. Zoals geconcludeerd in het onderzoek fiscale regelingen geeft iedere definitie van fiscale regelingen afbakeningsproblemen.12 Internationaal bestaat er ook geen consensus over een heldere definitie.

Om die reden is ervoor gekozen om een aantal algemene richtlijnen te geven die een leidraad vormen bij het aanwijzen van fiscale regelingen:

  1. De regeling heeft een beoogd beleidsdoel (bijvoorbeeld stimuleren van een bepaalde activiteit), anders dan de algemene doelstelling van het belastingmiddel waar de regeling betrekking op heeft .
  2. De regeling leidt per saldo tot een beoogde derving van overheidsinkomsten, al dan niet in samenhang bezien met gerelateerde regelingen op hetzelfde terrein.

Middels deze algemene richtlijnen en op basis van een doorlichting van wet- en regelgeving zijn 56 extra fiscale regelingen opgenomen in bijlage 9 en 10 ten opzichte van vorig jaar. Tabel 9.2.1 geeft een overzicht van de nieuw toegevoegde regelingen. Om praktische en inhoudelijke redenen worden niet alle regelingen gemonitord (zie tweede kolom). Omwille van zoveel mogelijk transparantie worden deze regelingen wel toegelicht in bijlage 10. Of een regeling gemonitord wordt in bijlage 9 is afhankelijk van een aantal criteria:

  1. De regeling heeft een budgettair belang groter dan €5 miljoen, en;
  2. De regeling volgt niet uit Europese wetgeving, en;
  3. De data voor het ramen de regeling haar kosten is beschikbaar, en;
  4. De regeling is niet enkel technisch van aard, bijvoorbeeld ter voorkoming van dubbele belastingheffing, en;
  5. De regeling is niet enkel ter voorkoming van onevenredige uitvoerings-/administratieve lasten.

Regelingen die daarom niet actief gemonitord worden zijn bijvoorbeeld een bosbouwvrijstelling vanwege het beperkte budgettaire belang, de 30% regeling voor uitgezonden werknemers vanwege een gebrek aan data, en de vrijstelling in de Vpb voor stichtingen en verenigingen met een lage winst ten behoeve van een doelmatige uitvoering. Voor elk van de nieuw opgenomen regelingen wordt in de derde kolom van tabel 9.2.1 een toelichting gegeven indien de regeling niet gemonitord wordt. In totaal worden van de nieuw toegevoegde regelingen 12 gemonitord. Fiscale regelingen met betrekking tot fossiele subsidies worden toegelicht in bijlage 24 van deze Miljoenennota.

De uitbreiding van de lijst met regelingen past in de trend van de afgelopen jaren waarin ten behoeve van de transparantie steeds meer regelingen gerapporteerd worden. Het streven is om hiermee zo volledig mogelijk te zijn, hoewel dat zelfs met de forse uitbreiding van dit jaar een doorlopend proces blijft.

Inkomensvoorzieningen
Onbelaste reiskostenvergoeding Nee Geen data beschikbaar
Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen
Keuzeregeling partiële buitenlandse belastingplicht Ja
Diverse vrijstellingen Koninklijk Huis Nee Geen data beschikbaar
Verlaging lastendruk in de winstsfeer
Herinvesteringsreserve Ja
Uitstelfaciliteiten bij verkoop in kader aandelenfusie, juridische splitsing, juridische fusie Nee Geen data beschikbaar
Verhuisvergoeding ondernemer Nee Geen data beschikbaar
Vrijstelling vpb voor stichtingen en vereningen met lage winst Nee Geen data beschikbaar
Aftrek kenbaar fondswervende activiteiten ANBI's Nee Beperkt budgettair belang
Aftrek fictieve personeelskosten ANBI's Nee Beperkt budgettair belang
Loonbelasting
Werkkostenregeling Nee Geen data beschikbaar
Fiscale regeling aandelenoptierechten Nee Beperkt budgettair belang
Vrijwilligersregeling Nee Geen data beschikbaar
30% regeling: voor uitgezonden werknemers Nee Geen data beschikbaar
Vergoeding voor extraterritoriale kosten Nee Geen data beschikbaar
Belastingen op milieugrondslag
EB vrijstelling aardgas ander gebruik dan brandstof (incl. teruggaaf) Ja
Vrijstelling leidingwaterbelasting voor grootgebruikers Ja
Vrijstelling zuiveringsslib afvalstoffenbelasting Nee Geen data beschikbaar
Vrijstelling asbest afvalstoffenbelasting Nee Geen data beschikbaar
Vrijstelling kolenbelasting anders dan brandstof Nee Geen data beschikbaar
Vrijstelling leidingwaterbelasting voor brandkranen, sprinklerinstallaties en dergelijke indien deze gebruikt worden in buitengewone omstandigheden. Nee Geen data beschikbaar
Transferpassagiers buiten de grondslag van de vliegbelasting Nee Geen data beschikbaar
Vrijstelling baggerspecie afvalstoffenbelasting Nee Geen data beschikbaar
Auto
BZM Teruggaaf belasting zware motorrijtuigen bij gecombineerd vervoer (spoor, binnenwateren of zee) Nee Geen data beschikbaar
Accijns
Accijns teruggaaf LPG glastuinbouw Nee Beperkt budgettair belang
Accijns verlaagd tarief kleine brouwerijen Nee Beperkt budgettair belang
Assurantiebelasting
ASB Vrijstelling levensverzekeringen Ja
ASB Vrijstelling ongevallen, invaliditeits en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen Ja
ASB Vrijstelling ziekte- en ziektekostenverzekering, zorgverzekering ZVW Ja
ASB Vrijstelling werkloosheidsverzekeringen Nee Geen data beschikbaar
ASB Vrijstelling zeeschepen Ja
ASB Vrijstelling transportverzekeringen Ja
ASB Vrijstelling exportkredietverzekeringen Ja
ASB Vrijstelling luchtvaartuigen Nee Beperkt budgettair belang
Overdrachtsbelasting
OVB Vrijstelling wijkontwikkelingsmaatschappijen Nee Geen data beschikbaar
OVB Vrijstelling wooninvesteringsfondsen Nee Geen data beschikbaar
OVB Vrijstelling inbreng of omzetting van een onderneming Nee Geen data beschikbaar
OVB vrijstelling verdeling of vereffening vermogen van een onderneming/vennootschap (f) Nee Geen data beschikbaar
OVB vrijstelling verdeling gemeenschap samenwoners Nee Geen data beschikbaar
OVB vrijstelling juridische fusie Nee Geen data beschikbaar
OVB vrijstelling bedrijfsfusie Nee Geen data beschikbaar
OVB vrijstelling interne reorganisatie Nee Geen data beschikbaar
OVB vrijstelling juridische splitsing Nee Geen data beschikbaar
OVB vrijstelling taakoverdracht tussen vereniging of ANBI Nee Geen data beschikbaar
OVB vrijstelling door verkrijger aangebrachte zaken Nee Geen data beschikbaar
OVB vrijstelling bodembestanddelen Nee Geen data beschikbaar
OVB vrijstelling kabels en leidingen Nee Geen data beschikbaar
OVB vrijstelling publiekrechtelijke lichamen Nee Geen data beschikbaar
OVB vrijstelling onderwijs Nee Geen data beschikbaar
OVB vrijstelling herstel art.19 Nee Geen data beschikbaar
OVB vrijstelling staatsbosbeheer Nee Geen data beschikbaar
OVB vrijstelling samenloop omzetbelasting Nee Geen data beschikbaar
OVB vrijstelling wilsrecht Nee Geen data beschikbaar
Bankenbelasting
Drempelbedrag bankenbelasting Nee Geen data beschikbaar
Kansspelbelasting
Kleine prijzenvrijstelling/Vrijstelling prijzen onder 449 euro Nee Geen data beschikbaar
Verbruiksbelasting
Vrijstellingen mineraalwater Ja
Vrijstellingen melk Ja

9.3 Overzicht van het budgettaire belang van fiscale regelingen

In 2024 bedragen de totale kosten van fiscale regelingen naar verwachting circa 163 miljard euro (tabel 9.3.1). De budgettaire omvang van fiscale regelingen groeit in de periode 2019-2024 gemiddeld met circa 6% per jaar. De groei wordt voornamelijk gedreven door de toename in het budgettaire belang van de heffingskortingen. Paragraaf 9.4 gaat nader in op de budgettaire ontwikkelingen van specifieke regelingen. Uitgedrukt als percentage van het bruto binnenlands product schommelt het budgettaire belang rond de 15%.

Persoonsgebonden aftrek 1.104 1.066 1.005 810 792 795 ‒ 6%
Inkomensvoorzieningen 14.843 16.812 18.276 19.822 18.365 17.861 4%
(Eigen) woning 10.759 10.772 11.348 11.542 13.093 13.822 5%
Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen 2.142 2.007 2.508 2.764 3.054 3.048 7%
Verlaging lastendruk in de winstsfeer 11.543 11.694 14.076 16.130 14.035 14.022 4%
Loonbelasting 2.476 2.558 2.511 2.591 2.787 2.832 3%
Heffingskortingen 47.369 51.789 55.371 56.469 63.910 71.128 8%
Belastingen op milieugrondslag 12.448 14.467 15.040 12.212 14.996 14.507 3%
Omzetbelasting 12.181 11.413 11.804 13.886 15.621 16.312 6%
Auto 2.750 2.586 2.913 2.967 3.212 3.549 5%
Assurantiebelasting 4.130 4.189 4.272 4.322 4.383 4.448 1%
Overdrachtsbelasting 144 149 206 214 288 298 16%
Verbruiksbelasting 365 365 365 365 365 417 3%
Totaal fiscale regelingen 122.254 129.867 139.696 144.094 154.900 163.039 6%
in % bbp 15,0% 16,3% 16,3% 15,3% 15,2% 15,3%
  1. Dit overzicht bevat uitsluitend categorieën waarvan ten minste één regeling gemonitord is.
  2. Het effect van de maatregelen uit de augustusbesluitvorming op de diverse fiscale regelingen zijn nog niet verwerkt in deze tabel. Deze effecten kunnen tevens doorwerking hebben op tabel 9.3.2, 9.4.1, en 9.4.2.

Tabel 9.3.2 geeft inzicht in het budgettaire belang van alle fiscale regelingen van 2019 tot en met 2024. De laatste kolom geeft de gemiddelde jaarlijkse procentuele groei weer tussen 2019 en 2024. De groei kan zowel het gevolg zijn van beleidsmaatregelen als van endogene ontwikkelingen. Endogene ontwikkelingen zijn de ontwikkelingen die niet het directe gevolg zijn van beleidsmaatregelen op de regelingen zelf, maar van andere factoren die het gebruik van een regeling beïnvloeden, zoals de economische ontwikkeling.

De interpretatie van de gepresenteerde cijfers vergt aandacht. De recht gedrukte cijfers zijn schattingen van het budgettaire belang die gebaseerd zijn op concreet bronmateriaal over het gebruik van een regeling. Meestal betreft dit realisatiecijfers die volgen uit de aangiftegegevens van de Belastingdienst. Deze cijfers geven een vrij zekere inschatting van het budgettaire belang. De cursieve cijfers zijn ramingen. Hierbij is (nog) geen (volledige) informatie beschikbaar voor dat jaar en is op basis van trendramingen of aannames het budgettaire belang bepaald. Over de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek zijn bijvoorbeeld tot en met 2020 aangiftegegevens beschikbaar, waarmee het budgettaire belang kan worden bepaald – deze cijfers staan recht gedrukt. De groei van het gebruik van de regeling na 2020 wordt verondersteld gelijk te zijn aan de groei van de investeringen in vaste activa en op basis van deze aanname worden de ramingen voor de jaren vanaf 2021 gemaakt – deze cijfers staan cursief.

De informatiebasis, ook wel ramingsgrond, verschilt van post tot post en staat per regeling vermeld in bijlage 10. In het ene uiterste volgt het budgettaire belang direct uit de aangiften (zoals de afdrachtverminderingen voor de loonbelasting) of realisaties op gebudgetteerde regelingen (zoals de MIA en de WBSO), in het andere uiterste is er geen enkele informatie over het feitelijke gebruik, omdat het gebruik niet hoeft te worden aangegeven (zoals de doorschuifregeling voor stakingswinst) en ook cijfers van het CBS en andere gegevensbronnen weinig aanknopingspunten bieden voor een benadering van het budgettaire belang. Tussen deze twee uitersten zitten regelingen waarvan het budgettaire belang is berekend op basis van rekenregels, zoals de aftrekposten in de inkomstenbelasting.

De aftrekpost blijkt uit de belastingaangiften en het budgettaire belang wordt berekend door de belastingheffing met en zonder de aftrekpost met elkaar te vergelijken. Deze rekenregel impliceert dat voor elke aftrekpost wordt aangenomen dat die aftrekpost de laatste is. De bedragen van de aftrekposten zijn daarom niet optelbaar. Ook is het vermelde budgettaire belang niet hetzelfde als de opbrengst in het geval een regeling wordt afgeschaft. Het budgettaire belang geldt voor het feitelijke gebruik en houdt geen rekening met gedragseffecten als de regeling zou worden afgeschaft. Verder kan bij afschaffing sprake zijn van samenloop met andere regelingen.

Persoonsgebonden aftrek
Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten) 220 206 215 23 17 10 ‒ 46,6%
Giftenaftrek inkomstenbelasting 481 510 437 441 436 447 ‒ 1,5%
Aftrek specifieke zorgkosten 272 252 275 275 275 280 0,6%
Onderhoudsverplichtingen aftrek 324 282 251 241 231 226 ‒ 6,9%
Belaste ontvangen alimentatie ‒ 193 ‒ 184 ‒ 173 ‒ 170 ‒ 167 ‒ 167 ‒ 2,9%
Inkomensvoorzieningen
Pensioen niet-belaste premie 19.272 20.190 21.785 23.138 25.316 26.745 6,8%
Pensioen belaste uitkering ‒ 12.349 ‒ 12.790 ‒ 13.347 ‒ 13.952 ‒ 15.706 ‒ 17.632 7,4%
Pensioen vrijstelling box 3 7.112 8.546 8.906 9.682 7.841 7.882 2,1%
Lijfrente premieaftrek 575 589 618 656 843 886 9,0%
Lijfrente belaste uitkering ‒ 372 ‒ 380 ‒ 382 ‒ 399 ‒ 449 ‒ 508 6,4%
Lijfrente vrijstelling box 3 214 254 255 277 224 227 1,2%
Nettopensioen en nettolijfrente 7 9 10 12 15 17 18,4%
FOR aftrek 204 195 211 222 22 ‒ 100,0%
FOR belaste afneming ‒ 102 ‒ 109 ‒ 111 ‒ 117 ‒ 124 ‒ 125 4,2%
Arbeidsongeschiktheidsverzekering premieaftrek 509 499 526 552 593 636 4,6%
Arbeidsongeschiktheidsverzekering belaste uitkering ‒ 373 ‒ 374 ‒ 388 ‒ 408 ‒ 440 ‒ 490 5,6%
Reisaftrek OV 8 5 5 6 6 6 ‒ 5,4%
Middelingsregeling 125 161 170 136 185 175 7,0%
Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling kinderen 13 17 18 15 40 41 25,8%
(Eigen) woning
Hypotheekrenteaftrek 9.800 9.161 8.339 8.153 9.529 10.747 1,9%
Aftrek financieringskosten eigen woning 651 765 820 693 582 552 ‒ 3,3%
Aftrek periodieke betalingen erfpacht, opstal en beklemming 31 32 32 33 33 35 2,1%
Aftrek rente en kosten van geldleningen over restschuld vervreemde eigen woning 17 13 10 8 7 6 ‒ 20,1%
Eigenwoningforfait ‒ 3.128 ‒ 3.120 ‒ 2.734 ‒ 2.737 ‒ 2.725 ‒ 2.888 ‒ 1,6%
Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld 553 592 523 512 501 502 ‒ 1,9%
Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning 119 131 140 140 17 ‒ 100,0%
OVB Verlaagd tarief woning niet-starters 2.715 3.198 3.598 4.335 4.803 4.533 10,8%
OVB Vrijstelling woning starters 614 369 292 276 ‒ 14,8%
OVB Vrijstelling terugkoop VoV woningen 6 36 54 60 58,6%
Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen
Vermindering verhuurderheffing 177 172 240 539 ‒ 100,0%
Kamerverhuurvrijstelling 10 10 10 12 15 16 9,3%
Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3 855 780 808 747 1.076 1.080 4,8%
Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden box 3 26 25 27 27 44 49 13,6%
Vrijstelling groen beleggen box 3 45 45 51 55 25 33 ‒ 5,9%
Heffingskorting groen beleggen box 3 28 30 34 37 40 44 9,4%
Heffingvrij vermogen/inkomen box 3 944 888 1.280 1.288 1.789 1.756 13,2%
Fiscale faciliteiten Natuurschoonwet 37 37 38 39 44 50 6,2%
Keuzeregeling partiële buitenlandse belastingplicht 20 20 20 20 20 20 0,0%
Verlaging lastendruk in de winstsfeer
Zelfstandigenaftrek 1.860 1.752 1.677 1.626 1.323 1.069 ‒ 10,5%
Extra zelfstandigenaftrek starters 110 109 110 114 120 130 3,4%
Meewerkaftrek 8 7 7 7 6 6 ‒ 3,4%
Stakingsaftrek 17 17 17 17 17 18 0,5%
Aftrek speur- en ontwikkelingswerk 5 5 4 4 4 4 ‒ 4,4%
Willekeurige afschrijving starters 8 7 7 7 8 8 1,8%
Doorschuiving stakingswinst 280 286 299 311 325 349 4,5%
Doorschuifregelingen inkomen uit aanmerkelijk belang box 2 106 114 119 121 124 120 2,4%
Mkb-winstvrijstelling 2.129 2.003 2.183 2.262 2.337 2.327 1,8%
Terbeschikkingstellingsvrijstelling 21 21 21 20 20 21 ‒ 0,1%
Laag vpb-tarief 1.579 2.424 3.420 4.880 2.487 2.639 10,8%
Innovatiebox 1.895 1.607 2.215 2.390 2.860 2.953 9,3%
Liquidatie- en stakingsverliesregeling 707 780 712 751 779 734 0,8%
Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek 436 415 446 448 523 539 4,3%
Energie-investeringsaftrek (EIA) 127 146 186 297 249 259 15,3%
Milieu-investeringsaftrek (MIA) 126 75 101 206 192 192 8,8%
VAMIL 20 15 18 23 25 25 4,6%
Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart 119 0 60 120 120 120 0,2%
Landbouwvrijstelling in de winstsfeer 833 922 1.311 1.358 1.407 1.482 12,2%
Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer 8 8 8 9 14 15 14,4%
Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit 615 534 567 567 567 556 ‒ 2,0%
Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBI’s 219 223 228 232 237 241 1,9%
Faciliteit geven uit vennootschap 16 17 17 18 20 21 5,0%
Herinvesteringsreserve 299 206 346 343 272 195 ‒ 8,2%
Loonbelasting
Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO 1.182 1.226 1.411 1.297 1.437 1.446 4,1%
30%-regeling 1.062 1.100 865 1.051 1.104 1.133 1,3%
Afdrachtvermindering zeevaart 109 108 106 110 110 111 0,3%
Vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband 123 124 129 133 136 142 3,0%
Heffingskortingen
Algemene heffingskorting 21.357 23.131 23.725 23.844 25.319 28.020 5,6%
Arbeidskorting 19.522 21.968 24.691 25.602 31.170 34.924 12,3%
Inkomensafhankelijke combinatiekorting 1.786 1.810 1.798 1.779 1.836 1.942 1,7%
Jonggehandicaptenkorting 178 180 182 186 197 220 4,3%
Alleenstaande ouderenkorting 510 532 543 562 612 678 5,9%
Ouderenkorting 4.017 4.168 4.432 4.496 4.776 5.344 5,9%
Belastingen op milieugrondslag
EB Verlaagd tarief glastuinbouw 94 130 159 161 171 220 18,5%
EB Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit 34 37 30 24 32 31 ‒ 1,9%
EB Salderingsregeling 317 454 502 335 607 564 12,2%
EB Vrijstellingen voor energie-intensieve processen 93 118 124 122 129 194 15,7%
EB Belastingvermindering per aansluiting 2.133 3.623 3.871 5.750 4.191 4.268 14,9%
EB Stadsverwarmingsregeling 59 67 71 74 79 73 4,5%
Inputvrijstelling energiebelasting voor elektriciteitsopwekking 368 650 531 497 491 861 18,5%
Inputvrijstelling kolenbelasting voor elektriciteitsopwekking 86 38 72 74 79 73 ‒ 3,3%
Inputvrijstelling kolenbelasting voor duaal verbruik 23 20 22 21 23 25 1,7%
EB Degressieve tariefsstructuur elektriciteit 6.769 6.330 6.483 2.730 6.633 5.650 ‒ 3,5%
EB Degressieve tariefsstructuur gas 2.326 2.799 2.958 2.255 2.387 2.362 0,3%
EB vrijstelling aardgas ander gebruik dan brandstof (incl. teruggaaf) 56 111 127 79 84 96 11,4%
Vrijstelling leidingwaterbelasting voor grootgebruikers 90 90 90 90 90 90 0,0%
Omzetbelasting
Btw Verlaagd tarief voedingsmiddelen en water 6.671 6.641 7.071 8.269 8.983 9.340 7,0%
Btw Verlaagd tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen 1.420 1.493 1.585 1.695 1.841 1.914 6,2%
Btw Verlaagd tarief culturele en recreatieve goederen en diensten 796 708 725 966 1.050 1.092 6,5%
Btw Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten 1.103 828 894 982 1.067 1.109 0,1%
Btw Verlaagd tarief overig 72 68 79 87 95 98 6,4%
Btw Verlaagd tarief Personenvervoer 603 394 383 617 670 697 2,9%
Btw Verlaagd tarief Sierteelt 237 247 276 285 309 321 6,3%
Btw Verlaagd tarief Logiesverstrekking 1.084 853 559 710 1.265 1.375 4,9%
Btw Nultarief zonnepanelen 31 32 0,4%
Btw Kleineondernemersregeling 194 180 232 275 311 334 11,5%
Auto
BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen 25 30 29 33 41 62 19,9%
MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen 41 82 133 202 276 392 57,1%
IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's 283 413 481 455 343 241 ‒ 3,2%
IB/LB Korting op de bijtelling voor zuinige auto's (overgangsrecht) 88 ‒ 100,0%
BPM Teruggaaf taxi's en openbaar vervoer 159 ‒ 100,0%
MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer 53 51 50 48 48 48 ‒ 2,0%
BPM Teruggaaf diverse voertuigen 18 15 14 13 13 13 ‒ 6,3%
MRB Vrijstelling diverse voertuigen 26 27 28 28 29 30 2,9%
BPM Vrijstelling bestelauto ondernemers 838 719 824 748 953 1.100 5,6%
MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers 924 959 1.005 1.030 1.089 1.198 5,3%
MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten 15 16 16 17 17 19 4,8%
MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar 69 75 83 91 99 108 9,4%
MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988 15 13 12 11 10 9 ‒ 9,7%
MRB Kwarttarieven 161 151 196 242 238 259 10,0%
MRB Halftarief plug-in hybride auto’s 35 35 42 48 56 70 15,0%
Assurantiebelasting
ASB Vrijstelling Brede Weersverzekering 4 5 6 7 7 7 13,7%
ASB Vrijstelling levensverzekeringen 2.679 2.679 2.679 2.679 2.679 2.679 0,0%
ASB Vrijstelling ongevallen, invaliditeits en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen 556 580 604 630 656 684 4,2%
ASB Vrijstelling ziekte- en ziektekostenverzekering, zorgverzekering ZVW 807 833 859 886 914 943 3,2%
ASB Vrijstelling zeeschepen 15 15 17 17 18 19 5,0%
ASB Vrijstelling transportverzekeringen 57 62 68 74 80 87 8,8%
ASB Vrijstelling exportkredietverzekeringen 11 15 39 29 29 29 21,3%
Overdrachtsbelasting
OVB Vrijstelling cultuurgrond 128 133 184 191 258 268 16,0%
OVB Vrijstelling bedrijfsoverdracht in familiesfeer 16 17 22 22 29 30 12,4%
Verbruiksbelasting
Vrijstellingen mineraalwater 52
Vrijstellingen melk 365 365 365 365 365 365 0,0%
  1. [-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.
  2. Indien een regeling na 2019 is geïntroduceerd, is de gemiddelde jaarlijkse groei gegeven vanaf het jaar dat de regeling bestaat.
  3. Budgettair belang middelingsregeling en vermindering verhuurderheffing is op kasbasis.

9.4 Opvallende ontwikkelingen en benchmarktoets

Tabel 9.4.1 biedt inzicht in de budgettaire ontwikkeling van fiscale regelingen ten opzichte van de benchmark 2021. De benchmark 2021 is het budgettaire belang voor 2021 zoals geraamd bij de start van het huidige (demissionaire) kabinet in de Miljoenennota 2022. De ontwikkeling van het budgettaire belang wordt uitgesplitst in bijstellingen in de raming voor het benchmarkjaar 2021 en ontwikkelingen na deze periode, bestaande uit beleidseffecten, endogene ontwikkelingen en overige (technische) bijstellingen.

Ter illustratie, de MRB vrijstelling voor nulemissieauto's wordt voor 2024 geraamd op 392 miljoen euro. Dit is een stijging van 253 miljoen euro ten opzichte van de benchmark raming voor 2021. Ten eerste is de raming van het budgettaire belang voor 2021 met 6 miljoen naar beneden bijgesteld, wat doorwerkt in de rest van de kabinetsjaren. Daarnaast neemt het budgettair belang in de jaren 2022-2024 toe door beleidsmaatrtegelen (83 miljoen euro) en door endogene ontwikkelingen (176 miljoen euro).

Bij endogene ontwikkelingen in de context van de MRB vrijstelling voor nulemissieauto's kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een toename in het aantal elektrische auto's waardoor de grondslag van de vrijstellingen voor nulemissie auto's toeneemt. Bijstellingen door beleid ziet op aanpassingen in de fiscale regeling zelf of omdat bijvoorbeeld een wijziging in een algemeen tarief doorwerkt op de omvang van een vrijstelling. Een verandering in het budgettair belang vanwege bijstelling 2021 kan meerdere oorzaken hebben, bijvoorbeeld doordat er realisaties beschikbaar zijn voor 2021 die afwijken van ramingen voor dat jaar in 2021. Hieraan ten grondslag kan bijvoorbeeld endogene ontwikkeling liggen tot en met 2021 die in 2021 niet was voorzien. Technische bijstellingen zien op een wijziging in de raming door bijvoorbeeld een aanpassing in de ramingsmethodiek.

Persoonsgebonden aftrek
Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten) 10 ‒ 244 ‒ 38 ‒ 230 1 24
Giftenaftrek inkomstenbelasting 447 60 50 ‒ 30 39 0
Aftrek specifieke zorgkosten 280 23 18 5 0 0
Onderhoudsverplichtingen aftrek 226 ‒ 54 ‒ 29 ‒ 20 ‒ 5 0
Belaste ontvangen alimentatie ‒ 167 19 13 ‒ 2 8 0
Inkomensvoorzieningen
Pensioen niet-belaste premie 26.745 4.924 ‒ 37 759 4.201 0
Pensioen belaste uitkering ‒ 17.632 ‒ 4.818 ‒ 533 ‒ 966 ‒ 3.319 0
Pensioen vrijstelling box 3 7.882 776 1.800 709 ‒ 1.733 0
Lijfrente premieaftrek 886 263 ‒ 6 136 133 0
Lijfrente belaste uitkering ‒ 508 ‒ 136 ‒ 10 ‒ 28 ‒ 98 0
Lijfrente vrijstelling box 3 227 21 49 20 ‒ 48 0
Nettopensioen en nettolijfrente 17 8 2 1 5 0
FOR aftrek 0 ‒ 212 ‒ 1 ‒ 237 26 0
FOR belaste afneming ‒ 125 ‒ 17 ‒ 3 2 ‒ 17 0
Arbeidsongeschiktheidsverzekering premieaftrek 636 72 ‒ 38 7 102 0
Arbeidsongeschiktheidsverzekering belaste uitkering ‒ 490 ‒ 72 29 ‒ 23 ‒ 78 0
Reisaftrek OV 6 0 ‒ 1 0 1 0
Middelingsregeling 175 ‒ 10 ‒ 15 ‒ 117 122 0
Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling kinderen 41 41 18 0 23 0
(Eigen) woning
Hypotheekrenteaftrek 10.747 1.999 ‒ 409 ‒ 627 3.035 0
Aftrek financieringskosten eigen woning 552 322 590 ‒ 14 ‒ 254 0
Aftrek periodieke betalingen erfpacht, opstal en beklemming 35 4 1 ‒ 1 4 0
Aftrek rente en kosten van geldleningen over restschuld vervreemde eigen woning 6 ‒ 9 ‒ 4 0 ‒ 4 0
Eigenwoningforfait ‒ 2.888 ‒ 17 137 160 ‒ 314 0
Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld 502 ‒ 13 8 ‒ 70 48 0
Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning ‒ 195 ‒ 55 ‒ 140 0 0
OVB Verlaagd tarief woning niet-starters 4.533 2.448 1.514 1.372 ‒ 438 0
OVB Vrijstelling woning starters 276 ‒ 1.088 ‒ 750 0 ‒ 338 0
OVB Vrijstelling terugkoop VoV woningen 60 60 6 42 12 0
Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen
Vermindering verhuurderheffing ‒ 197 43 27 ‒ 267 0
Kamerverhuurvrijstelling 16 6 0 ‒ 1 7 0
Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3 1.080 272 0 464 ‒ 192 0
Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden box 3 49 22 0 19 3 0
Vrijstelling groen beleggen box 3 33 ‒ 17 1 ‒ 33 16 0
Heffingskorting groen beleggen box 3 44 13 3 0 10 0
Heffingvrij vermogen/inkomen box 3 1.756 476 0 525 ‒ 49 0
Fiscale faciliteiten Natuurschoonwet 50 12 0 ‒ 1 12 0
Keuzeregeling partiële buitenlandse belastingplicht 20 20 20 0 0 0
Verlaging lastendruk in de winstsfeer
Zelfstandigenaftrek 1.069 ‒ 539 69 ‒ 813 206 0
Extra zelfstandigenaftrek starters 130 33 13 ‒ 2 22 0
Meewerkaftrek 6 ‒ 1 ‒ 1 0 0 0
Stakingsaftrek 18 2 1 ‒ 1 1 0
Aftrek speur- en ontwikkelingswerk 4 ‒ 1 ‒ 1 0 0 0
Willekeurige afschrijving starters 8 1 0 1 0 0
Doorschuiving stakingswinst 349 54 3 10 40 0
Doorschuifregelingen inkomen uit aanmerkelijk belang box 2 120 1 0 ‒ 6 7 0
Mkb-winstvrijstelling 2.327 246 101 ‒ 349 494 0
Terbeschikkingstellingsvrijstelling 21 1 0 ‒ 2 2 0
Laag vpb-tarief 2.639 ‒ 190 591 ‒ 1.964 1.183 0
Innovatiebox 2.953 1.543 805 73 665 0
Liquidatie- en stakingsverliesregeling 734 ‒ 24 ‒ 46 ‒ 138 160 0
Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek 539 127 34 66 28 0
Energie-investeringsaftrek (EIA) 259 110 37 110 ‒ 37 0
Milieu-investeringsaftrek (MIA) 192 78 ‒ 13 108 ‒ 17 0
VAMIL 25 0 ‒ 7 0 7 0
Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart 120 5 ‒ 55 8 52 0
Landbouwvrijstelling in de winstsfeer 1.482 884 713 24 146 0
Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer 15 4 ‒ 2 2 5 0
Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit 556 75 86 ‒ 11 0 0
Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBI’s 241 13 0 0 13 0
Faciliteit geven uit vennootschap 21 12 9 2 2 0
Herinvesteringsreserve 195 195 346 1 ‒ 152 0
Loonbelasting
Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO 1.446 8 ‒ 27 ‒ 137 172 0
30%-regeling 1.133 431 163 ‒ 26 294 0
Afdrachtvermindering zeevaart 111 3 ‒ 2 0 5 0
Vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband 142 15 1 2 11 0
Heffingskortingen
Algemene heffingskorting 28.020 3.416 ‒ 879 ‒ 583 4.878 0
Arbeidskorting 34.924 10.405 172 3.593 6.640 0
Inkomensafhankelijke combinatiekorting 1.942 294 150 ‒ 121 265 0
Jonggehandicaptenkorting 220 36 ‒ 2 0 38 0
Alleenstaande ouderenkorting 678 229 94 0 135 0
Ouderenkorting 5.344 1.229 317 0 912 0
Belastingen op milieugrondslag
EB Verlaagd tarief glastuinbouw 220 84 23 49 12 0
EB Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit 31 ‒ 6 ‒ 8 ‒ 2 3 0
EB Salderingsregeling 564 234 172 ‒ 181 243 0
EB Vrijstellingen voor energie-intensieve processen 194 59 ‒ 11 39 26 5
EB Belastingvermindering per aansluiting 4.268 575 178 ‒ 2.263 86 2.574
EB Stadsverwarmingsregeling 73 2 0 0 15 ‒ 13
Inputvrijstelling energiebelasting voor elektriciteitsopwekking 861 132 ‒ 198 241 30 59
Inputvrijstelling kolenbelasting voor elektriciteitsopwekking 73 ‒ 13 ‒ 13 0 1 0
Inputvrijstelling kolenbelasting voor duaal verbruik 25 ‒ 1 ‒ 4 0 3 0
EB Degressieve tariefsstructuur elektriciteit 5.650 5.650 6.483 0 2.049 ‒ 2.882
EB Degressieve tariefsstructuur gas 2.362 2.362 2.958 0 ‒ 917 321
EB vrijstelling aardgas ander gebruik dan brandstof (incl. teruggaaf) 96 96 127 0 ‒ 31 0
Vrijstelling leidingwaterbelasting voor grootgebruikers 90 90 90 16 ‒ 16 0
Omzetbelasting
Btw Verlaagd tarief voedingsmiddelen en water 9.340 2.510 241 0 2.269 0
Btw Verlaagd tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen 1.914 453 124 41 288 0
Btw Verlaagd tarief culturele en recreatieve goederen en diensten 1.092 384 17 0 366 0
Btw Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten 1.109 223 8 0 216 0
Btw Verlaagd tarief overig 98 ‒ 1.284 ‒ 1.303 0 20 0
Btw Verlaagd tarief Personenvervoer 697 697 383 0 314 0
Btw Verlaagd tarief Sierteelt 321 321 276 0 45 0
Btw Verlaagd tarief Logiesverstrekking 1.375 1.375 559 0 816 0
Btw Nultarief zonnepanelen 32 32 31 1 0
Btw Kleineondernemersregeling 334 124 22 0 102 0
Auto
BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen 62 32 ‒ 1 12 21 0
MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen 392 253 ‒ 6 83 176 0
IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's 241 ‒ 263 ‒ 23 133 ‒ 373 0
IB/LB Korting op de bijtelling voor zuinige auto's (overgangsrecht) 0 0 0 0
BPM Teruggaaf taxi's en openbaar vervoer 0 0 0 0
MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer 48 ‒ 3 ‒ 1 0 ‒ 2 0
BPM Teruggaaf diverse voertuigen 13 0 1 0 ‒ 1 0
MRB Vrijstelling diverse voertuigen 30 2 0 0 2 0
BPM Vrijstelling bestelauto ondernemers 1.100 238 ‒ 38 0 275 0
MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers 1.198 200 7 0 193 0
MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten 19 3 0 0 3 0
MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar 108 27 2 0 25 0
MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988 9 ‒ 3 0 0 ‒ 3 0
MRB Kwarttarieven 259 64 1 0 63 0
MRB Halftarief plug-in hybride auto’s 70 30 2 0 28 0
Assurantiebelasting
ASB Vrijstelling Brede Weersverzekering 7 2 0 0 1 0
ASB Vrijstelling levensverzekeringen 2.679 2.679 2.679 0 0 0
ASB Vrijstelling ongevallen, invaliditeits en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen 684 684 604 0 80 0
ASB Vrijstelling ziekte- en ziektekostenverzekering, zorgverzekering ZVW 943 943 859 0 84 0
ASB Vrijstelling zeeschepen 19 19 17 0 2 0
ASB Vrijstelling transportverzekeringen 87 87 68 0 19 0
ASB Vrijstelling exportkredietverzekeringen 29 29 39 0 ‒ 10 0
Overdrachtsbelasting
OVB Vrijstelling cultuurgrond 268 84 0 60 25 0
OVB Vrijstelling bedrijfsoverdracht in familiesfeer 30 7 0 7 1 0
Verbruiksbelasting
Vrijstellingen mineraalwater 52 52 52 0 0
Vrijstellingen melk 365 365 365 0 0 0
  1. [-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.
  2. Indien geen benchmark beschikbaar is, wordt uitgegaan van 0 in mutatie ten opzichte van de benchmark 2021.
  3. Indien geen benchmark beschikbaar is bij berekening percentage endogene groei uitgegaan van een actuele raming over het jaar 2021.

Zoals aangegeven in de introductie van deze paragraaf laat de endogene ontwikkeling zien hoe het budgettair belang zich ontwikkelt zonder invloed van beleidsmaatregelen. Opvallend zijn regelingen die grote budgettaire ontwikkelingen doormaken zonder dat daar expliciete afweging in de vorm van beleid ten grondslag aan ligt. Immers kennen fiscale regelingen doorgaans geen plafond. Tabel 9.4.2 licht de opvallende ontwikkelingen uit, welke hieronder nader worden toegelicht. Een ontwikkeling is opvallend als de bijstelling van het benchmarkjaar 2021 of de endogene ontwikkeling 2022-2024 groter is dan 8% per jaar en niet kleiner is dan 5 miljoen euro. Bijstellingen die zien op en verschil tussen realisatie en budget van een regeling worden niet meegenomen. Voor gebudgetteerde regelingen (EIA, MIA/Vamil en WBSO) wordt dit verantwoord in het Financieel jaarverslag Rijk. Tevens worden bijstellingen van het benchmarkjaar 2021 alleen toegelicht indien zij dit jaar zijn gewijzigd. Immers kan een bijstelling 2021 reeds zijn toegelicht in deze bijlage van eerdere jaren.

Persoonsgebonden aftrek
Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten) 253 ‒ 38 ‒ 15,1% 1 0,1%
Giftenaftrek inkomstenbelasting 387 50 13,0% 39 2,9%
Onderhoudsverplichtingen aftrek 280 ‒ 29 ‒ 10,3% ‒ 5 ‒ 0,6%
Inkomensvoorzieningen
Pensioen vrijstelling box 3 7.106 1.800 25,3% ‒ 1.733 ‒ 7,0%
Lijfrente vrijstelling box 3 206 49 23,5% ‒ 48 ‒ 6,7%
Nettopensioen en nettolijfrente 8 2 23,1% 5 14,5%
Middelingsregeling 185 ‒ 15 ‒ 8,1% 122 19,8%
Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling kinderen 18 0,0% 23 17,9%
(Eigen) woning
Hypotheekrenteaftrek 8.748 ‒ 409 ‒ 4,7% 3.035 10,9%
Aftrek financieringskosten eigen woning 230 590 256,7% ‒ 254 ‒ 11,6%
Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning 195 ‒ 55 ‒ 28,2% 0 0,0%
OVB Verlaagd tarief woning niet-starters 2.084 1.514 72,6% ‒ 438 ‒ 4,2%
OVB Vrijstelling woning starters 1.364 ‒ 750 ‒ 55,0% ‒ 338 ‒ 23,4%
OVB Vrijstelling terugkoop VoV woningen 6 0,0% 12 25,7%
Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen
Vermindering verhuurderheffing 197 43 21,8% ‒ 267 ‒ 148,4%
Kamerverhuurvrijstelling 10 0 1,7% 7 18,5%
Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3 808 0 0,0% ‒ 192 ‒ 8,6%
Vrijstelling groen beleggen box 3 50 1 2,3% 16 9,3%
Heffingskorting groen beleggen box 3 31 3 8,3% 10 9,1%
Fiscale faciliteiten Natuurschoonwet 38 0 0,2% 12 9,8%
Verlaging lastendruk in de winstsfeer
Extra zelfstandigenaftrek starters 97 13 13,1% 22 6,3%
Laag vpb-tarief 2.829 591 20,9% 1.183 10,4%
Innovatiebox 1.410 805 57,1% 665 9,2%
Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek 412 34 8,2% 28 2,0%
Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart 115 ‒ 55 ‒ 47,8% 52 23,3%
Landbouwvrijstelling in de winstsfeer 598 713 119,3% 146 3,6%
Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit 481 86 17,9% 0 0,0%
Faciliteit geven uit vennootschap 9 9 103,1% 2 3,6%
Loonbelasting
30%-regeling 702 163 23,2% 294 10,2%
Heffingskortingen
Arbeidskorting 24.519 172 0,7% 6.640 8,3%
Inkomensafhankelijke combinatiekorting 1.648 150 9,1% 265 4,7%
Alleenstaande ouderenkorting 449 94 20,9% 135 7,7%
Belastingen op milieugrondslag
EB Verlaagd tarief glastuinbouw 136 23 17,3% 12 2,4%
EB Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit 37 ‒ 8 ‒ 20,1% 3 3,0%
EB Salderingsregeling 330 172 51,9% 243 14,0%
EB Vrijstellingen voor energie-intensieve processen 135 ‒ 11 ‒ 8,1% 26 6,5%
Inputvrijstelling energiebelasting voor elektriciteitsopwekking 729 ‒ 198 ‒ 27,1% 30 1,9%
Inputvrijstelling kolenbelasting voor elektriciteitsopwekking 86 ‒ 13 ‒ 15,5% 1 0,3%
Omzetbelasting
Btw Verlaagd tarief voedingsmiddelen en water 6.830 241 3,5% 2.269 9,7%
Btw Verlaagd tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen 1.461 124 8,5% 288 5,7%
Btw Verlaagd tarief culturele en recreatieve goederen en diensten 708 17 2,5% 366 14,6%
Btw Verlaagd tarief overig 1.382 ‒ 1.303 ‒ 94,3% 20 7,7%
Btw Verlaagd tarief Personenvervoer 383 0,0% 314 12,2%
Btw Verlaagd tarief Logiesverstrekking 559 0,0% 816 20,0%
Btw Kleineondernemersregeling 210 22 10,5% 102 12,9%
Auto
BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen 30 ‒ 1 ‒ 3,5% 21 20,0%
MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen 139 ‒ 6 ‒ 4,3% 176 32,4%
IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's 504 ‒ 23 ‒ 4,6% ‒ 373 ‒ 39,2%
BPM Vrijstelling bestelauto ondernemers 862 ‒ 38 ‒ 4,4% 275 10,1%
MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar 81 2 2,5% 25 9,3%
MRB Kwarttarieven 195 1 0,5% 63 9,7%
MRB Halftarief plug-in hybride auto’s 40 2 5,0% 28 18,7%
  1. [-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.
  2. Indien geen benchmark beschikbaar is, wordt uitgegaan van 0 in mutatie ten opzichte van de benchmark 2021.
  3. Indien geen benchmark beschikbaar is bij berekening percentage endogene groei uitgegaan van een actuele raming over het jaar 2021.

Persoonsgebonden aftrekposten

De aftrek voor scholingsuitgaven is per 1 januari 2022 afgeschaft. Op grond van overgangsrecht kunnen scholingsuitgaven die voor 1 juli 2015 zijn gedaan en die destijds niet tot aftrek leidden omdat recht bestond op een prestatiebeurs, alsnog onder voorwaarden in aftrek worden gebracht. Dit leidt vanaf 2022 tot een beperkt en aflopend budgettair beslag tot het overgangsrecht materieel is uitgewerkt (2031).

De daling van de kosten van de giftenaftrek in 2021 wordt veroorzaakt door het aflopen van enkele zeer grote periodieke giften. Voor de jaren erna is uitgegaan van een jaarlijkse beperkte stijging. Vanaf 2023 is de aftrek van periodieke giften beperkt tot € 250.000 wat leidt tot een jaarlijks toenemende (als gevolg van overgangsrecht) daling van de kosten van uiteindelijk € 50 miljoen in 2027.

De onderhoudsverplichtingen aftrek ziet een grote bijstelling ten opzichte van de benchmark. Dit komt door de beschikbaarheid van realisatiecijfers die lager uit zijn gevallen dan initieel geraamd.

Inkomensvoorzieningen

De grote bijstelling voor de pensioenvrijstelling in box 3 wordt veroorzaakt door een correctie in de bepaling van het pensioenvermogen. Voorheen werden hiervoor realisaties van het CBS tot 2015 gebruikt en daarna een extrapolatie met behulp van gegevens uit Mimosi. Vanaf vorig jaar wordt, in aansluiting bij het IBO Vermogensverdeling13 gebruik gemaakt van gegevens van DNB over pensioenfondsen14. Aangezien het vermogen in lijfrenten in de raming afgeleid is van het vermogen in pensioenfondsen werkt de bijstelling ook door in de lijfrentevrijstelling in box 3.

De bijstelling voor het budgettaire beslag van nettopensioen en nettolijfrente wordt veroorzaakt door een correctie in de raming van de vermogensontwikkeling sinds 2018, het laatste jaar waarvoor realisaties beschikbaar zijn.

De gepresenteerde reeks voor de middelingsregeling betreft (in tegenstelling tot andere regelingen) een kasreeks. Na een grote oploop van de kosten tot en met 2021 zijn de kosten in 2022 veel lager. Dit is waarschijnlijk veroorzaakt door het tijdelijk stopzetten van het opleggen van definitieve aanslagen in verband met box 3. Om gebruik te maken van de middelingsregeling moet namelijk over het laatste middelingsjaar een definitieve aanslag zijn opgelegd. De raming voor 2023 is gebaseerd op kasgegevens over de eerste helft van 2023, waarin vooral in de eerste maanden extra middelingsverzoeken zijn gedaan.

De eenmalig verhoogde vrijstelling voor schenkingen aan kinderen kent een hoge verwachte endogene groei vanwege het verlagen van de schenkingsvrijstelling eigen woning per 2023 en het volledig afschaffen van deze regeling per 2024. In de raming voor de algemene eenmalige vrijstelling is verondersteld dat er een toename is in het gebruik van de algemene vrijstelling omdat ouders naar voortaan een andere manier zoeken om hun kind te helpen met een eigen woning.  

(Eigen) woning

De hypotheekrenteaftrek laat huizenbezitters de rente op de hypotheek aftrekken van hun inkomen in box 1. Het is daardoor sterk afhankelijk van de ontwikkelingen in de huizenmarkt en de hypotheekrente. De hypotheekrente is sterk gestegen waardoor het budgettair belang van de hypotheekrenteaftrek sterk is toegenomen. Daarnaast zijn de kosten van de hypotheekrenteaftrek bijgesteld door de financieringskosten volledig toe te bedelen aan de post aftrek financieringskosten eigen woning.

Financieringskosten mogen afgetrokken bij een nieuwe eigen woning. Wegens ontwikkelingen in de woningmarkt is het aantal transacties gedaald waardoor het budgettair belang van deze regeling endogeen is afgenomen. Daarnaast is er een technische bijstelling geweest. Voorheen werd een deel van het budgettaire beslag toebedeeld aan de post hypotheekrenteaftrek. Dit is gecorrigeerd in de realisaties en ramingen van de voorgenoemde posten

De raming voor de eenmalige vrijstelling voor de eigen woning in de schenkbelasting is naar beneden bijgesteld. De raming komt tot stand door een driejarig gemiddelde te nemen van de drie meest recente jaren waarover realisatiecijfers beschikbaar zijn. Sinds het vaststellen van de benchmark zijn er realisatiecijfers t/m 2020 beschikbaar gekomen. In meer recente jaren viel het budgettair beslag van de regeling lager uit. Daarnaast zijn er verbeterde inzichten in de data die hebben geleid tot een neerwaartse bijstelling.

De realisaties en ramingen voor het verlaagde OVB-tarief woning voor niet-starters zijn bijgesteld wegens een aanpassing in de ramingsmethodiek. Tot en met de Miljoenennota 2023 is er gebruik gemaakt van een fictieve verdeling van aangiften in het hoge/lage tarief. Met ingang van 2022 wordt dit op de aangifte aangegeven waardoor er gebruik gemaakt kan worden van de reële verdeling van aangiften tussen het hoge/lage tarief.

Starters op de woningmarkt worden bij aankoop van woningen onder een woningwaardegrens vrijgesteld van overdrachtsbelasting. De woningprijzen zijn sterk gestegen waardoor er minder transacties zijn geweest en minder woningen onder de woningwaardegrens vallen. Hierdoor is het budgettaire beslag van de post OVB vrijstelling woning starters afgenomen. Daarnaast zijn de realisaties en ramingen bijgesteld met betrekking tot de benchmark omdat het budgettaire beslag tot en met Miljoenennota 2022 werd bepaald door de vrijstelling af te zetten tegen het hoge tarief in de OVB. Sinds vorig jaar wordt het afgezet tegen het lage tarief.

De OVB vrijstelling voor de terugkoop van VoV woningen is ingevoerd in 2021 waardoor het budgettaire beslag geleidelijk is toegenomen in de periode 2022-2024. Hierdoor is de endogene groei gemiddeld hoog.

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

De verhuurderheffing is per 2023 afgeschaft. Hiermee vervallen per 2023 de kosten van de speciale regelingen die de heffing konden verminderen.

Het budgettaire belang van de kmaerverhuurvrijstelling is afhankelijk van de WOZ-waarde ontwikkeling. In 2022-2024 is de WOZ-waarde sterk toegenomen waardoor het budgettaire belang ook is toegenomen.

De vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen heeft jaarlijks te maken met een endogene krimp, omdat het vermogen in deze vrijgestelde kapitaalverzekeringen afneemt. De raming van het budgettaire belang zelf groeide in 2023 wel, omdat vanaf 2023 een nieuw stelsel wordt ingevoerd in box 3. In dit stelsel wordt aan verzekeringsproducten gemiddeld een hoger rendement toegekend.

De heffingskorting groen beleggen box 3 kent jaarlijks een relatief grote endogene groei, omdat beleggers en spaarders vaker van de regeling gebruik maken.

De vrijstelling groen beleggen box 3 kent jaarlijks een relatief grote endogene groei, omdat beleggers en spaarders vaker van de regeling gebruik maken. Daarnaast was in 2023 sprake van een sterke krimp vanwege de wijziging van het box 3-stelsel. Ongeveer tweederde van de groene beleggingen bestaan uit spaargeld. Omdat voor spaargeld vanaf 2023 een lager forfaitair rendement geldt, is de waarde van de vrijstelling ook lager geworden.

De natuurschoonwet fiscale faciliteiten vertonen een opvallende endogene ontwikkeling. Dit is toe te schrijven enerzijds aan de stijging in het aantal gerangschikte NSW-landgoederen, en anderzijds aan een toename in de waarde van NSW-gerangschikte landgoederen.

Verlaging lastendruk in de winstsfeer

De raming voor de extra zelfstandigenaftrek starters is naar boven bijgesteld, omdat ten tijde van het vaststellen van de benchmark nog uit werd gegaan van een daling van het budgettair belang als gevolg van corona. Uit de realisaties blijkt nu dat het budgettair belang gelijk is gebleven tijdens de corona-jaren 2020 en 2021. Daarom valt de realisatie voor 2021 nu hoger uit dan eerder geraamd.

De endogene stijging van zowel het lage vpb-tarief als de innovatiebox is het gevolg van de hogere winstniveau’s en ook sterk stijgende vpb-ontvangsten in 2021. Hierdoor valt er ook meer winst onder het lage vpb-tarief alsmede onder de innovatiebox.

Voor de ramingen van de ontwikkelingen in het budgettair belang van de KIA wordt verondersteld dat deze gelijke tred houdt met de investeringen in vaste activa. Hierbij wordt als uitgangspunt de ramingen in het door het CPB gepubliceerde centraal economisch plan (CEP) gebruikt. Investeringen in vaste activa zijn sterker gestegen dan hetgeen geraamd is door het CPB in 2021, waardoor de KIA eveneens hoger is uitgevallen in 2021.

Met ingang van 2020 zijn realisatiecijfers beschikbaar voor de tonnageregeling winst uit scheepvaart, waardoor in tegenstelling tot eerdere jaren, werkelijke kosten konden worden vastgesteld. In 2020 heeft Corona bij vele belastingplichtigen geleid tot verliezen uit zeescheepvaart, terwijl een forfaitaire winst moest worden aangegeven. In deze gevallen heeft de regeling negatief voor belastingplichtigen uitgepakt. De kosten van € 0 miljoen in 2020 zijn een saldo van de kosten bij belastingplichtigen die wel winst hebben gemaakt en opbrengst bij belastingplichtigen die minder winst dan de forfaitaire winst, dan wel verlies hebben gemaakt, rekening houdend met verliesverrekening. Over 2021 zijn nog onvoldoende gegevens beschikbaar. Volgens de Belastingdienst was het zeecontainervervoer in de tweede helft van 2021 weer op het niveau van vóór Corona.

De opwaartse bijstelling van het budgettaire belang in 2021 voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de schenk- en erfbelasting wordt veroorzaakt door de ramingsmethodiek. De raming komt tot stand door het driejarig gemiddelde te nemen van de drie meest recente jaren waarover realisatiecijfers beschikbaar zijn. Sinds het vaststellen van de benchmark zijn er realisatiecijfers t/m 2020 beschikbaar gekomen. In die jaren lag budgettaire beslag hoger dan in de periode waarop de vorige raming was gebaseerd.

De grote bijstelling voor de faciliteit geven uit vennootschap wordt veroorzaakt door een correctie in de bepaling van het budgettaire beslag. Voorheen werd alleen de derving in de vpb weergegeven. De giften die voldoen aan de giftenaftrek worden echter ook buiten de grondslag voor box 2 gehouden, hetgeen tot een derving van belastingopbrengst in box 2 leidt. Deze derving wordt nu ook meegenomen.

Loonbelasting

Voor de 30% regeling is de daling van de kosten in 2021 enerzijds het gevolg geweest van de beperking van de maximale duur van de regeling tot 5 jaar en anderzijds van de effecten van Corona. In 2022 is er een veel grotere toestroom geweest van expats dan in eerdere jaren, wat geleid heeft tot een aanzienlijke stijging van de kosten in 2022.

Heffingskortingen

De arbeidskorting kent een relatief hoge endogene groei door toename van het aantal personen met recht op arbeidskorting en doordat de grondslag voor de arbeidskorting is toegenomen.

In het model waarmee het budgettair belang van de heffingskortingen wordt geschat (MIMOSI) is recent een wijziging aangebracht. Voorheen werd voor verzilvering van de heffingskortingen een bepaalde volgorde verondersteld: eerst werd de AHK verzilverd, daarna de arbeidskorting en IACK en daarna alle andere heffingskortingen. Het aannemen van zo’n volgorde kent echter geen wettelijke grondslag. Daarom worden heffingskortingen nu verzilverd naar rato van de verschuldigde belasting. Een belastingplichtige die € 80 belasting moet betalen en voor € 100 recht heeft op heffingskortingen kan dus 80% van zijn heffingskortingen verzilveren. Voorheen werd dan eerst de AHK verzilverd en daarna de andere heffingskortingen totdat de € 80 vol was gemaakt. Nu wordt elke heffingskorting waar de belastingplichtige recht op heeft voor 80% verzilverd. Deze aanpassing is met terugwerkende kracht doorgevoerd in MIMOSI. Het gevolg is dat er minder AHK wordt verzilverd, terwijl de verzilvering van andere heffingskortingen toeneemt. Per saldo is het effect uiteraard nihil. Bij een aantal heffingskortingen, zoals de IACK en de alleenstaande ouderenkorting, leidt dit tot grote bijstellingen van de raming.

Belastingen op milieugrondslag

Ramingen van de budgettaire omvang van fiscale regelingen worden op basis van realisatiegegevens van voorgaande jaren bijgesteld. Dit zorgt voor bijstellingen ten opzichte van de benchmark bij de teruggaafregeling kerkgebouwen en non-profitinstellingen, de inputvrijstelling in de kolenbelasting en het verlaagd tarief glastuinbouw. Afgelopen jaar is tevens onderzoek gedaan naar de impact van afschaffing van de vrijstellingen voor energie-intensieve processen en de inputvrijstelling. Dit zorgt voor bijstellingen van de ramingen.

De budgettaire omvang van de salderingsregeling in de energiebelasting blijft net als voorgaande jaren hard groeien. Het budgettaire belang van de regeling stijgt doordat op basis van de prognose uit de Klimaat- en Energieverkenning 2022 blijkt dat jaarlijks meer zonne-energie wordt opgewekt door kleinverbruikers.

Omzetbelasting

Met ingang van de miljoenennota 2023 is er een technische aanpassing geweest in de post ‘BTW verlaagd tarief overig.’ Deze is vanaf vorig jaar opgesplitst in vier posten, namelijk verlaagd tarief personenvervoer, verlaagd tarief logiesverstrekking, verlaagd tarief sierteelt en verlaagd tarief overig. Dit verklaart de bijstelling in 2021 van de post ‘BTW verlaagd tarief overig.

De hoge endogene groei bij de verlaagde tarieven komt door de forse toename in bestedingen na de coronacrisis en de algemeen hoge inflatie. Een aantal sectoren zijn hard geraakt wat de gemiddelde endogene groei enigszins beperkt. De sectoren personenvervoer, logiesverstrekking en culture goederen en diensten waren in 2020-2021 zwaar geraakt door de coronacrisis maar zijn sinds 2022 sterker hersteld dan daarvoor. Voor het verlaagde tarief op voedingsmiddelen en water, genees- en hulpmiddelen en overig geldt met name dat deze zijn toegenomen wegens de hoge inflatie.

De toenemende kosten van de kleineondernemersregeling (KOR) vanaf 2021 worden verklaard door een forse stijging van het aantal zonnepaneelhouders dat gebruik maakt van de regeling én door de toename van het gemiddeld aantal zonnepanelen per zonnepaneelhouder. Vanaf 2023 zouden er niet of in heel beperkte mate zonnepaneelhouders bij moeten komen, omdat vanaf dat jaar er een btw nultarief geldt voor de aanschaf van zonnepanelen. Hierdoor hoeven zonnepaneelhouders zich niet meer aan te melden voor de KOR. De stijging van de kosten na 2023 betreft vrijwel alleen niet-zonnepaneelhouders.

Auto

Door de opkomst van elektrisch rijden in Nederland, loopt het budgettaire belang van de fiscaleregelingen op dit gebied ten opzichte van 2017 elk jaar op. In 2021 heeft echter ook de verkoop van nieuwe elektrische auto’s last van chip tekorten en leveringsproblemen, waardoor het totale aantal nieuwverkopen van elektrische auto’s (endogeen) minder hard stijgt in 2021. Dit werkt voor de bijtelling ook door in de jaren na 2021 doordat auto’s gemiddeld circa vier jaar in de bijtelling zitten. Hierdoor zien we tevens een vertraging in het budgettaire effect van de stapsgewijze tariefsverhoging in de bijtelling voor emissievrijevoertuigen.

Het budgettair belang van de bpm- en mrb-vrijstelling voor emissievrije voertuigen neemt verder toe doordat de extra aanschafsubsidie (SEPP) leidt tot extra particuliere nieuwverkopen. Voor zuinige auto’s is de korting op de bijtelling afgeschaft per 2016 met overgangsrecht, waardoor het budgettaire belang geleidelijk afneemt.

Voor het budgettair belang van de bpm-vrijstelling voor bestelauto’s ondernemers zien we een geleidelijke afname tot 2022 en daarna weer een toename. In 2025 gaan bestelauto’s van ondernemers ook bpm betalen en vervalt deze vrijstelling. De budgettaire toename na 2022 is te wijten aan een anticipatie-effect op het afschaffen van deze vrijstelling.

Voor oldtimers is de leeftijd (eerste ingebruikname) voor een mrb-vrijstelling in 2014 gewijzigd van 25 jaar naar 40 jaar, waarbij daarnaast een overgangsregeling is afgesproken voor benzineauto’s die voor het eerst in gebruik genomen zijn voor 1 januari 1988 die daardoor geen oldtimer meer waren. Die laatste groep neemt logischerwijs steeds verder af. Het budgettair belang van de mrb vrijstelling voor motorvoertuigen ouder dan 40 jaar neemt eveneens toe. Dit komt doordat het aantal oldtimers van minimaal 40 jaar elk jaar toe neemt doordat auto’s technisch beter worden en daardoor langer mee kunnen gaan. Daarnaast vallen dieselauto’s niet onder de overgangsregeling, maar daar stroomt wel elk jaar een deel van in in de groep van 40 jaar en ouder.

De endogene groei in de mrb-kwarttarieven komt door de groei van het aantal kampeerauto’s, die mede als gevolg van corona aantrekkelijker zijn geworden voor vakanties. De mrb-halftarieven gelden voor plug-in hybride voertuigen (PHEV). Daar is een endogene groei te zien, door een toename van het aantal PHEV’s omdat deze auto’s voor fabrikanten belangrijker geworden zijn voor het behalen van Europese CO2-emissienormen.

9.5 Beleidsmaatregelen

Tabel 9.5.1 bevat een overzicht van nieuwe beleidsmaatregelen die betrekking hebben op fiscale regelingen. Voor een inhoudelijke uitleg van de maatregelen wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij de desbetreffende wetsvoorstellen. Naast de regelingenspecifieke maatregelen kunnen ook algemene tariefsmaatregelen invloed hebben op het budgettaire belang van fiscale regelingen. Zo verandert het budgettaire belang van een aftrekpost in de inkomstenbelasting als het belastingtarief verandert. Het totale effect van specifieke en algemene beleidsmaatregelen op het budgettaire belang van individuele regelingen is terug te vinden in tabel 9.4.1.

Pakket Belastingplan 2024
w.v. maatregelen voor koopkracht
Jonggehandicaptenkorting: schrappen verlaging 0 56 111 111
Dubbele AHK bijstand: bevriezen afbouw in 2024 en schrappen versnelling in 2025 0 127 227 0
Arbeidskorting: verhogen korting tweede knikpunt met 115 euro 0 207 207 207
w.v. maatregelen voor Pijler 2
Verlagen MKB-winstvrijstelling van 14% naar 12,7% 0 ‒ 180 ‒ 180 ‒ 180
w.v. maatregelen voor taakstelling belastingconstructies en fiscale regelingen
Afschaffen verlaagd btw-tarief op agrarische inputgoederen 0 ‒ 43 ‒ 43 ‒ 43
MRB: kampeerauto naar halftarief 0 0 0 ‒ 80
MRB: Afschaffen kwarttarief paardenvervoer 0 0 0 ‒ 2
MRB: Versoberen vrijstelling oldtimers vanaf 2028 naar vrijstelling voor auto's met bouwjaar tot 1988 0 0 0 ‒ 76
BPM: Afschaffen teruggave geldtransport per 1/1/26 0 0 0 0
MRB: Afschaffen nihiltarief OV-autobussen op liquified petroleum gas (LPG) of aardgas 0 0 0 0
MRB: afschaffen verlaagde brandstoffentoeslag personen- en bestelauto's op CNG, LNG of LPG 0 0 0 ‒ 57
w.v. maatregelen voor uitstel box 3
Box 3: Heffingsvrij vermogen niet indexeren in 2024 en tarief enkel in 2024 +1%-punt 0 ‒ 235 ‒ 89 0
w.v. overige maatregelen inkomstenkader (inclusief Voorjaarsnota)
Verhoging budget EIA 0 10 142 63
Verhoging budget MIA 0 0 0 25
Korten verhoging MIA budget t.b.v. uitvoeringskosten en kadercorrectie 0 ‒ 2 0 0
Wijzigen ouderschapsregeling inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) naar aanleiding van arrest Hoge Raad 2 0 0 0
Introduceren materiële toets IACK als uitzondering op formele inschrijvingseis 0 1 1 0
Aanpassen schenken vanuit vennootschap 0 0 6 24
Onbelaste reiskostenvergoeding verhogen met 1 cent 0 109 109 109
Maatregelen alleenverdienersproblematiek (incl. uitvoeringskosten) 0 0 0 18
Afschaffen vrijstelling kolenbelasting op non-energetisch gebruik kolen 0 0 0 ‒ 1
Verruimen HIR inzake overheidsingrijpen 0 1 1 0
Vereenvoudigen vrijstelling OV-abonnement van loonheffing 0 18 18 18
Aanpak vastgoedaandelentransacties met overgangsrecht 0 0 0 ‒ 64
Verlagen vrijstelling bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) naar 70% boven € 1,5 miljoen goingconcernwaarde 0 ‒ 40 ‒ 13 ‒ 49
Afschaffen 5% doelmatigheidsmarge BOR en doorschuifregeling (DSR) 0 0 ‒ 3 ‒ 19
Beperken keuzevermogen gemengde bedrijfsmiddelen BOR en DSR tot kwalificeren daadwerkelijk gebruik 0 0 ‒ 4 ‒ 11
Versoepelen bezits- en voortzettingseis BOR 0 0 0 0
Afschaffen dienstbetrekkingseis DSR en invoeren minimum leeftijd 0 0 1 0
Standaard aanmerken aan derden verhuurde onroerende zaken (vastgoed) als beleggingsvermogen BOR en DSR 0 ‒ 5 ‒ 6 ‒ 20
Afschaffen verlaagde energiebelastingtarieven voor de glastuinbouwsector 0 0 ‒ 37 ‒ 112
Beperken vrijstelling elektriciteitsproductie 0 0 ‒ 102 ‒ 171
Afschaffen vrijstellingen metallurgische en mineralogische procedés 0 0 ‒ 166 ‒ 196
Afschaffen vrijstelling duaal gebruik en cokesproductie 0 0 0 ‒ 5
  1. [+] = derving, het budgettaire belang van de regeling neemt toe; [–] = opbrengst, het budgettaire belang van de regeling neemt af. In tegenstelling tot het Belastingplan waarin een budgettair derving als een extra last opgenomen wordt hetgeen genoteerd wordt met een [-], worden hier extra budgettaire dervingen met een [+] weergegeven. Dit is gedaan voor de consistentie met tabel 9.3.2 waarin budgettair belang positief genoteerd wordt.

Tot slot is er vanuit de Kamer aandacht gevraagd voor de mogelijkheid om in Europees verband fiscale regelingen te bezien. Zie de box hieronder die ingaat op de motie van kamerlid Grinwis c.s. hierover.

Fiscale regelingen in Europees verband

Op 7 maart jl. is door uw Kamer een motie van de leden Grinwis, van Dijk en de Jong aangenomen die de regering verzoekt te inventariseren voor welke regelingen gezamenlijke afschaffing of inperking in Europees verband opportuun is. In het licht van de motie is gekeken naar bestaande fiscale regelingen met een grensoverschrijdend karakter. Deze fiscale regelingen zijn bijvoorbeeld ingesteld om de concurrentiepositie te behouden of te verbeteren of komen voort uit Europese verplichtingen. Sommige regelingen leiden tot belastingconcurrentie tussen EU-lidstaten, waardoor het in Europees verband aan de orde stellen van deze regelingen opportuun is.

Uit deze inventarisatie zijn ten minste vier fiscale regelingen gekomen waar afschaffing of inperking in Europees verband mogelijk zou kunnen zijn of waar het kabinet zich al voor inzet. Dit betreffen:

  1. De 30%-regeling. Hierover heeft de staatssecretaris voor Fiscaliteit en Belastingen reeds de toezegging gedaan om te kijken of het mogelijk is deze in Europees verband te bespreken.
  2. De partiële buitenlandse belastingplicht wordt meegenomen in bovenstaande toezegging.
  3. De accijnsvrijstelling op communautaire wateren. Hiervoor is afschaffing op Europees niveau wat het kabinet betreft opportuun. De Nederlandse inzet bij de Europese onderhandelingen over de herziening van de Richtlijn energiebelastingen is er dan ook op gericht de vrijstellingen voor zeevaart binnen Europa, de optionele vrijstelling voor de binnenvaart en de vrijstelling voor luchtvaart te schrappen. Deze regeling zal worden meegenomen in de impactanalyse over fossiele subsidies, zie .
  4. De accijnsvrijstelling voor luchtvaartuigen. Hiervoor geldt hetzelfde als voor de accijnsvrijstelling op communautaire wateren.

Gezien de demissionaire staat van dit kabinet, ligt het nu niet voor de hand om een Europese strategie uit te werken om dergelijke regelingen in gezamenlijkheid af te schaffen. Dit is aan het volgende kabinet. Het volgende kabinet kan daarbij ook mogelijke andere fiscale regelingen meenemen.

9.6 Evaluaties

Beleidsevaluaties vormen een belangrijk onderdeel bij de verantwoording van fiscale regelingen. Deze paragraaf besteedt aandacht aan (recent) uitgevoerde evaluaties en de evaluatie- en onderzoeksagenda voor de komende jaren. 9.6.1 gaat in op het ambtelijk rapport Aanpak fiscale regelingen dat deze zomer is gepubliceerd, waarin fiscale regelingen zijn beoordeeld aan de hand van onder meer evaluatie-uitkomsten. In 9.6.2 staan we stil bij evaluaties die sinds de vorige Miljoenennota zijn uitgevoerd. Paragraaf 9.6.3 geeft een integraal overzicht van de evaluatie-uitkomsten van fiscale regelingen. In paragraaf 9.6.4 wordt de onderzoeks- en evaluatieagenda voor de komende jaren gepresenteerd.

9.6.1 Ambtelijk rapport aanpak fiscale regelingen

Op 7 juli 2023 is een ambtelijk rapport gepubliceerd met betrekking tot fiscale regelingen. In dat rapport zijn 116 fiscale regelingen bekeken op doeltreffendheid, doelmatigheid, en reden voor overheidsinterventie. Daarnaast is aandacht besteed aan de complexiteit van de regelingen voor de uitvoering en de doenlijkheid voor burgers en bedrijven. Het rapport bevat hoofdzakelijk de fiscale regelingen die in de Miljoenennota 2023 zijn geïdentificeerd en enkele nieuw geïdentificeerde fiscale regelingen bij aanvang van het rapport.

In het rapport wordt beschreven dat veel fiscale regelingen leiden tot hogere belastingtarieven, meer complexiteit en hogere uitvoerings- en handhavingskosten. Tevens wordt in het rapport geconcludeerd dat de complexiteit van het belastingstelsel door fiscale regelingen toeneemt en dat daarmee de kans op onbedoelde gevolgen, of een samenspel tussen fiscale regelingen zoals het veroorzaken van arbitrage mogelijkheden, vergroot wordt. Verder wordt geconcludeerd dat een deel van de 116 regelingen slecht scoort op doelmatigheid en doeltreffendheid. Figuur 9.6.1 maakt deze conclusies inzichtelijk.

Figuur 9.6.1 - Beoordelingen ambtelijk rapport aanpak fiscale regelingen

Gegeven deze uitkomsten wordt in het rapport geadviseerd om terughoudend te zijn bij de inzet van nieuwe fiscale regelingen en kritisch te kijken naar regelingen die slecht scoren op één of meerdere criteria. Het rapport vermeld dat voor veel regelingen geen goede effectmeting mogelijk is, omdat de doelstellingen niet concreet genoeg zijn geformuleerd of omdat onvoldoende gegevens beschikbaar zijn.

Verder wijst het rapport erop dat een deel van de regelingen (nog) niet wordt gemonitord in de Miljoennota van 2023. Daarom wordt geadviseerd om de monitoring in bijlage 9 of 10 van de Miljoenennota uit te breiden naar meer regelingen, te toetsen of de doelen hiervan nog actueel zijn en vroegtijdig na te denken welke gegevens noodzakelijk zijn voor een goede effectmeting. Met ingang van dit jaar, en voor zover data het toestaat is de lijst aan gemonitorde regelingen verder uitgebreid (zie tabel 9.2.1). Bovendien zijn voor een aantal regelingen de doelstellingen zoals geformuleerd in bijlage 10 geactualiseerd middels evaluatierapporten.

Tot slot wordt er in het rapport een aantal conclusies getrokken omtrent het evalueren van fiscale regelingen. Naar aanleiding van de bevindingen van het rapport wordt de aanbeveling door de auteurs gemaakt om de monitoring uit te breiden met meer informatie over de bewijskracht van evaluaties en de daaruit volgende aanbevelingen. Verder wordt aanbevolen om voor toekomstige evaluaties een uniforme definitie van doeltreffend- en doelmatigheid te hanteren en aandacht te besteden aan de noodzaak van overheidsingrijpen, de complexiteit voor de uitvoering en de doenlijkheid van de regeling.

9.6.2 Recent uitgevoerde evaluaties en uitkomsten

In totaal zijn 6 (tussen)evaluaties van fiscale regelingen afgerond sinds de Miljoenennota 2023. Sommige evaluaties beslaan meerdere fiscale regelingen. Hieronder worden de uitkomsten van de evaluaties of onderzoeken verder uiteengezet per onderwerp.

Evaluatie verlaagde btw-tarieven

Op 11 april 2023 is het evaluatierapport over het verlaagde btw-tarief gepubliceerd, uitgevoerd door Dialogic en Significant APE. In deze evaluatie is in brede zin gekeken naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van het verlaagde btw-tarief en zijn de vragen uit het toetsingskader fiscale regelingen beantwoord.

Uit het onderzoek blijkt dat het verlaagde btw-tarief beperkt en wisselend doeltreffend is. Het verlaagde btw-tarief leidt tot minder fiscale druk op minder draagkrachtigen en is daardoor doeltreffend. Voor de andere integrale doelen geldt dat het verlaagde btw-tarief in bepaalde gevallen doeltreffend is, hoewel kwantificeren vaak niet mogelijk is. Het gaat dan om het stimuleren van consumptie van bemoeigoederen (bijvoorbeeld cultuur of sport), ondersteunen van sectoren en stimuleren van werkgelegenheid. Over het algemeen is het verlaagde btw-tarief geen doelmatig instrument om de beoogde doelen te bereiken. Het is zeer ondoelmatig om de fiscale druk bij minder draagkrachtigen te verminderen. Het grootste deel van het fiscale voordeel komt terecht bij de meest draagkrachtige huishoudens. Hoewel niet of moeilijk te kwantificeren, is het verlaagde tarief waarschijnlijk ook geen doelmatig instrument om de consumptie of werkgelegenheid te stimuleren.

Voor alle productgroepen valt op dat de probleemstellingen niet (volledig) helder zijn, er geen heldere en eenduidige doelen worden geformuleerd voor een fiscale stimulering en dat de noodzaak van een financiële interventie niet wordt aangetoond. Of een fiscale subsidie (zoals een verlaagd btw-tarief) beter werkt dan een directe subsidie wordt niet volledig duidelijk.

De onderzoekers bevelen aan om meer doelmatige beleidsinstrumenten te overwegen om beleidsdoelen te bereiken. Daarnaast zou kritisch gekeken moeten worden of de doelen van het verlaagde btw-tarief (nog steeds) relevant zijn. De reden waarom een bepaald product of dienst wel of niet onder het verlaagde btw-tarief valt is soms decennia geleden bepaald en is niet altijd meer actueel. In de uitwerking zou volgens de onderzoekers gekozen moeten worden voor een selectieve of radicale strategie. In de selectieve strategie worden specifieke posten afgeschaft die het minst doeltreffend en doelmatig zijn, terwijl bij een radicale strategie het verlaagde btw-tarief op termijn (in stappen) volledig wordt afgeschaft.

Evaluatie Energie-investeringsaftrek (EIA)

In 2023 is de evaluatie van de EIA afgerond. De evaluatie is uitgevoerd door SEO Economisch Onderzoek (SEO) en CE Delft. De evaluatie bestrijkt de periode 2017 tot en met 2021 en geeft inzicht in de doelmatigheid en de effectiviteit van de regeling. De EIA is in deze evaluatie getoetst aan het Toetsingskader fiscale regelingen.

De onderzoekers concluderen dat de EIA waarschijnlijk beperkt doeltreffend is. De EIA heeft vooral toegevoegde waarde voor technieken in de vroege fase van introductie. De onderzoekers concluderen dat de EIA in algemene zin een doelmatig instrument is voor vermindering of vermijding van broeikasgassen. Zes van de zeven vragen van het toetsingskader zijn positief beantwoord. De onderzoekers geven echter wel aan dat er geen eenduidige conclusie kan worden getrokken omtrent de keuze voor een fiscale faciliteit of een directe subsidie.

In het onderzoek worden vier aanbevelingen gegeven gericht op de doeltreffendheid van de regeling:

  1. Percentage free riders beperken door de Energielijst strikter te actualiseren.
  2. Scherpere afbakening van de doelgroep door grens van de maximale investering voor de EIA te verlagen of door bij de keuze voor de technieken op de Energielijst sterker te sturen op technieken die toepasbaar zijn in het middenbedrijf.
  3. Onderzoek bij een volgende evaluatie van de EIA of de EIA een verschillend effect heeft op (a) kleine en grote bedrijven en (b) bedrijven in verschillende sectoren.
  4. Experimenteer met een beperkt aantal bedrijfsmiddelen in differentiatie van het aftrekpercentage.

Gericht op de doelmatigheid van de EIA:

  1. Verlaag het aftrekpercentage van de EIA. Hiermee wordt tevens getoetst of een verlaging een omslagpunt kent. Het aantal aanvragen zou hierbij goed gemonitord moeten worden.
  2. Onderzoek de vraag naar de meest effectieve manier om energiebesparing te bevorderen: een fiscale regeling of een directe subsidie.
  3. Breng de relatie met vergelijkbare stimuleringsregelingen voor energiebesparing en vermindering van broeikasemissies in kaart en baken dit scherp af met als doel om de doelmatigheid van de EIA te vergroten.
  4. Vanuit een overkoepelend perspectief kan de doelmatigheid van het stimuleringsbeleid worden verbeterd door kritisch te onderzoeken of meerdere regelingen nodig zijn voor stimulering van energiebesparing en vermindering van broeikasgasemissies in de laatste fase voor marktrijpheid.

Evaluatie Millieu-investeringsaftrek (MIA) en Vamil

In 2023 is de evaluatie van de MIA en Vamil afgerond. De evaluatie is uitgevoerd door Witteveen+Bos, CE Delft en KplusV. De evaluatie is gericht op de periode 2017-2021 en geeft inzicht in de doelmatigheid, effectiviteit en budgettaire beheersbaarheid van de regelingen. Het onderzoek naar de MIA is gelijktijdig en op onderdelen zoveel mogelijk op vergelijkbare wijze uitgevoerd als de met de MIA vergelijkbare regeling Energie-investeringsaftrek (EIA).

De evaluatie laat zien dat de MIA/Vamil bijdraagt aan de milieudoelen en daarmee doeltreffend is. Dit effect wordt wel begrensd door het optreden van zogenoemde ‘freeriders’ (ondernemers die aangeven dat zij ook zonder de MIA/Vamil op hetzelfde of op een later moment dezelfde investering hadden gedaan). Over de doelmatigheid wordt geconcludeerd dat een euro steungeld via de MIA/Vamil € 6 tot ruim € 11 aan milieu-investeringen uitlokt (bang for the buck). De onderzoekers geven aan dat dit als doelmatig bestempeld kan worden.

De meeste vragen uit het toetsingskader kunnen door de onderzoekers positief beantwoord worden. Alleen de vraag naar de keuze voor een fiscale subsidie is voor de MIA niet eenduidig met ja te beantwoorden. In het onderzoek is niet onomstotelijk aangetoond dat een fiscale subsidie zoals de MIA meer of minder effectief is dan een directe subsidie.

De onderzoekers doen drie aanbevelingen:

  1. Strikter actualiseren van de Milieulijst. Dit geldt met name voor technieken die een snelgroeiend aandeel in de nieuwverkopen kennen en/of in te hoge mate overlap kennen met andere vormen van stimulering en regelgeving. Het bijhouden van de Milieulijst zou nog meer dan tot nu toe gericht moeten zijn op het afvoeren van dit type technieken.
  2. Nader onderzoek doen naar de effectiviteit van fiscale regelingen ten opzichte van directe subsidies. De onderzoekers geven aan dat dit onderzoek kan gebaseerd worden op een stated-choice experiment/vragenlijst. Het onderzoek kan gecombineerd worden met de andere fiscale faciliteit, de EIA.
  3. Integreren van de bezwaarprocedure met het aanvraagproces van RVO en het afgeven van de beschikking door RVO. De onderzoekers bevelen aan om de bezwaarprocedure van de MIA/Vamil te integreren met het aanvraagproces van RVO.

Verder doen zij de aanbeveling om het afgeven van de beschikking bij RVO neer te leggen. De onderzoekers verwachten dat hiermee tijdswinst, een gestroomlijndere afhandeling van de aanvraag en meer duidelijkheid voor de aanvrager wordt gerealiseerd.

Evaluatie onbelaste reiskostenvergoeding

In 2023 is de evaluatie van de onbelaste reiskostenvergoeding afgerond. De evaluatie is uitgevoerd door CE Delft en Significance. In het onderzoek wordt de onbelaste reiskostenvergoeding geëvalueerd op doeltreffendheid en doelmatigheid, worden de vragen uit het toetsingskader fiscale regelingen doorlopen en worden de gevolgen van 6 toekomstvarianten voor de onbelaste reiskostenvergoeding in kaart gebracht.

Op basis van een reconstructie van de beleidsgeschiedenis zijn twee hoofddoelen van de regeling geïdentificeerd: het verhinderen dat de vergoeding die werknemers ontvangen voor gemaakte zakelijke kosten ten onrechte wordt belast als loon, en het (fiscaal) ondersteunen van een goed functionerende arbeidsmarkt. De onbelaste reiskostenvergoeding is volgens de evaluatie doeltreffend met betrekking tot beide doelen en waarschijnlijk doelmatig. Wel concluderen CE Delft en Significance dat de regeling enkele belangrijke negatieve neveneffecten heeft, waaronder de forse bijdrage aan de congestie en uitstoot van broeikasgas- en luchtvervuilende emissies. Uit de toekomstverkenning blijkt dat er binnen de regeling een trade-off bestaat tussen het verbeteren van het functioneren van de arbeidsmarkt aan de ene kant en het verminderen van de milieubelasting en congestie aan de andere kant. Er is geen aanpassing aan de regeling mogelijk waarbij deze twee doelen verenigd worden.

Uit het onderzoek volgen enkele aanbevelingen:

  1. Definieer duidelijke doelstellingen voor de onbelaste reiskostenvergoeding
  2. Zorg voor een periodieke evaluatie van de hoogte van de maximale vergoeding
  3. Onderzoek de mogelijkheden om de administratieve lasten van de combinatie van de onbelaste reiskostenvergoeding en de thuiswerkvergoeding te verminderen
  4. Houd oog voor aansluiting van de regeling bij nieuwe mobiliteitsvormen
  5. Vergroot het inzicht in het gedrag van werkgevers in reactie op wijzigingen in de onbelaste reiskostenvergoeding

Tussenevaluatie van de fiscale regelingen voor emissievrije voertuigen

Eind 2022 is de tussenevaluatie van de fiscale regelingen voor emissievrije voertuigen (EV) en plug-inhybrides (PHEV) afgerond. De evaluatie is uitgevoerd door een onderzoeksconsortium van Dialogic, Decisio en EVConsult. Er vallen zes regelingen onder deze evaluatie (nihiltarief in de bpm en mrb voor EV, halftarief in de mrb voor PHEV en lagere bijtelling voor EV en PHEV). In het Klimaatakkoord van juni 2019 bij de stimuleringsmaatregelen voor EV’s een tussenevaluatie in 2022/2023 toegezegd. De evaluatie volgt ook uit de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) en richt zich op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de regelingen in de periode 2017-2021. Daarnaast zijn de vragen uit het toetsingskader fiscale regelingen beantwoord.

De onderzoekers komen tot de volgende bevindingen:

  1. De financiële interventie van de overheid was noodzakelijk om EV-ingroei te stimuleren. De fiscale regelingen hebben bijgedragen aan emissievrij rijden. Met name het tijdelijk verlaagde bijtellingspercentage voor EV lijkt een groot effect te hebben gehad.
  2. De doelstelling van het stimuleringsbeleid voor PHEV en EV (2017) had duidelijker geformuleerd moeten worden. Het is niet altijd duidelijk geweest wat er exact met de betreffende regelingen werd beoogd. Voor EV-beleid is de doelstelling na het Klimaatakkoord wel duidelijker geworden. Voor PHEV niet.
  3. De onderzoekers doen geen uitspraak over in hoeverre sprake is van doeltreffend en of sprake is van doelmatig beleid. Ook kunnen ze geen uitspraken doen over de kosteneffectiviteit van fiscale regelingen ten opzichte van subsidies. Dat is het gevolg van de gekozen insteek van het onderzoek (literatuuronderzoek en interviews). Voor diepgaander onderzoek moet een volgende keer meer tijd en ruimte geboden worden.
  4. Voor toekomstig stimuleringsbeleid geven de onderzoekers o.a. mee dat de Total Cost of Ownership (TCO) van EV’s de komende jaren verder zal dalen. Rond 2025 zal die TCO dichter in de buurt liggen bij de TCO van auto’s met een verbrandingsmotor (of zelfs lager zijn). Dit biedt de mogelijkheid doelmatiger beleid te voeren en een ander type instrumentarium in te zetten zoals via normeren en beprijzen.
  5. De onderzoekers bevelen daarnaast aan om te kijken naar de inzet van de “Hand aan de Kraan”-systematiek (HADK). Middels deze systematiek zou onder- en overstimulering moeten worden voorkomen. Desalniettemin is in 2021 toch besloten om af te wijken van deze systematiek door extra geld vrij te maken. Er zijn wel (legitieme) redenen gegeven om hiervan af te wijken maar dat brengt volgens de onderzoekers wel de vraag met zich mee of de initiële bandbreedtes van de HADK-systematiek wel aansloten bij de opgave uit het Klimaatakkoord en of dat nu ook nog het geval is.

9.6.3 Uitgevoerde evaluaties en uitkomsten

Bij evaluaties van fiscale regelingen dient het Toetsingskader Fiscale Regelingen15 te worden doorlopen en is de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) van toepassing. Dit betekent onder meer dat de instrumentkeuze voor een fiscale regeling opnieuw tegen het licht moet worden gehouden, en dat de doeltreffendheid en doelmatigheid ervan moeten worden onderzocht.

In tabel 9.6.1 worden de uitkomsten bij evaluaties uitgevoerd in de periode 2019-2023 gepresenteerd. Voor uitkomsten van evaluaties die zijn uitgevoerd voor 2019 wordt verwezen naar het rapport Evaluatiedoorlichting fiscale regelingen.16Per evaluatie wordt gerapporteerd over de doeltreffend- en doelmatigheid. Daarnaast wordt in de kolom Toetsingskader Fiscale Regelingen (TFR) weergegeven hoeveel van de zeven vragen uit dit toetsingskader positief beantwoord zijn bij een evaluatie. Indien de cel leeg is betekent het dat het toetsingskader niet is toegepast bij de evaluatie. Zoals vastgesteld door de Algemene Rekenkamer in de verantwoordings-onderzoeken 2020 en 2021, werd voor 2022 het TFR onvoldoende toegepast. Tot slot wordt onder beleidsuitwerking per regelingen vermeld welke opvolging is gegeven aan de bevindingen van de evaluatie. In de Startnota van het (demissionaire) kabinet is vastgelegd dat negatief geëvalueerde regelingen in principe worden aangepast of afgeschaft. Daarom wordt enkel aangegeven of de evaluatie heeft geleid tot een aanpassing, afschaffing (al dan niet op termijn), of ongewijzigde voortzetting.

2019 Evaluatie WBSO Ja Ja Aanpassing
2019 Evaluatie Eigenwoningregelingen hypotheekrenteaftrek Deels Nee Ongewijzigde voortzetting
2019 Evaluatie Eigenwoningregelingen eigenwoningforfait Deels Nee Ongewijzigde voortzetting
2019 Evaluatie Eigenwoningregelingen Hillen Deels Nee Ongewijzigde voortzetting
2019 Evaluatie Eigenwoningregelingen bijleenregeling Geen uitspraak Geen uitspraak Ongewijzigde voortzetting
2019 Evaluatie Eigenwoningregelingen toptarief Ja Ja Ongewijzigde voortzetting
2019 Evaluatie Eigenwoningregelingen aflossingseis Ja Ja Ongewijzigde voortzetting
2019 Evaluatie Eigenwoningregelingen tariefsmaatregel Deels Ja Ongewijzigde voortzetting
2020 Evaluatie Assurantiebelasting Deels Ja Ongewijzigde voortzetting
2020 Evaluatie van de vrijstelling en de heffingskorting in box 3 voor groen beleggen Ja Ja Aanpassing
2020 Evaluatie heffingsverminderingen verhuurderheffing’ Deels Deels Afschaffing
2020 Evaluatie van de vrijstelling voor nettopensioen en nettolijfrente Ja Grotendeels Aanpassing
2021 Evaluatie Energiebelasting teruggaaf kerken & nonprofit Redelijk Ja Ongewijzigde voortzetting
2021 Evaluatie Energiebelasting teruggaaf intensieve industrie Beperkt Ja Ongewijzigde voortzetting
2021 Evaluatie Energiebelasting vrijstellingen intensieve industrie Waarschijnlijk Beperkt Ongewijzigde voortzetting
2021 Evaluatie Energiebelasting stadsverwarmingsregeling Ja Grotendeels Ongewijzigde voortzetting
2021 Evaluatie Energiebelasting WKK-inputvrijstelling Neemt af Grotendeels Ongewijzigde voortzetting
2021 Evaluatie Energiebelasting verlaagd tarief GTB Ja Ja Ongewijzigde voortzetting
2021 Evaluatie Energiebelasting belastingvermindering Redelijk Beperkt Ongewijzigde voortzetting
2021 Evaluatie schenkingsvrijstelling eigenwoning Niet of beperkt Nee Afschaffing
2022 Evaluatie bedrijfsopvolgingsregelingen - BOR Ja Nee 4 Aanpassing
2022 Evaluatie bedrijfsopvolgingsregelingen - DSR Ja Geen uitspraak 4 Aanpassing
2022 Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - BPM Teruggaaf en MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer Waarschijnlijk beperkt Nee 4 Ongewijzigde voortzetting
2022 Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - BPM Teruggaaf en MRB Vrijstelling diverse voertuigen Beperkt Geen uitspraak 3 ‒ 4 Afschaffing
(Geldtransport)

Ongewijzigde voortzetting
(Overig)
2022 Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - BPM Vrijstelling bestelauto ondernemers Geen uitspraak Geen uitspraak 3 Afschaffing
2022 Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers Geen uitspraak Geen uitspraak 3 Ongewijzigde voortzetting
2022 Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten Geen uitspraak Geen uitspraak 4 Ongewijzigde voortzetting
2022 Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar Geen uitspraak Geen uitspraak 3 Aanpassing
2022 Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988 Geen uitspraak Geen uitspraak 3 Ongewijzigde voortzetting
2022 Evaluatie bijzondere regelingen BPM/MRB - MRB Kwarttarieven Nee Geen uitspraak 3 Afschaffing (Paardenvervoer)

Aanpassing
(Kampeerauto)

Ongewijzigde voortzetting
(Overig)
2022 Evaluatie fiscale regelingen zeevaart Deels Deels 7 Ongewijzigde voortzetting
2022 Evaluatie verlaagd gebruikelijk loon dga's van startups Nee Nee 3 Afschaffing
2022 Evaluatie aftrek specifieke zorgkosten en TSZ-regeling Deels Beperkt 4 Vervolgonderzoek
2023 Evaluatie verlaagde tarieven BTW Wisselend In algemene zin niet doelmatig. 4 ‒ 6 Afschaffing laag btw-tarief agrarische goederen en vervolgonderzoek
2023 Evaluatie EIA Waarschijnlijk beperkt doeltreffend In algemene zin doelmatig 6 Aanpassing en vervolgonderzoek
2023 Evaluatie MIA en Vamil Ja Ja 6 Vervolgonderzoek
2023 Onbelaste reiskostenvergoeding Ja Grotendeels 6 Kabinetsreactie volgt
2023 Tusseneveluatie fiscale regelingen voor emissieloze voertuigen Geen uitspraak Geen uitspraak 4 ‒ 6 Ongewijzigde voortzetting
  1. Indien er nauwelijks of geen uitspraken over doeltreffend- en doelmatigheid zijn, zoals bijvoorbeeld bij veel BPM/MRB regelingen, kunnen in de evaluatie wel meerdere betere alternatieven aanbevolen zijn. Zie daarvoor de toelichting in tabel 10.1.

9.6.4 Geplande evaluaties en onderzoeken 2023-2027

In tabel 9.6.2 wordt een overzicht gegeven van de evaluaties van fiscale regelingen die gepland staan voor de periode 2023-2027. Deze programmering is erop gericht om met een gerichte inzet van de beschikbare capaciteit relevante evaluaties af te leveren die voorzien in de informatiebehoefte van het parlement.

Persoonsgebonden aftrek
Giftenaftrek X
Werkkostenregeling X
Inkomensvoorzieningen
Reisaftrek OV X
Onbelaste reiskostenvergoeding* X
(Eigen) woning
Differentiatie overdrachtsbelasting X
Kamerverhuurvrijstelling X
Fiscale regelingen eigen woning X
Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen
Vrijstellingen box 3 (waaronder voorwerpen van kunst en wetenschap) X
Verlaging lastendruk in de winstsfeer
Millieu investeringsaftrek (MIA) en Willekeurige afschrijving millieu-investeringen (Vamil)* X
Landbouwvrijstelling X
Fiscale regelingen ondernemerschap X
Energie investeringsaftrek (EIA)* X
Innovatiebox X
Verlaagde vpb-tarief X
Schenk- en erfbelasting X
Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) X
Regeling Groenprojecten X
Vrijstellingen directe belastingen natuur- en landbouw X
Loonbelasting
Fiscale regelingen speur- en ontwikkelingswerk X
30%-regeling X
Heffingskortingen
Heffingskortingen/tariefsstructuur box 1 X
Belastingen op milieugrondslag
Afvalstoffenbelasting X
Evaluatie vliegbelasting X
Fiscale regelingen energiebelasting X
Omzetbelasting
BTW verlaagd tarief* X
BTW vrijstellingen (o.a. componisten, schrijver, journalisten) X
BTW nultarief zonnepanelen X
BTW kleineondernemersregeling X
Auto
Tussenevaluatie Klimaatakkoord (mobiliteit)* X
Eindevaluatie Klimaatakkoord (mobiliteit) X
Accijns
Fiscale regelingen accijnzen X
Assurantiebelasting
Vrijstelling Brede Weersverzekering X
Overdrachtsbelasting
Vrijstellingen overdrachtsbelasting ondernemers X
Vrijstellingen overdrachtsbelasting natuur- en landbouw X
Vrijstellingen overdrachtsbelasting van technische/notariële aard X
Verbruiksbelasting
Vrijstellingen verbruiksbelasting alcoholvrije dranken X

De evaluaties van fiscale regelingen zijn ook onderdeel van de Strategische Evaluatieagenda (SEA). De evaluatie van een fiscale regeling is daarom in de begrotingen van het beleidsverantwoordelijke ministeries terug te vinden. Voor evaluaties van fiscale regelingen zijn altijd het Ministerie van Financiën, vanuit haar verantwoordelijkheid voor het belastingstelsel, en het betreffende vakdepartement, vanuit haar verantwoordelijkheid voor beleidsdoelen, altijd samen betrokken.

Uitgangspunt bij evaluaties is dat deze voldoen aan de eisen van de Regeling Periodiek Onderzoek (RPE). Voor fiscale regelingen geldt bovendien dat bij evaluaties het Toetsingskader fiscale regelingen wordt doorlopen. Onderdeel van het toetsingskader is de waarborging van evaluaties en het opnemen van horizonbepalingen. Ook vanuit de kamer is aandacht gevraagd voor het opnemen van evaluatie- en horizonbepalingen, zie de box hieronder die ingaat op de motie van kamerlid Maâtoug hierover.

Horizonbepalingen op fiscale regelingen

De motie van het lid Maâtoug c.s. roept op om, voor zover mogelijk, geleidelijk aan alle bestaande en nog in te voeren fiscale regelingen een evaluatie- en horizonbepaling toe te voegen. Voor enkele fiscale regelingen is reeds sprake van een horizonbepaling, zoals bij de EIA en de vrijstellingen voor nulemissievoertuigen. In totaal is echter op slechts enkele fiscale regelingen een horizonbepaling opgenomen.

Bij nieuwe fiscale regelingen moet conform het Toetsingskader Fiscale regelingen het opnemen van een horizonbepaling worden overwogen. Dit is vorig jaar bijvoorbeeld gebeurd bij de vrijstelling van mineraalwater voor de belasting op alcoholvrije dranken in het Belastingplan 2023. Bij reeds bestaande fiscale regelingen wordt een geleidelijke implementatie van horizonbepalingen beoogd. Voor bestaande fiscale regelingen wordt na een evaluatie en verzending van de kabinetsreactie het opnemen van een horizonbepaling meegenomen in het eerstvolgende relevante wetgevingstraject.

Enkel wanneer goed onderbouwd kan worden dat een horizonbepaling niet past bij de fiscale regeling kan van opname van een horizonbepaling worden afgezien. Daarbij speelt onder andere of er nationale beleidsruimte bestaat ten aanzien van de fiscale regeling, of deze enkel ziet op het vergemakkelijken van de uitvoering, en de mate waarin de fiscale regeling een stelselmatig karakter heeft en het aflopen daarvan disproportionele gevolgen zou hebben. Bij deze laatste categorie fiscale regelingen kan gedacht worden aan bijvoorbeeld pensioenpremies en heffingskortingen.

Naast de evaluaties die zijn benoemd in tabel 9.6.2 worden ook diverse andere onderzoeken uitgevoerd in de periode 2023-2027. Het gaat daarbij om de evaluatie van beleid, maar ook om bijvoorbeeld ex ante onderzoek en monitoring. Tabel 9.6.3 geeft een totaal overzicht van de planning van deze onderzoeken per thema.

Algemeen/overig belastingstelsel
Vereenvoudiging belastingstelsel - aanpak fiscale regelingen X
Burgeronderzoek wettelijke grondslag gedeformaliseerd werken X
Onderzoek naar de informatiebeschikking X
Onderzoek naar boetes X
Onderzoek fiscaal onafhankelijke rechtshulp X
Verkenning maatregel wet WOZ X
Bouwstenen voor een beter en eenvoudiger belastingstelsel X
Evaluatie fiscale crisismaatregelen Corona X
Onderzoek belastingrente X
Evaluatie KOA (kansspelen op afstand) X
Monitoring van de openbaarmaking fiscale vergrijpboetes X
Onderzoek niet-gebruik aftrekpost(en) X
Onderzoek omzetten aftrekposten naar subsidies (focus EIA/MIA/Vamil) X
Evaluatie artikelen 3:4 en 3:5 van de Algemene douanewet X
Arbeid en inkomen
Verkenning eenvoud in het belastingstelsel vanuit perspectief burger X
Monitoring aandelenopties startups X
Verkenning aftrek extraterritoriale kosten (ETK) X
Quickscan vrijstelling uitkering wegens alimentatie X
Quickscan vrijstelling wegens 25- of 40-jarig dienstverband X
Ondernemen en tegengaan belastingontwijking
Monitoring royalty, dividend en rentestromen FDI X X X X X
Nader onderzoek belastingdruk multinationals: verschillen tussen fiscale en commerciële winstbepaling X
Nader onderzoek belastingdruk multinationals: structureel verlieslatende bedrijven en betaalde belasting X
Effectmeting bronbelasting X
Onderzoek naar effecten maatregelen tegen belastingontwijking: generieke renteaftrekbeperking, aanvullende CFC-maatregel en maatregelen tegen hybride mismatches. X
Monitor opbrengst minimumkapitaalregel banken en verzekeraars X
Evaluatie Wet excessief lenen X
Monitoring van het overtredersbegrip (art. 67 AWR) X
Evaluatie temporele beperking verrekening voorheffingen met de vennootschapsbelasting (Sofina) X
Vermogen
Onderzoek kostenforfait box 3 X
Effect CA-maatregelen voor vastgoed investeerders X
Onderzoek actualisatie forfaits op basis van rekenrente en levensverwachting X
Onderzoek naar een huurregister X
Onderzoek belastingdruk top 1% X
Vervolgonderzoek BOR X
Evaluatie gebruikelijkloonregeling X
Toekomst schenk- en erfbelasting (incl. eenmalige vrijstellingen kinderen) X
Onderzoek naar de mogelijkheden om het vermogen in stichtingen in kaart te brengen X
Nader onderzoek vermogensstatistieken een aanmerkelijk belang X
Evaluatie twee schijven box 2 X
Klimaat
Monitoring stimulering elektrische auto’s ‘hand aan de kraan’ X X
Onderzoeken Betalen naar gebruik X
Nader onderzoek afschaffen vrijstelling energiebelastingen X
Onderzoek tarieven CO2-minimumprijs sectoren elektriciteit en industrie X
Onderzoek elasticiteiten energiebelasting X
Effecten belasten transfer-passagiers vliegbelasting X
IBO Klimaat X
Impactanalyse fossiele subsidies non-energetisch gebruik X
Onderzoek reductie 1,2 MTON CO2 in de EB X
Onderzoek impact teruggaafregeling kerk- en non-profit instellingen X
Onderzoek impact van afschaffen van kerosinevrijstelling X
Onderzoek afschaffen van gebruik diesel- en stookolie voor commerciële vaart in binnenwateren X
Onderzoek tariefverschil diesel en benzine X
Onderzoek naar toekomstbestendige wetgeving en uitvoering energiebelasting X
Marktverkenning emissievrije bestelauto's X
Evaluatie CO2-heffing industrie X
Evaluatie CO2-minimumprijs elektriciteitsopwekking X
Wonen, gezondheid en consumptie
Monitoring gebruik startersvrijstelling overdrachtsbelasting X X X X X
Verkenning naar vrijstellingen overdrachtsbelasting X
Onderzoek de mogelijkheden voor een lager btw-tarief op groente en fruit X
Onderzoek naar de mogelijkheden voor een suikerbelasting X
Onderzoek grenseffecten tanken (rapportage 2) X
Onderzoek naar de mogelijkheid om de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken te baseren op suikergehalte X
Empty package survey tabaksaccijns X X X
Monitoring btw-nultarief zonnepanelen X

10 Toelichting op de fiscale regelingen

10.1 Inleiding

In deze bijlage wordt een kwalitatieve toelichting per fiscale regeling gegeven. Voor elke regeling bevat tabel 10.1 een korte beschrijving, de doelstelling, de ramingsgrond, het ministerie dat verantwoordelijk is voor het beleidsterrein waar de regeling betrekking op heeft, en informatie over de laatst uitgevoerde en/of geplande beleidsevaluatie. Naast een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie wordt ook een korte duiding gegeven van de resultaten van de evaluaties die sinds 2010 zijn uitgevoerd op een zestal punten, namelijk: de conclusies van de evaluatie betreffende de doeltreffendheid en doelmatigheid; of er sprake is van een horizonbepaling en de vraag of aandacht is geschonken aan de argumentatie voor de fiscale regelingen als instrumentkeus; de beleidsaanbevelingen en de beleidsconclusies die het kabinet daar aan verbonden heeft. Voor de evaluaties van 2010 tot 2018 is aangesloten bij de resultaten uit de beleidsdoorlichting fiscale regelingen.

Het departement dat bij elke regeling vermeld staat, is het departement dat verantwoordelijk is voor het beleidsterrein waar de regeling betrekking op heeft. De Staatsecretaris van Financiën en de bewindspersonen van het betreffende departement dragen ieder verantwoordelijkheid voor de regeling en de evaluatie daarvan, vanuit de invalshoek van hun eigen beleidsterrein. Het Ministerie van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de fiscale wetgeving, de uitvoering van het fiscale beleid en de budgettaire verantwoording. Conform de rijksbegrotingsvoorschriften wordt het budgettaire belang van de fiscale regelingen ook extracomptabel op de departementale begrotingen opgenomen.

Tenzij anders vermeld, hebben bedragen en tarieven in de toelichting betrekking op het belastingjaar 2024. Bij indexatie van de bedragen is gerekend met een tabelcorrectiefactor van 9,9% voor 2024. De jaartallen onder het kopje ‘Evaluatie’ betreffen het beoogde jaar waarin de evaluatie wordt afgerond. In enkele gevallen wordt geen evaluatie gepland, vanwege het beperkte beleidsmatige of budgettaire belang van de regeling. Dit geldt bijvoorbeeld voor de regelingen die verplicht zijn op basis van Europese wet- en regelgeving of geen zogenoemd outcomedoel hebben. In een aantal gevallen worden fiscale regelingen gezamenlijk geëvalueerd.

Regeling: Aftrek voor scholingsuitgaven (studiekosten)
Beschrijving: Uitgaven boven € 250 ter zake van een opleiding of studie voor het verwerven van inkomen uit werk en woning kunnen onder voorwaarden worden afgetrokken. Het bedrag dat mag worden afgetrokken is, buiten de standaardstudieperiode, maximaal € 15.000. Als onderdeel van het Belastingplanpakket 2020 is voorgesteld de fiscale aftrek van scholingsuitgaven, conform de daarover gemaakte afspraak in het regeerakkoord af te schaffen. De regeling is inmiddels per 1 januari 2022 afgeschaft. Tegelijkertijd is de vervangende subsidieregeling (de Subsidieregeling STAP-budget) in werking getreden per 1 maart 2022. Op grond van overgangsrecht (artikel 10a.16 Wet IB 2001) kunnen scholingsuitgaven die voor 1 juli 2015 zijn gedaan en die destijds niet tot aftrek leidden omdat recht bestond op een prestatiebeurs, alsnog (forfaitair) in aftrek kunnen worden gebracht als scholingsuitgaven indien in een jaar – na afloop van de diplomatermijn - de prestatiebeurs definitief niet wordt omgezet in een gift. Dit overgangsrecht blijft in stand tot dit materieel is uitgewerkt (2031).
Doelstelling: Vergroten van de Nederlandse kennisinfrastructuur.
Ministerie: OCW, Artikel 4: Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie.
Evaluatie: Evaluatie aftrekpost scholingsuitgaven, CPB, 2016. Notitie Evaluatie aftrekpost scholingsuitgaven. Geen volgende evaluatie beoogd, vanwege afschaffing van de regeling per 1 januari 2022.
Doeltreffend: Niet of beperkt doeltreffend
Doelmatig: Niet of beperkt doeltreffend
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Geen aanbeveling
Beleidsuitwerking: Omzetting naar uitgavenkant
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Giftenaftrek inkomstenbelasting
Beschrijving: Giften aan onder andere algemeen nut beogende instellingen (ANBI) zijn aftrekbaar. Periodieke giften geschieden op basis van een bij notariële of onderhandse akte vastgelegde verplichting om gedurende ten minste 5 jaren met onzekerheidsvereiste schenkingen te doen. Voor overige giften aan uitsluitend ANBI’s geldt een drempel van 1% en plafond van 10% van het verzamelinkomen. Er geldt een multiplier voor giften aan culturele ANBI’s. Met ingang van 2023 is de aftrek van periodieke giften beperkt tot € 250.000 per belastingplichtige + eventuele fiscale partner.
Doelstelling: Bevorderen van schenkingen aan bepaalde instellingen.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Evaluatie giftenaftrek, Dialogic, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 34 552, nr. 77. De volgende evaluatie is beoogd in 2023.
Doeltreffend: Wel of grotendeels doeltreffend
Doelmatig: Niet of beperkt doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: Intensivering
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Aftrek specifieke zorgkosten
Beschrijving: Bepaalde zorgkosten mogen worden afgetrokken. Hiervoor komt in aanmerking het deel van de kosten dat uitkomt boven het drempelbedrag en waarvoor geen vergoeding is gekregen van bijvoorbeeld de (aanvullende) zorgverzekering of de bijzondere bijstand. Onder omstandigheden geldt een verhoging van het in aftrek te brengen bedrag.
Doelstelling: Tegemoetkoming van chronisch zieken en gehandicapten.
Ministerie: VWS, Artikel 8: Tegemoetkoming specifieke kosten.
Evaluatie: Evaluatie specifieke zorgkosten, Dialogic & Significant Public, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 35 925-XVI nr. 204. De volgende evaluatie is beoogd in 2028 of later.
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Niet of beperkt doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Ja
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling en alternatieve instrumenten
Beleidsuitwerking: Alternatieven worden uitgewerkt
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Onderhoudsverplichtingen aftrek
Beschrijving: Dit betreft het betalen en ontvangen van partneralimentatie. Omdat hierbij sprake is van inkomensoverheveling is betaalde alimentatie bij de alimentatieplichtige aftrekbaar en is ontvangen alimentatie bij de ontvanger van alimentatie belast. Ook de aftrekbaarheid van bepaalde andere onderhoudsverplichtingen zit verwerkt in de cijfers.
Doelstelling: Het aansluiten bij draagkracht.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Voorlopig is geen evaluatie beoogd. De regeling is onderdeel van het heffen naar draagkracht en heeft verder geen beleidsmatig doel. Voorlopig is daarom geen evaluatie beoogd.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Belaste ontvangen alimentatie
Beschrijving: Dit betreft het betalen en ontvangen van partneralimentatie. Omdat hierbij sprake is van inkomensoverheveling is betaalde alimentatie bij de alimentatieplichtige aftrekbaar en is ontvangen alimentatie bij de ontvanger van alimentatie belast. Ook de aftrekbaarheid van bepaalde andere onderhoudsverplichtingen zit verwerkt in de cijfers.
Doelstelling: Het aansluiten bij draagkracht.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Voorlopig is geen evaluatie beoogd. De regeling is onderdeel van het heffen naar draagkracht en heeft verder geen beleidsmatig doel. Voorlopig is daarom geen evaluatie beoogd.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Inkomensvoorzieningen
Regeling: Pensioen niet-belaste premie
Beschrijving: Het werkgeversdeel van de pensioenpremie wordt niet tot het belastbare loon van de werknemer gerekend en het werknemersdeel van de pensioenpremie wordt in mindering gebracht bij het bepalen van het belastbare loon. Daar staat tegenover dat de pensioenuitkeringen wel tot het belastbare loon worden gerekend en daarmee in de belastingheffing worden betrokken. Het opgebouwde pensioenvermogen valt niet in box 3. Deze faciliteiten gelden voor pensioenopbouw over pensioengevend loon tot de aftoppingsgrens.
Doelstelling: Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving.
Ministerie: SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening.
Evaluatie: Voorlopig is geen afzonderlijke evaluatie van deze regelingen beoogd.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Uitkomsten van MIMOSI voor de pensioenpremies en pensioenuitkeringen. Gegevens van DNB voor pensioenvermogen.
Regeling: Pensioen belaste uitkering
Beschrijving: Het werkgeversdeel van de pensioenpremie wordt niet tot het belastbare loon van de werknemer gerekend en het werknemersdeel van de pensioenpremie wordt in mindering gebracht bij het bepalen van het belastbare loon. Daar staat tegenover dat de pensioenuitkeringen wel tot het belastbare loon worden gerekend en daarmee in de belastingheffing worden betrokken. Het opgebouwde pensioenvermogen valt niet in box 3. Deze faciliteiten gelden voor pensioenopbouw over pensioengevend loon tot de aftoppingsgrens.
Doelstelling: Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving.
Ministerie: SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening.
Evaluatie: Voorlopig is geen afzonderlijke evaluatie van deze regelingen beoogd.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Uitkomsten van MIMOSI voor de pensioenpremies en pensioenuitkeringen. Gegevens van DNB voor pensioenvermogen.
Regeling: Pensioen vrijstelling box 3
Beschrijving: Het werkgeversdeel van de pensioenpremie wordt niet tot het belastbare loon van de werknemer gerekend en het werknemersdeel van de pensioenpremie wordt in mindering gebracht bij het bepalen van het belastbare loon. Daar staat tegenover dat de pensioenuitkeringen wel tot het belastbare loon worden gerekend en daarmee in de belastingheffing worden betrokken. Het opgebouwde pensioenvermogen valt niet in box 3. Deze faciliteiten gelden voor pensioenopbouw over pensioengevend loon tot de aftoppingsgrens.
Doelstelling: Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving.
Ministerie: SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening.
Evaluatie: Voorlopig is geen afzonderlijke evaluatie van deze regelingen beoogd.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Uitkomsten van MIMOSI voor de pensioenpremies en pensioenuitkeringen. Gegevens van DNB voor pensioenvermogen.
Regeling: Lijfrente premieaftrek
Beschrijving: Op grond van de Wet IB 2001 kunnen de voor een lijfrenteproduct betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 in aftrek worden gebracht, binnen wettelijk bepaalde begrenzingen. Het opgebouwde vermogen valt niet in box 3. De uitkeringen worden belast in box 1. Onder lijfrenteproduct worden voorzieningen begrepen zoals een (tijdelijke) oudedagslijfrente, een nabestaandenlijfrente, lijfrenterekeningen, lijfrentebeleggingsrechten en lijfrenten voor meerderjarige invalide kinderen of kleinkinderen. Deze lijfrenteproducten dienen ter compensatie van een pensioentekort. De faciliteiten gelden voor lijfrenteopbouw over inkomen tot de aftoppingsgrens.
Doelstelling: Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving.
Ministerie: SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening.
Evaluatie: Voorlopig is geen afzonderlijke evaluatie van deze regelingen beoogd.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Gegevens belastingdienst voor premieaftrek en uitkomsten MIMOSI voor ontwikkeling premies en uitkeringen. Vermogens geschat op basis van gegevens DNB voor pensioenvermogen
Regeling: Lijfrente belaste uitkering
Beschrijving: Op grond van de Wet IB 2001 kunnen de voor een lijfrenteproduct betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 in aftrek worden gebracht, binnen wettelijk bepaalde begrenzingen. Het opgebouwde vermogen valt niet in box 3. De uitkeringen worden belast in box 1. Onder lijfrenteproduct worden voorzieningen begrepen zoals een (tijdelijke) oudedagslijfrente, een nabestaandenlijfrente, lijfrenterekeningen, lijfrentebeleggingsrechten en lijfrenten voor meerderjarige invalide kinderen of kleinkinderen. Deze lijfrenteproducten dienen ter compensatie van een pensioentekort. De faciliteiten gelden voor lijfrenteopbouw over inkomen tot de aftoppingsgrens.
Doelstelling: Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving.
Ministerie: SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening.
Evaluatie: Voorlopig is geen afzonderlijke evaluatie van deze regelingen beoogd.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Gegevens belastingdienst voor premieaftrek en uitkomsten MIMOSI voor ontwikkeling premies en uitkeringen. Vermogens geschat op basis van gegevens DNB voor pensioenvermogen
Regeling: Lijfrente vrijstelling box 3
Beschrijving: Op grond van de Wet IB 2001 kunnen de voor een lijfrenteproduct betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 in aftrek worden gebracht, binnen wettelijk bepaalde begrenzingen. Het opgebouwde vermogen valt niet in box 3. De uitkeringen worden belast in box 1. Onder lijfrenteproduct worden voorzieningen begrepen zoals een (tijdelijke) oudedagslijfrente, een nabestaandenlijfrente, lijfrenterekeningen, lijfrentebeleggingsrechten en lijfrenten voor meerderjarige invalide kinderen of kleinkinderen. Deze lijfrenteproducten dienen ter compensatie van een pensioentekort. De faciliteiten gelden voor lijfrenteopbouw over inkomen tot de aftoppingsgrens.
Doelstelling: Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening. Met de uitgestelde heffing wordt tevens aangesloten bij de maatschappelijke inkomensbeleving.
Ministerie: SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening.
Evaluatie: Voorlopig is geen afzonderlijke evaluatie van deze regelingen beoogd.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Gegevens belastingdienst voor premieaftrek en uitkomsten MIMOSI voor ontwikkeling premies en uitkeringen. Vermogens geschat op basis van gegevens DNB voor pensioenvermogen
Regeling: Nettopensioen en nettolijfrente
Beschrijving: Bij deze oudedagsvoorzieningen voor het inkomen boven de aftoppingsgrens is de waarde van de aanspraak vrijgesteld in box 3. Bij het nettopensioen en de nettolijfrente wordt de premie of inleg betaald uit het netto-inkomen of nettovermogen. De uit de aanspraak op een nettopensioen of nettolijfrente voortvloeiende uitkering wordt niet belast in box 1.
Doelstelling: Het faciliteren/stimuleren van de opbouw van een oudedagsvoorziening voor het inkomen boven de aftoppingsgrens.
Ministerie: SZW, Artikel 8: Oudedagsvoorziening.
Evaluatie: Evaluatie vrijstelling voor nettopensioen en nettolijfrente, Willis Towers Watson, 2020. Kamerstukken II 2019-2020, 32 043, nr. 547. Er is nog geen nieuwe evaluatie gepland.
Doeltreffend: Wel of grotendeels doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: Verbetering binnen regeling en verbetering door brede pensioenhervorming
Ramingsgrond: Gegevens AFM voor belegd vermogen in 2018, belastingdienst voor vermogensverdeling en vermogensontwikkeling uit MIMOSI
Regeling: FOR aftrek
Beschrijving: De FOR (fiscale oudedagsreserve) is een voorziening die ondernemers die nog niet de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt (onder voorwaarden) kunnen gebruiken om een deel van de winst opzij te zetten om een oudedagsvoorziening op te bouwen. Uiterlijk bij staking van de onderneming kan deze FOR belastingvrij worden omgezet in een lijfrente. Toevoegingen aan de FOR zijn aftrekbaar bij de bepaling van de belastbare winst. De mogelijkheid om toe te voegen is afgeschaft per 2023.
Doelstelling: Het creëren van de mogelijkheid voor ondernemers om een oudedagsvoorziening binnen de onderneming op te bouwen. Als direct lijfrenten worden aangekocht, verlaat de premie de onderneming, ten koste van het ondernemingsvermogen.
Ministerie: EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: De regeling is afgeschaft, er is daarom niet voorzien in een volgende evaluatie.
Doeltreffend: N.v.t.
Doelmatig: N.v.t.
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Vervolgonderzoek
Beleidsuitwerking: Afgeschaft
Ramingsgrond: Gegevens Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021.
Regeling: FOR belaste afneming
Beschrijving: De FOR (fiscale oudedagsreserve) is een voorziening die ondernemers die nog niet de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt (onder voorwaarden) kunnen gebruiken om een deel van de winst opzij te zetten om een oudedagsvoorziening op te bouwen. Uiterlijk bij staking van de onderneming kan deze FOR belastingvrij worden omgezet in een lijfrente. Toevoegingen aan de FOR zijn aftrekbaar bij de bepaling van de belastbare winst. De mogelijkheid om toe te voegen is afgeschaft per 2023.
Doelstelling: Het creëren van de mogelijkheid voor ondernemers om een oudedagsvoorziening binnen de onderneming op te bouwen. Als direct lijfrenten worden aangekocht, verlaat de premie de onderneming, ten koste van het ondernemingsvermogen.
Ministerie: EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: De regeling is afgeschaft, er is daarom niet voorzien in een volgende evaluatie.
Doeltreffend: N.v.t.
Doelmatig: N.v.t.
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Vervolgonderzoek
Beleidsuitwerking: Afgeschaft
Ramingsgrond: Gegevens Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021.
Regeling: Arbeidsongeschiktheidsverzekering premieaftrek
Beschrijving: Op grond van de Wet IB 2001 kunnen de voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 in aftrek worden gebracht. De uitkeringen worden belast in box 1.
Doelstelling: Het faciliteren van de opbouw van een inkomensvoorziening ter zake van invaliditeit, ziekte of ongeval.
Ministerie: SZW, Artikel 3: Arbeidsongeschiktheid.
Evaluatie: De regeling is onderdeel van het heffen naar draagkracht en heeft verder geen beleidsmatig doel. Voorlopig is daarom geen evaluatie beoogd.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Gegevens Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021 voor premieaftrek en loonontwikkeling uit MIMOSI
Regeling: Arbeidsongeschiktheidsverzekering belaste uitkering
Beschrijving: Op grond van de Wet IB 2001 kunnen de voor een arbeidsongeschiktheidsverzekering betaalde premies als uitgaven voor inkomensvoorzieningen in box 1 in aftrek worden gebracht. De uitkeringen worden belast in box 1.
Doelstelling: Het faciliteren van de opbouw van een inkomensvoorziening ter zake van invaliditeit, ziekte of ongeval.
Ministerie: SZW, Artikel 3: Arbeidsongeschiktheid.
Evaluatie: De regeling is onderdeel van het heffen naar draagkracht en heeft verder geen beleidsmatig doel. Voorlopig is daarom geen evaluatie beoogd.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Gegevens Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021 voor premieaftrek en loonontwikkeling uit MIMOSI
Regeling: Reisaftrek OV
Beschrijving: Onder bepaalde voorwaarden mogen belastingplichtigen een forfaitair bedrag aan reiskosten voor per openbaar vervoer afgelegde woon-werkkilometers aftrekken in de inkomstenbelasting. Het forfait wordt verminderd met de ontvangen reiskostenvergoeding.
Doelstelling: Stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer voor woon-werkverkeer.
Ministerie: I&W, Artikel 16: Openbaar Vervoer en Spoor.
Evaluatie: De volgende evaluatie is beoogd in 2023.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is
Regeling: Middelingsregeling
Beschrijving: Een belastingplichtige met wisselende jaarinkomens kan op verzoek inkomstenbelasting terugkrijgen door de verschuldigde belasting te herrekenen uitgaande van een gelijkmatige toedeling van het inkomen van drie opeenvolgende kalenderjaren aan die jaren. Teruggaaf wordt alleen verleend voor zover het verschil tussen de geheven belasting over het middelingstijdvak en de herrekende belasting over deze drie jaren meer bedraagt dan € 545. Als onderdeel van Belastingplan 2023 is de middelingsregeling per 2023 af geschaft. Dit betekent dat 2022-2024 het laatste tijdvak is waarover middeling kan worden toegepast.
Doelstelling: Beperken van het progressienadeel bij (sterk) wisselende jaarinkomens.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Evaluatie middelingsregeling, FIN, 2018. Kamerstukken II 2018-2019, 32 140, nr. 49. Geen volgende evaluatie beoogd ivm voorgenomen afschaffing.
Doeltreffend: Niet of beperkt doeltreffend
Doelmatig: Niet of beperkt doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Afschaffen
Beleidsuitwerking: Wordt afgeschaft
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aanslagen inkomstenbelasting t/m 2022. Budgettair belang is op kasbasis.
Regeling: Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling kinderen
Beschrijving: Voor schenkingen van ouders aan kinderen tussen de 18 en 40 jaar geldt een eenmalige vrijstelling van schenkbelasting. Deze vrijstelling bedraagt € 28.947 in 2023. Voorwaarde is dat het kind niet eerder een verhoogde vrijstelling heeft gebruikt voor een schenking van de ouder. Er is geen bestedingsdoel verbonden aan de vrijstelling.
Doelstelling: Ouders de mogelijkheid geven hun kind financiële ondersteuning te geven, bijvoorbeeld hulp bij de aankoop van een eigen woning, de inrichting van een woning, het opzetten van een eigen praktijk e.d. Oorspronkelijk was de vrijstelling gekoppeld aan het huwelijk van het kind maar door een amendement is dit losgekoppeld omdat de beperking bij huwelijk principieel onjuist werd geacht tegenover hen die niet (kunnen) huwen en ook eenmalige steun kunnen gebruiken.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: De regeling is nog niet eerder geëvalueerd
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m 2021. Het gegeven budgettaire belang is het bedrag dat belastinplichtigen zouden moeten betalen als de vrijstelling niet van toepassing was geweest. Het is dus de fictief verschuldigde schenkbelasting over de schenkingen in dat jaar, gegeven de omvang van de schenkingen.
Regeling: Onbelaste reiskostenvergoeding
Beschrijving: Een werkgever mag een onbelaste vergoeding van maximaal 21 eurocent per kilometer geven voor alle zakelijke kilometers die een werknemer aflegt. Woon-werkkilometers tellen ook als zakelijke kilometers. Voor reizen met het openbaar vervoer mag een werkgever de werkelijke kosten onbelast vergoeden. De onbelaste reiskostenvergoeding is onderdeel van de werkkostenregeling.
Doelstelling: De regeling kent twee doelen: 1) Voorkomen dat de vergoedingen die werknemers ontvangen voor zakelijk gemaakte kosten ten onrechte belast worden als loon. 2) Het (fiscaal) ondersteunen van een goed functionerende arbeidsmarkt.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Evaluatie onbelaste reiskostenvergoeding, CE Delft & Significance, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 36 202, nr. 15. De volgende evaluatie is beoogd voor 2028.
Doeltreffend: Wel of grotendeels doeltreffend
Doelmatig: Wel of grotendeels doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Ja
Aanbeveling: Verbeteringen binnen regeling
Beleidsuitwerking: Kabinetsreactie volgt nog
Ramingsgrond: Geen raming
(Eigen) woning
Regeling: Hypotheekrenteaftrek
Beschrijving: Over eigenwoningschuld betaalde rente is aftrekbaar van het inkomen in box 1 (hypotheekrenteaftrek). De afgelopen jaren is een aantal beperkende maatregelen doorgevoerd: sinds 2013 dienen nieuwe leningen in dertig jaar volledig en minimaal annuïtair afgelost te worden om in aanmerking te komen voor renteaftrek en sinds 2014 wordt het maximale aftrektarief jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd. Vanaf 2020 wordt het maximale aftrektarief versneld afgebouwd met 3%-punt per jaar. Vanaf 2023 is het aftrektarief gelijk aan het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting.
Doelstelling: Het bevorderen van eigenwoningbezit.
Ministerie: BZK, Artikel 3: Woningmarkt.
Evaluatie: Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583. De hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait zijn als geheel geëvalueerd. De volgende evaluatie is beoogd in 2027.
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Niet of beperkt doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Defiscalisering/naar box 3
Beleidsuitwerking: Uitwerking is nog bezig
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Aftrek financieringskosten eigen woning
Beschrijving: Kosten van geldleningen die behoren tot de eigenwoningschuld zijn aftrekbaar van het inkomen in box 1. Sinds 2014 wordt het maximale aftrektarief jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd. Vanaf 2020 wordt het maximale aftrektarief versneld afgebouwd met 3%-punt per jaar. Vanaf 2023 is het aftrektarief gelijk aan het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting.
Doelstelling: Het bevorderen van eigenwoningbezit.
Ministerie: BZK, Artikel 3: Woningmarkt.
Evaluatie: Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583. De hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait zijn als geheel geëvalueerd. De volgende evaluatie is beoogd in 2027.
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Niet of beperkt doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Defiscalisering/naar box 3
Beleidsuitwerking: Uitwerking is nog bezig
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Aftrek periodieke betalingen erfpacht, opstal en beklemming
Beschrijving: Periodieke betalingen op grond van de rechten van erfpacht, opstal en beklemming, met betrekking tot de eigen woning zijn aftrekbaar van het inkomen. Sinds 2014 wordt het maximale aftrektarief jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd. Vanaf 2020 wordt het maximale aftrektarief versneld afgebouwd. Vanaf 2023 is het aftrektarief gelijk aan het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting.
Doelstelling: Het bevorderen van eigenwoningbezit.
Ministerie: BZK, Artikel 3: Woningmarkt.
Evaluatie: Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583. De hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait zijn als geheel geëvalueerd. De volgende evaluatie is beoogd in 2027.
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Niet of beperkt doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Defiscalisering/naar box 3
Beleidsuitwerking: Uitwerking is nog bezig
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Aftrek rente en kosten van geldleningen over restschuld vervreemde eigen woning
Beschrijving: Als aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning worden voor een periode van vijftien jaar na het tijdstip van vervreemding van een eigen woning mede aangemerkt de renten en kosten van geldleningen voor een restschuld van die vervreemde woning. Van een restschuld is sprake, wanneer bij een vervreemding van een eigen woning in de periode van 29 oktober 2012 tot en met 31 december 2017 de op deze woning betrekking hebbende schuld tot een negatief vervreemdingssaldo heeft geleid. De aftrek voor rente en kosten en geldleningen over restschuld vervreemde eigen woning betreft een tijdelijke crisismaatregel die afliep in 2017. De gevallen die al gebruik maakten van de regeling voor 2018 kunnen de aftrek nog maximaal vijftien jaar toepassen. Sinds 2014 wordt het maximale aftrektarief jaarlijks met 0,5%-punt gereduceerd. Vanaf 2020 wordt het maximale aftrektarief versneld afgebouwd. Vanaf 2023 is het aftrektarief gelijk aan het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting.
Doelstelling: Tijdelijke crisismaatregel ter bevordering van de doorstroming op de woningmarkt.
Ministerie: BZK, Artikel 3: Woningmarkt.
Evaluatie: Geen evaluatie beoogd, aangezien de regeling afloopt na 2017.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Eigenwoningforfait
Beschrijving: Huishoudens met een eigen woning dienen een percentage van de WOZ-waarde van hun woning bij het belastbaar inkomen in box 1 op te tellen. Dit percentage is afhankelijk van de hoogte van de WOZ-waarde en wordt jaarlijks vastgesteld. Het eigenwoningforfait staat los van de aftrekbaarheid van rente en kosten voor de eigen woning, die ook in box 1 valt. Deze regeling is de keerzijde van de aftrekbaarheid van rente en kosten voor de eigen woning.
Doelstelling: Het doelmatig belasten van het voordeel in natura (het woongenot) van een eigen woning, door een forfaitaire benadering.
Ministerie: BZK, Artikel 3: Woningmarkt.
Evaluatie: Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583. De hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait zijn als geheel geëvalueerd. De volgende evaluatie is beoogd in 2027.
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Niet of beperkt doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Defiscalisering/naar box 3
Beleidsuitwerking: Uitwerking is nog bezig
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2020. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste post is.
Regeling: Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld
Beschrijving: Aan eigenwoningbezitters zonder eigenwoningschuld of met een lage eigenwoningschuld wordt een aftrek toegekend ter hoogte van een deel van het verschil tussen het eigenwoningforfait en de daarop drukkende aftrekbare kosten. De regeling wordt vanaf 2019 in een periode van dertig jaar uitgefaseerd. In 2024 bedraagt dat deel 80%%. Hierdoor hoeven eigenwoningbezitters met geen of een lage eigenwoningschuld in 2024 alleen over 20%% van het verschil tussen het eigenwoningforfait en de daarop drukkende aftrekbare kosten belasting te betalen.
Doelstelling: Bevordering aflossing eigenwoningschuld en lastenverlichting eigenaar-bewoners met geen of een lage eigenwoningschuld.
Ministerie: BZK, Artikel 3: Woningmarkt.
Evaluatie: Evaluatie eigenwoningregeling, SEO en Panteia, 2019. Kamerstukken II 2019-2020, 32 847, nr. 583. Geen volgende evaluatie beoogd, omdat de regeling wordt afgeschaft.
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Niet of beperkt doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Geen aanbeveling
Beleidsuitwerking: Afschaffen
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning
Beschrijving: Voor schenkingen aan personen tussen de 18 en 40 jaar ten behoeve van de eigen woning geldt een eenmalige vrijstelling van schenkbelasting. De vrijstelling bedroeg € 106.671 in 2022, en is in 2023 verlaagd naar €28.947. Met ingang van 2024 wordt de regeling volledig afgeschaft.
Doelstelling: Verminderen van de eigenwoningschuld van Nederlandse huishoudens en beperken van het percentage onderwaterhypotheken.
Ministerie: BZK, Artikel 3: Woningmarkt.
Evaluatie: Evaluatie schenkingsvrijstelling eigen woning, SEO, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 35 572, nr. 95. Geen volgende evaluatie beoogd. Regeling loopt af.
Doeltreffend: Niet of beperkt doeltreffend
Doelmatig: Niet of beperkt doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Geen aanbeveling
Beleidsuitwerking: Is afgeschaft per 2024
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m 2020. Het gegeven budgettaire belang is het bedrag dat belastingplichtigen in dat jaar zouden moeten betalen als de vrijstelling niet van toepassing was. Het is dus de fictief verschuldigde schenkbelasting over de schenkingen in dat jaar, gegeven de omvang van de schenkingen.
Regeling: OVB Verlaagd tarief woning niet-starters
Beschrijving: In 2021 is de tariefdifferentiatie in de OVB ingevoerd waardoor woningen bestemd voor hoofdbewoning onder het lage tarief van 2% vallen en woningen niet bestemd voor hoofdbewoning onder het algemene tarief vallen. Voor niet-starters is een OVB tarief van 2% van toepassing.
Dit tarief is uitsluitend van toepassing op de verkrijging van woningen.
Doelstelling: Structureel bevorderen van de doorstroming op de woningmarkt.
Ministerie: BZK, Artikel 3: Woningmarkt.
Evaluatie: Evaluatie verlaging overdrachtsbelasting 2011-2012, CPB, 2020. Evaluatie verlaging overdrachtsbelasting 2011-2012. De regeling zal in 2024 worden geëvalueerd als onderdeel van de evaluatie differentiatie OVB
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Geen aanbeveling
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen
Ramingsgrond: Totale ontvangsten overdrachtsbelasting volgens raming CPB.
Regeling: OVB Vrijstelling woning starters
Beschrijving: Eenmalige vrijstelling voor aankoop van een woning door een persoon die meerderjarig is en jonger is dan 35 jaar en de woning zelf gaat bewonen.
Doelstelling: De positie van starters op de woningmarkt verbeteren ten opzichte van andere kopers.
Ministerie: BZK, Artikel 3: Woningmarkt.
Evaluatie: De regeling zal in 2024 worden geëvalueerd als onderdeel van de evaluatie differentiatie OVB
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Data Kadaster
Regeling: OVB Vrijstelling terugkoop VoV woningen
Beschrijving: Het terugkopen van een VoV (verkoop onder voorwaarden)-woning van een particulier door een VoV-aanbieder wordt onder specifieke voorwaarden vrijgesteld van overdrachtsbelasting.
Doelstelling: Het aantrekkelijk houden voor VoV-aanbieders om, ook na invoering van de wet differentiatie overdrachtsbelasting, VoV-woningen met gunstige voorwaarden te verkopen aan koopstarters.
Ministerie: BZK, Artikel 3: Woningmarkt.
Evaluatie: De regeling zal in 2024 worden geëvalueerd als onderdeel van de evaluatie differentiatie OVB.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers van Opmaat, de grootste aanbieder van verkoop onder voorwaarden producten, over het aantal licentiehouders en aantal verkopen per jaar.
Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen
Regeling: Vermindering verhuurderheffing
Beschrijving: Deze regeling is beschikbaar voor belastingplichtigen in het kader van de verhuurderheffing, die onder andere investeren in huurwoningen met een huurprijs onder de liberalisatiegrens. Het bedrag aan heffingsvermindering dat genoemd is in de investeringsverklaring van RVO, wordt van de verhuurderheffing afgetrokken. Het budget is € 698,5 miljoen over de jaren 2014 tot en met 2021. Met ingang van 2019 is een nieuwe heffingsvermindering geïntroduceerd. Het doel hiervan is het stimuleren van de verduurzaming van huurwoningen door verhuurders. Het beschikbare budget voor deze nieuwe heffingsvermindering loopt jaarlijks op met € 26 miljoen tot structureel € 104 miljoen in 2022. Per 2020 is in de verhuurderheffing aanvullend een structurele heffingsvermindering van € 100 miljoen per jaar opgenomen voor nieuwbouw van woningen in regio’s waar de druk op de woningmarkt het grootst is. De verhuurderheffing is per 2023 afgeschaft. Hierdoor vervalt per 2023 ook het recht op heffingsverminderingen.
Doelstelling: Stimulering van maatschappelijk gewenste investeringen (zoals sloop, renovatie, transformatie en nieuwbouw van huurwoningen).
Ministerie: BZK, Artikel 3: Woningmarkt.
Evaluatie: Evaluatie heffingsverminderingen verhuurderheffing, Ecorys, 2020. Kamerstukken II 2019-2020, 27 926, nr. 321. Er is geen volgende evaluatie beoogd, aangezien de verhuurderheffing met ingang van 2023 is afgeschaft.
Doeltreffend: Niet of beperkt doeltreffend
Doelmatig: Niet of beperkt doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Intensiveren
Beleidsuitwerking: Is per 2023 afgeschaft
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m 2022.
Regeling: Kamerverhuurvrijstelling
Beschrijving: Indien de inkomsten uit verhuur - anders dan voor korte duur - van woonruimte die geen zelfstandige woning vormt en onderdeel is van het hoofdverblijf van de verhuurder, niet meer bedragen dan een maximumbedrag per jaar, blijft het verhuurde deel van de eigen woning vallen onder de fiscale behandeling van de eigen woning, in plaats van de forfaitaire vermogensrendementsheffing in box 3. Het maximumhuurbedrag wordt jaarlijks op basis van de huurontwikkeling geïndexeerd.
Doelstelling: Vergroten van het particuliere kameraanbod, met name voor studenten.
Ministerie: BZK, Artikel 3: Woningmarkt.
Evaluatie: Evaluatie kamerverhuurvrijstelling, BZK, 2017. Kamerstukken II 2017-2018, 33 104, nr. 12. De volgende evaluatie is beoogd in 2026.
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Vervolgonderzoek
Beleidsuitwerking: Vervolgonderzoek
Ramingsgrond: Raming zonder recente gegevensbron. Laatst gebruikte bron betreft cijfers VROM uit 2006 over aantal kamers.
Regeling: Vrijstelling rechten op bepaalde kapitaalsuitkeringen, waaronder KEW, box 3
Beschrijving: In het overgangsrecht van de Wet IB 2001 zijn vrijstellingen voor bepaalde kapitaalverzekeringen, spaarrekeningen en beleggingsrechten opgenomen. Onder voorwaarden geldt een box 1-vrijstelling voor het voordeel (de uitgekeerde rente of het rendement op de premie/inleg) uit een kapitaalverzekering eigen woning (KEW), spaarrekening eigen woning (SEW) en beleggingsrecht eigen woning (BEW) waardoor deze niet in box 3 vallen. Per 1 april 2013 is de faciliteit vervallen en voor bestaande contracten ondergebracht in het overgangsrecht. Het kapitaal dan wel de inleg kunnen niet meer worden verhoogd en de looptijd kan niet worden verlengd. Tevens gelden er vrijstellingen voor andersoortige kapitaalverzekeringen waarvan de inkomsten vrijgesteld waren onder de Wet IB 1964.
Doelstelling: Eerbiedigen van bestaande rechten op bepaalde vrijstellingen kapitaalsuitkeringen.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Deze regeling is niet eerder geëvalueerd. Geen evaluatie beoogd, want de regeling is vervallen voor nieuwe gevallen.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Gegevens van DNB (tot en met 2015) en het Verbond van Verzekeraars (tot en met 2016) over levensverzekeringen.
Regeling: Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkering bij overlijden box 3
Beschrijving: Rechten op prestaties uit levensverzekering in verband met het overlijden van de belastingplichtige worden tot een bedrag van maximaal € 7.348 vrijgesteld van de rendementsgrondslag. De prestaties kunnen de vorm hebben van een kapitaalsuitkering of een uitkering in natura (het verzorgen van de uitvaart van de verzekeringnemer).
Doelstelling: Sociaal beleid (aangezien sprake is van financiering van een begrafenis of crematie) en doelmatigheid (het voorkomen van administratieve lasten voor polissen met een financieel beperkte omvang).
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Evaluatierapport Vrijstelling rechten op kapitaalsuitkeringen bij overlijden in box 3, FIN, 2005. Kamerstukken II 2005-2006, 30 375, nr. 2, bijlage 11. Geen evaluatie beoogd.
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: PM
Beleidsuitwerking: PM
Ramingsgrond: Gegevens van DNB over overlijdensverzekeringen t/m 2017.
Regeling: Vrijstelling groen beleggen box 3
Beschrijving: Op grond van deze regeling is € 60.429 aan groene beleggingen vrijgesteld van de rendementsgrondslag van de vermogensrendementsheffing. Beleggers met een fiscale partner hebben gezamenlijk recht op een vrijstelling van € 120.858. Het bedrag van de vrijstelling wordt jaarlijks geïndexeerd.
Doelstelling: Kapitaal van particuliere spaarders en beleggers trekken en deze beschikbaar maken voor de financiering van risicovolle projecten die het milieu- en natuurbeleid ten goede komen en die anders niet zouden worden gerealiseerd.
Ministerie: I&W, Artikel 21: Circulaire Economie.
Evaluatie: Evaluatie Regeling groenprojecten 2016, RVO, 2020. Kamerstukken II 2019-2020, 30 196, nr. 709. De volgende evaluatie is beoogd in 2026.
Doeltreffend: Wel of grotendeels doeltreffend
Doelmatig: Wel of grotendeels doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: Verbetering binnen regeling
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2020 en jaarcijfers RVO.
Regeling: Heffingskorting groen beleggen box 3
Beschrijving: De heffingskorting voor groene beleggingen sluit aan op de vrijstelling in box 3 voor groene beleggingen. De korting bedraagt 0,7% van het bedrag dat is vrijgesteld van de vermogensrendementsheffing.
Doelstelling: Kapitaal van particuliere spaarders en beleggers trekken en deze beschikbaar maken voor de financiering van risicovolle projecten die het milieu- en natuurbeleid ten goede komen en die anders niet zouden worden gerealiseerd.
Ministerie: I&W, Artikel 21: Circulaire Economie.
Evaluatie: Evaluatie Regeling groenprojecten 2016, RVO, 2020. Kamerstukken II 2019-2020, 30 196, nr. 709. De volgende evaluatie is beoogd in 2026.
Doeltreffend: Wel of grotendeels doeltreffend
Doelmatig: Wel of grotendeels doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: Verbetering binnen regeling
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2020 en jaarcijfers RVO.
Regeling: Heffingvrij vermogen/inkomen box 3
Beschrijving: Een algemene vrijstelling in box 3 van € 57.000 per belastingplichtige. Bij een rendementsgrondslag groter dan het heffingvrije vermogen, wordt alleen het voordeel uit het meerdere in de heffing betrokken. Het bedrag aan heffingvrij vermogen wordt jaarlijks geïndexeerd en is per 2023 beleidsmatig verhoogd.
Doelstelling: Doelmatigheid (vermindering van aantal belastingplichtigen).
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Deze regeling is niet eerder geëvalueerd. De regeling loopt mee in de besluitvorming over box 3 en de lastenverdeling in den brede. Voorlopig is daarom geen evaluatie beoogd.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: MIMOSI.
Regeling: Fiscale faciliteiten Natuurschoonwet
Beschrijving: De Natuurschoonwet 1928 voorziet in fiscale tegemoetkomingen in de schenk- en erfbelasting, overdrachtsbelasting, inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting en onroerendzaakbelasting aan eigenaren van onroerende zaken als deze eigenaren hun onroerend goed als landgoed in stand houden en daarmee het natuurschoon bevorderen. Er zijn extra faciliteiten indien het landgoed voor het publiek wordt opengesteld.
Doelstelling: Het natuurschoon en cultureel erfgoed behouden door landgoederen als geheel te bewaren en versnippering tegen te gaan. Stimuleren van particulier natuurbeheer en realisatie van nieuwe natuur en bos door particulieren op landbouwgrond. Openstelling van landgoederen voor het publiek.
Ministerie: LNV, Artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.
Evaluatie: Beleidsevaluatie van de Natuurschoonwet 1928, Ecorys, 2014. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 90. De volgende evaluatie is beoogd in 2033
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: Verbetering binnen regeling
Ramingsgrond: Aantal gerangschikte landgoederen volgens RVO t/m 2022. Geen aangiftecijfers beschikbaar, dus het budgettaire belang wordt voor alle jaren geraamd aan de hand van inschattingen van de Belastingdienst.
Regeling: Keuzeregeling partiële buitenlandse belastingplicht
Beschrijving: Op grond van deze regeling kunnen werknemers die gebruikmaken van de 30%-regeling ervoor kiezen om voor de heffing in de inkomstenbelasting voor box 2 en box 3 behandeld te worden als buitenlands belastingplichtige, ondanks dat zij in Nederland wonen. Hierdoor worden in het buitenland gerealiseerde inkomsten uit box2 en box3 niet in de heffing betrokken.
Doelstelling: Deze regeling zorgt ervoor dat het Nederlandse fiscale stelsel geen belemmering vormt om in Nederland te komen werken. Dit zal met name aan de orde zijn in de situatie waarin een werknemer over relatief veel vermogen in het buitenland beschikt dan wel vermogensinkomsten in het buitenland heeft.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: De volgende evaluatie (incl. '30% regeling') is beoogd in 2025.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Box2- en box3 inkomsten belastingplichtingen met vergelijkbare looninkomsten
Regeling: Diverse vrijstellingen Koninklijk Huis
Beschrijving: Op grond van artikel 33, lid 1 van de successiewet 1956 is vrijgesteld van schenkbelasting al hetgeen dat krachtens schenking verkregen wordt door de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis, als die schenkingen zijn gedaan uit hoofde van hun functie en hoedanigheid. In verband met de bepaling omtrent ‘uit hoofde van hun functie en hoedanigheid’ heeft tot doel dat «gewone» schenkingen onder het gewone regime van de schenkbelasting vallen, met toepassing van dezelfde vrijstellingen die voor ieder ander gelden. Artikel 40, tweede lid, van de Grondwet bevat een belastingvrijstelling voor de Koning en leden van het Koninklijk Huis waarin is vastgelegd dat vermogensbestanddelen die dienstbaar zijn aan de uitoefening van de functie van de Koning en van de andere leden van het Koninklijk Huis zijn vrijgesteld van persoonlijke belastingen.
Doelstelling: Voorkomen belastingheffing op schenkingen en vermogensbestandsdelen die verband houden met de functie van het Koninklijkhuis (uitkeringsgerechtigde leden van).
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Voorlopig is geen evaluatie beoogd.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: Vrijstelling voorwerpen van kunst en wetenschap box 3
Beschrijving: Voorwerpen van kunst en wetenschap vallen niet in de rendementsgrondslag van de vermogensrendementsheffing ook indien deze niet voor persoonlijke doeleinden worden gebruikt. Voorwerpen van kunst en wetenschap die hoofdzakelijk ter belegging worden aangehouden, zijn uitgezonderd van de vrijstelling om een ongerechtvaardigde bevoordeling ten opzichte van andere beleggingen te voorkomen.
Doelstelling: Het particuliere kunstbezit en de kunstuitleen van particulieren aan musea in Nederland stimuleren.
Ministerie: OCW, Artikel 14: Cultuur.
Evaluatie: Deze regeling is niet eerder geëvalueerd. De eerste evaluatie staat gepland voor 2026.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen data beschikbaar
Regeling: Vrijstelling bos- en natuurterreinen box 3
Beschrijving: Deze regeling bewerkstelligt dat voor de forfaitaire rendementsheffing de volgende bezittingen van de grondslag worden uitgezonderd: bossen, bepaalde natuurterreinen en de volgens de Natuurschoonwet als zodanig aangewezen landgoederen. Gebouwde eigendommen vallen niet onder de vrijstelling.
Doelstelling: Ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur.
Ministerie: LNV, Artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.
Evaluatie: Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106. Een volgende evaluatie zal worden gepland na 2025.
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen
Ramingsgrond: N.v.t.
Verlaging lastendruk in de winstsfeer
Regeling: Zelfstandigenaftrek
Beschrijving: De zelfstandigenaftrek is een aftrek in de IB van € 5.030 voor ondernemers die voldoen aan het urencriterium en die aan het begin van het kalenderjaar de pensioengerechtige leeftijd nog niet hebben bereikt. Na de pensioengerechtigde leeftijd wordt de zelfstandigenaftrek gehalveerd. Vanaf 2020 wordt de zelfstandigenaftrek stapsgewijs verlaagd, tot € 900 in 2027.
Doelstelling: Stimuleren ondernemerschap, steun voor kleine zelfstandigen, het mogelijk maken van investeringen en reserveringen en lastenverlichting voor het MKB
Ministerie: EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2024 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Vervolgonderzoek
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Extra zelfstandigenaftrek starters
Beschrijving: Startende ondernemers in de IB die in één of meer van de vijf voorgaande jaren geen ondernemer waren en bij wie in die periode niet meer dan tweemaal de zelfstandigenaftrek is toegepast, hebben recht op een extra zelfstandigenaftrek van € 2.123.
Doelstelling: Stimuleren ondernemerschap, bevorderen bereidheid lopen startersrisico en stimuleren starten onderneming vanuit arbeidsongeschiktheid.
Ministerie: EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2024 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Vervolgonderzoek
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Meewerkaftrek
Beschrijving: Indien de partner van een ondernemer in de IB meewerkt in diens onderneming zonder hiervoor een vergoeding te ontvangen, heeft de ondernemer die voldoet aan het urencriterium recht op de meewerkaftrek. De aftrek is afhankelijk van het aantal door de partner gewerkte uren in de onderneming en bedraagt tussen de 1,25% van de winst (indien ten minste 525 uur wordt meegewerkt) en 4% van de winst (indien ten minste 1.750 uur wordt meegewerkt).
Doelstelling: Fiscaal faciliteren van arbeid in de onderneming van de partner zonder de verplichting tot het aangaan van een arbeidsovereenkomst.
Ministerie: EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2024 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Vervolgonderzoek
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Stakingsaftrek
Beschrijving: Bij de staking van een onderneming of een deel ervan is van de behaalde stakingswinst maximaal € 3.630 vrijgesteld van belastingheffing in de IB. Op de in een kalenderjaar berekende stakingsaftrek wordt de in het verleden genoten stakingsaftrek in mindering gebracht.
Doelstelling: De stakingsaftrek beoogt een verzachting van belastingheffing te geven over de stakingswinst. De stakingsaftrek is de voortzetting – zij het op een lager niveau – van de stakingsvrijstelling van de Wet IB 1964.
Ministerie: EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, CPB, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 35 925 IX, nr 30. In 2024 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Vervolgonderzoek
Beleidsuitwerking: Vervolgonderzoek
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Aftrek speur- en ontwikkelingswerk
Beschrijving: Ondernemers in de IB die voldoen aan het urencriterium en in het kalenderjaar ten minste 500 uur hebben besteed aan werk dat bij een zogenoemde S&O-verklaring kwalificeert als speur- en ontwikkelingswerk, hebben recht op een aftrek van € 15.608. Voor starters wordt deze aftrek onder voorwaarden verhoogd met € 7.810.
Doelstelling: Bevorderen van technologische vernieuwingen.
Ministerie: EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Evaluatie WBSO 2011–2017, Dialogic, 2019. Kamerstukken II 2018-2019, 32 637, nr. 358. De volgende evaluatie is beoogd in 2024
Doeltreffend: Wel of grotendeels doeltreffend
Doelmatig: Wel of grotendeels doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: Verbetering binnen regeling
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Willekeurige afschrijving starters
Beschrijving: Startende ondernemers in de IB kunnen op basis van deze regeling willekeurig afschrijven op bedrijfsmiddelen die zijn aangeschaft in een kalenderjaar waarover voor hen de extra zelfstandigenaftrek starters van toepassing was.
Doelstelling: Stimuleren ondernemerschap, bevorderen bereidheid lopen startersrisico en bevorderen investeringen
Ministerie: EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2024 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Vervolgonderzoek
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen
Ramingsgrond: Raming zonder gegevensbron, de budgettaire kosten zijn gebaseerd op een veronderstelling van het aantal gebruikers en hun investeringen.
Regeling: Doorschuiving stakingswinst
Beschrijving: Op verzoek is onder voorwaarden doorschuiving van stakingswinst zonder inkomstenbelastingheffing mogelijk in het kader van overdracht van (een deel van) de onderneming. Hiervan is sprake in geval van overlijden, echtscheiding, overdracht van de onderneming aan alle medeondernemers die gedurende drie jaar een gezamenlijke onderneming drijven, of in geval van inbreng van de onderneming in een naamloze vennootschap of besloten vennootschap. De belastingplichtige voor wiens rekening de onderneming zal worden voortgezet, is verplicht de oude boekwaarden van de overgedragen vermogensbestanddelen over te nemen.
Doelstelling: Ondersteunen van de continuïteit van de onderneming, in het kader van liquiditeitsproblemen die kunnen ontstaan als gevolg van de fiscale claim die rust op een bedrijfsoverdracht.
Ministerie: EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, CPB, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 35 925 IX, nr 30. De volgende evaluatie is beoogd in 2028 of later
Doeltreffend: Wel of grotendeels doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Ja
Aanbeveling: Het gebruik beter registeren en in het in de aangiftes op te nemen
Beleidsuitwerking: Wetsvoorstel ingediend ter verbetering van doelmatigheid en uitvoerbaarheid
Ramingsgrond: Raming zonder gegevensbron, gebaseerd op rekenveronderstellingen.
Regeling: Doorschuifregelingen inkomen uit aanmerkelijk belang box 2
Beschrijving: Onder voorwaarden wordt (op verzoek) een overgang krachtens huwelijksvermogensrecht, erfrecht of schenking, van een aanmerkelijk belang niet als vervreemding aangemerkt. De verkrijgingprijs van de aandelen van de overdrager wordt dan doorgeschoven naar de overnemer.
Doelstelling: Het waarborgen van de continuïteit van de onderneming, doordat op het moment van overgang niet hoeft te worden afgerekend over het verschil tussen de waarde in het economische verkeer en de verkrijgingsprijs van de aandelen.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, CPB, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 35 925 IX, nr 30. De volgende evaluatie is beoogd in 2028 of later
Doeltreffend: Wel of grotendeels doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Ja
Aanbeveling: Het gebruik beter registeren en in het in de aangiftes op te nemen
Beleidsuitwerking: Wetsvoorstel ingediend ter verbetering van doelmatigheid en uitvoerbaarheid
Ramingsgrond: Raming zonder gegevensbron, gebaseerd op rekenveronderstellingen.
Regeling: Mkb-winstvrijstelling
Beschrijving: De mkb-winstvrijstelling is een vrijstelling van een deel van de winst voor ondernemers in de IB. Sinds 2014 bedraagt de mkb-winstvrijstelling 14% van de winst nadat de winst is verminderd met de ondernemersaftrek.
Doelstelling: Stimuleren ondernemerschap en gelijktrekken effectieve belastingdruk bij IB-ondernemers met bv/DGA's
Ministerie: EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2024 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Vervolgonderzoek
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Terbeschikkingstellingsvrijstelling
Beschrijving: De terbeschikkingstellingsvrijstelling bedraagt 12% van het gezamenlijke bedrag van het resultaat uit terbeschikkingstellingswerkzaamheden, te weten het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen aan een verbonden onderneming, werkzaamheid of vennootschap.
Doelstelling: Het voorkomen van arbitrage tussen de verschillende boxen en een beter evenwicht in fiscale behandeling tussen enerzijds ondernemers en anderzijds houders van een aanmerkelijk belang.
Ministerie: EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: In 2024 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomstenbelasting t/m 2021. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Laag vpb-tarief
Beschrijving: Vanaf 2023 geldt voor winsten tot € 200.000 een verlaagd vpb-tarief van 19%.
Doelstelling: Lager belasten van fiscale winsten tot en met € 200.000
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: De regeling is nog niet eerder geëvalueerd. De eerste evaluatie is gepland voor 2024.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte vennootschapsbelasting t/m 2020. CPB-raming (KMEV) basis voor ramingen.
Regeling: Innovatiebox
Beschrijving: Op verzoek en onder voorwaarden worden winsten uit zelf-ontwikkelde immateriële activa belast in de vennootschapsbelasting tegen een effectief tarief van 7%. Tot en met 2017 bedroeg het effectieve tarief 5%. Er kan gekozen worden voor toepassing van de forfaitaire regeling voor maximaal 3 jaar. Hierbij wordt van een belastingplichtige met een zelf-ontwikkeld immaterieel activum 25% van de winst aangemerkt als winsten uit immateriële activa met een maximum van € 25.000.
Doelstelling: Stimuleren, aantrekken en behouden van speur- en ontwikkelingswerk en bevorderen vestigingsklimaat voor innovatieve ondernemingen in Nederland
Ministerie: EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Evaluatie innovatiebox 2010 tot 2012, Dialogic, 2016. Kamerstukken II 2015-2016, 34 302, nr. 111. De volgende evaluatie wordt in 2023 opgeleverd.
Doeltreffend: Wel of grotendeels doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: Verbetering binnen regeling
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte vennootschapsbelasting t/m 2020.
Regeling: Liquidatie- en stakingsverliesregeling
Beschrijving: Onder toepassing van de deelnemingsvrijstelling zijn winsten en verliezen die een belastingplichtige behaalt door middel van een deelneming vrijgesteld in de vennootschapsbelasting. De liquidatieverliesregeling vormt een uitzondering hierop op grond waarvan het verlies op een deelneming – onder voorwaarden – toch in aftrek kan worden gebracht als de deelneming wordt ontbonden.
Doelstelling: Het kunnen verrekenen van verliezen van deelnemingen en op deze wijze bevorderen vestigingsklimaat.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: De mogelijkheden voor een toekomstige evaluatie worden in kaart gebracht.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte vennootschapsbelasting t/m 2020.
Regeling: Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek
Beschrijving: De kleinschaligheidsinvesteringsaftrek vormt, als onderdeel van de investeringsaftrek in de IB en Vpb, een extra aftrek over een gedeelte van het investeringsvolume. De hoogte van de aftrek is afhankelijk van de hoogte van de investering. De aftrek bedraagt in 2023 maximaal € 17.841.
Doelstelling: Bevorderen van investeringen van relatief geringe omvang, die in het algemeen gedaan zullen worden in het midden- en kleinbedrijf.
Ministerie: EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2024 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doeltreffend
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Vervolgonderzoek
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomsten- en vennootschapsbelasting t/m 2020. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is. Geraamde endogene groei vanaf 2021 is gelijk aan groei investeringen overige vaste activa volgens de CEP 2023 raming van het CPB.
Regeling: Energie-investeringsaftrek (EIA)
Beschrijving: De EIA vormt, als onderdeel van de investeringsaftrek in de IB en Vpb, een extra aftrek op de fiscale winst verleend voor door de Minister van EZK aangewezen investeringen in nieuwe energiebesparende bedrijfsmiddelen en maatregelen. De aftrek bedraagt vanaf 2021 45,5%. De EIA is een gebudgetteerde regeling met een systematiek van meerjarige budgetegalisatie.
Doelstelling: Stimuleren van investeringen ten behoeve van een doelmatig energiegebruik.
Ministerie: EZK, Artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..
Evaluatie: Eindrapport evaluatie EIA 2017-2021, SEO & CE Delft, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 36 202, nr. 158. De volgende evaluatie is beoogd in 2027.
Doeltreffend: Waarschijnlijk beperkt doeltreffend
Doelmatig: In algemen zin doelmatig voor vermindering/vermijding van broeikasgassen
Horizonbepaling: Ja
Toetsingskader: Ja
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: Verbetering binnen regeling
Ramingsgrond: Investeringsbedragen volgens RVO t/m 2021 en rekenveronderstellingen. Cijfer 2022 en 2023 is budget.
Regeling: Milieu-investeringsaftrek (MIA)
Beschrijving: De MIA vormt, als onderdeel van de investeringsaftrek in de IB en Vpb, een extra aftrek op de fiscale winst voor milieu-investeringen die bij ministeriële regeling worden aangewezen. Er zijn drie verschillende categorieën op de Milieulijst, waarbij respectievelijk 45%, 36% of 27% van het investeringsbedrag in mindering kan worden gebracht op de winst. De MIA is een gebudgetteerde regeling met een systematiek van meerjarige budgetegalisatie.
Doelstelling: Stimulering investeringen in innovatieve milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen
Ministerie: I&W, Artikel 21: Circulaire Economie.
Evaluatie: Beleidsevaluatie MIA\Vamil, Witteveen + Bos & CE Delft & KplusV, 2023. De volgende evaluatie is beoogd in 2027.
Doeltreffend: Wel of grotendeels doeltreffend
Doelmatig: Wel of grotendeels doelmatig
Horizonbepaling: Ja
Toetsingskader: Ja
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: Verbetering binnen regeling
Ramingsgrond: Investeringsbedragen volgens RVO t/m 2021 en rekenveronderstellingen. Cijfer 2022 en 2023 is budget.
Regeling: VAMIL
Beschrijving: Op basis van de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL) mag willekeurig worden afgeschreven op door de Minister van IenW aangewezen milieu-investeringen (Milieulijst) tot 75% van de aanschaf- of voortbrengingskosten. Deze regeling in de IB en Vpb leidt voor de belastingplichtige tot een liquiditeits- en rentevoordeel. De VAMIL is een gebudgetteerde regeling met een systematiek van meerjarige budgetegalisatie.
Doelstelling: Stimulering investeringen in innovatieve milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen
Ministerie: I&W, Artikel 21: Circulaire Economie.
Evaluatie: Beleidsevaluatie MIA\Vamil, Witteveen + Bos & CE Delft & KplusV, 2023. De volgende evaluatie is beoogd in 2027.
Doeltreffend: Wel of grotendeels doeltreffend
Doelmatig: Wel of grotendeels doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Ja
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: Verbetering binnen regeling
Ramingsgrond: Investeringsbedragen volgens RVO t/m 2021 en rekenveronderstellingen. Cijfer 2022 en 2023 is budget.
Regeling: Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart
Beschrijving: Op verzoek van de belastingplichtige wordt, in afwijking van het algemeen systeem van winstbepaling in de IB en Vpb, de winst uit zeescheepvaart op basis van deze regeling forfaitair bepaald. Uitgangspunt hierbij vormt de tonnage van de schepen waarmee die winst wordt behaald. Als voor een schip voor de tonnageregeling wordt gekozen, geldt dit voor een periode van 10 jaar.
Doelstelling: Versterken van het maritieme cluster, het bevorderen van werkgelegenheid verbonden aan het varen onder Nederlandse vlag en het versterken van de Nederlandse concurrentiepositie
Ministerie: I&W, Artikel 18: Scheepvaart en Havens.
Evaluatie: Evaluatie van de fiscale maatregelen in het Nederlandse zeescheepvaartbeleid in de periode 2014 tot en met 2019, Deloitte, 2022. Kamerstuk 2021-2022, 31 409, nr 357. De volgende evaluatie is beoogd in 2028 of later
Doeltreffend: Wel of grotendeels doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Ja
Aanbeveling: Het gesprek aangaan met de sector, uitvoeringspraktijk en in internationaal verband, en het verbeteren van databeschikbaarheid
Beleidsuitwerking: Gesprekken met de sector
Ramingsgrond: Tot 2020 raming zonder actuele gegevensbron. Met ingang van 2020: Cijfers Belastingdienst aangifte vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting 2020.
Regeling: Landbouwvrijstelling in de winstsfeer
Beschrijving: Op grond van deze regeling worden voordelen uit een landbouwbedrijf die verband houden met de waardeverandering van de grond, niet tot de fiscale winst (IB en Vpb) gerekend. De regeling is niet van toepassing als de waardeverandering optreedt in het kader van de bedrijfsuitoefening. Een waardestijging van de grond die de gebruikelijke waarde binnen een landbouwbedrijf te boven gaat is belast.
Doelstelling: Twee typen eigenaren van landbouwgrond (eigenaar die de grond zelf bewerkt en de eigenaar die de grond verpacht) fiscaal gelijk behandelen.
Ministerie: LNV, Artikel 21: Land- en Tuinbouw.
Evaluatie: IBO Agro-, visserij- en voedselketens, EZ, 2014. Kamerstukken II 2014-2015, 30 991, nr 25. De volgende evaluatie is beoogd in 2023. De evaluatiescores komen deels uit de evaluatie van 2007.
Doeltreffend: Niet of beperkt doeltreffend
Doelmatig: Niet of beperkt doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Verder onderzoeken gevolgen afschaffing voor de grondmarkt (met name met btrekking tot grond mobiliteit)
Beleidsuitwerking: Geen opvolging
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomsten- en vennootschapsbelasting t/m 2020. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer
Beschrijving: Deze regeling in de IB en Vpb voorziet in een (gedeeltelijke) vrijstelling voor aangewezen subsidieregelingen ten behoeve van de ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur (SVNL en SKNL).
Doelstelling: Ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur.
Ministerie: LNV, Artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.
Evaluatie: Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106. De volgende evaluatie is beoogd in 2026.
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen
Ramingsgrond: Subsidiebedragen provincies SVNL en SKNL tot en met 2022. Cijfer 2023 en 2024 is het budget van de regelingen.
Regeling: Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit
Beschrijving: Voor een geërfde of geschonken onderneming geldt, indien aan bepaalde voorwaarden is voldaan, een voorwaardelijke vrijstelling van erfbelasting respectievelijk schenkbelasting voor het ondernemingsvermogen. Indien de geërfde of geschonken onderneming voor een periode van 5 jaar wordt voortgezet, wordt de voorwaardelijke vrijstelling definitief. De vrijstelling bedraagt 100% van de going-concernwaarde van de onderneming tot een bedrag van € 1.119.845. Voor het meerdere geldt een vrijstelling van 83%.
Doelstelling: Voorkomen dat belastingheffing bij overdracht de continuïteit van bedrijven in gevaar brengt.
Ministerie: EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, CPB, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 35 925 IX, nr 30. De volgende evaluatie is beoogd in 2028 of later
Doeltreffend: Wel of grotendeels doeltreffend
Doelmatig: Niet of beperkt doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Ja
Aanbeveling: De vrijstelling waarde going concern laten vervallen en deze vervangen door een verruimde betalingsregeling
Beleidsuitwerking: Wetsvoorstel ingediend ter verbetering van doelmatigheid en uitvoerbaarheid
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m 2020.
Regeling: Schenk- en erfbelasting Faciliteiten ANBI’s
Beschrijving: ANBI’s zijn per 2006 geheel vrijgesteld van schenk- en erfbelasting. Voor sociaal belang behartigende instellingen (SBBI’s) is de vrijstelling ingegaan per 2010.
Doelstelling: Bevorderen van schenken en nalaten aan ANBI’s en SBBI’s.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Evaluatie van de praktijk rondom ANBI’s en SBBI’s, Dialogic, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 34 552, nr. 77. De volgende evaluatie is beoogd in 2025.
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: Intensivering
Ramingsgrond: Raming zonder gegevensbron. Laatste cijfers Belastingdienst uit 2005 toen het nog niet volledig was vrijgesteld. Trend is doorgetrokken.
Regeling: Faciliteit geven uit vennootschap
Beschrijving: Giften aan onder andere ANBI's zijn aftrekbaar. De totale aftrek in de Vpb bedraagt ten hoogste 50% van de winst met een maximum van € 100.000. Als de giften aftrekbaar zijn voor de Vpb worden zij tevens niet gezien als uitdeling in box 2. Er geldt een multiplier voor giften aan culturele ANBI’s.
Doelstelling: Bevorderen van schenkingen aan bepaalde instellingen.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Evaluatie giftenaftrek, Dialogic, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 34 552, nr. 77. De volgende evaluatie is beoogd in 2023.
Doeltreffend: Niet of beperkt doeltreffend
Doelmatig: Niet of beperkt doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Geen aanbeveling
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen
Ramingsgrond: Gegevens Belastingdienst aangifte vennootschapsbelasting t/m 2020.
Regeling: Herinvesteringsreserve
Beschrijving: De boekwinst bij vervreemding van een bedrijfsmiddel kan onder voorwaarden worden gereserveerd door middel van de herinvesteringsreserve (HIR). De betreffende boekwinst wordt daardoor niet meteen belast. Dit is geregeld in artikel 3.54 van de Wet IB 2001. Om gebruik te maken van de HIR dient de boekwinst te worden aangewend voor een vervangend bedrijfsmiddel binnen 3 jaar na het jaar van vervreemding. Bij aanschaf van het vervangend bedrijfsmiddel wordt de HIR vervolgens in mindering gebracht op de aanschafprijs, hetgeen toekomstige afschrijvingen op het nieuwe bedrijfsmiddel beperkt. Wanneer (een deel van) de HIR niet tijdig wordt aangewend voor een vervangend bedrijfsmiddel, wordt deze (of het restant van de HIR) opgeteld bij de winst.
Doelstelling: Voorkomen dat belastingheffing bij realisatie van boekwinst op investeringen de continuïteit van de bedrijfsvoering in gevaar brengt.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Voorlopig is geen evaluatie beoogd.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte inkomsten- en vennootschapsbelasting t/m 2020. Bijbehorend budgettair belang is berekend op grond van de rekenregel dat het de laatste aftrekpost is.
Regeling: Willekeurige afschrijving zeeschepen
Beschrijving: Deze regeling in de IB en Vpb biedt de mogelijkheid om vervroegd af te schrijven op zeeschepen. De regeling kan uitsluitend worden toegepast indien niet wordt gekozen voor de forfaitaire winstbepaling en bedraagt per jaar maximaal 20% van de af te schrijven aanschaffings- en voortbrengingskosten.
Doelstelling: Versterken van het maritieme cluster, het bevorderen van werkgelegenheid verbonden aan het varen onder Nederlandse vlag en het versterken van de Nederlandse concurrentiepositie
Ministerie: I&W, Artikel 18: Scheepvaart en Havens.
Evaluatie: Evaluatie van de fiscale maatregelen in het Nederlandse zeescheepvaartbeleid in de periode 2014 tot en met 2019, Deloitte, 2022. Kamerstuk 2021-2022, 31 409, nr 357. De volgende evaluatie is beoogd in 2028 of later
Doeltreffend: Niet of beperkt doeltreffend
Doelmatig: Niet of beperkt doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Het gesprek aangaan met de sector, uitvoeringspraktijk en in internationaal verband, en het verbeteren van databeschikbaarheid
Beleidsuitwerking: Gesprekken met de sector
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: Bosbouwvrijstelling
Beschrijving: Deze regeling in de IB en Vpb houdt in dat voor- en nadelen uit bosbouwbedrijf niet tot de winst worden gerekend. Het staat de belastingplichtige vrij te opteren voor het buiten toepassing laten van de vrijstelling. Toepassing van de facultatieve regeling blijft, indien gebruik wordt gemaakt van de optie, gelden voor een periode van ten minste 10 jaar.
Doelstelling: Ontwikkeling en instandhouding van bos en natuur.
Ministerie: LNV, Artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.
Evaluatie: Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106. De regeling en de uitkomsten van de vorige evaluatie zullen in 2021 worden behandeld in de beleidsdoorlichting van artikel 12, waarna een volgende evaluatie zal worden gepland in de periode 2023-2026.
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen
Ramingsgrond: Inkomensschattingen LEI.
Regeling: Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid
Beschrijving: De startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid in de IB wordt geboden in de startfase van de onderneming ingeval niet aan het normale urencriterium van 1.225 uur wordt voldaan, maar wel aan een verlaagd urencriterium van 800 uur. De aftrekpost bedraagt € 12.000 voor het eerste jaar, € 8.000 voor het tweede jaar en € 4.000 voor het derde jaar. De aftrek kan niet hoger zijn dan de genoten winst.
Doelstelling: Stimuleren van het starten van een onderneming vanuit een uitkering inzake arbeidsongeschiktheid.
Ministerie: EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei en SZW, artikel 3: Arbeidsongeschiktheid.
Evaluatie: Evaluatie fiscale ondernemerschapsregelingen, SEO, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 311, nr. 186. In 2023 zullen enkele fiscale ondernemersregelingen geëvalueerd worden, de focus zal later worden bepaald.
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Vervolgonderzoek
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: Uitstelfaciliteiten bij verkoop in kader aandelenfusie, juridische splitsing, juridische fusie
Beschrijving: In de wetgeving zijn diverse faciliteiten opgenomen om zonder belastingheffing te kunnen herstructureren in het kader van een aandelenfusie, bedrijfsfusie, juridische fusie en juridische splitsing. Deze faciliteiten bestaan in de inkomstenbelasting (IB-winst en box 2), vennootschapsbelasting en overdrachtsbelasting. De faciliteiten zijn gebaseerd op de Europese Fusierichtlijn.
Doelstelling: Voorkomen fiscale belemmeringen bij aandelenfusie, bedrijfsfusie, juridische splitsing of juridische fusie (in overeenstemming met de Europese Fusierichtlijn)
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Voorlopig is geen evaluatie beoogd.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: Verhuisvergoeding ondernemer
Beschrijving: Bij verhuizing in het kader van een onderneming mag de ondernemer de kosten voor het overbrengen van de inboedel vermeerderd met € 7750 in aftrek brengen. Dit bedrag betreft kosten van herinrichting, stoffering en overigeverhuiskosten. Het voorkomt discussie over de zakelijkheid van verhuis- en inrichtingskosten en stimuleert arbeidsmobiliteit. Daarnaast zit er een verhuiskostenvergoeding in de WKR voor hetzelfde bedrag.
Doelstelling: Nader te onderzoeken
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Onbekend
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: Vrijstelling vpb voor stichtingen en vereningen met lage winst
Beschrijving: Stichtingen en verenigingen die een onderneming drijven zijn vrijgesteld van vennootschapsbelasting als hun fiscale winst niet meer bedraagt dan € 15.000. Dit betekent dat stichtingen en verenigingen die met kleinschalige commerciële activiteiten de markt betreden zijn vrijgesteld.
Doelstelling: Doelmatigheid van belastingheffing / beperken administratieve lasten.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Voorlopig is geen evaluatie beoogd.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen gegevens beschikbaar.
Regeling: Aftrek kenbaar fondswervende activiteiten ANBI's
Beschrijving: ANBI's en fondswervers komen onder voorwaarden in aanmerking voor aftrek voor kenbaar fondswervende activiteiten. Een ANBI mag de winst die behaald is met kenbaar fondswervende activiteiten aftrekken van de totale winst.
Doelstelling: Stimulering van fondswerving voor en door goededoelenorganisaties.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: In 2024 staat een evaluatie naar de faciliteiten voor ANBI's gepland.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: Aftrek fictieve personeelskosten ANBI's
Beschrijving: Een ANBI of een organisatie die een sociaal belang behartigt (SBBI) komt in aanmerking voor aftrek van fictieve personeelskosten. Fictieve personeelskosten zijn fictieve kosten voor arbeid door vrijwilligers . Deze kosten zijn aftrekbaar op basis van het minimumloon.
Doelstelling: Ter bevordering van het maatschappelijke belang van vrijwilligers.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: In 2024 staat een evaluatie naar de faciliteiten voor ANBI's gepland.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Loonbelasting
Regeling: Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO
Beschrijving: De afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO) is van toepassing op werknemers die direct betrokken zijn bij speur- en ontwikkelingswerk. De afdrachtvermindering bedraagt 32% van het S&O-loon van die werknemers (40% voor starters). Voor zover het S&O-loon meer bedraagt dan € 350.000, bedraagt de vermindering 14% van het loon. De WBSO is een gebudgetteerde regeling. Eventuele overschrijdingen of onderuitputtingen van het budget uit t-1 worden ten laste/bate van het budget in t+1 gebracht. Vanaf 2016 is het budget van de RDA geïntegreerd in de WBSO.
Doelstelling: Bevordering van speur- en ontwikkelingswerk in het bedrijfsleven en het vestigingsklimaat voor S&O-bedrijvigheid verbeteren
Ministerie: EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Evaluatie WBSO 2011–2017, Dialogic, 2019. Kamerstukken II 2018-2019, 32 637, nr. 358. De volgende evaluatie is beoogd in 2024.
Doeltreffend: Wel of grotendeels doeltreffend
Doelmatig: Wel of grotendeels doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: Verbetering binnen regeling
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst uit loonbelastingaangiften over gebruik WBSO t/m 2021. Cijfer 2022 en 2023 is budget.
Regeling: Werkkostenregeling
Beschrijving: Met de werkkostenregeling kunnen werkgevers binnen bepaalde grenzen zelf bepalen wat zij onbelast aan werknemers vergoeden, verstrekken of ter beschikking stellen. Daarvoor staat hen de zogenoemde vrije ruimte ter beschikking  De vrije ruimte is 3% van de fiscale loonsom tot € 400.000 en 1,18% over het bedrag boven de € 400.000. Als de vrije ruimte wordt overschreden betaalt de werkgever 80% eindheffing over het meerdere. Sommige zaken die aan werknemers worden toegekend worden aangemerkt als een gerichte vrijstelling; die kunnen ook onbelast worden toegekend, maar tellen niet mee in de vrije ruimte. Sommige voorzieningen die met het werk of de werkplek te maken hebben worden gewaardeerd op nihil en zijn daarmee ook onbelast.
Doelstelling: De doelstelling van de werkkostenregeling was te komen tot een administratieve lastenverlichting voor werkgever met betrekking tot kostenvergoedingen en loon in natura en irritaties bij werkgevers rondom het detailgehalte van het voorgaande systeem van vrije vergoedingen en verstrekkingen weg te nemen. De wetgever trachtte deze doelstellingen onder meer te bereiken door: 1) Uit te gaan van een sterk forfaitair karakter van de regeling; 2) Slechts een beperkt aantal gerichte vrijstellingen op te nemen; 3)Vergoedingen en verstrekkingen die binnen de vrije ruimte vallen hoeven niet meer op werknemersniveau geadministreerd te worden.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Een evaluatie staat gepland voor 2024.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen raming
Regeling: 30%-regeling
Beschrijving: De werkgever mag aan ingekomen en uitgezonden werknemers onder voorwaarden een forfaitaire onbelaste vergoeding geven van maximaal 30% van het loon inclusief die vergoeding. Deze forfaitaire vergoeding komt in de plaats van de mogelijkheid om de werkelijke extraterritoriale kosten onbelast te vergoeden. Naast deze forfaitaire vergoeding kan de werkgever aan deze werknemers ook de schoolgelden voor internationale scholen onbelast vergoeden of verstrekken. Vanaf 2019 is de maximale looptijd van de 30%-regeling ingekort tot vijf jaar. Voor werknemers die vóór 1 januari 2019 gebruik maakten van de 30%-regeling geldt overgangsrecht tot 1 januari 2021. Vanaf 2024 is de grondslag waarover de 30%-regeling wordt toegepast gemaximeerd op de WNT-norm. Voor degenen die vóór 1 januari 2023 gebruik maakten van de 30%-regeling is er overgangsrecht tot 1 januari 2026.
Doelstelling: De 30%-regeling dient ter compensatie van extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking van ingekomen en uitgezonden werknemers. De regeling heeft als doel: 1) het aantrekken van werknemers uit het buitenland met een specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is; 2) een bijdrage leveren aan het aantrekkelijk en competitief houden van het Nederlandse vestigingsklimaat; en 3) verminderen van administratieve lasten voor werkgevers en werknemers.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Evaluatie 30%-regeling, Dialogic, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 34 552, nr. 84. De volgende evaluatie (incl. keuzeregeling partiële buitenlandse belastingplicht) is beoogd in 2025.
Doeltreffend: Wel of grotendeels doeltreffend
Doelmatig: Wel of grotendeels doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: Verbetering binnen regeling
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m 2022. De opbrengst bij afschaffing van de regeling is lager dan het vermelde budgettair belang, aangezien zonder de regeling de werkelijke kosten belastingvrij vergoed kunnen worden.
Regeling: Afdrachtvermindering zeevaart
Beschrijving: Deze vermindering mag worden toegepast ter zake van het loon van zeevarenden die werken op een Nederlands schip. De vermindering bedraagt 40% van het loon voor zeevarenden die in Nederland of in een ander EU- of EER-land wonen. Voor overige zeevarenden die onderworpen zijn aan de loonbelasting of premieplichtig zijn voor de volksverzekeringen is het percentage vastgesteld op 10%.
Doelstelling: Zeevaartsector in staat stellen te concurreren op de internationale markt en zeevaartbedrijven aan ons land binden.
Ministerie: I&W, Artikel 18: Scheepvaart en Havens.
Evaluatie: Evaluatie van de fiscale maatregelen in het Nederlandse zeescheepvaartbeleid in de periode 2014 tot en met 2019, Deloitte, 2022. Kamerstuk 2021-2022, 31 409, nr 357. De volgende evaluatie is beoogd in 2028 of later
Doeltreffend: Wel of grotendeels doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Ja
Aanbeveling: Het gesprek aangaan met de sector, uitvoeringspraktijk en in internationaal verband, en het verbeteren van databeschikbaarheid
Beleidsuitwerking: Gesprekken met de sector
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst aangifte loonbelasting t/m 2022.
Regeling: Vrijstelling uitkering wegens 25- of 40-jarig dienstverband
Beschrijving: De werkgever mag onder voorwaarden maximaal een maandsalaris belastingvrij uitkeren na het bereiken van een diensttijd van ten minste 25 jaar en opnieuw na een diensttijd van ten minste 40 jaar.
Doelstelling: Sociaal beleid (uitkering bij jubilea buiten de heffing te laten).
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: De volgende evaluatie is beoogd in 2025.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Raming zonder gegevensbron, gebaseerd op rekenveronderstellingen en CBS-tabellen over banen, leeftijdsklassen en anciënniteit.
Regeling: Fiscale regeling aandelenoptierechten
Beschrijving: Wanneer een werknemer loon krijgt in de vorm van aandelenoptierechten vindt heffing in beginsel plaats op het moment waarop de werknemer de aandelenoptie kan verhandelen of als de aandelenoptie wordt vervreemd. De werknemer kan er echter op het moment van uitoefening van de aandelenopties ook voor kiezen om het heffingsmoment te verplaatsen naar het moment dat de aandelenoptie uitgeoefend wordt. De werknemer kan gebruik maken van deze keuzeregeling als de aandelenopties nog niet verhandelbaar zijn op het moment van uitoefening.
Doelstelling: De doelstelling is om het verstrekken van aandelenoptierechten als beloning aantrekkelijker te maken. Door op een later moment te heffen is het meer aannemelijk dat er voldoende liquide middelen aanwezig zijn om de verschuldigde belastingen te voldoen.
Ministerie: EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Een evaluatie is gepland binnen vijf jaar na inwerkingtreding van de maatregel, dus uiterlijk eind 2027.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: Vrijwilligersregeling
Beschrijving: De vrijwilligersregeling is bedoeld voor onverplicht en onbetaald werk voor organisaties met een maatschappelijk nut. Met deze regeling wordt voorzien in een ruimhartige forfaitaire kostenvergoedingsregeling op basis waarvan er tot een jaarlijks te indexeren maximumbedrag per jaar en per maand sprake is van een kostenvergoeding en niet van loon en derhalve niet wordt belast.
Doelstelling: Het beperken van de administratieve lasten van vrijwilligersorganisaties en vrijwilligers.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Geen evaluatie beoogd
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen gegevens beschikbaar.
Regeling: 30% regeling: voor uitgezonden werknemers
Beschrijving: Zie 30%-regeling
Doelstelling: Zie 30%-regeling
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Een evaluatie staat gepland voor 2024.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Geen gegevens beschikbaar.
Regeling: Vergoeding voor extraterritoriale kosten
Beschrijving: De werkgever mag aan ingekomen werknemers werkelijke extraterritoriale kosten onbelast vergoeden.
Doelstelling: De ETK-regeling dient ter compensatie van extra kosten van tijdelijk verblijf buiten het land van herkomst in het kader van de dienstbetrekking van ingekomen werknemers.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Een evaluatie staat gepland voor 2023
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Heffingskortingen
Regeling: Algemene heffingskorting
Beschrijving: De algemene heffingskorting is een heffingskorting op de inkomstenbelasting en de premie voor de volksverzekeringen. Iedereen heeft recht op de korting, maar de hoogte is inkomensafhankelijk. De korting bedraagt maximaal € 3.070 in 2023. Vanaf een belastbaar inkomen van € 73.031 bedraagt de korting nul.
Doelstelling: Gerichte inkomensondersteuning.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: In 2023 zal een evaluatie plaatsvinden van de heffingskortingen en tariefstructuur in box 1
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: MIMOSI.
Regeling: Arbeidskorting
Beschrijving: De arbeidskorting is een heffingskorting op de inkomstenbelasting en de premie voor de volksverzekeringen voor werkenden. De hoogte van de korting hangt af van de hoogte van het arbeidsinkomen. De korting bedraagt maximaal € 5.052 in 2023 en bedraagt nul vanaf een belastbaar inkomen van € 115.295.
Doelstelling: Stimuleren van arbeidsparticipatie, stimuleren van gewerkte uren en gerichte inkomensondersteuning voor werkenden.
Ministerie: SZW, Artikel 1: Arbeidsmarkt.
Evaluatie: In 2023 zal een evaluatie plaatsvinden van de heffingskortingen en tariefstructuur in box 1
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: MIMOSI.
Regeling: Inkomensafhankelijke combinatiekorting
Beschrijving: De inkomensafhankelijke combinatiekorting is een heffingskorting voor ouders met een arbeidsinkomen boven een bepaalde drempel. Een ouder komt in aanmerking als deze een werkende alleenstaande is of de minstverdienende van twee werkende partners, en als deze in het belastingjaar ten minste zes maanden een kind dat aan het begin van het belastingjaar jonger dan 12 jaar oud was, op zijn woonadres heeft staan ingeschreven. De korting bedraagt maximaal € 2.694 in 2023.
Doelstelling: Stimuleren van arbeidsparticipatie van ouders met jonge kinderen en stimuleren om meer uren te werken.
Ministerie: SZW, Artikel 1: Arbeidsmarkt.
Evaluatie: In 2023 zal een evaluatie plaatsvinden van de heffingskortingen en tariefstructuur in box 1
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: MIMOSI.
Regeling: Jonggehandicaptenkorting
Beschrijving: De jonggehandicaptenkorting is een heffingskorting voor belastingplichtigen die recht hebben op een uitkering volgens de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong-uitkering) of op ondersteuning bij het vinden van werk volgens de wet Wajong. De korting vervalt als de belastingplichtige ouderenkorting krijgt. De korting bedraagt € 820 in 2023.
Doelstelling: Inkomensondersteuning jonggehandicapten.
Ministerie: SZW, Artikel 4: Jonggehandicapten.
Evaluatie: In 2023 zal een evaluatie plaatsvinden van de heffingskortingen en tariefstructuur in box 1
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: MIMOSI/CBS gegevens statline
Regeling: Alleenstaande ouderenkorting
Beschrijving: De alleenstaande ouderenkorting is een heffingskorting voor belastingplichtigen die een AOW-uitkering voor een alleenstaande ontvangen, of die een AOW-uitkering voor een alleenstaande zouden ontvangen als ze minimaal één jaar verzekerd zouden zijn geweest voor de AOW. De korting bedraagt € 478 in 2023.
Doelstelling: Inkomensondersteuning alleenstaande ouderen.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: In 2023 zal een evaluatie plaatsvinden van de heffingskortingen en tariefstructuur in box 1
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: MIMOSI.
Regeling: Ouderenkorting
Beschrijving: De ouderenkorting is een heffingskorting voor belastingplichtigen die op 31 december van het belastingjaar de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt. De korting bedraagt € 1.835 voor verzamelinkomens tot en met € 40.888 en wordt voor verzamelinkomens daarboven met 15% afgebouwd tot € 0.
Doelstelling: Inkomensondersteuning ouderen.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: In 2023 zal een evaluatie plaatsvinden van de heffingskortingen en tariefstructuur in box 1
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: MIMOSI.
Belastingen op milieugrondslag
Regeling: EB Verlaagd tarief glastuinbouw
Beschrijving: Voor verbruik van aardgas in de glastuinbouw geldt in de eerste twee schijven een verlaagd tarief in de energiebelasting.
Doelstelling: Het voorkomen van een onbedoelde lastenverzwaring voor de relatief kleinschalige energie-intensieve glastuinbouwsector bij de invoering van de energiebelasting, zoals deze met de degressieve tariefstructuur werd bereikt voor de andere energie-intensieve sectoren.
Ministerie: LNV, Artikel 21: Land- en Tuinbouw.
Evaluatie: Evaluatie van de energiebelasting, CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.
Doeltreffend: Wel of grotendeels doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Zorgvuldig uitfaseren i.h.k.v. de energietransitie, in samenhang met uitfaseren degressieve stelsel
Beleidsuitwerking: Regeling wordt per 1-1-2025 afgebouwd en afschaft per 1-1-2030
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m 2021.
Regeling: EB Teruggaaf kerkgebouwen en non-profit
Beschrijving: Non-profitinstellingen en kerkgebouwen die ten dienste staan van de openbare eredienst of het houden van openbare bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard, hebben recht op teruggaaf van de helft van de betaalde energiebelasting.
Doelstelling: Bieden van compensatie aan de beheerders van dergelijke gebouwen, aangezien kerken e.d. weinig betaald personeel hebben en geen vennootschapsbelasting betalen waardoor enig voordeel in de vorm van een terugsluis deze doelgroep niet bereikt.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Evaluatie van de energiebelasting, CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Zorgvuldig uitfaseren i.h.k.v. de energietransitie, in samenhang met uitfaseren degressieve stelsel
Beleidsuitwerking: Momenteel geen beleidsuitwerking
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m 2021.
Regeling: EB Salderingsregeling
Beschrijving: De salderingsregeling in de energiebelasting geldt voor kleinverbruikers die duurzame energie opwekken, bijvoorbeeld met zonnepanelen. Per kalenderjaar wordt de van het net afgenomen elektriciteit weggestreept tegen de teruggeleverde elektriciteit. Voor salderen is de bovengrens het eigen jaarlijkse verbruik. Voor de geproduceerde elektriciteit boven het eigen verbruik ontvangt de kleinverbruiker van zijn energieleverancier een terugleververgoeding.
Doelstelling: Stimuleren van energieopwekking middels zonnepanelen en het in overeenstemming brengen van de toepassing van energiebelasting met de praktijk van terugdraaimeters.
Ministerie: EZK, Artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..
Evaluatie: De historische impact van salderen, PwC, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 31 239, nr. 251. Geen volgende evaluatie beoogd. Regeling loopt af.
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Niet of beperkt doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Geen aanbeveling
Beleidsuitwerking: Regeling wordt afgebouwd per 1-1-2025 en verdwijnt per 1-1-2031
Ramingsgrond: Raming op basis van cijfers PBL over elektriciteitsproductie uit zon-PV (KEV 2022).
Regeling: EB Vrijstellingen voor energie-intensieve processen
Beschrijving: Deze post omvat de vrijstelling voor verbruik van aardgas voor metallurgische en mineralogische procedés in de energiebelasting, de vrijstelling voor verbruik van elektriciteit voor metallurgische en elektrolytische processen en chemische reductie in de energiebelasting en de vrijstellingen voor duaal verbruik van elektriciteit
Doelstelling: Beschermen van internationale concurrentiepositie.
Ministerie: EZK, Artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..
Evaluatie: Evaluatie van de energiebelasting, CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Niet of beperkt doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling en zorgvuldig uitfaseren i.h.k.v. de energietransitie
Beleidsuitwerking: Regelingen worden per 1-1-2025 afgeschaft
Ramingsgrond: Realisatiecijfers t/m 2020 op basis van cijfers CBS over energieverbruik. Raming 2021-2023 gebaseerd op cijfers uit KEV 2021.
Regeling: EB Belastingvermindering per aansluiting
Beschrijving: Per elektriciteitsaansluiting geldt een belastingvermindering. De vermindering geldt alleen voor onroerende zaken met een verblijfsfunctie (zoals een huis of kantoor).
Doelstelling: Ondersteunen van de basisbehoefte aan energie en ter compensatie van de invoering van het capaciteitstarief (een vast tarief voor transport van elektriciteit in plaats van een tarief per kWh).
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Evaluatie van de energiebelasting, CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.
Doeltreffend: Wel of grotendeels doeltreffend
Doelmatig: Niet of beperkt doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Geen aanbeveling
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m 2021.
Regeling: EB Stadsverwarmingsregeling
Beschrijving: De stadsverwarmingsregeling geldt voor installaties voor stadsverwarming die grotendeels gebruik maken van restwarmte. De stadsverwarmingsregeling regelt dat het degressieve tarief in de energiebelasting van toepassing is op het aardgas dat wordt gebruikt voor deze installaties voor stadsverwarming. Zonder de regeling zou dat aardgas worden belast tegen het (hogere) blokverwarmingstarief.
Doelstelling: Stimuleren van nuttige inzet restwarmte.
Ministerie: EZK, Artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..
Evaluatie: Evaluatie van de energiebelasting, CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.
Doeltreffend: Wel of grotendeels doeltreffend
Doelmatig: Wel of grotendeels doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: Lijst is wordt voor 2024 geactualiseerd met nieuwe technieken
Ramingsgrond: Maximum inschatting op basis van Vesta MAIS model
Regeling: Inputvrijstelling energiebelasting voor elektriciteitsopwekking
Beschrijving: Aardgas of kolen die worden gebruikt als brandstof voor het opwekken van elektriciteit in een installatie met een elektrisch rendement van minstens 30% en een elektrisch vermogen van tenminste 60 kilowatt zijn vrijgesteld van energie- en kolenbelasting. De gedachte hierachter is dat de opgewekte elektriciteit bij levering is belast met energiebelasting.
Doelstelling: Voorkomen van dubbele energiebelasting. Opgewekte elektriciteit bij levering is belast met energiebelasting.
Ministerie: EZK, Artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..
Evaluatie: Evaluatie van de energiebelasting, CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330. De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.
Doeltreffend: Doeltreffend
Doelmatig: Niet doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Zorgvuldig uitfaseren i.h.k.v. de energietransitie, in samenhang met uitfaseren degressieve stelsel
Beleidsuitwerking: Regeling wordt aangepast per 1-1-2025 met een ingroeipad richting 2030. Hierdoor zal een kleiner deel van de gasinzet vrijgesteld zijn.
Ramingsgrond: Realisatiecijfers t/m 2020 op basis van cijfers CBS over energieverbruik en gegevens van Trinomics gebruikt in het onderzoek naar de impact van afschaffing.
Regeling: Inputvrijstelling kolenbelasting voor elektriciteitsopwekking
Beschrijving: Aardgas of kolen die worden gebruikt als brandstof voor het opwekken van elektriciteit in een installatie met een elektrisch rendement van minstens 30% en een elektrisch vermogen van tenminste 60 kilowatt zijn vrijgesteld van energie- en kolenbelasting. De gedachte hierachter is dat de opgewekte elektriciteit bij levering is belast met energiebelasting.
Doelstelling: Voorkomen van dubbele energiebelasting. Opgewekte elektriciteit bij levering is belasting met energiebelasting.
Ministerie: EZK, Artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..
Evaluatie: Geen evaluatie beoogd
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Realisatiecijfers t/m 2021 op basis van cijfers CBS over energieverbruik.
Regeling: Inputvrijstelling kolenbelasting voor duaal verbruik
Beschrijving: Voor kolen die duaal (als brandstof én voor een ander doel) worden gebruikt geldt een vrijstelling in de kolenbelasting.
Doelstelling: Beschermen van internationale concurrentiepositie.
Ministerie: EZK, Artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..
Evaluatie: Geen evaluatie beoogd
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: Vrijstelling wordt per 1-1-2028 afgeschaft
Ramingsgrond: Realisatiecijfers t/m 2020 op basis van cijfers CBS over energieverbruiken impactstudie van Kalavasta naar afschaffing fossiele subsidies
Regeling: EB Degressieve tariefsstructuur elektriciteit
Beschrijving: De energiebelasting op elektriciteit kent een degressieve tariefstructuur met vier verbruiksschijven
Doelstelling: Het voorkomen van concurrentienadeel bij grootverbruikers in Nederland ten opzichte van grootverbruikers in het buitenland waar veelal vergelijkbare belastingverlagingen gelden.
Ministerie: EZK, Artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..
Evaluatie: De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Breng de tarieven geleidelijk in lijn met de hoogte van externe kosten van energie en klimaat
Beleidsuitwerking: Als gevolg van de maatregelen in het Belastingplan 2023 wordt de komende jaren de degressiviteit in de energiebelasting verminderd.
Ramingsgrond: Realisatiecijfers t/m 2021 van de Belastingdienst en t/m 2020 van het CBS. Prognose op basis van de KEV
Regeling: EB Degressieve tariefsstructuur gas
Beschrijving: De energiebelasting op gas kent een degressieve tariefstructuur met vier verbruiksschijven
Doelstelling: Het voorkomen van concurrentienadeel bij grootverbruikers in Nederland ten opzichte van grootverbruikers in het buitenland waar veelal vergelijkbare belastingverlagingen gelden.
Ministerie: EZK, Artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..
Evaluatie: De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2025-2028.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Breng de tarieven geleidelijk in lijn met de hoogte van externe kosten van energie en klimaat
Beleidsuitwerking: Als gevolg van de maatregelen in het Belastingplan 2023 wordt de komende jaren de degressiviteit in de energiebelasting verminderd.
Ramingsgrond: Realisatiecijfers t/m 2021 van de Belastingdienst en t/m 2020 van het CBS. Prognose op basis van de KEV
Regeling: EB Teruggaaf energie-intensieve industrie
Beschrijving: Teruggaaf van energiebelasting voor het elektriciteitsgebruik bij een verbruik van meer dan 10 miljoen kWh voor energie-intensieve bedrijven die deelnemen aan een convenant ter verbetering van de energie-efficiëntie.
Doelstelling: Primair maakt de regeling deel uit van de beleidsarme implementatie van de Richtlijn Energiebelastingen per 2004. Secundair wordt deelname aan een convenant ter verbetering van de energie-efficiëntie bevorderd.
Ministerie: EZK, Artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..
Evaluatie: Evaluatie van de energiebelasting, CE Delft, 2021. Kamerstukken II 2020-2021, 31 239, nr. 330. Geen evaluatie beoogd vanwege afschaffing
Doeltreffend: Wel of grotendeels doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Zorgvuldig uitfaseren i.h.k.v. de energietransitie, in samenhang met uitfaseren degressieve stelsel
Beleidsuitwerking: Regeling is afgeschaft per 1-1-2023
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: EB Verlaagd tarief openbare laadpalen
Beschrijving: Voor elektriciteit geleverd aan laadpalen met een zelfstandige aansluiting geldt over de eerste 10.000 kWh tijdelijk het lagere tarief van de tweede schijf in plaats van het hogere reguliere tarief van de eerste schijf. Verder geldt een nihiltarief voor de elektriciteit voor laadpalen met een zelfstandige aansluiting op het distributienet in de Wet opslag duurzame energie. De regeling zou oorspronkelijk vier jaar van toepassing zijn, van 2017 tot en met 2020, maar is verlengd tot en met 2025.
Doelstelling: De oorspronkelijk doelstelling van het voorstel was de businesscase voor openbare laadpalen verbeteren. In het amendement bij het Belastingplan 2023 wordt daarnaast de doelstelling genoemd om de belasting op elektrisch rijden laag te houden.
Ministerie: EZK, Artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..
Evaluatie: Geen evaluatie beoogd, regeling loopt af in 2025
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: Regeling loopt tot en met 2025
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m 2021
Regeling: EB vrijstelling aardgas ander gebruik dan brandstof (incl. teruggaaf)
Beschrijving: Het gebruik van aardgas anders dan als brandstof is niet belast onder de energiebelasting. Gebruikers kunnen hiervoor een vrijstelling vooraf krijgen of een teruggaaf achteraf
Doelstelling: Scope energiebelasting beperken tot brandstoffen
Ministerie: EZK, Artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..
Evaluatie: Geen evaluatie beoogd
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: CBS realisatiecijfers t/m 2022
Regeling: Vrijstelling leidingwaterbelasting voor grootgebruikers
Beschrijving: Afnemer van leidingwater betalen door het heffingsplafond geen leidingwaterbelasting over de afname boven de 300 m3 per aansluiting per jaar.
Doelstelling: Leidingwaterbelasting laten neerslaan bij kleinverbruikers.
Ministerie: I&W, Artikel 11: Integraal Waterbeleid.
Evaluatie: Rapport belasting op leidingwater. Dit betreft een verkenning en geen evaluatie van een fiscale regeling., Sterk Consulting, 2022. Geen evaluatie beoogd.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Op basis van cijfer van het CBS wordt het verbruik bepaald en dit wordt vermenigvuldigd met het tarief.
Regeling: Vrijstelling zuiveringsslib afvalstoffenbelasting
Beschrijving: Onder specifieke voorwaarden en beperkingen wordt een vrijstelling van afvalstoffenbelasting verleent voor het verbranden van zuiveringsslib. De vrijstelling geldt als het zuiveringsslib binnen drie jaar na afgifte aan de inrichting wordt verbrand en aan andere gestelde voorwaarden wordt voldaan.
Doelstelling: Doel is om het zuiveren van afvalwater te stimuleren. Hoe schoner het water, hoe meer zuiveringsslib ontstaat. Door het zuiveringsslib vrij te stellen, wordt zuivering gestimuleerd.
Ministerie: I&W, Artikel 22: Omgevingsveiligheid en millieurisico's.
Evaluatie: Geen evaluatie beoogd
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: Vrijstelling asbest afvalstoffenbelasting
Beschrijving: Het storten van asbest dat is gebruikt als dakbedekking is vrijgesteld van afvalstoffenbelasting. Dit geldt alleen voor afzonderlijk aangeboden en onvermengd asbest dat uitsluitend toegepast is als dakbedekking. Het asbest moet door een gecertifieerd asbestverwijderingsbedrijf zijn gesaneerd én gemeld in het LAVS (Landelijk Asbestvolgsysteem).
Doelstelling: Het doel van de maatregel is om een vrijstelling van afvalstoffenbelasting op te nemen voor de verwijdering van asbest en asbesthoudende producten afkomstig van asbestdaken. Hiermee wil men het saneringsbeleid ondersteunen en voorkomen dat de hoge kosten van sanering een knelpunt vormen voor eigenaren. Tevens beoogt de maatregel illegale dumping van asbest in de natuur tegen te gaan.
Ministerie: I&W, Artikel 22: Omgevingsveiligheid en millieurisico's.
Evaluatie: Geen evaluatie beoogd
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: Vrijstelling kolenbelasting anders dan brandstof
Beschrijving: Het gebruik van kolen anders dan als brandstof is niet belast onder de kolen. Gebruikers kunnen hiervoor een vrijstelling vooraf krijgen of een teruggaaf achteraf
Doelstelling: Scope energiebelasting beperken tot brandstoffen
Ministerie: EZK, Artikel 4: Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering..
Evaluatie: Geen evaluatie beoogd
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: Vrijstelling wordt per 1-1-2028 afgeschaft
Ramingsgrond: Impactanalyse Kalavasta naar afschaffing fossiele subsidies
Regeling: Vrijstelling leidingwaterbelasting voor brandkranen, sprinklerinstallaties en dergelijke indien deze gebruikt worden in buitengewone omstandigheden.
Beschrijving: Over water gebruikt in brandkranen, sprinklerinstallaties en dergelijke wordt geen leidingwaterbelasting betaald.
Doelstelling: Voorkomen van problemen met betrekking tot vaststellen verbruik
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Geen evaluatie beoogd.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: Transferpassagiers buiten de grondslag van de vliegbelasting
Beschrijving: Transferpassagiers betalen geen vliegbelasting op vliegtickets.
Doelstelling: Bescherming de netwerkconnectiviteit van Nederland en voorkomen van dubbele belastingheffing, omdat transferpassagiers de vliegbelasting 2 keer zouden moeten betalen.
Ministerie: I&W, Artikel 17: Luchtvaart.
Evaluatie: Volgende evaluatie is beoogd in 2025
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: Vrijstelling baggerspecie afvalstoffenbelasting
Beschrijving: Het storten van baggerspecie is vrijgesteld van afvalstoffenbelasting.
Doelstelling: Doel is om de verwerking ervan te stimuleren zodat daarmee het beslag op schaarse stortruimte alsmede het beslag op schaarse primaire grondstoffen zoveel mogelijk kan worden beperkt.
Ministerie: I&W, Artikel 22: Omgevingsveiligheid en millieurisico's.
Evaluatie: Geen evaluatie beoogd
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Omzetbelasting
Regeling: Btw Verlaagd tarief voedingsmiddelen en water
Beschrijving: In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor bepaalde leveringen en diensten met betrekking tot water en de levering van voedingsmiddelen (eet- en drinkwaren voor menselijke consumptie, inclusief niet-alcoholhoudende dranken) het verlaagde btw-tarief van 9%.
Doelstelling: Ondersteunen basisbehoefte aan voeding en water en verlagen van de belastingdruk voor minder draagkrachtigen
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Evaluatie van het verlaagde btw-tarief, Dialogic & Significant Public, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 32 140, nr. 151. Voorlopig is geen evaluatie beoogd in afwachting op besluitvorming
Doeltreffend: Wel doeltreffend
Doelmatig: Niet doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Ja
Aanbeveling: Evalueer kritisch of de doelen van het verlaagde btw-tarief (nog steeds) relevant zijn en overweeg meer doelmatige beleidsinstrumenten om doelen te bereiken.
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen/vervolgonderzoek
Ramingsgrond: Bestedingscijfers CBS t/m 2019 definitief, t/m 2022 voorlopig.
Regeling: Btw Verlaagd tarief geneesmiddelen en hulpmiddelen
Beschrijving: In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor leveringen van geneesmiddelen die voldoen aan de definitie uit de Geneesmiddelenwet, voorbehoedsmiddelen, infusievloeistoffen en voor geneeskundige doeleinden bestemde inhalatiegassen het lage btw-tarief van 9%. Ook geldt voor specifiek genoemde medische hulpmiddelen het lage btw-tarief van 9%.
Doelstelling: Ondersteunen basisbehoefte aan zorg en verlagen van de belastingdruk voor minder draagkrachtigen
Ministerie: VWS, Financieel beeld zorg.
Evaluatie: Evaluatie van het verlaagde btw-tarief, Dialogic & Significant Public, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 32 140, nr. 151. Voorlopig is geen evaluatie beoogd in afwachting op besluitvorming
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Niet doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Ja
Aanbeveling: Evalueer kritisch of de doelen van het verlaagde btw-tarief (nog steeds) relevant zijn en overweeg meer doelmatige beleidsinstrumenten om doelen te bereiken.
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen/vervolgonderzoek
Ramingsgrond: Bestedingscijfers CBS t/m 2019 definitief, t/m 2022 voorlopig.
Regeling: Btw Verlaagd tarief culturele en recreatieve goederen en diensten
Beschrijving: In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor leveringen van specifieke culturele goederen of diensten het verlaagde btw-tarief van 9%. Het gaat bijvoorbeeld om de (elektronische) levering en uitleen van boeken, tijdschriften, week- en dagbladen en kunstvoorwerpen en toegangverlening tot musea, kermissen, attractieparken, sportwedstrijden en -accommodatie, circussen, bioscopen, theaters, concerten, e.d.
Doelstelling: Diversen, waaronder instandhouding van het nationaal kunstbezit, bescherming van kunsthandel, compensatie voor de wijziging in de Arbeidstijdenwet in 1996 en vergrijzing, voorkomen van concurrentieverstoringen, erkenning van maatschappelijke functie van sport, en stimulering van werkgelegenheid in de dagrecreatiesector.
Ministerie: OCW, Artikel 14: Cultuur.
Evaluatie: Evaluatie van het verlaagde btw-tarief, Dialogic & Significant Public, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 32 140, nr. 151. Voorlopig is geen evaluatie beoogd in afwachting op besluitvorming
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Ja
Aanbeveling: Evalueer kritisch of de doelen van het verlaagde btw-tarief (nog steeds) relevant zijn en overweeg meer doelmatige beleidsinstrumenten om doelen te bereiken.
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen/vervolgonderzoek
Ramingsgrond: Bestedingscijfers CBS t/m 2019 definitief, t/m 2022 voorlopig.
Regeling: Btw Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten
Beschrijving: In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor bepaalde arbeidsintensieve diensten het verlaagde btw-tarief van 9%. Het gaat om de diensten van kappers, fietsenmakers, schoenmakers, kleermakers en schoonmakers van woningen. Het verlaagde btw-tarief geldt tevens voor het schilderen, stukadoren, isoleren en behangen van woningen ouder dan twee jaar.
Doelstelling: Diversen, waaronder bevorderen van werkgelegenheid in de desbetreffende sectoren, aanpakken problemen op de woningmarkt, bestrijding van het zwarte circuit, aanpakken van problemen op de woningmarkten stimuleren reparatie goederen.
Ministerie: SZW, Artikel 1: Arbeidsmarkt.
Evaluatie: Evaluatie van het verlaagde btw-tarief, Dialogic & Significant Public, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 32 140, nr. 151. Voorlopig is geen evaluatie beoogd in afwachting op besluitvorming
Doeltreffend: Beperkt doeltreffend
Doelmatig: Niet doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Ja
Aanbeveling: Evalueer kritisch of de doelen van het verlaagde btw-tarief (nog steeds) relevant zijn en overweeg meer doelmatige beleidsinstrumenten om doelen te bereiken.
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen/vervolgonderzoek
Ramingsgrond: Bestedingscijfers CBS t/m 2019 definitief, t/m 2022 voorlopig.
Regeling: Btw Verlaagd tarief overig
Beschrijving: In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor bepaalde goederen en diensten het verlaagde btw-tarief van 9%. Hierbij gaat het onder andere om agrarische inputgoederen zoals granen en peulvruchten die niet voor menselijke consumptie zijn bestemd, vee en slachtafval, pootgoed voor de teelt van groenten en fruit, stro en veevoer.
Doelstelling: Verscheidene doelstellingen, bij agrarische goederen gaat het om preventie van cumulatie bij landbouwers en wegnemen concurrentieverstoringen bij rechtstreekse leveringen aan particulieren en bij leveringen tussen landbouwers onderling.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Evaluatie van het verlaagde btw-tarief, Dialogic & Significant Public, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 32 140, nr. 151. Voorlopig is geen evaluatie beoogd in afwachting op besluitvorming
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht. Als gevolg van het afschaffen van de btw-landbouwregeling zijn de doelstellingen van het verlaagde tarief op agrarische goederen niet meer relevant.
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Evalueer kritisch of de doelen van het verlaagde btw-tarief (nog steeds) relevant zijn en overweeg meer doelmatige beleidsinstrumenten om doelen te bereiken.
Beleidsuitwerking: Het btw-tarief op agrarische goederen wordt verhoogd per 1-1-2025.
Ramingsgrond: Bestedingscijfers CBS t/m 2019 definitief, t/m 2022 voorlopig.
Regeling: Btw Verlaagd tarief Personenvervoer
Beschrijving: In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor leveringen van diensten die betrekking hebben op vervoer van personen het verlaagde tarief van 9%. Hieronder valt onder meer het openbaar vervoer en vervoer per taxi.
Doelstelling: Verlichting van de druk van omzetbelasting voor minder draagkrachtigen en stimuleren en ondersteunen van het openbaar vervoer.
Ministerie: I&W, Artikel 16: Openbaar Vervoer en Spoor.
Evaluatie: Evaluatie van het verlaagde btw-tarief, Dialogic & Significant Public, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 32 140, nr. 151. Voorlopig is geen evaluatie beoogd in afwachting op besluitvorming
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Niet doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Ja
Aanbeveling: Evalueer kritisch of de doelen van het verlaagde btw-tarief (nog steeds) relevant zijn en overweeg meer doelmatige beleidsinstrumenten om doelen te bereiken.
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen/vervolgonderzoek
Ramingsgrond: Bestedingscijfers CBS t/m 2019 definitief, t/m 2022 voorlopig.
Regeling: Btw Verlaagd tarief Sierteelt
Beschrijving: In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor leveringen van sierteeltproducten het verlaagde tarief van 9%. Hierbij gaat het onder meer om bloembollen, bloemen en sommige planten en verschillende producten van boomkwekerijen.
Doelstelling: Bloemen en planten betaalbaarder maken voor lagere inkomens en hogere werkgelegenheid en omzet.
Ministerie: LNV, Artikel 21: Land- en Tuinbouw.
Evaluatie: Evaluatie van het verlaagde btw-tarief, Dialogic & Significant Public, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 32 140, nr. 151. Voorlopig is geen evaluatie beoogd in afwachting op besluitvorming
Doeltreffend: Wel doeltreffend
Doelmatig: Niet doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Ja
Aanbeveling: Evalueer kritisch of de doelen van het verlaagde btw-tarief (nog steeds) relevant zijn en overweeg meer doelmatige beleidsinstrumenten om doelen te bereiken.
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen/vervolgonderzoek
Ramingsgrond: Bestedingscijfers CBS t/m 2019 definitief, t/m 2022 voorlopig.
Regeling: Btw Verlaagd tarief Logiesverstrekking
Beschrijving: In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor leveringen van deze diensten het verlaagde tarief van 9%
Doelstelling: Stimuleren van (internationaal) toerisme en ondersteunen van de sector.
Ministerie: EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Evaluatie van het verlaagde btw-tarief, Dialogic & Significant Public, 2023. Kamerstukken II 2022-2023, 32 140, nr. 151. Voorlopig is geen evaluatie beoogd in afwachting op besluitvorming
Doeltreffend: Wel doeltreffend
Doelmatig: Niet doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Ja
Aanbeveling: Evalueer kritisch of de doelen van het verlaagde btw-tarief (nog steeds) relevant zijn en overweeg meer doelmatige beleidsinstrumenten om doelen te bereiken.
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen/vervolgonderzoek
Ramingsgrond: Bestedingscijfers CBS t/m 2019 definitief, t/m 2022 voorlopig.
Regeling: Btw Nultarief zonnepanelen
Beschrijving: In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor de levering en installatie van zonnepanelen en zonnepanelen als dakbedekking op of in de onmiddelijke nabijheid van woningen het btw-nultarief.
Doelstelling: Verminderen uitvoeringslast voor zonnepaneeleigenaren en Belastingdienst.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Een jaar na invoering wordt de maatregel geëvalueerd, met name gericht op de uitvoering
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers btw-aangifte en aanvullende informatie over installaties van zonnepanelen
Regeling: Btw Kleineondernemersregeling
Beschrijving: Per 1 januari 2020 is de nieuwe KOR in werking getreden. Deze kent een facultatieve vrijstelling van omzetbelasting bij een omzet van maximaal € 20.000. De kleine ondernemers die hiervoor kiezen zijn ontheven van het doen van btw-aangifte en de daarbij horende administratieve verplichtingen.
Doelstelling: Stimuleren van kleine ondernemers, verminderen van administratieve lasten voor ondernemers en verminderen uitvoeringslasten voor de Belastingdienst.
Ministerie: EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Onderzoeksrapport invoering nieuwe kleineondernemersregeling, FIN, 2022. Kamerstukken II 2021-2022, 35 033, nr. 9. Een evaluatie is beoogd in 2025
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Cijfers btw-aangifte en aanvullende informatie van de Belastingdienst t/m 2020.
Regeling: BTW Nultarief internationaal personenvervoer
Beschrijving: In plaats van het algemene btw-tarief van 21% geldt voor het vervoer van personen met schepen en luchtvaartuigen als de plaats van bestemming of de plaats van vertrek buiten Nederland ligt, het nultarief in de btw. Het nultarief geldt ook voor de diensten voor door de passagiers meegenomen bagage, personenauto's en motoren en bij bemiddeling bij de genoemde diensten.
Doelstelling: Nultarief uit praktische overwegingen, ter voorkoming van administratieve lasten. Het deel van internationale boot- en vliegreizen dat over Nederlands grondgebied gaat is over het algemeen te verwaarlozen.
Ministerie: I&W, Artikel 17: Luchtvaart en I&W, Artikel 18: Scheepvaart en Havens.
Evaluatie: Voorlopig is geen evaluatie beoogd, in het licht van de invoering van een nationale vliegbelasting en de internationale gesprekken over belastingen op luchtvaart.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: BTW Vrijstelling sport
Beschrijving: Vrijgesteld zijn de diensten van niet-winstbeogende organisaties die zich de beoefening van sport of de bevordering daarvan ten doel stellen. Het gaat met name om contributie en lesgelden. Deze vrijstelling is binnen de Europese Unie verplicht. Per 2019 wordt de sportvrijstelling verruimd zodat deze ook van toepassing is op sportgerelateerde prestaties door niet-winstbeogende
sportorganisaties aan niet-leden, zoals het ter beschikking stellen van sportaccommodaties.
Doelstelling: Stimuleren c.q. ondersteunen van sportorganisaties en sportclubs en verminderen van administratieve lasten.
Ministerie: VWS, Artikel 6: Sport en bewegen.
Evaluatie: Geen evaluatie beoogd. De regeling is verplicht door de Europese Commissie in de btw-richtlijn. Het is derhalve niet doelmatig om eenzijdig als lidstaat te evalueren.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: BTW Vrijstelling post
Beschrijving: Vrijgesteld zijn diensten met betrekking tot de levering van brieven tot een bepaald gewicht, bedoeld in artikel 16 van de Postwet 2009. De vrijstelling geldt alleen voor een verlener van de universele postdienst. Binnen de Europees Unie is een vrijstelling voor openbare postdiensten verplicht.
Doelstelling: Voorkomen van administratieve lasten en ondersteunen van het algemene belang van openbare nutsvoorzieningen.
Ministerie: EZK, Artikel 1: Goed functionerende economie en markten..
Evaluatie: Geen evaluatie beoogd. De regeling is verplicht door de Europese Commissie in de btw-richtlijn. Het is derhalve niet doelmatig om eenzijdig als lidstaat te evalueren.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: BTW Vrijstelling werkgevers- en werknemersorganisaties, alsmede politieke, godsdienstige, levensbeschouwelijke en liefdadige organisaties
Beschrijving: Vrijgesteld zijn de diensten en daarmee nauw samenhangende leveringen door werkgevers- en werknemersorganisaties, alsmede door organisaties van politieke, godsdienstige, vaderlandslievende, levensbeschouwelijke of liefdadige aard aan hun leden tegen een statutair vastgestelde contributie. Deze vrijstelling is binnen de Europese Unie verplicht.
Doelstelling: Stimuleren of ondersteunen van instellingen zonder winstoogmerk die handelen in het collectief, maatschappelijk belang van hun leden en verminderen van administratieve lasten
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Geen evaluatie beoogd. De regeling is verplicht door de Europese Commissie in de btw-richtlijn. Het is derhalve niet doelmatig om eenzijdig als lidstaat te evalueren.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: BTW Vrijstelling fondswerving
Beschrijving: Deze regeling voorziet in een vrijstelling voor bijkomstige activiteiten van reeds vrijgestelde organisaties. Het gaat met name om activiteiten die zij ontplooien ter verwerving van de benodigde middelen voor hun vrijgestelde doelstelling. Om te waarborgen dat deze prestaties geen ernstige verstoring van concurrentieverhoudingen veroorzaken, is de vrijstelling beperkt tot omzetgrenzen van € 68.067 per jaar voor leveringen en € 22.689 per jaar voor diensten (€ 50.000 voor sportorganisaties).
Doelstelling: Stimuleren of ondersteunen van bedoelde organisaties en instellingen en verminderen van administratieve lasten.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Geen evaluatie beoogd. De regeling is verplicht door de Europese Commissie in de btw-richtlijn. Het is derhalve niet doelmatig om eenzijdig als lidstaat te evalueren.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: BTW Vrijstellingen medische zorg
Beschrijving: Vrijgesteld van btw zijn medische handelingen die gericht zijn op de persoonlijke gezondheidskundige verzorging van de mens, alsmede voor de zorg verleend door instellingen waar men is opgenomen en de zorg op grond van de Wmo 2015 en de Jeugdwet.
Doelstelling: Stimuleren of ondersteunen van bedoelde organisaties en instellingen en verminderen van administratieve lasten. Ter voorkoming van cumulatie van belasting (verouderd).
Ministerie: VWS, Financieel beeld zorg.
Evaluatie: Geen evaluatie beoogd. De regeling is verplicht door de Europese Commissie in de btw-richtlijn. Het is derhalve niet doelmatig om eenzijdig als lidstaat te evalueren.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: BTW Vrijstelling componisten, schrijvers en journalisten
Beschrijving: Vrijgesteld van btw zijn diensten die naar hun aard diensten zijn door een journalist, schrijver of componist.
Doelstelling: Stimuleren of ondersteunen van bedoelde organisaties en instellingen en verminderen van administratieve lasten.
Ministerie: OCW, Artikel 14: Cultuur.
Evaluatie: De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2024.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: BTW Vrijstelling voor uitvaartondernemers
Beschrijving: De diensten van uitvaartondernemers zijn vrijgesteld van btw. Het gaat hier alleen om diensten die worden verricht na het overlijden van een persoon, niet van een (huis)dier. Het kan bijvoorbeeld gaan om de volgende diensten:het verzorgen en opbaren van de overledene, het verzorgen van de uitvaart, het dragen van de lijkkist, het verzorgen van de begrafenis of crematie (inclusief de asverstrooiing)
Doelstelling: Stimuleren of ondersteunen van bedoelde organisaties en instellingen en verminderen van administratieve lasten. Voorkomen belastingheffing op uitgaven die rechtstreeks verband houden met het leed van mensen.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2024.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: BTW Vrijstellingen overig
Beschrijving: Deze categorie «overig» ziet onder andere op de btw-vrijstelling voor verhuur van onroerende zaken, betalingsverkeer, handelingen inzake waardepapieren, beheer van gemeenschappelijke beleggingsfondsen.
Doelstelling: Diversen, bijvoorbeeld om de moeilijkheden in verband met de vaststelling van de belastbare grondslag te verhelpen of omdat het elders belast is.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: De volgende evaluatie is beoogd in de periode 2024.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Auto
Regeling: BPM Vrijstelling nulemissievoertuigen
Beschrijving: Voertuigen met een CO2– uitstoot van 0 gram per kilometer zijn vrijgesteld van BPM. Deze vrijstelling geldt tot 1 januari 2025.
Doelstelling: Stimuleren van emissievrij rijden.
Ministerie: I&W, Artikel 14: Wegen en verkeersveiligheid.
Evaluatie: Tussenevaluatie fiscale regelingen emissieloze voertuigen en plug-in-hybrides, Dialogic & Decisio & EVConsult, 2022. Kamerstukken II 2022-2023, 32 813 nr. 1179. De regeling zal worden meegenomen in de integrale evaluatie in 2024 (toegezegd in Klimaatakkoord).
Doeltreffend: Wel of grotendeels doeltreffend
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Ja
Toetsingskader: Ja
Aanbeveling: Geen aanbeveling
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen
Ramingsgrond: Data over nieuwverkopen van de RDW, cijfers van de Belastingdienst en de publicatie «Mobiliteit in Cijfers Auto’s 2022/23» van de Stichting BOVAG-RAI.
Regeling: MRB Vrijstelling nulemissievoertuigen
Beschrijving: Voor alle voertuigen met een CO2– uitstoot van 0 gram per kilometer geldt in de MRB een nihiltarief. In 2025 geldt een kwarttarief en vanaf 2026 geldt het volle tarief.
Doelstelling: Stimuleren van emissievrij rijden.
Ministerie: I&W, Artikel 14: Wegen en verkeersveiligheid.
Evaluatie: Tussenevaluatie fiscale regelingen emissieloze voertuigen en plug-in-hybrides, Dialogic & Decisio & EVConsult, 2022. Kamerstukken II 2022-2023, 32 813 nr. 1179. De regeling zal worden meegenomen in de integrale evaluatie in 2024 (toegezegd in Klimaatakkoord).
Doeltreffend: Wel of grotendeels doeltreffend
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Ja
Toetsingskader: Ja
Aanbeveling: Geen aanbeveling
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2023. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.
Regeling: IB/LB Korting op de bijtelling voor nulemissieauto's
Beschrijving: Bij privégebruik van een auto van de zaak geldt voor nieuwe auto’s vanaf 2017 een bijtelling in de loon- en/of inkomstenbelasting van 22% van de catalogusprijs. Bij privégebruik van een nulemissieauto van de zaak geldt in 2017 en 2018 een korting van 18% op de bijtelling. Hierdoor komt de bijtelling voor nulemissieauto’s in feite uit op 4%. In 2019 is de korting van 18% gemaximeerd op € 9.000. Vanaf 2020 wordt het kortingspercentage en het maximum afgebouwd. Vanaf 2026 verdwijnt de korting op de bijtelling.
Doelstelling: Stimulering van emissievrij rijden.
Ministerie: I&W, Artikel 14: Wegen en verkeersveiligheid.
Evaluatie: Tussenevaluatie fiscale regelingen emissieloze voertuigen en plug-in-hybrides, Dialogic & Decisio & EVConsult, 2022. Kamerstukken II 2022-2023, 32 813 nr. 1179. De regeling zal worden meegenomen in de integrale evaluatie in 2024 (toegezegd in Klimaatakkoord).
Doeltreffend: Doeltreffend
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Ja
Toetsingskader: Ja
Aanbeveling: Geen aanbeveling
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen
Ramingsgrond: Data over nieuwverkopen van de RDW, cijfers van de Belastingdienst en de publicatie «Mobiliteit in Cijfers Auto’s 2022/23» van de Stichting BOVAG-RAI.
Regeling: IB/LB Korting op de bijtelling voor zuinige auto's (overgangsrecht)
Beschrijving: Bij privégebruik van een auto van de zaak geldt voor auto’s van voor 2017 een bijtelling in de loon- en/of inkomstenbelasting van 25% van de catalogusprijs. Bij auto’s met lagere CO2– uitstoot dan bepaalde grenzen kan in 2017 en latere jaren door overgangsrecht een korting op de bijtelling van toepassing zijn.
Doelstelling: Bevorderen van het gebruik van milieuvriendelijke auto’s.
Ministerie: I&W, Artikel 14: Wegen en verkeersveiligheid.
Evaluatie: Tussenevaluatie fiscale regelingen emissieloze voertuigen en plug-in-hybrides, Dialogic & Decisio & EVConsult, 2022. Kamerstukken II 2022-2023, 32 813 nr. 1179. De regeling zal worden meegenomen in de integrale evaluatie in 2024 (toegezegd in Klimaatakkoord).
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Ja
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Geen aanbeveling
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen
Ramingsgrond: Data over nieuwverkopen van de RDW, cijfers van de Belastingdienst en de publicatie «Mobiliteit in Cijfers Auto’s 2022/23» van de Stichting BOVAG-RAI.
Regeling: BPM Teruggaaf taxi's en openbaar vervoer
Beschrijving: Teruggaaf van belasting wordt onder voorwaarden verleend voor personenauto’s die zijn bestemd om geheel of nagenoeg geheel te worden gebruikt voor het verrichten van openbaar vervoer of taxivervoer. De BPM-teruggaaf voor taxi's is afgeschaft vanaf 2020.
Doelstelling: Stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer en taxivervoer.
Ministerie: I&W, Artikel 16: Openbaar Vervoer en Spoor.
Evaluatie: Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstuk 2021-2022, 32 800, nr. 76. De regeling is afgeschaft, er is daarom niet voorzien in een volgende evaluatie.
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Ja
Aanbeveling: Vervang de regeling die dient ter bevordering van taxi’s en OV voor beleid dat hetzelfde doel behaalt zonder negatieve effecten voor het milieu of schaf deze regeling af (bpm is al afgeschaft)
Beleidsuitwerking: Kabinetsreactie volgt nog
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m 2019
Regeling: MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer
Beschrijving: Teruggaaf van belasting wordt onder voorwaarden verleend voor personenauto’s die zijn bestemd om geheel of nagenoeg geheel te worden gebruikt voor het verrichten van openbaar vervoer of taxivervoer. De BPM-teruggaaf voor taxi's is afgeschaft vanaf 2020.
Doelstelling: Stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer en taxivervoer.
Ministerie: I&W, Artikel 16: Openbaar Vervoer en Spoor.
Evaluatie: Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstuk 2021-2022, 32 800, nr. 76. De volgende evaluatie is beoogd in 2028 of later
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Ja
Aanbeveling: Vervang de regeling die dient ter bevordering van taxi’s en OV voor beleid dat hetzelfde doel behaalt zonder negatieve effecten voor het milieu of schaf deze regeling af (bpm is al afgeschaft)
Beleidsuitwerking: Kabinetsreactie volgt nog
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2022. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.
Regeling: BPM Teruggaaf diverse voertuigen
Beschrijving: In de BPM en MRB geldt voor diverse voertuigen een vrijstelling of teruggaafregeling. In de MRB betreft dit (voertuigen voor) politie, defensie, brandweer, ambulance, vervoer van een stoffelijk overschot, dierenambulances, vuilniswagens, aftrek voor het gewicht van een voor rolstoelinstallatie en voertuigen waar gewoonlijk slechts over een geringe afstand van de weg gebruikt gemaakt wordt. In de BPM betreft het (voertuigen voor) politie, defensie, brandweer, ambulance, vervoer van een stoffelijk overschot, dierenambulances, invalidenwagens en vervoer van rolstoelgebruikers in groepsverband.
Doelstelling: Deze regelingen kennen diverse doelstellingen, waaronder het dienen van het algemeen belang.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstuk 2021-2022, 32 800, nr. 76. De volgende evaluatie is beoogd in 2028 of later
Doeltreffend: Beperkt doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Ja
Aanbeveling: Vervang de regeling die dient ter bevordering van taxi’s en OV voor beleid dat hetzelfde doel behaalt zonder negatieve effecten voor het milieu of schaf deze regeling af (bpm is al afgeschaft)
Beleidsuitwerking: Kabinetsreactie volgt nog
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m 2022.
Regeling: MRB Vrijstelling diverse voertuigen
Beschrijving: In de BPM en MRB geldt voor diverse voertuigen een vrijstelling of teruggaafregeling. In de MRB betreft dit (voertuigen voor) politie, defensie, brandweer, ambulance, vervoer van een stoffelijk overschot, dierenambulances, vuilniswagens, aftrek voor het gewicht van een voor rolstoelinstallatie en voertuigen waar gewoonlijk slechts over een geringe afstand van de weg gebruikt gemaakt wordt. In de BPM betreft het (voertuigen voor) politie, defensie, brandweer, ambulance, vervoer van een stoffelijk overschot, dierenambulances, invalidenwagens en vervoer van rolstoelgebruikers in groepsverband.
Doelstelling: Deze regelingen kennen diverse doelstellingen, waaronder het dienen van het algemeen belang.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstuk 2021-2022, 32 800, nr. 76. De volgende evaluatie is beoogd in 2028 of later
Doeltreffend: Beperkt doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Ja
Aanbeveling: Vervang de regeling die dient ter bevordering van taxi’s en OV voor beleid dat hetzelfde doel behaalt zonder negatieve effecten voor het milieu of schaf deze regeling af (bpm is al afgeschaft)
Beleidsuitwerking: Kabinetsreactie volgt nog
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2022. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.
Regeling: BPM Vrijstelling bestelauto ondernemers
Beschrijving: Voor ondernemers die een bestelauto meer dan bijkomstig (meer dan 10% van het totale gebruik van de bestelauto) in het kader van hun onderneming gebruiken, geldt een vrijstelling van BPM.
Doelstelling: Stimulering ondernemerschap.
Ministerie: EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstuk 2021-2022, 32 800, nr. 76. De volgende evaluatie is beoogd in 2028 of later
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Ja
Aanbeveling: Vervang de regeling die dient ter bevordering van taxi’s en OV voor beleid dat hetzelfde doel behaalt zonder negatieve effecten voor het milieu of schaf deze regeling af (bpm is al afgeschaft)
Beleidsuitwerking: BPM vrijstelling wordt afgeschaft
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst voor de MRB over juni t/m 2023 en cijfers RDW voor de catalogusprijzen.
Regeling: MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers
Beschrijving: Voor ondernemers die een bestelauto meer dan bijkomstig (meer dan 10% van het totale gebruik van de bestelauto) in het kader van hun onderneming gebruiken, geldt een verlaagd tarief in de MRB. Dit tarief wordt van 2021 tot en met 2024 jaarlijks met gemiddeld € 24 verhoogd en in 2025 met gemiddeld € 24 verlaagd.
Doelstelling: Stimulering ondernemerschap.
Ministerie: EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstuk 2021-2022, 32 800, nr. 76. De volgende evaluatie is beoogd in 2028 of later
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Ja
Aanbeveling: Vervang de regeling die dient ter bevordering van taxi’s en OV voor beleid dat hetzelfde doel behaalt zonder negatieve effecten voor het milieu of schaf deze regeling af (bpm is al afgeschaft)
Beleidsuitwerking: Kabinetsreactie volgt nog
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2023. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.
Regeling: MRB Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten
Beschrijving: Een verlaagd MRB-tarief is van toepassing op een bestelauto die wordt gebruikt voor het vervoer van een gehandicapte persoon in de cabine van het voertuig en voor het gelijktijdig vervoeren van een niet-opvouwbare rolstoel van die persoon.
Doelstelling: Tegemoetkoming voor gehandicapten.
Ministerie: VWS, Financieel beeld zorg.
Evaluatie: Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstuk 2021-2022, 32 800, nr. 76. De volgende evaluatie is beoogd in 2028 of later
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Ja
Aanbeveling: Geen aanbeveling
Beleidsuitwerking: Kabinetsreactie volgt nog
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2023. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.
Regeling: MRB Vrijstelling motorrijtuigen ouder dan 40 jaar
Beschrijving: Motorrijtuigen van 40 jaar en ouder zijn vrijgesteld van MRB.
Doelstelling: Stimulering behoud van mobiel historisch erfgoed.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstuk 2021-2022, 32 800, nr. 76. De volgende evaluatie is beoogd in 2028 of later
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Ja
Aanbeveling: Spits de regeling voor het behoud van mobiel erfgoed toe op specifieke modellen die tot mobiel erfgoed worden gerekend
Beleidsuitwerking: Kabinetsreactie volgt nog
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2023. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.
Regeling: MRB Overgangsregeling motorrijtuigen vanaf bouwjaar 1988
Beschrijving: Voor personen- en bestelauto’s rijdend op benzine, motorrijwielen, bussen en vrachtauto’s die op 1 januari 2014 26 jaar of ouder zijn maar nog geen 40 jaar, geldt een kwarttarief met een maximum van € 138 (prijzen 2023) onder de voorwaarde dat er in de maanden januari, februari en december niet van de openbare weg gebruik wordt gemaakt.
Doelstelling: Behouden van cultureel rijdend erfgoed in deze leeftijdsgroep waarmee niet dagelijks gebruik wordt gemaakt van de weg.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstuk 2021-2022, 32 800, nr. 76. De volgende evaluatie is beoogd in 2028 of later
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Ja
Aanbeveling: Geen aanbeveling
Beleidsuitwerking: Kabinetsreactie volgt nog
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2023. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.
Regeling: MRB Kwarttarieven
Beschrijving: Voor kampeerauto’s, voertuigen voor particulier paardenvervoer, kermis- en circusvoertuigen, rijdende werktuigen en rijdende werkplaatsen geldt een kwarttarief in de MRB. Het overgrote deel hiervan betreft kampeerauto’s.
Doelstelling: Ontzien van voertuigen waarmee beperkt gebruik wordt gemaakt van de weg.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Evaluatierapport 'Bijzondere regelingen MRB en BPM', SEO, 2022. Kamerstuk 2021-2022, 32 800, nr. 76. De volgende evaluatie is beoogd in 2028 of later
Doeltreffend: Niet of beperkt doeltreffend
Doelmatig: Niet of beperkt doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Ja
Aanbeveling: Geef de MRB-regeling «kwarttarief kampeerauto’s» anders vorm.
Beleidsuitwerking: Kabinetsreactie volgt nog
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2023. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.
Regeling: MRB Halftarief plug-in hybride auto’s
Beschrijving: Voor auto’s met een CO2– uitstoot van meer dan 0 gram per kilometer maar minder dan 50 gram per kilometer geldt een halftarief in de MRB. In 2025 wordt het tarief verhoogd naar een driekwarttarief en vanaf 2026 geldt het volle tarief.
Doelstelling: PHEV's aantrekkelijker maken voor de Nederlandse tweedehands markt
Ministerie: I&W, Artikel 14: Wegen en verkeersveiligheid.
Evaluatie: Tussenevaluatie fiscale regelingen emissieloze voertuigen en plug-in-hybrides, Dialogic & Decisio & EVConsult, 2022. Kamerstukken II 2022-2023, 32 813 nr. 1179. De regeling zal worden meegenomen in de integrale evaluatie in 2024 (toegezegd in Klimaatakkoord).
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Ja
Toetsingskader: Ja
Aanbeveling: Stimuleren PHEV rijmt niet met doel uit Klimaatakkoord om 100% van de nieuwverkopen in 2030 EV te laten zijn.
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst over juni t/m 2023. De raming van het jaarlijkse budgettaire belang is afgeleid van de cijfers voor de maand juni.
Regeling: BZM Teruggaaf belasting zware motorrijtuigen bij gecombineerd vervoer (spoor, binnenwateren of zee)
Beschrijving: Vrachtwagens die zijn betrokken bij het goederenvervoer tussen lidstaten van de Europese Unie waarbij het begin en/of eindvervoer over de weg wordt verricht en voor het overige gebruik wordt gemaakt van het spoor, binnenwateren, of van een zeetraject kunnen om teruggaaf van bzm (Eurovignet) verzoeken. Van belang voor de teruggaaf van het eurovignet is het feit dat er slechts sprake is van gecombineerd vervoer indien voor het traject dat per spoor of over water wordt afgelegd een vervoersalternatief over de weg aanwezig is. Het zogenoemde deep sea vervoer komt niet voor de teruggaaf in aanmerking, het short sea vervoer onder bepaalde voorwaarden wel. Tevens moet aan bepaalde administratieve eisen worden voldaan om de uitvoering door de belastingdienst mogelijk te maken. De terminals (plaatsen van in- of uitlading bij het spoor) die betrokken zijn bij het begin- en/of het eindvervoer dienen aan deze eisen te voldoen anders kan geen teruggaaf van het eurovignet worden verleend. De terminals dienen voorts in Nederland te zijn gelegen.
Doelstelling: Het handhaven en versterken van de logistieke functie van de Nederlandse economie onder optimale milieutechnische voorwaarden. Met de maatregel is beoogd het marktaandeel van milieuvriendelijke vervoerswijzen in het goederenvervoer te versterken en de efficiency en bereikbaarheid in het wegvervoer te verhogen.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Geen evaluatie beoogd. De vrachtwagenheffing zal naar verwachting in 2026 van start gaan. Zodra de Vrachtwagenheffing operationeel is zal afscheid worden genomen van het Eurovignet en zal de Wet belasting zware motorrijtuigen worden ingetrokken.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Accijns
Regeling: Accijnzen Vrijstelling tabak, alcohol en motorbrandstof diplomatiek personeel en medewerkers internationale organisaties
Beschrijving: Diplomatiek en consulair personeel en medewerkers van internationale organisaties (IO’s) genieten in Nederland bepaalde fiscale privileges, waaronder, afhankelijk van de functie van de betreffende functionaris en onder toepassing van quota, vrijstellingen van accijns op tabak, alcohol en motorbrandstof. Waar bepaalde fiscale privileges verplicht door Nederland dienen te worden verleend, geldt dat niet voor deze specifieke vrijstellingen. Dit zijn zogenoemde courtoisieprivileges.
Doelstelling: Attractiviteit van Nederland als gastland voor diplomatieke missies en IO’s en hun personeel bevorderen.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: De regeling is onderdeel van het privilegebeleid ten aanzien van diplomatiek personeel en medewerkers van IO’s in den brede en wordt niet afzonderlijk geëvalueerd. Wel wordt bezien of het gehele pakket aan privileges kan worden gemoderniseerd.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: Accijns Vrijstelling communautaire wateren
Beschrijving: Op grond van artikel 14, eerste lid, onderdeel c, van Richtlijn 2003/96/EG moet voor leveringen van motorbrandstof aan de commerciële zeescheepvaart vrijstelling van accijns worden verleend. Op grond van een internationaal verdrag, de Akte van Mannheim, moet vrijstelling van accijns ook worden verleend voor motorbrandstof voor de commerciële scheepvaart op de binnenwateren van de verdragslanden.
Doelstelling: Voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen veroorzaakt door accijnzen op brandstof voor vaartuigen.
Ministerie: I&W, Artikel 18: Scheepvaart en Havens.
Evaluatie: Evaluatierapport Belastinguitgaven op het terrein van de accijnzen, FIN, 2008. Kamerstukken II 2007-2008, 31 200 IXB, nr. 18. Geen evaluatie beoogd. De regeling komt voort uit internationale verdragen, dus het is niet doelmatig om te evalueren.
Doeltreffend: Wel of grotendeels doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: Accijns Vrijstelling luchtvaartuigen
Beschrijving: Op grond van artikel 14, eerste lid, onderdeel b, van Richtlijn 2003/96/EG en internationale verdragen moet voor motorbrandstof voor de commerciële luchtvaart vrijstelling van accijns worden verleend. Binnenlandse vluchten kunnen wel worden belast, hetgeen in Nederland in de periode van 1 januari 2005 tot 1 januari 2012 ook gebeurde.
Doelstelling: Voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen veroorzaakt door accijnzen op brandstof voor luchtvaartuigen.
Ministerie: I&W, Artikel 17: Luchtvaart.
Evaluatie: Impactanalyse afschaffen accijnsvrijstelling luchtvaartuigen, CE Delft, 2023. Geen evaluatie beoogd. De regeling komt voort uit internationale verdragen, dus het is niet doelmatig om te evalueren.
Doeltreffend: Wel of grotendeels doeltreffend
Doelmatig: Wel of grotendeels doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: Accijns teruggaaf LPG glastuinbouw
Beschrijving: Voor het gebruik van LPG in de glastuinbouw geldt een teruggaafregeling in de accijns.
Doelstelling: Bevorderen ondernemerschap
Ministerie: LNV, Artikel 21: Land- en Tuinbouw.
Evaluatie: Geen evaluatie beoogd.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: Accijns verlaagd tarief kleine brouwerijen
Beschrijving: Het tarief van de bieraccijns wordt voor kleine brouwerijen verlaagd met 7,5%.
Doelstelling: In het belastingstelsel van voor 1992 betaalden kleine brouwerijen relatief veel belasting, het verlaagde tarief was een compensatie hiervoor.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Evaluatierapport Belastinguitgaven op het terrein van de accijnzen, FIN, 2008. Kamerstukken II 2007-2008, 31 200 IXB, nr. 18. Geen volgende evaluatie beoorgd
Doeltreffend: Niet of beperkt doeltreffend
Doelmatig: Niet of beperkt doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: In een evaluatie van 2008 is aanbevolen om de regeling af te schaffen.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Assurantiebelasting
Regeling: ASB Vrijstelling Brede Weersverzekering
Beschrijving: De brede weersverzekering is een instrument voor agrariërs om weerrisico’s af te dekken. Deze verzekering is met ingang van 2020 vrijgesteld van assurantiebelasting.
Doelstelling: Met de introductie van de vrijstelling van assurantiebelasting wordt beoogd de deelname van agrariërs aan de brede weersverzekering te stimuleren.
Ministerie: LNV, Artikel 21: Land- en Tuinbouw.
Evaluatie: De volgende evaluatie is beoogd in 2023, als onderdeel van de beleidsevaluatie Brede Weersverzekering.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Geen aanbeveling
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen
Ramingsgrond: Expertraming subsidiebenutting voor de premie brede weersverzekering. Informatie hieromtrent afkomstig van RVO.
Regeling: ASB Vrijstelling levensverzekeringen
Beschrijving: Levensverzekeringen zijn vrijgesteld van de assurantiebelasting van 21%.
Doelstelling: Het niet belasten van verzekeringen met een sociaal karakter, voorkomen van ontmoediging van sparen en voorkomen moeilijkheden in de uitvoering.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: De volgende evaluatie van de assurantiebelasting is beoogd in 2028.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Op basis van evaluatierapport assurantiebelasting (2020) en financieel jaarverslag verzekeringsbranche
Regeling: ASB Vrijstelling ongevallen, invaliditeits en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen
Beschrijving: Ongevallen-, invaliditeits-, en arbeidsongeschiktheidsverzekeringen zijn vrijgesteld van assurantiebelasting van 21%.
Doelstelling: Het niet belasten van verzekeringen met een sociaal karakter.
Ministerie: SZW, Artikel 3: Arbeidsongeschiktheid.
Evaluatie: De volgende evaluatie van de assurantiebelasting is beoogd in 2028.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Op basis van evaluatierapport assurantiebelasting (2020) en financieel jaarverslag verzekeringsbranche
Regeling: ASB Vrijstelling ziekte- en ziektekostenverzekering, zorgverzekering ZVW
Beschrijving: Ziekte- en ziektekostenverzekeringen zijn vrijgesteld van de assurantiebelasting van 21%.
Doelstelling: Het niet belasten van verzekeringen met een sociaal karakter.
Ministerie: VWS, Financieel beeld zorg.
Evaluatie: De volgende evaluatie van de assurantiebelasting is beoogd in 2028.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Op basis van evaluatierapport assurantiebelasting (2020) en financieel jaarverslag verzekeringsbranche
Regeling: ASB Vrijstelling werkloosheidsverzekeringen
Beschrijving: Werkloosheidsverzekeringen zijn vrijgesteld van de assurantiebelasting van 21%.
Doelstelling: Het niet belasten van verzekeringen met een sociaal karakter.
Ministerie: SZW, Artikel 5: Werkloosheid.
Evaluatie: De volgende evaluatie van de assurantiebelasting is beoogd in 2028.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Niet van toepassing
Regeling: ASB Vrijstelling zeeschepen
Beschrijving: Verzekeringen van zeeschepen zijn vrijgesteld van de assurantiebelasting van 21%. Het gaat om cascoverzekeringen (het zeeschip zelf, niet de inhoud daarvan) en de risico’s die de reder heeft door het varen van een zeeschip.
Doelstelling: Voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen
Ministerie: I&W, Artikel 18: Scheepvaart en Havens.
Evaluatie: Eindrapport Evaluatie Assurantiebelasting, Dialogic, 2020. Kamerstuk 2019-2020, 35 302 nr. 76. De volgende evaluatie van de assurantiebelasting is beoogd in 2028.
Doeltreffend: Wel doeltreffend
Doelmatig: Wel doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Geen aanbeveling
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen
Ramingsgrond: Op basis van evaluatierapport assurantiebelasting (2020) en jaarcijfers over de moniale premie-volume in de maritieme sector
Regeling: ASB Vrijstelling transportverzekeringen
Beschrijving: Transportverzekeringen zijn vrijgesteld van de assurantiebelasting van 21%. Dit zijn verzekeringen tegen risico’s van schade als gevolg van vervoer van goederen over zee, land, binnenwateren en door de lucht. Het gaat ook om aansprakelijkheidsverzekeringen van
Doelstelling: Voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen en vermijden dat bestaande handelsgebruiken worden doorbroken als gevolg van de heffing van assurantiebelasting.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Eindrapport Evaluatie Assurantiebelasting, Dialogic, 2020. Kamerstuk 2019-2020, 35 302 nr. 76. De volgende evaluatie van de assurantiebelasting is beoogd in 2028.
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Geen aanbeveling
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen
Ramingsgrond: Op basis van evaluatierapport assurantiebelasting (2020) en financieel jaarverslag verzekeringsbranche
Regeling: ASB Vrijstelling exportkredietverzekeringen
Beschrijving: Exportkredietverzekeringen zijn vrijgesteld van de assurantiebelasting van 21%. De vrijstelling geldt voor zowel publieke als private exportkredietverzekeringen.
Doelstelling: Beschermen van de internationale concurrentiepositie van Nederlandse exporteurs.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Eindrapport Evaluatie Assurantiebelasting, Dialogic, 2020. Kamerstuk 2019-2020, 35 302 nr. 76. De volgende evaluatie van de assurantiebelasting is beoogd in 2028.
Doeltreffend: Wel doeltreffend
Doelmatig: Wel doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Geen aanbeveling
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen
Ramingsgrond: Op basis van jaarverslagen Atradius en Dutch State business
Regeling: ASB Vrijstelling luchtvaartuigen
Beschrijving: Verzekeringen van luchtvaartuigen zijn vrijgesteld van de assurantiebelasting van 21%. Het gaat om cascoverzekeringen (het luchtvaartuig zelf, niet de inhoud daarvan).
Doelstelling: Voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen
Ministerie: I&W, Artikel 17: Luchtvaart.
Evaluatie: Eindrapport Evaluatie Assurantiebelasting, Dialogic, 2020. Kamerstuk 2019-2020, 35 302 nr. 76. De volgende evaluatie van de assurantiebelasting is beoogd in 2028.
Doeltreffend: Beperkt doeltreffend
Doelmatig: Beperkt doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Geen aanbeveling
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen
Ramingsgrond: Op basis van evaluatierapport assurantiebelasting (2020) en financieel jaarverslag KLM
Overdrachtsbelasting
Regeling: OVB Vrijstelling cultuurgrond
Beschrijving: Vrijgesteld is de verkrijging van cultuurgrond – daaronder begrepen de rechten van erfpacht of beklemming daarop – die ten behoeve van de landbouw bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd. Voorwaarde is dat de exploitatie van de cultuurgrond voor een aaneensluitende periode van tien jaar wordt voortgezet.
Doelstelling: Landbouwstructuur verbeteren en voorkomen belasten van verplaatsing van land- en tuinbouwbedrijven als gevolg van overheidsingrijpen
Ministerie: LNV, Artikel 21: Land- en Tuinbouw.
Evaluatie: IBO Agro-, visserij- en voedselketens, EZ, 2014. Kamerstukken II 2014-2015, 30 991, nr 25. In 2023 is er een verkenning geweest waarin is geconcludeerd dat verder onderzoek nodig is. De evaluatie is beoogd in 2026 als onderdeel van de vrijstellingen in de OVB gericht op natuur en landbouw.
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Vervolgonderzoek
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m 2014.
Regeling: OVB Vrijstelling bedrijfsoverdracht in familiesfeer
Beschrijving: Vrijgesteld van overdrachtsbelasting is de verkrijging door een familielid van goederen die behoren tot en dienstbaar zijn aan (de continuering) van een onderneming. De regeling vindt slechts toepassing indien de overdragende ondernemer een ouder of grootouder betreft en de onderneming in haar geheel (al dan niet in fasen) wordt voortgezet door het verkrijgende familielid.
Doelstelling: Versnippering van de onderneming voorkomen en stimuleren bedrijfsopvolging tijdens leven.
Ministerie: EZK, Artikel 2: Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei.
Evaluatie: Evaluatie fiscale regelingen gericht op bedrijfsoverdracht, SEO, 2014. Kamerstukken II 2014-2015, 32 637, nr. 158. In 2023 is er een verkenning geweest waarin is geconcludeerd dat verder onderzoek nodig is. De evaluatie is beoogd in 2026 als onderdeel van de vrijstellingen in de OVB gericht op natuur en landbouw.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Vervolgonderzoek
Beleidsuitwerking: Vervolgonderzoek
Ramingsgrond: Cijfers Belastingdienst t/m 2014.
Regeling: OVB Vrijstelling wijkontwikkelingsmaatschappijen
Beschrijving: Wijkontwikkelingsmaatschappijen zijn tijdelijke samenwerkingsverbanden ter bevordering van stedelijke herstructurering. Door de vrijstelling kunnen betrokken partijen onder strikte voorwaarden onroerende zaken overdragen aan een WOM en later weer terug geleverd krijgen zonder verschuldigdheid van overdrachtsbelasting.
Doelstelling: Stimulering van stedelijke herstructurering.
Ministerie: BZK, Artikel 3: Woningmarkt.
Evaluatie: Evaluatie WOM-regeling, Companen, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 34 552, nr. 79. De evaluatie is beoogd in 2024.
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Geen aanbeveling
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: OVB Vrijstelling wooninvesteringsfondsen
Beschrijving: Woningcorporaties kunnen ter financiering van stedelijke herstructureringsprojecten woningen verkopen aan het speciaal daarvoor opgerichte Wooninvesteringsfonds. Die verkrijging is onder voorwaarden vrijgesteld.
Doelstelling: Stimulering van stedelijke herstructurering.
Ministerie: BZK, Artikel 3: Woningmarkt.
Evaluatie: De evaluatie is beoogd in 2024.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: OVB Vrijstelling inrichting landelijk gebied
Beschrijving: Vrijgesteld zijn verkrijgingen krachtens de Wet inrichting landelijk gebied. De vrijstelling bevordert de overdracht van de onroerende zaken via kavelruil en herverkaveling doordat de overdracht zonder overdrachtsbelasting kan plaatsvinden. Dit maakt het eenvoudiger om wegen, waterlopen en overige infrastructuur aan te leggen en gronden van eigenaren kunnen zo dichter bij elkaar worden gebracht.
Doelstelling: Bevorderen structuurverbetering van het landelijk gebied door de aankoop en ruil van gronden te faciliteren.
Ministerie: LNV, Artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.
Evaluatie: Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106. In 2023 is er een verkenning geweest waarin is geconcludeerd dat verder onderzoek nodig is. De evaluatie is beoogd in 2026 als onderdeel van de vrijstellingen in de OVB gericht op natuur en landbouw.
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: OVB Vrijstelling Bureau Beheer Landbouwgronden
Beschrijving: Vrijgesteld zijn verkrijgingen door het Bureau Beheer Landbouwgronden. Per 01-01-2019 is het Bureau Beheer Landbouwgronden gestopt met zijn werkzaamheden.
Doelstelling: Structuurverbetering van het landelijk gebied.
Ministerie: LNV, Artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.
Evaluatie: In 2023 is er een verkenning geweest waarin is geconcludeerd dat verder onderzoek nodig is. De evaluatie is beoogd in 2026 als onderdeel van de vrijstellingen in de OVB gericht op natuur en landbouw.
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: OVB Vrijstelling natuurgrond
Beschrijving: Vrijgesteld is de verkrijging van natuurgrond, daaronder begrepen de rechten van erfpacht of beklemming daarop. De vrijstelling is beperkt tot grond. Voor zover er opstallen aanwezig zijn, is de vrijstelling daarop niet van toepassing. Als voorwaarde voor de vrijstelling geldt dat tot minimaal tien jaar na de verkrijging de natuurgrond nog steeds behouden en ontwikkeld wordt.
Doelstelling: Bevorderen en behoud van natuurschoon in handen van private partijen.
Ministerie: LNV, Artikel 22: Natuur, visserij en gebiedsgericht werken.
Evaluatie: Evaluatie van de fiscale vrijstellingen bos en natuur, Wageningen University & Research, 2017. Kamerstukken II 2016-2017, 33 576, nr. 106. In 2023 is er een verkenning geweest waarin is geconcludeerd dat verder onderzoek nodig is. De evaluatie is beoogd in 2026 als onderdeel van de vrijstellingen in de OVB gericht op natuur en landbouw.
Doeltreffend: Onzeker of doeltreffend
Doelmatig: Onzeker of doelmatig
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: Verbetering binnen regeling
Beleidsuitwerking: Geen wijzigingen
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: OVB Vrijstelling inbreng of omzetting van een onderneming
Beschrijving: Als er sprake is van inbreng van onroerende zaken in een maatschap, vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap of als een onderneming wordt omgezet in een nv of bv is onder voorwaarden een vrijstelling van toepassing.
Doelstelling: Het rechtsverkeer niet belemmeren voor ondernemers.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: De evaluatie is beoogd in 2025 als onderdeel van de evaluatie van vrijstellingen in de OVB gericht op ondernemers.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: OVB vrijstelling verdeling of vereffening vermogen van een onderneming/vennootschap (f)
Beschrijving: Een verkrijging krachtens verdeling of vereffening van het vermogen van een onderneming/vennootschap is vrijgesteld wanneer aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Deze vrijstelling betreft de keerzijde van de vrijstelling voor inbreng of omzetting.
Doelstelling: Het rechtsverkeer niet belemmeren voor ondernemers.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: De evaluatie is beoogd in 2025 als onderdeel van de evaluatie van vrijstellingen in de OVB gericht op ondernemers.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: OVB vrijstelling verdeling gemeenschap samenwoners
Beschrijving: Een verkrijging krachtens verdeling van een gemeenschap tussen samenwoners is vrijgesteld mits aan de voorwaarden wordt voldaan.
Doelstelling: Het voorkomen van situaties die niet rechtvaardig worden geacht.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: De evaluatie is beoogd in 2027 als onderdeel van de evaluatie van technische/notariële vrijstellingen in de OVB.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: OVB vrijstelling juridische fusie
Beschrijving: Wanneer sprake is van een juridische fusie is onder voorwaarden een vrijstelling van toepassing
Doelstelling: Het rechtsverkeer niet belemmeren voor ondernemers.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: De evaluatie is beoogd in 2025 als onderdeel van de evaluatie van vrijstellingen in de OVB gericht op ondernemers.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: OVB vrijstelling bedrijfsfusie
Beschrijving: Wanneer sprake is van een bedrijfsfusie is onder voorwaarden een vrijstelling van toepassing
Doelstelling: Het rechtsverkeer niet belemmeren voor ondernemers.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: De evaluatie is beoogd in 2025 als onderdeel van de evaluatie van vrijstellingen in de OVB gericht op ondernemers.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: OVB vrijstelling interne reorganisatie
Beschrijving: Bij een interne reorganisatie is onder voorwaarden een vrijstelling van toepassing.
Doelstelling: Het rechtsverkeer niet belemmeren voor ondernemers.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: De evaluatie is beoogd in 2025 als onderdeel van de evaluatie van vrijstellingen in de OVB gericht op ondernemers.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: OVB vrijstelling juridische splitsing
Beschrijving: Bij een juridische splitsing is onder voorwaarden een vrijstelling van toepassing.
Doelstelling: Het rechtsverkeer niet belemmeren voor ondernemers.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: De evaluatie is beoogd in 2025 als onderdeel van de evaluatie van vrijstellingen in de OVB gericht op ondernemers.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: OVB vrijstelling taakoverdracht tussen vereniging of ANBI
Beschrijving: Wanneer sprake is van een taakoverdracht door een vereniging of algemeen nut beogende instelling is onder voorwaarden een vrijstelling van toepassing.
Doelstelling: Het rechtsverkeer niet belemmeren.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: De evaluatie is beoogd in 2025 als onderdeel van de evaluatie van vrijstellingen in de OVB gericht op ondernemers.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: OVB vrijstelling door verkrijger aangebrachte zaken
Beschrijving: Wanneer een zaak wordt verkregen die is aangebracht door of in opdracht en voor rekening van de verkrijger is de verkrijging van de zaak vrijgesteld, voor zover de waarde van de verkregen onroerende zaak door de verkrijging van de zelf aangebrachte zaak is toegenomen.
Doelstelling: Het voorkomen van situaties die niet rechtvaardig worden geacht.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: De evaluatie is beoogd in 2027 als onderdeel van de evaluatie van technische/notariële vrijstellingen in de OVB.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: OVB vrijstelling bodembestanddelen
Beschrijving: Wanneer bodembestanddelen zoals zand, grind, veen en terpaarde als gevolg van een beding geacht worden niet te zijn geleverd is hierover geen OVB verschuldigd.
Doelstelling: Het voorkomen van situaties die niet rechtvaardig worden geacht.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: De evaluatie is beoogd in 2027 als onderdeel van de evaluatie van technische/notariële vrijstellingen in de OVB.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: OVB vrijstelling kabels en leidingen
Beschrijving: Als een netwerk voor transport van stoffen, energie of informatie wordt verkregen is dit vrijgesteld.
Doelstelling: Het voorkomen van situaties die niet rechtvaardig worden geacht.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: De evaluatie is beoogd in 2027 als onderdeel van de evaluatie van technische/notariële vrijstellingen in de OVB.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: OVB vrijstelling publiekrechtelijke lichamen
Beschrijving: Verkrijging van onroerende zaken door publiekrechtelijke lichamen (o.a. de Staat, provincie, gemeente, waterschap) is vrijgesteld van OVB.
Doelstelling: Het afbakenen van de grondslag.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Evaluatie is niet beoogd op dit moment.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: OVB vrijstelling onderwijs
Beschrijving: Er geldt in bepaalde gevallen een vrijstelling als een onroerende zaak die bestemd is voor onderwijs wordt verkregen door een onderwijsinstelling.
Doelstelling: Het afbakenen van de grondslag.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Evaluatie is niet beoogd op dit moment.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: OVB vrijstelling herstel art.19
Beschrijving: Op basis van art. 19 WBR kan op verzoek teruggaaf worden verleend als de toestand vóór een verkrijging feitelijk en rechtens wordt hersteld als gevolg van een vervulling van een ontbindende voorwaarde, nietigheid of vernietiging en ontbinding wegens niet-nakoming van een verbintenis. Voor het geval een situatie als bedoeld in art. 19 WBR leidt tot teruglevering, is de verkrijging vrijgesteld.
Doelstelling: Het voorkomen van situaties die niet rechtvaardig worden geacht.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: De evaluatie is beoogd in 2027 als onderdeel van de evaluatie van technische/notariële vrijstellingen in de OVB.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: OVB vrijstelling staatsbosbeheer
Beschrijving: De verkrijging van bepaalde objecten door Staatsbosbeheer is vrijgesteld zolang het niet gaat om bedrijfsondersteunende onroerende zaken.
Doelstelling: Het afbakenen van de grondslag.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Evaluatie is niet beoogd op dit moment.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: OVB vrijstelling samenloop omzetbelasting
Beschrijving: Voorkomt dat er in bepaalde situaties zowel overdrachtsbelasting als omzetbelasting verschuldigd is. Wanneer de levering van het onroerend goed van rechtswege is belast met btw is er geen OVB verschuldigd.
Doelstelling: Het voorkomen van dubbele belastingheffing.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: De evaluatie is beoogd in 2024 als onderdeel van de evaluatie vrijstellingen in de btw.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Regeling: OVB vrijstelling wilsrecht
Beschrijving: Een verkrijging krachtens erfrecht is geen belastbare verkrijging op grond van artikel 3 lid 1 WBR. Een verkrijging krachtens uitoefening van een wilsrecht als bedoeld in de artikelen 19, 20, 21 en 22 van boek 4 van het Burgerlijk Wetboek is wel een belastbare verkrijging, maar deze is vrijgesteld.
Doelstelling: Het voorkomen van dubbele belastingheffing.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: De evaluatie is beoogd in 2027 als onderdeel van de evaluatie van technische/notariële vrijstellingen in de OVB.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Bankenbelasting
Regeling: Drempelbedrag bankenbelasting
Beschrijving: De bankenbelasting kent een doelmatigheidsvrijstelling van 23,5 miljard euro. Dit bedrag wordt in mindering gebracht op de belastbare som, doch niet verder dan tot nihil.
Doelstelling: Het doel is ten eerste een gelijker speelveld creëren tussen grote en kleine banken. Dat speelveld was in het voordeel van grote banken dankzij schaalvoordelen en goedkopere leningen dankzij de impliciete overheidsgarantie. Het tweede doel is het beperken van de administratieve lasten bij banken en de uitvoeringslasten bij de Belastingdienst.
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Evaluatie bankenbelasting 2021, FIN, 2021. Kamerstukken II 2021-2022, 32 545, nr. 151. Een volgende evaluatie is nog niet gepland
Doeltreffend: Deels doeltreffend
Doelmatig: Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Kansspelbelasting
Regeling: Kleine prijzenvrijstelling/Vrijstelling prijzen onder 449 euro
Beschrijving: N.v.t.
Doelstelling: Nader te onderzoeken
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: Onbepaald
Doeltreffend: Nader te onderzoeken
Doelmatig: Nader te onderzoeken
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Onbekend
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: N.v.t.
Verbruiksbelasting
Regeling: Vrijstellingen mineraalwater
Beschrijving: Over mineraalwater wordt geen verbruiksbelasting alcoholvrije dranken betaald.
Doelstelling: Stimuleren gezond gedrag
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: De volgende evaluatie is beoogd in 2026.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Ja
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Op basis van aangiftecijfers van de belastingdienst kan de omvang geschat worden. Wanneer de vrijstelling wordt ingevoerd is deze informatie niet meer beschikbaar.
Regeling: Vrijstellingen melk
Beschrijving: Over zuivel wordt geen verbruiksbelasting alcoholvrije dranken betaald
Doelstelling: Stimuleren gezond gedrag
Ministerie: FIN, Artikel 1: Belastingen.
Evaluatie: De volgende evaluatie is beoogd in 2026.
Doeltreffend: (nog) Niet onderzocht
Doelmatig: (nog) Niet onderzocht
Horizonbepaling: Nee
Toetsingskader: Nee
Aanbeveling: N.v.t.
Beleidsuitwerking: N.v.t.
Ramingsgrond: Op basis van cijfers van het RIVM kan bepaald worden hoe groot de zuivelconsumptie is. Dit wordt vermenigvuldig met het tarief van de verbruiksbelasting alcoholvrije dranken.
Afkortingen
ASB Assurantiebelasting
BPM Belasting van personenauto’s en motorrijwielen
BTW Belasting over de toegevoegde waarde
EB Energiebelasting
IB Inkomstenbelasting
LB Loonbelasting
MIMOSI Microsimulatiemodel van het Centraal Planbureau (CPB)
MRB Motorrijtuigenbelasting
OVB Overdrachtsbelasting
VPB Vennootschapsbelasting

11 Accres Gemeentefonds en Provinciefonds

Uitgangspunten en actualiteit

Gemeenten en provincies beschikken over verschillende inkomstenbronnen om de uitgaven voor hun taken te financieren. Eén van de belangrijkste inkomstenbronnen hiervan is de algemene uitkering uit het Gemeentefonds en het Provinciefonds. De jaarlijkse toe- en afname van het Gemeentefonds en het Provinciefonds wordt het accres genoemd.

In de Startnota 2022 van het kabinet Rutte IV zijn twee belangrijke wijzigingen in de indexering van de algemene uitkering van de fondsen toegelicht. Ten eerste is in het coalitieakkoord besloten dat de fondsen vanaf 2026 niet langer via de normeringssystematiek geïndexeerd worden. Daarmee vervalt de koppeling aan de rijksuitgaven. Ten tweede is er besloten dat tot 2025 het accres op basis van de bestaande koppeling aan de rijksuitgaven berekend wordt. Nieuw daarbij waren de uitzondering op de accresrelevante uitgaven (aru) voor een aantal investeringsfondsen.

Daarnaast heeft het kabinet aangegeven om nader te bezien of het wenselijk is om het accres stabieler te maken. Het kabinet heeft vorig jaar daarom het voorstel aan de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) gedaan om het volumedeel van het accres voor 2022–2025 vast te zetten op de stand van de Voorjaarsnota 2022. De VNG heeft met dit voorstel ingestemd en het IPO niet. Het volumedeel van het accres is voor de periode 2022-2025 dan ook alleen voor de gemeenten vastgezet. De accresstanden voor de jaren 2022 t/m 2025 voor gemeenten zullen slechts wijzigen als gevolg van loon- en prijsontwikkelingen. Deze wijzigingen biedt gemeenten de komende jaren zekerheid over hun inkomsten en beschikbare vrije ruimte ook wanneer de uitgaven van het Rijk achterblijven bij de ramingen. Dit is ook toegelicht in de contourennota financieringssystematiek medeoverheden van de minister van Binnenlandse Zaken.

In de Voorjaarsnota 2023 is besloten om het Gemeente- en Provinciefonds vanaf 2027 te indexeren op basis van de ontwikkeling van het bruto binnenlands product. Uitgangspunt is dat de fondsen (GF en PF) meerjarig de ontwikkeling van het nominaal bruto binnenlands product volgen. De indexatie wordt gesplitst in een volumedeel en een prijsdeel. In de huidige Miljoenennota is deze indexering uitgewerkt. De volumeontwikkeling van de fondsen wordt gebaseerd op een 8-jaars (t-9 t/m t-2) historisch gemiddelde van de ontwikkeling van het bbp, waardoor de fondsen minder schommelen. De indexatie voor inflatie volgt de prijs bbp van het lopende jaar, waardoor de fondsen reëel ‘op niveau’ blijven. De grondslagen waarover deze indexatie berekend wordt, worden op gelijke wijze bepaald als de huidige grondslagen, waarover vanaf 2026 de huidige loon- en prijsindexatie wordt berekend. Ten slotte wordt de tranche van het lopend jaar bij Voorjaarsnota definitief. De bbp groei (zowel voor volume als prijs) is daarbij gebaseerd op de CEP-raming van het CPB. In deze bijlage is de indexatie op basis van bbp verder uitgewerkt.

De ontwikkeling van beide fondsen wordt hieronder separaat toegelicht. Vervolgens wordt ingegaan op de geraamde ontwikkelingen van het Btw-compensatiefonds (BCF).

Accres gemeentefonds

Het accres is gesplitst in een volume- en een loon- en prijsdeel. Het kabinet heeft ervoor gekozen om bij de Startnota 2022 het accres vanaf 2026 vast te zetten op een plus van 1 miljard euro ten opzichte van de stand bij Miljoenennota 2022. In juni 2022 is het Rijk met de VNG overeengekomen om ook het volumedeel van het accres tot en met 2025 vast te zetten op basis van de stand Voorjaarsnota 2022.

Het volumedeel van het accres staat daarmee vast tot en met 2026. Vanaf 2027 wordt aan de hand van de bbp-ontwikkeling geïndexeerd. Het volumedeel bestaat uit het 8-jaars (t-9 t/m t-2) historisch gemiddelde van de ontwikkeling van het bbp.

Het loon- en prijsdeel zal tot en met tranche 2026 met een gecombineerde index op basis van de CPB-indices voor de loonvoet sector overheid, de prijsontwikkeling materiele overheidsconsumptie (IMOC) en de prijsontwikkeling bruto overheidsinvesteringen (IBOI). Hierbij wordt een verdeling van 60/20/20 tussen loon, consumptie en investeringen aangehouden. Vanaf 2027 wordt ook voor het loon- en prijsdeel van het accres de nieuwe financieringssystematiek op basis van het bbp toegepast. De indexatie voor het loon- en prijsdeel is aan de hand van de prijs bbp van het betreffende jaar.

De individuele indexen worden in procenten met één cijfer achter de komma bijgehouden, de gecombineerde index wordt bijgehouden met twee cijfers achter de komma. De indices worden bijgesteld op basis van het CEP-raming van het CPB in het voorjaar en op basis van de MEV-raming in september. De tranche van het lopend jaar wordt in het voorjaar vastgezet op basis van indices uit de CEP-raming.

De basis voor de grondslag waarover de indexatie berekend wordt is (1) het jaarlijks budget in het Gemeentefonds voor zover dit verantwoord wordt op het uitgavenplafond Rijksbegroting, exclusief middelen in het sociaal deelfonds en corona- en Oekraïne-noodmaatregelen, en (2) het nog niet in het Gemeentefonds verwerkte volume-accres. De onderstaande tabel toont de grondslagen en de procentuele jaarlijkse groei van de index.

Gemeentefondsuitgaven (voor zover onderdeel van de accresgrondslag) en volume-accres in prijspeil 2023 38.084 37.296 37.666 34.619 34.554 34.441
Begrotingsmoment van de grondslag MN24 MN24 MN24 MN24 MN24 MN24
Loonvoet sector overheid (60%) 6,7% 5,3% 4,7% n.v.t n.v.t
Index prijs materiele overheidsconsumptie (IMOC, 20%) 3,5% 2,0% 2,0% n.v.t n.v.t
Index prijs overheidsinvesteringen (IBOI, 20%) 3,0% 1,9% 1,9% n.v.t n.v.t
8-jaars historisch gemiddelde bbp (t-2 t/m t-9) n.v.t. n.v.t. n.v.t. 1,8% 1,6%
Prijs bbp n.v.t. n.v.t n.v.t 2,8% 2,4%
Gecombineerde index 5,32% 3,96% 3,60% 4,70% 4,10%

Bij het vastzetten van het accres voor de jaren 2022-2025 is besloten dat voor die jaren de grondslag voor de berekeningswijze van het loon- en prijs-accres zoveel mogelijk aansluit bij die van de bestaande normeringssystematiek. Hierbij wordt de meest actuele stand van de Gemeentefondsuitgaven en accres (excl. de hierboven genoemde uitzonderingen) gebruikt als basis voor de accrestranche van het jaar erop. Dit bedrag wordt vervolgens plat doorgetrokken tot 2025. Bijvoorbeeld: in 2023 waren de accresrelevante uitgaven in het Gemeentefonds 38.084 miljoen. De gecombineerde loon- en prijsontwikkeling voor 2024 wordt geraamd op 5,32%. Daarmee is het bedrag aan loon- en prijsindexatie voor tranche 2024 38.084*5,32%=2.026 miljoen. Dit bedrag wordt vervolgens plat doorgetrokken naar 2025.

Vanaf het jaar 2026 wordt het accres bijgehouden zoals dit ook voor de indexatie van de rijksbegroting gebruikelijk is. Dat wil zeggen dat het Gemeentefonds-budget uit de laatste Miljoenennota per jaar de grondslag is. Bijvoorbeeld: het accresrelevante gedeelte van het Gemeentefonds en het gereserveerd volume-accres is samen in 2026 34.619 miljoen. Dit is in prijspeil 2023. De gecombineerde loon- en prijsontwikkeling in 2024 wordt geraamd op 5,32%. Daarmee is het bedrag aan loon- en prijsindexatie voor tranche 2024 in het jaar 2026 34.619*5,32%= 1.842 miljoen.

De onderstaande tabellen tonen de tranches op basis van de Miljoenennotastand van het Gemeentefonds en de loon - en prijsontwikkeling van de MEV-raming. Daaronder is de raming uit de Voorjaarsnota weergegeven en de mutaties als gevolg van de verschillen tussen de twee ramingen. Door de uitwerking van de bbp-indexatie verschuift een deel van het accres van de prijs tranches naar de volume tranches in 2027 en 2028, per saldo is het accres hoger t.o.v. LPO.

tranche 2024 volume 1.135 1.135
tranche 2024 prijs 2.026 2.026 1.842 1.838 1.832
tranche 2025 volume 920
tranche 2025 prijs 1.557 1.444 1.441 1.436
tranche 2026 volume 1.464 1.464 1.464
tranche 2026 prijs 1.365 1.362 1.358
tranche 2027 volume 706 703
tranche 2027 prijs 1.117 1.114
tranche 2028 volume 670
tranche 2028 prijs 997
Totaal accres 3.161 5.639 6.114 7.928 9.575
tranche 2024 volume 1.135 1.135
tranche 2024 prijs 1.592 1.592 1.460 1.418 1.418
tranche 2025 volume 920
tranche 2025 prijs 1.620 1.507 1.464 1.464
tranche 2026 volume 1.464 1.464 1.464
tranche 2026 prijs 1.345 1.306 1.306
tranche 2027 volume 150 150
tranche 2027 prijs 1.217 1.217
tranche 2028 volume 150
tranche 2028 prijs 1.256
Totaal accres 2.727 5.268 5.775 7.020 8.427
tranche 2024 volume
tranche 2024 prijs 434 434 382 420 414
tranche 2025 volume
tranche 2025 prijs ‒ 63 ‒ 63 ‒ 23 ‒ 28
tranche 2026 volume
tranche 2026 prijs 20 56 51
tranche 2027 volume 556 553
tranche 2027 prijs ‒ 100 ‒ 104
tranche 2028 volume 520
tranche 2028 prijs ‒ 259
Totaal accres 434 371 339 908 1.148

Accres tot en met 2025 voor het Provinciefonds

Zoals eerder is toegelicht, wordt het accres voor het Provinciefonds tot 2025 berekend via een koppeling aan de Rijksuitgaven. In de onderstaande tabel wordt de berekening van het accres uitgesplitst en toegelicht. In 2023 daalt het accres vanwege onder andere kasschuiven naar latere jaren. De tranches voor 2024 en 2025 stijgen. Dit komt zowel door hogere volume-ontwikkeling als door gestegen loon- en prijsontwikkeling. Zie hoofdstuk 2.1 van de Miljoenennota voor verdere toelichting op de uitgavenontwikkeling.

Bij de bepaling van de omvang van accresrelevante uitgaven (aru) vormen de netto uitgaven van het Rijk onder het uitgavenplafond het startpunt. Netto wil zeggen dat de rijksuitgaven worden gesaldeerd met de niet-belastingontvangsten. Op de netto uitgaven onder het uitgavenplafond (A) worden correcties (B) doorgevoerd voor verschillende posten zoals het Gemeentefonds en Provinciefonds zelf. Het saldo (C) geeft de accresrelevante uitgaven (aru) en vormt de basis voor de accresberekening. Het accres (F) is vervolgens het product van de grondslag (E ) en de aru in procenten (D).

Uitgaven Rijksbegroting 175.791 174.448 176.696 189.367
Uitgaven Sociale zekerheid 85.949 98.244 108.909 115.224
Uitgaven Zorg 81.513 87.861 97.752 102.528
Uitgaven Investeringsplafond 13.821 18.090 30.287 33.654
A) Netto uitgaven onder uitgavenplafond 357.075 378.644 413.644 440.772
B) Correcties ‒ 70.211 ‒ 68.167 ‒ 65.677 ‒ 73.163
w.v. Gemeentefonds, Provinciefonds en Btw-Compensatiefonds ‒ 42.437 ‒ 45.379 ‒ 47.480 ‒ 49.780
w.v. overige Rijksbijdragen aan gemeenten en provincies ‒ 10.224 ‒ 10.852 ‒ 11.137 ‒ 11.569
w.v. overboekingen met GF, PF en BCF 1.696 565 478 551
w.v. Niet-accresrelevante fondsen onder het plafond ‒ 496 ‒ 4.070 ‒ 8.263 ‒ 10.718
w.v. financieringsverschuivingen ‒ 1.068 ‒ 800 ‒ 800 ‒ 799
w.v. correcties corona en Oekraine-noodmaatregelen op uitgavenplafond ‒ 11.160 ‒ 3.849 ‒ 874 ‒ 628
w.v. correcties energie-pakket ‒ 6.081 ‒ 3.657 2.860 545
w.v. overige correcties ‒ 441 ‒ 124 ‒ 461 ‒ 767
C) Accresrelevante uitgaven (aru) = A+B 286.864 310.477 347.967 367.609
D) Ontwikkeling aru (%) = (Ct - Ct-1)/Ct-1 8,23% 12,08% 5,64%
Provinciefonds
E) Grondslag (t-1) 2.843 3.108 3.341
F) Accres (= E * D) 234 375 189
G) Accres cumulatief 234 609 798
tranche 2023 234 234 234
tranche 2024 375 375
tranche 2025 189
Cumulatief accres vanaf 2022 234 609 798

Om de aru te berekenen wordt uitgegaan van de netto rijksuitgaven onder het uitgavenplafond inclusief drie typen standaardcorrecties en een bijzondere correctie voor corona- en Oekraïne -noodmaatregelen:

1. Rijksuitgaven aan gemeenten en provincies

Uitgaven onder het uitgavenplafond die het Rijk overmaakt naar gemeenten en provincies worden uit de aru gecorrigeerd. Deze overdrachten zijn immers bestemd voor de financiering van uitgaven door gemeenten en provincies zelf en maken derhalve geen onderdeel uit van de rijksuitgaven waarop de trap-op-trap-af van toepassing is. Het corrigeren van de overdrachten is ook nodig om een onbedoelde doorwerking van accres op accres in hetzelfde jaar te voorkomen. Rijksuitgaven die op deze wijze gecorrigeerd worden zijn onder andere de algemene, decentralisatie- en integratie-uitkeringen van het Gemeentefonds en Provinciefonds, de uitgaven van het Btw-compensatiefonds, de bijstand en de integratie-uitkering sociaal domein.

2. Niet-accresrelevante rijksuitgaven onder het plafond

In het coalitieakkoord van kabinet Rutte VI is gekozen om de uitvoeringskosten van medeoverheden voor investeringspakketten (klimaat, ontsluiten nieuw­bouwwoningen en stikstof) specifiek te verstrekken. In samenhang hiermee is besloten om de middelen voor het Transitiefonds, het Klimaatfonds, het budget voor ontsluiting van nieuwe woningen in het Mobiliteitsfonds en het Nationaal Groeifonds uit te zonderen van de berekening van de accresrelevante rijksuitgaven.

3. Uitgavenmutaties in de WW als gevolg van conjunctuur

In de begrotingsregels van het kabinet Rutte IV is afgesproken dat gedurende de regeerperiode het uitgavenplafond gecorrigeerd wordt voor mutaties in de WW-uitgaven als gevolg van de conjunctuur. Het Rijk hoeft zodoende mee- en tegenvallers in de WW-uitgaven als gevolg van conjunctuur niet op te vangen binnen het uitgavenplafond en deze uitgavenmutaties zijn om deze reden ook niet accresrelevant.

4. Financieringsverschuivingen gedurende de kabinetsperiode

Financieringsverschuivingen zijn verschuivingen van geldstromen binnen het Rijk die niet tot meer of minder bestedingsruimte van het Rijk leiden, maar zonder correctie wel effect zouden hebben op het accres. Dit zijn dus schuiven tussen accresrelevante uitgaven en niet-accresrelevante uitgaven. Bij een schuif is per saldo geen sprake van meer of minder uitgaven op rijksniveau, maar is alleen sprake van een andere financieringsbron. Denk bijvoorbeeld aan overhevelingen van departementale begrotingen naar het Gemeentefonds en Provinciefonds en financieringsverschuivingen tussen de inkomsten- en de uitgavenkant.

5. Corona-noodmaatregelen en Oekraïne-noodmaatregelen

Gegeven de uitzonderlijke situatie als gevolg van zowel het coronavirus als de oorlog in Oekraïne heeft het kabinet besloten de uitgaven hiervoor buiten het reguliere uitgavenplafond te behandelen. Dit betekent dat de extra uitgaven niet ten koste gaan van andere uitgaven, maar dat ze zorgen voor een verslechtering van het EMU-saldo en een verhoging van de EMU-schuld. Om boekhoudkundige redenen wordt een aantal van deze uitgaven met plafondcorrecties onder het uitgavenplafond geboekt. Ook hiervoor geldt dat ze niet ten koste gaan van andere uitgaven. Omdat de reguliere systematiek niet geldt voor deze uitgaven leiden ze ook niet tot een effect op het accres.

6. Maatregelen uit het energie-pakket

In september 2022 heeft het kabinet vanwege de gestegen energieprijzen besloten tot een pakket aanvullende maatregelen om de koopkracht van burgers te ondersteunen. Hierbij is aangegeven dat deze maatregelen vanwege hun uitzonderlijke karakter niet meelopen in de normeringssystematiek. Ook de dekking van het energiepakket is uitgezonderd op de aru om een onbedoeld negatief effect op de aru te voorkomen.

Grondslag

De normeringsystematiek is van toepassing op alle middelen die worden verantwoord onder het Provinciefonds en vallen onder het uitgavenplafond Rijksbegroting exclusief corona- en Oekraïne-noodmaatregelen.

Voor de berekening van het accres in jaar t wordt de grondslag van het voorgaande jaar (t-1) genomen. Het accrespercentage in jaar t betreft immers ook de groei van de aru ten opzichte van het voorgaande jaar (t-1). Als de aru met x% stijgen in jaar t groeit het Provinciefonds via het accres in jaar t ook met x%. Hiermee wordt het principe van trap-op-trap-af gewaarborgd.

Dit heeft tot gevolg dat mutaties in de grondslag altijd met een jaar vertraging doorwerken in de normeringsystematiek. Via taakmutaties kunnen departementen geld toevoegen of onttrekken aan het Provinciefonds; dit werkt door als grondslagmutatie. Uitgangspunt is dat bij taakmutaties geen jaren zijn zonder indexatie van deze overgehevelde budgetten. Dat betekent dat bij overheveling van of naar het Provinciefonds het verantwoordelijke departement een reeks overhevelt met indexatie over het lopende jaar.

Accres 2026 en verder voor het Provinciefonds

Net als bij het Gemeentefonds heeft het kabinet ook voor het Provinciefonds ervoor gekozen om bij Startnota 2022 het accres vanaf 2026 vast te zetten en te splitsen in een volume- en een loon- en prijsdeel. Het volumedeel van het accres staat vast en het loon- en prijsdeel wordt geactualiseerd op de manier die ook bij de begrotingen van het Rijk gebruikelijk is. Vanaf 2027 wordt net als voor het Gemeentefonds een indexatie op basis van bbp-ontwikkeling toegepast. Zie voor de toelichting op deze systematiek het kopje Accres Gemeentefonds hierboven.

De onderstaande tabellen tonen de tranches van de loon- en prijsontwikkeling in 2026 en de bbp-indexatie voor 2027 en 2028 op basis van de Miljoenennotastand van het Provinciefonds en de MEV-raming. Daaronder is de raming uit de Voorjaarsnota weergegeven en de mutaties als gevolg van de verschillen tussen de twee ramingen. Door de uitwerking van de bbp-indexatie verschuift een deel van het accres van de prijs tranches naar de volume tranches in 2027 en 2028, per saldo is het accres hoger t.o.v. LPO.

Provinciefondsuitgaven (voor zover onderdeel van de accresgrondslag) en volume-accres in prijspeil 2023 2.898 2.861 2.861
Begrotingsmoment van de grondslag MN24 MN24 MN24
Loonvoet sector overheid (60%) 6,7% 5,3% 4,7% n.v.t n.v.t
Index prijs materiele overheidsconsumptie (IMOC, 20%) 3,5% 2,0% 2,0% n.v.t n.v.t
Index prijs overheidsinvesteringen (IBOI, 20%) 3,0% 1,9% 1,9% n.v.t n.v.t
8-jaars historisch gemiddelde bbp (t-2 t/m t-9) n.v.t. n.v.t. n.v.t. 1,8% 1,6%
Prijs bbp n.v.t. n.v.t n.v.t 2,8% 2,4%
Gecombineerde index 5,32% 3,96% 3,60% 4,70% 4,10%
tranche 2024 volume
tranche 2024 prijs 154 152 152
tranche 2025 volume
tranche 2025 prijs 121 119 119
tranche 2026 volume 123 123 123
tranche 2026 prijs 114 113 113
tranche 2027 volume 58 58
tranche 2027 prijs 93 93
tranche 2028 volume 56
tranche 2028 prijs 83
Totaal accres 512 658 796
tranche 2024 volume
tranche 2024 prijs 122 117 117
tranche 2025 volume
tranche 2025 prijs 126 121 121
tranche 2026 volume 123 123 123
tranche 2026 prijs 113 108 108
tranche 2027 volume 15 15
tranche 2027 prijs 101 101
tranche 2028 volume 15
tranche 2028 prijs 104
Totaal LPO-accres 484 585 704
tranche 2024 volume 0 0 0
tranche 2024 prijs 32 35 35
tranche 2025 volume 0 0 0
tranche 2025 prijs ‒ 5 ‒ 2 ‒ 2
tranche 2026 volume 0 0 0
tranche 2026 prijs 2 5 5
tranche 2027 volume 0 43 43
tranche 2027 prijs 0 ‒ 8 ‒ 8
tranche 2028 volume 0 0 41
tranche 2028 prijs 0 0 ‒ 21
Totaal accres 28 73 92

Doorwerking afspraken normeringssystematiek op plafond Btw-compensatiefonds

De bijdrage van het Rijk aan het Btw-compensatiefonds (hierna: BCF) is geplafonneerd. Het plafond van het BCF is sinds 2015 gekoppeld aan de accrespercentages zoals die volgen uit de normeringssystematiek voor het Gemeentefonds en Provinciefonds.

Het plafond van het BCF wordt daarnaast aangepast voor taakmutaties (zoals decentralisaties) die gepaard gaan met toevoegingen of onttrekkingen aan het BCF. Hierdoor hebben decentralisaties geen effect op de ruimte onder het plafond van het BCF.

Als het plafond overschreden wordt, komt het verschil ten laste van het Gemeente- en het Provinciefonds. Bij een realisatie lager dan het plafond komt het verschil ten gunste van het Gemeente- en Provinciefonds. Hierdoor zijn het BCF en het Gemeente- en Provinciefonds communicerende vaten.

Tot Voorjaarsnota 2022 werd de toevoeging of uitname over het gemeente- en provinciefonds verdeeld conform de gerealiseerde aandelen van de gezamenlijke Gemeenten en Provincies in het BCF. Echter, doordat de VNG heeft ingestemd met het voorstel van het kabinet om het volumedeel van het accres voor de periode 2022-2025 vast te zetten en het IPO niet, worden het Gemeente- en Provinciefonds per 2022 op verschillende wijze geïndexeerd. Het volume-accres 2022-2025 voor het gemeentefonds is vastgesteld bij VJN 2022 en wordt alleen nog gewijzigd naar aanleiding van de LPO-ontwikkeling, terwijl het accres voor het provinciefonds meebeweegt met de Rijksuitgaven. Vanaf 2027 wordt het BCF geïndexeerd met de bbp-systematiek.

Het aandeel van het BCF-plafond behorend bij gemeentes en provincies is bij Voorjaarsnota 2022 vastgesteld op die actuele stand. Sindsdien worden taakmutaties en accresontwikkelingen voor gemeentes en provincies apart bijgehouden. Onderstaande tabel geeft de ontwikkeling van het BCF-plafond voor het aandeel gemeentes en provincies weer sinds Voorjaarsnota 2023.

BCF Plafond totaal 4.458 4.815 5.124 5.156 5.391
Plafond aandeel gemeenten VJN23 3.944 4.241 4.528 4.513 4.566
Taakmutaties 13 2 2 1 76
Toevoeging accres sinds voorjaarsnota 24 16 39 118
Plafond aandeel gemeenten MN24 3.957 4.268 4.547 4.553 4.760
Uitputting gemeenten 3.598 3.598 3.598 3.598 3.598
Ruimte onder plafond gemeenten 359 671 949 955 1.163
Plafond aandeel provincies VJN23 505 550 582 599 594
Taakmutaties 2 0 0 0 20
Toevoeging accres sinds voorjaarsnota ‒ 6 ‒ 3 ‒ 5 5 17
Plafond aandeel provincies MN24 501 546 577 604 631

12 Overzicht risicoregelingen van het Rijk

In tabellen 12.1 t/m 12.5 wordt een totaaloverzicht gegeven van de verschillende soorten risicoregelingen van het Rijk. Voor details over onderstaande garantieregelingen, achterborgstellingen en leningen wordt verwezen naar de begrotingen van de betreffende vakdepartementen.

Garanties

Een garantie is een voorwaardelijke, financiële verplichting van het Rijk aan een derde partij buiten het Rijk, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet. Garantieregelingen worden als verplichting opgenomen in de begroting van het betreffende vakdepartement.

De tabellen 12.1 en 12.2 bevatten alle garantieregelingen van het Rijk aan partijen buiten het Rijk. Alle regelingen met een uitstaand risico, een risicoplafond en mutaties kleiner dan 100 miljoen euro zijn samengevat in de post «Overig». Het overzicht bevat alle garanties met de stand van het uitstaand risico in 2022, 2023 en 2024. Ontwikkelingen vanaf 1 september zijn niet in het overzicht opgenomen. Deze worden meegenomen in het overzicht van risicoregelingen bij het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2023.

In het overzicht worden achtereenvolgens de begroting (b), het begrotingsartikel (a) en de omschrijving van de garantie weergegeven. Daarachter staat onder het kopje «uitstaande garanties» het bedrag dat daadwerkelijk als voorwaardelijke verplichting is verleend dan wel door de Tweede Kamer is geautoriseerd. Onder de uitstaande garanties vallen ook garanties die in eerdere jaren zijn verstrekt. In 2023 en 2024 worden er garanties verleend, maar komen er ook garanties te vervallen. Dit is terug te lezen in de kolommen «te verlenen garanties» en «te vervallen garanties».

Een garantieregeling van het Rijk kent (in principe) altijd een maximum, het zogenaamde garantieplafond. Dit plafond kan een jaarlijks plafond zijn (per jaar mag een maximaal bedrag aan garanties worden verleend) of een totaalplafond (er mogen nooit meer garanties verleend worden dan het plafond). In tabel 12.1 is onderscheid gemaakt tussen beide soorten plafonds. Bij garanties aan internationale organisaties is ervoor gekozen om het garantieplafond gelijk te stellen aan de uitstaande garanties. Hiervan is sprake bij onder andere de Europese garanties (EFSF, EFSM en ESM) en de garanties aan grote internationale financiële instellingen (IMF en Wereldbank). Bij regelingen waar geen plafond is afgesproken, is het totaalplafond ook gelijkgesteld aan de uitstaande garanties. Het uitstaand risico van de reguliere garanties neemt toe in 2023 en 2024, van 170,4 miljard euro tot respectievelijk 183,5 en 180,5 miljard euro. Dit is met name het gevolg van een nieuwe garantieregeling voor macro-financiële bijstand aan Oekraïne en een verhoging van de garanties aan het IMF.

Om de risico’s voor de overheidsfinanciën te beheersen, en een goede afweging tussen verschillende beleidsinstrumenten te bevorderen, wordt een ‘nee-tenzij’-beleid gevoerd ten aanzien van risicoregelingen. Dit beleid is vastgelegd in de begrotingsregels en houdt in dat er terughoudend wordt omgegaan met het aangaan van nieuwe en verruimingen van bestaande regelingen. Soms kan het verstandig zijn om nieuwe risico’s aan te gaan – bijvoorbeeld tijdens afgelopen crises - maar hier is een goede onderbouwing voor noodzakelijk. Deze controle aan de poort heeft concreet vorm gekregen in het Toetsingskader Risicoregelingen, dat eveneens is vastgelegd in de begrotingsregels. Dit toetsingskader zorgt ervoor dat we ook in onzekere tijden een degelijke afweging blijven maken. Bij consequente toepassing in de toekomst zullen de risico’s na een crisis naar verwachting weer afnemen.

Naast de reguliere garanties (tabel 12.1) is tijdens de vorige kabinetsperiodes besloten om een aantal tijdelijke garanties te verlenen ter bestrijding van de coronacrisis. Het uitstaand risico van deze risicoregelingen worden getoond in tabel 12.2. De coronagerelateerde garantieregelingen verschillen van de reguliere garantieregelingen wat betreft de financiering en de dekking. Waar uitgaven en ontvangsten van reguliere garantieregelingen op een departementale begroting plaatsvinden, geldt voor coronagerelateerde garantieregelingen dat eventuele schades worden gefinancierd vanuit de staatsschuld. Indien er een premie wordt gevraagd vloeit deze ook in de staatsschuld.

Lopende coronagerelateerde garantieregelingen nemen in 2023 en 2024 licht af. In 2023 dalen naar verwachting de uitstaande garanties van 47,9 miljard euro naar 46,7 miljard euro. Belangrijk om hierbij te vermelden is dat er een sterke daling is van de nationale garantieregelingen met betrekking tot de coronacrisis. De garantieregeling voor KLM is volledig komen te vervallen en de meeste overige nationale regelingen worden de komende jaren verder afgebouwd. Het overgrote deel van de nog resterende coronagaranties (45 miljard euro) heeft betrekking op de Europese garanties Next Generation EU (NGEU) en Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency (SURE). Uit tabel 12.2 blijkt dat het totaalbedrag aan uitstaande garanties van het Rijk in 2023 naar verwachting toeneemt tot 230,1 miljard euro ten opzichte van 218,3 miljard euro in 2022. In 2024 daalt het totale uitstaande risico toe tot 227,1 miljard euro.

2022 2023 2023 2023 2023 2024 2024 2024 2024
V 3 Raad van Europa 176,7 110,7 287,4 287,4 287,4
VII 3 Herplaatsingsgarantie 250,5 250,5 393,2 643,6 783,0
VIII 7 Bouwleningen academische ziekenhuizen 113,1 113,1 113,1 176,6
VIII 14 Achterborgovereenkomst NRF 347,0 12,0 29,0 330,0 330,0 380,0
VIII 14 Indemniteitsregeling 251,7 305,2 251,7 305,2 305,2 450,0
IXB 2 Single Resolution Fund 4.163,5 4.163,5 4.163,5 4.163,5
IXB 2 WAKO (kernongevallen) 9.200,0 9.200,0 9.200,0 9.200,0
IXB 3 Financieringsmaatschappij voor ontwikkelingslanden (FMO) 5.507,0 10.493,0 14.803,8 14.803,8 14.803,8
IXB 4 Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB) 773,5 0,1 773,6 773,6 773,6
IXB 4 DNB - deelneming in kapitaal IMF 30.766,0 1.472,4 32.238,3 32.238,3 32.238,3
IXB 4 European Bank for Reconstruction and Development (EBRD) 589,1 589,1 589,1 589,1
IXB 4 European Financial Stabilisation Mechnism (EFSM) 2.699,9 90,3 2.609,6 2.609,6 2.609,6
IXB 4 European Financial Stability Facility (EFSF) 34.154,2 34.154,2 34.154,2 34.154,2
IXB 4 European Investment Bank (EIB) 11.796,0 11.796,0 11.796,0 11.796,0
IXB 4 European Stability Mechanism (ESM) 35.363,7 24,7 35.338,9 35.338,9 35.338,9
IXB 4 Headroomgarantie macro-financiële bijstand (MFB) 1.062,0 1.062,0 1.062,0 1.062,0
IXB 4 Kredieten EU-betalingsbalanssteun 3.776,0 3.776,0 3.776,0 3.776,0
IXB 4 Macro-financiële bijstand (MFB) 215,4 215,4 215,4 215,4
IXB 4 Wereldbank 5.450,6 0,7 5.451,3 5.451,3 5.451,3
IXB 5 Exportkredietverzekering 18.855,1 10.000,0 10.000,0 18.855,1 10.000,0 10.000,0 10.000,0 18.855,1 10.000,0
XIII 2 Borgstelling MKB Kredieten (BMKB) 1.427,0 765,0 400,2 1.791,8 765,0 765,0 400,1 2.156,7 765,0
XIII 2 Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) 254,8 400,0 54,2 600,6 400,0 400,0 22,6 978,0 400,0
XIII 2 Microkredieten 130,0 130,0 130,0 130,0
XIII 2 MKB-financiering 80,3 80,3 80,3 268,2
XVI 2 & 3 Instellingen voor de gezondheidszorg 138,0 23,7 114,2 19,2 95,0 114,2
XIV 22 Garantie voor natuurgebieden en landschappen 264,7 19,9 244,8 19,3 225,5 264,7
XVII 1 Garantie Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) 16,3 24,0 40,3 24,0 64,3 140,0
XVII 1 Garantie Dutch Good Growth Fund (DGGF) 95,0 50,0 145,0 50,0 195,0 675,0
XVII 5 Garanties Regionale Ontwikkelingsbanken 3.320,3 11,7 3.308,7 11,6 3.297,1 3.308,7
Overig 659,4 97,4 40,9 715,9 195,7 98,5 44,5 769,9 151,5 351,1
Subtotaal reguliere garanties 170.368,7 25.258,3 10.946,3 183.484,6 11.360,7 11.730,7 14.680,8 180.534,5 11.316,5 163.500,8
2022 2023 2023 2023 2023 2024 2024 2024 2024
IXB 3 Garantie KLM 1.561,5 1.561,5
IXB 4 EIB - pan Europees Garantiefonds 1.301,0 1.301,0 1.301,0 1.301,0
IXB 4 Next Generation EU (NGEU) 38.382,6 469,2 38.851,7 38.851,7 38.851,7
IXB 4 Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency (SURE) 6.162,8 19,3 6.143,5 6.143,5 6.143,5
XIII 2 Borgstelling MKB Kredieten Corona (BMKB-C) 191,0 95,5 95,5 95,5 735,0
XIII 2 Garantie Ondernemingsfinanciering Corona (GO-C) 177,2 77,1 100,1 45,2 54,9 2.100,0
XIII 2 Groeifaciliteit 56,1 85,0 7,1 134,0 85,0 85,0 9,2 209,7 85,0
XIII 2 Klein Krediet Corona 41,2 16,0 25,2 16,0 9,2 250,0
XIV 21 Borgstelling MKB- Landbouwkredieten Corona (BL-C)* 9,8 6,0 3,8 3,0 0,8 180,0
XVI 1 Garantie Bestuurlijke aansprakelijkheid SON 2,5 2,5 2,5 2,5
Subtotaal coronagerelateerde garanties 47.885,6 554,2 1.782,5 46.657,3 85,0 85,0 168,9 46.573,4 85,0 49.563,8
subtotaal reguliere garanties 170.368,7 25.258,3 10.946,3 183.484,6 11.360,7 11.730,7 14.680,8 180.534,5 11.316,5 163.500,8
Totaal 218.254,4 25.812,5 12.728,8 230.142,0 11.445,7 11.815,7 14.849,7 227.107,9 11.401,5 213.064,6

Tabel 12.3 bevat de uitgaven en ontvangsten gerelateerd aan de door het Rijk verstrekte garanties in 2023 en 2024. Alleen garanties waarop daadwerkelijk uitgaven en ontvangsten zijn gedaan worden weergegeven in de tabel. De getoonde uitgaven betreffen hoofdzakelijk schade-uitkeringen op afgegeven garanties. De in de tabel getoonde ontvangsten betreffen zowel ontvangen premies en provisies als op derden verhaalde (schade-)uitkeringen.

Coronagerelateerde garanties
IXB 3 Garantie KLM 0 11.808 0 0
XIII 2 Garantie Ondernemingsfinanciering Corona (GO-C) 50.000 0 25.000 0
XIII 2 Groeifaciliteit 8.222 8.000 8.972 8.000
Subtotaal coronagerelateerde garanties 58.222 19.808 33.972 8.000
Reguliere garanties
VI 33 Garantiestelling Faillissementscuratoren dienst JUSTIS 1.900 0 1.900 0
IXB 1 Garantie procesrisico's 181 0 181 0
IXB 2 Terrorismeschades (NHT) 0 625 0 625
IXB 2 WAKO (kernongevallen) 0 612 0 612
IXB 3 Financieringsmaatschappij voor ontwikkelingslanden (FMO) 0 0 0 1.000
IXB 4 EIB - pan Europees Garantiefonds 75.145 0 17.794 0
IXB 5 Exportkredietverzekering 87.000 115.150 87.000 109.171
IXB 5 Herverzekering leverancierskredieten 6.000 8.000 0 0
XIII 2 Borgstelling MKB-kredieten (BMKB) 42.228 33.000 42.228 33.000
XIII 2 Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) 11.745 13.000 11.745 13.000
XIV 21 Borgstelling BL-G (glastuinbouw ivm hoge gasprijzen) 0 210 0 0
XIV 21 Borgstelling MKB- Landbouwkredieten (BL, BL plus en landbouwinnovatie) 2.000 960 2.000 1.160
XIV 21 Borgstelling MKB- Landbouwkredieten Corona (BL-C)* 100 0 300 0
XIV 21 Borgstelling MKB-landbouwkredieten, onderdeel Werkkapitaal Omschak.Duurz.(BL-O) 0 30 0 40
XIV 22 Klimaatfonds groenfonds garantie 0 405 0 272
XVII 1 Garantie Dutch Good Growth Fund (DGGF) 5.000 3.000 5.000 3.000
XVII 1 Garantie Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) 7.000 1.000 7.000 1.000
XVII 1 Garantie Faciliteit Opkomende Markten (FOM) 0 100 0 0
XVII 5 Garanties IS-NIO 0 450 0 450
Subtotaal reguliere garanties 238.299 176.542 175.148 163.330
Totaal 296.521 196.350 209.120 171.330

Achterborgstellingen

Naast het risico uit garantieregelingen staat het Rijk ook indirect bloot aan risico’s uit achterborgstellingen. In die gevallen wordt de daadwerkelijke garantieverplichting niet afgegeven door het Rijk maar door een daarvoor aangewezen tussenpersoon in de vorm van een stichting. In de begroting van het betreffende vakdepartement worden achterborgstellingen daarom niet als verplichting opgenomen. Het Rijk wordt pas aangesproken zodra de tussenpersoon niet aan haar verplichtingen kan voldoen. De achterborgstellingen zijn opgenomen in tabel 12.4.

Het risico uit de achterborgstellingen (in tabel 12.4) is niet één op één te vergelijken met het risico uit de garantieregelingen (in tabellen 12.1 en 12.2), aangezien het risico over meerdere partijen wordt gespreid. Per achterborgstelling zijn er verschillende mogelijkheden om eventuele schade te dekken. Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) beschikt over een fondsvermogen en kan daarnaast indien nodig obligo ophalen bij deelnemende woningcorporaties ter hoogte van 2.6 miljard euro. Op het gecommitteerd obligo doet WSW alleen een beroep wanneer dat noodzakelijk is om middelen in liquide vorm beschikbaar te hebben voortvloeiend uit het risicovermogen in relatie tot geborgde verplichtingen. Ook kunnen woningcorporaties in financiële problemen onder bepaalde voorwaarden een aanvraag doen voor saneringssteun. Saneringssteun wordt bekostigd via een heffing aan corporaties en deze middelen lopen via een risicovoorziening op de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Alle woningcorporaties zijn op basis van de wet verplicht om deze heffing te betalen. Financiële problemen bij corporaties worden in eerste instantie dus betaald door de corporatiesector zelf via het fondsvermogen WSW, obligo en de saneringsheffing. Pas daarna komen Rijk en gemeenten in beeld via de achtervang. De achtervang is nog niet eerder aangesproken.

De Stichting Waarborgfonds Zorg (WFZ) kent een soortgelijke regeling. Ook hier wordt eerst het bufferkapitaal van de stichting aangesproken om schade te dekken. Daarna moeten de zorginstellingen met een door het WFZ geborgde lening een percentage (maximaal 3 procent van de uitstaande garanties van de deelnemende zorginstelling) van het leningenbedrag afdragen (obligo). Mocht dit onvoldoende zijn om de verplichtingen van het WFZ na te komen, dan kan het WFZ een beroep doen op het Rijk. Bij het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) geldt geen obligoverplichting. Hier dienen huizen als onderpand, waardoor de schade zich beperkt tot eventuele restschulden na gedwongen verkoop. Het WEW teert bij verlies direct in op het bufferkapitaal.

Daarnaast worden bij twee achterborgstellingen de risico’s gedeeld met gemeenten. Zo worden de verplichtingen die het WEW voor 1 januari 2011 is aangegaan voor 50 procent gedekt door gemeenten en voor 50 procent door het Rijk. Verplichtingen aangegaan na deze datum worden volledig door het Rijk gedekt. Bij het WSW wordt de gehele positie gelijkelijk met gemeenten gedeeld.

Realisatie 2022 Raming 2023 Raming 2024
Totaal Achterborgstellingen 284.546 292.510 305.594
Stichting Waarborgfonds Zorg 6.147 6.122 6.057
Waarborgfonds Sociale Woningbouw 85.182 90.200 101.800
Waarborgfonds Eigen Woningen 193.217 196.188 197.737
Bufferkapitaal
Stichting Waarborgfonds Zorg 281 302 312
Waarborgfonds Sociale Woningbouw 485 554 587
Waarborgfonds Eigen Woningen 1.634 1.656 1.684
Obligo
Stichting Waarborgfonds Zorg 185 183 181
Waarborgfonds Sociale Woningbouw 2.280 2.642 2.982

Leningen

We spreken van een lening als het Rijk middelen verstrekt aan een derde buiten het Rijk met een afgesproken aflossingsschema en rente. Is aan een van beide voorwaarden niet voldaan, dan is sprake van een uitgave. Ook leningen vormen een risico voor het begrotingssaldo, namelijk als de ontvanger van die lening niet in staat blijkt de lening (in zijn geheel) af te lossen of de rentevergoeding te betalen. In dat geval derft het Rijk inkomsten (niet-belastingontvangsten die geraamd zijn). Die derving belast het uitgavenplafond. Bij leningen die zijn afgegeven in andere valuta is er ook een wisselkoersrisico voor het Rijk.

Tijdens de coronacrisis zijn er diverse leningen afgegeven door het Rijk. Deze leningen kennen een beperkte looptijd en vaak is er geen risicovoorziening vormgegeven. Een overzicht van de uitstaande leningen van het Rijk wordt gepresenteerd in tabel 12.5. Het bedrag aan uitstaande leningen is in 2023 toegenomen met 104,8 miljoen euro. Dit komt hoofdzakelijk door een toename van de liquiditeitssteun aan Aruba, Curaçao en Sint-Maarten. Deze leningen zijn ten tijde van de coronacrisis verstrekt en recent geherfinancierd.

Coronagerelateerde leningen
IV Liquiditeitssteun Aruba 500.300 2043
IV Liquiditeitssteun Curaçao 497.800 2043
IV Liquiditeitssteun Sint-Maarten 172.900 2053
XIII Corona overbruggingslening (COL-faciliteit) voor start-ups en scale-ups 224.940 2026
XIII Lening Stichting Garantiefonds Reisgelden 154.155 2028
XII Hypothecaire Lening WinAir 2.907 2023
Subtotaal coronagerelateerde leningen 1.553.002
Reguliere leningen
IXB Lening Griekenland 2.712 2040
IXB Lening Oekraïne 200 2032
XIII Steun aan IHC (voorheen Royal IHC) 5.000 onbepaalde tijd
Subtotaal reguliere leningen 7.912
Totaal 1.560.914

13 Coalitieakkoordmiddelen op de aanvullende post

Onderstaande tabel toont alle budgettaire mutaties die hebben plaatsgevonden op coalitieakkoordmiddelen op de Aanvullende Post sinds de Voorjaarsnota 2023. Dit betreffen hoofdzakelijk overboekingen van middelen vanaf de Aanvullende Post naar de departementale begrotingen en kasschuiven tussen verschillende jaren. Een 0 op maatregelniveau betekent dat de mutatie kleiner is dan 0,5 miljoen euro.

Totaal ‒ 13 ‒ 1.667 ‒ 1.100 ‒ 1.355 ‒ 2.184 ‒ 2.579
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ‒ 0 ‒ 224 ‒ 34 ‒ 5
Woningbouwimpuls ‒ 0 ‒ 224 ‒ 34 ‒ 5
Overheveling ‒ 0 ‒ 224 ‒ 67 ‒ 5
Overig 33
Financiën ‒ 3 ‒ 5
Uitvoeringskosten Belastingdienst ‒ 3 ‒ 5
Overheveling ‒ 3 ‒ 5
Economische Zaken en Klimaat ‒ 10 ‒ 1.105 ‒ 659 ‒ 992 ‒ 1.839 ‒ 2.261
Energieprestatie-eisen nieuwbouw industriële gebouwen ‒ 50 ‒ 50 ‒ 80 ‒ 80 ‒ 80
Overheveling ‒ 50 ‒ 50 ‒ 50
Overig ‒ 30 ‒ 80 ‒ 80
Klimaatfonds ‒ 10 ‒ 1.042 ‒ 582 ‒ 892 ‒ 1.742 ‒ 2.164
Kasschuif 468 1.044 2.138 740 ‒ 539 ‒ 1.197
Overheveling ‒ 478 ‒ 2.086 ‒ 2.720 ‒ 1.632 ‒ 1.203 ‒ 967
Uitvoeringskosten klimaat 2 2 2 2 2
Overheveling 2 2 2 2 2
Vergroening reisvervoer en personengedrag ‒ 14 ‒ 29 ‒ 22 ‒ 18 ‒ 18
Overheveling ‒ 14 ‒ 29 ‒ 22 ‒ 18 ‒ 18
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit ‒ 87 ‒ 41 ‒ 37 ‒ 38 ‒ 13
NVWA ‒ 1 ‒ 1 ‒ 2 ‒ 3
Overheveling ‒ 1 ‒ 1 ‒ 2 ‒ 3
Transitiefonds ‒ 87 ‒ 41 ‒ 35 ‒ 36 ‒ 10
Overheveling ‒ 87 ‒ 41 ‒ 35 ‒ 36 ‒ 10
Sociale Zaken en Werkgelegenheid ‒ 107 ‒ 263 ‒ 276 ‒ 297 ‒ 288
Envelop arbeidsmarkt, armoede en schulden ‒ 92 ‒ 42 ‒ 43 ‒ 45 ‒ 47
Overheveling ‒ 92 ‒ 42 ‒ 43 ‒ 45 ‒ 47
Kinderopvang werkenden (uitvoeringskosten) ‒ 15
Overheveling ‒ 15
Loondoorbetaling bij ziekte ‒ 221 ‒ 233 ‒ 252 ‒ 241
Overheveling ‒ 221 ‒ 233 ‒ 252 ‒ 241
Volksgezondheid, Welzijn en Sport ‒ 93 ‒ 73 ‒ 49 ‒ 9 ‒ 10
Eigen bijdrage huishoudelijke hulp ‒ 3
Overheveling ‒ 3
Envelop pandemische paraatheid ‒ 9 ‒ 9 ‒ 9 ‒ 9 ‒ 9
Overheveling ‒ 9 ‒ 9 ‒ 9 ‒ 9 ‒ 9
Opleidingsakkoord ‒ 50 ‒ 50 ‒ 30
Overheveling ‒ 50 ‒ 50 ‒ 30
Passende zorg als norm in ZVW ‒ 1
Basisstand
Overheveling ‒ 1
Standaardisatie gegevensuitwisseling ‒ 30 ‒ 15 ‒ 10
Basisstand
Overheveling ‒ 30 ‒ 15 ‒ 10
Volksziektes ‒ 1
Overheveling ‒ 1
Medeoverheden ‒ 45 ‒ 27
Jeugd conform advies CVW met aanvullende maatregelen ‒ 45 ‒ 27
Overheveling ‒ 45 ‒ 27
Diversen ‒ 1 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2
Werk aan Uitvoering ‒ 1 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2
Overheveling ‒ 1 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2

Onderstaande tabel toont de actuele stand van de coalitieakkoordmiddelen op de Aanvullende Post. Een 0 op maatregelniveau betekent dat minder dan 0,5 miljoen euro resteert op de Aanvullende Post.

Totaal nog resterend 366 1.903 3.187 8.261 8.283 9.768
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 0 129 163 100
Regiodeals 129 130
Vereenvoudigen huurtoeslag
Volkshuisvestingsfonds 0 0 0 0
Woningbouwimpuls 33 100
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 4 52 61 20
Invoering studiebeurs 4 52 61 20
Kansengelijkheid
Versterken onderwijskwaliteit
Vervolgopleiding/onderzoek
Financiën 3 32 38 26 29 33
Uitvoeringskosten Belastingdienst 19 24 11 14 18
Voorziening laagdrempelige fiscale rechtshulp 3 13 14 15 15 15
Defensie
Defensie intensivering (plafond I)
Defensie intensivering (plafond R)
Defensie onderhoud
Infrastructuur en Waterstaat 121 151 199 593 591 591
Fietsknooppunten en fietsenstallingen
Huidige infraprojecten NGF naar MF
Infra onderhoud Deltafonds
Infra onderhoud mobiliteitsfonds 326 326 326
Lelylijn 22 53 107 267 265 265
Onsluiting nieuwe woningen MF
Veiligheidreeks N-wegen
Versterken omgevingsdiensten
Versterking ILT
Waterveiligheid 99 97 92
Economische Zaken en Klimaat 107 373 1.566 3.647 3.680 4.958
Energieprestatie-eisen nieuwbouw industriële gebouwen 3 3 5 5 5
Handhaving energiebesparingsplicht 15 15
Klimaatfonds 105 365 1.554 3.583 3.605 4.883
Uitvoeringskosten klimaat 2 3 6 32 27 27
Vergroening reisvervoer en personengedrag 1 2 25 28 28
Verplicht percentage recyclaat in bouwmaterialen 0 1 1 1
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 9 702 636 2.976 3.184 3.352
NVWA 0 1 1 1
Transitiefonds 9 702 636 2.975 3.183 3.351
Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2 36 211 247 253 249
Bescherming arbeidsmigranten (ci. Roemer) 5 0 0
Envelop arbeidsmarkt, armoede en schulden 1 17 105 163 162 152
Kinderopvang werkenden (uitvoeringskosten) 11 64 36 33 28
Leven lang leren
Loondoorbetaling bij ziekte 2 3 42 47 58 69
Volksgezondheid, Welzijn en Sport 7 305 186 224 184 214
Dak- en thuislozen
Eigen bijdrage huishoudelijke hulp 6 8 9 9
Envelop pandemische paraatheid 2 5 6 2 2 2
Integraal zorgakkoord
Juiste zorg op de juiste plek
Meer tijd voor huisartsen
Opleidingsakkoord
Passende zorg als norm in ZVW 53 6 6
Standaardisatie gegevensuitwisseling 0 298 170 160 168 196
Valpreventie bij 65-plussers (WMO) 0
Valpreventie bij 65-plussers (ZVW) 5
Volksziektes 1 4
Medeoverheden 107 82 86 380 311 311
Jeugd conform advies CVW met aanvullende maatregelen 380 311 311
Overige dossiers medeoverheden 104 73 81
Schrappen oploop opschalingskorting 3 9 5
Diversen 6 41 42 48 52 61
Werk aan Uitvoering 6 41 42 48 52 61

14 Verbetering informatievoorziening in en rond begrotingen

De Kamerbrief van 11 december 2019 bevat een toezegging om in Miljoenennota en Financieel Jaarverslag Rijk in te gaan op de informatievoorziening in en rond begrotingen. Deze paragraaf gaat in op de geplande ontwikkelingen voor 2023. Hierbij wordt ingegaan op drie specifieke onderwerpen: de verbetervoorstellen voortkomend uit de evaluatie van het verslaggevingsstelsel, de digitalisering van het begrotings- en verantwoordingsproces en de versterking van het evaluatiestelsel.

Tegelijk wordt onderkend dat er verschillende andere ontwikkelingen zijn die betrekking hebben op het verkrijgen van een duidelijkere zicht tussen beleid, instrumenten, resultaten en budget (bijvoorbeeld het betrekken van Brede Welvaart in het begrotingsproces ). In de Kamerbrief over de evaluatie van de Comptabiliteitswet is aangegeven dat in de loop van 2023 een hoofdlijnennotitie wordt opgesteld waarin de verschillende ontwikkelingen van de diverse onderdelen van het comptabele bestel inzichtelijk worden gemaakt. Tevens wordt hierin aangegeven welke eventuele aanvullende acties nodig zijn.

Versterking verslaggevingsstelsel

Naar aanleiding van de evaluatie van het rijksbrede verslaggevingsstelsel is het verbetervoorstel gedaan om toekomstige financiële risico's in de begroting en/of verantwoording inzichtelijk te maken. Het eerste verbetervoorstel betreft het verbeteren van de informatievoorziening op het gebied van (toekomstige) financiële risico’s voortkomend uit lopende juridische procedures. Een projectteam met medewerkers vanuit het Ministerie van Financiën, het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat heeft onderzoek gedaan naar hoe (toekomstige) financiële risico’s systematisch kunnen worden opgenomen in de verantwoordingscyclus, zodat de informatievoorziening voor gebruikers verbetert. De resultaten hiervan zijn opgenomen in het Financieel Jaarverslag Rijk 2022. De verdere uitwerking hiervan voor de Rijkbegrotingsvoorschriften 2024 vindt momenteel plaats.

Een ander verbetervoorstel wat onderzocht wordt richt zich op het versterken van de informatievoorziening van investeringsprojecten en bezittingen. Om gedegen investerings-, afstotings- en onderhoudsbeslissingen te nemen is betrouwbare en actuele informatie cruciaal. In samenwerking met het Ministerie van Defensie, Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en het Rijksvastgoedbedrijf onderzoekt het Ministerie van Financiën hoe assetmanagement in combinatie met het financieel waarderen en administreren van bezittingen, de informatievoorziening voor zowel interne als externe stakeholders kan versterken.

Op 21 april 2021 heeft de Europese Commissie de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD) aangenomen. Vanaf boekjaar 2025 zijn grote ondernemingen verplicht over duurzaamheid te rapporteren. Ondanks dat de overheid niet verplicht is aan de CSRD te voldoen, onderzoeken we vanuit goed huisvaderschap en onze rol in de Nederlandse bedrijfsketen, de mogelijkheden om over duurzaamheid te rapporteren. Daar waar mogelijk steunen we op de reeds lopende projecten, zoals de Monitor Brede welvaart.

Digitalisering van het begrotings- en verantwoordingsproces

Er loopt een aantal projecten omtrent digitalisering van informatie die aan het begrotings- en jaarverslagproces ten grondslag ligt:

  1. Op www.rijksfinancien.nl staan altijd de laatste stukken uit het begrotings- en jaarverslagproces. De website integreert die stukken met aanvullende informatie. Hierdoor kan de lezer zich een breed beeld vormen van de resultaten van het beleid. De website krijgt op onderwerpen nog steeds uitbreidingen. In 2023 is momenteel bijvoorbeeld voorzien dat de factsheets die het CBS ontwikkeld in het kader van de koppeling tussen begrotingen en de Monitor Brede Welvaart een plaats krijgen op de site, zoals aangekondigd in de Kamerbrief Brede Welvaart in de begrotingscyclus.
  2. Het Ministerie van Financiën is gestart met een strategische verkenning naar hoe het totaal van financiële administraties bij de departementen er in de toekomst uit moet zien. In 2023 starten de eerste uitwerkingen in samenwerking met alle ministeries, onder vijf focusthema's:

    1. Uniformering en harmonisering
    2. Data analytics
    3. Vervangingsvraagstukken
    4. Robotics
    5. Digitale koppeling van de inkoop- en financiële administraties.
  3. Het ministerie van Financiën experimenteert verder met linked data technologie. Deze technologie maakt het mogelijk om bestaande informatie zodanig te organiseren dat een wendbare, herbruikbare en geautomatiseerde informatiestructuur ontstaat. Het gaat in 2023 om het verder uitwerken van bestaande plannen rond het automatiseren van budgettaire tabellen en koppeling van de daaronder liggende systemen.

Stand van zaken versterking evaluatiestelstel en professionalisering van evaluatievaardigheden

Inzicht in de effectiviteit en efficiëntie van lopend en voorgenomen beleid is essentieel om als overheid maatschappelijke meerwaarde te kunnen leveren. Om dit inzicht te vergroten werken alle departementen aan het versterken van het rijksbrede evaluatiestelsel. Een belangrijk instrument daarbij is de Strategische Evaluatie Agenda (SEA). Sinds 2021 geeft elk ministerie bij de begroting een jaarlijks overzicht van de belangrijke beleidsthema's, een korte toelichting op de inzichtbehoefte per thema en een geprioriteerde agendering van (evaluatie)onderzoek die aansluit op die inzichtbehoefte. Op de SEA staan alle ex-ante, ex-durante, ex-post onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van beleid, waaronder ook evaluaties van subsidies, agentschappen en zelfstandige bestuursorganen.

De Regeling periodiek evaluatieonderzoek (RPE) wordt, mede gelet op het nieuwe instrument SEA en de eisen die dit instrument stelt, herzien. In brieven aan de Tweede Kamer over nieuwe voorstellen wordt – in lijn met artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet (‘CW 3.1’) – doelen, instrumenten, financiële gevolgen, doeltreffendheid/doelmatigheid en beoogde monitoring en evaluatie van het voorgestelde beleid worden toegelicht.

Ten slotte wordt met een breed opleidingenaanbod, in het bijzonder de uit zes modules bestaande opleiding monitoren, evalueren en leren (Rijksacademie), ingezet op het (verder) professionaliseren van de evaluatievaardigheden van ambtenaren. Per januari 2021 is bovendien een toolbox beleidsevaluaties gelanceerd die beleidsmedewerkers helpt om bij elk vraagstuk een passende evaluatiemethode te kiezen. Deze toolbox is openbaar beschikbaar en wordt steeds geüpdatet met nieuwe inzichten en methodes.

15 Europese begrotingsregels

Huidige Stabiliteits- en Groeipact

In het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) hebben lidstaten van de Europese Unie vastgelegd aan welke eisen hun nationale begrotingen moeten voldoen. Het hoofddoel van het SGP is de houdbaarheid van overheidsfinanciën bevorderen voor stabiliteit en economische groei in de Europese Unie. Dit is belangrijk om negatieve spillover-effecten tussen lidstaten te voorkomen, in het bijzonder vanwege de sterke verwevenheid van de Europese economieën. Met het Verdrag van Maastricht in 1992 zijn de bekendste normen van het SGP overeengekomen: de 60% schuldnorm en de 3% tekortnorm (de vereisten van de correctieve arm). In de jaren erna zijn de regels uitgebreid om tegemoet te komen aan de wens om rekening te houden met economische omstandigheden en te zorgen dat met name in goede economische tijden voldoende schuldafbouw plaatsvindt voor landen met hoge schulden. Hiervoor zijn onder andere de vereisten van de preventieve arm toegevoegd. De huidige regels zijn echter erg complex geworden en worden slechts in beperkte mate nageleefd en gehandhaafd. Mede hierom heeft de Europese Commissie (Commissie) op 26 april 2023 wijzigingsvoorstellen gepubliceerd. De lidstaten ambiëren om eind 2023 hierover tot een akkoord te komen. Momenteel is de algemene ontsnappingsclausule van het SGP geactiveerd als reactie op de zware economische en budgettaire gevolgen van de coronacrisis. Lidstaten kunnen hierdoor tijdelijk afwijken van de Europese begrotingsvereisten.

Paragraaf 1.1 en 1.2 schetsen een beeld van het huidige SGP. In paragraaf 1.3 wordt de algemene ontspanningsclausule verder toegelicht. In paragraaf 2 wordt het Commissie voorstel over de hervorming van het SGP beschreven, en welke gevolgen dit heeft voor Nederland.

1.1 Correctieve arm


De correctieve arm omvat de bekendste referentiewaarden van het SGP: een overheidsschuld van maximaal 60% bbp (of een schuld die snel genoeg hier naartoe beweegt17) en een feitelijk begrotingstekort (EMU-saldo) van 3% bbp. Indien een lidstaat hier niet aan voldoet, maakt de Commissie een rapport om te beoordelen of er sprake is van een buitensporig tekort (op basis van art. 126(3) van het EU-Werkingsverdrag). Indien de Commissie oordeelt dat er sprake is van een buitensporig tekort, waarbij naast de toets op de cijfermatige criteria rekening wordt gehouden met een breed scala aan relevante factoren, kan de Raad op advies van de Commissie een ‘buitensporigtekortprocedure’ (excessive deficit procedure, EDP) openen. Hierbij ontvangt een lidstaat aanbevelingen over het verbeteren van het begrotingstekort om de overschrijding terug te dringen. In de regel moet de afwijking binnen een jaar weggewerkt zijn, maar langere perioden zijn ook mogelijk. Een lidstaat moet binnen 6 maanden aantonen effectieve actie hebben ondernomen om het buitensporige tekort te adresseren. Als dat niet het geval is, kan de Raad op voorstel van de Commissie verdere stappen zetten die uiteindelijk uit kunnen monden in sancties.

1.2 Preventieve arm

De preventieve arm geldt voor lidstaten die niet onder de correctieve arm vallen. Het doel is om lidstaten anticyclisch begrotingsbeleid te laten voeren (de economie stimuleren in slechte tijden en afremmen in goede tijden), en voldoende ruimte te laten houden tot de 3% tekortnorm van de correctieve arm. De preventieve arm vereist dat lidstaten voldoen aan de doelstelling voor het structureel saldo voor de middellange termijn, de MTO (middellangetermijndoelstelling of medium-term objective). De MTO is een minimaal structureel saldo en wordt voor elke lidstaat afzonderlijk vastgesteld, op basis van onder andere de houdbaarheid van de publieke schuld. Het structureel EMU-saldo is het feitelijk EMU-saldo geschoond voor de stand van de economie (conjunctuur) en eenmalige inkomsten en uitgaven. Omdat de MTO in theorie onafhankelijk is van de conjunctuur, biedt de preventieve arm ruimte voor stabiliserend begrotingsbeleid in laagconjunctuur, maar vraagt de preventieve arm ook om prudent begrotingsbeleid in hoogconjunctuur.

Elke lidstaat heeft de mogelijkheid tot aanvraag van een MTO tussen de ‒ 0,5% bbp en ‒ 1,0% bbp, mits zijn EMU-schuld significant onder de 60% bbp ligt en de schuldhoudbaarheidsrisico’s laag zijn op de lange termijn. De minimale vereisten voor de MTO worden iedere 3 jaar opnieuw vastgesteld. Binnen die marges kan een lidstaat zijn MTO aanpassen via een aanvraag in het Stabiliteitsprogramma. Voor Nederland bedraagt de MTO momenteel ‒ 0,75% bbp.

Wanneer een lidstaat niet aan de MTO voldoet, geldt een verbetering van 0,5%-punt bbp richting de MTO op jaarbasis als uitgangspunt, afhankelijk van de economische omstandigheden van de lidstaat en de hoogte van de publieke schuld. Daarnaast moeten lidstaten met een structureel saldo lager dan de MTO zich houden aan de uitgavenregel. Deze regel schrijft voor dat de overheidsuitgaven (gecorrigeerd voor conjuncturele ontwikkelingen) niet harder mogen groeien dan de gemiddelde potentiële economische groei, waarbij ook rekening gehouden wordt met de afstand tot de MTO. De gedachte achter deze uitgavenregel is dat de inkomsten meebewegen met de economische ontwikkeling. Dit betekent dat wanneer de niet-conjuncturele uitgaven meestijgen met het potentiële bbp, het structurele saldo in theorie gelijk blijft. De uitgavenregel kan hierdoor worden gezien als een minder volatiele manier om de structurele verbetering van het saldo te meten, en gaat mede hierom een grote rol spelen in de hervorming van het SGP (zie ook: hervorming Stabiliteits- en Groeipact).

Tabel 15.1 toont dat Nederland in 2023 met een verwacht structureel saldo van ‒ 1,7% bbp niet aan de MTO van ‒ 0,75% bbp voldoet. De verbetering van het structureel saldo voldoet ook niet aan de verbetering van 0,5% bbp als benchmark. Door de activatie van de algemene ontsnappingsclausule van het SGP zal dit in ieder geval in 2023 zonder gevolgen blijven.

(in procenten bbp) 2023 2024 2025 2026 2027 2028
Structureel EMU-saldo ‒ 1,7% ‒ 2,7% ‒ 2,4% ‒ 3,1% ‒ 2,0% ‒ 2,5%

1.3 Algemene ontsnappingsclausule

In maart 2020 is de algemene ontsnappingsclausule van het SGP geactiveerd als reactie op de zware economische en budgettaire gevolgen van de coronacrisis. Lidstaten kunnen hierdoor tijdelijk afwijken van de Europese begrotingsvereisten. Eind 2023 wordt de algemene ontsnappingsclausule gedeactiveerd. Tegelijkertijd zijn de discussies over het toekomstige kader voor economische governance in volle gang (zie ook: Hervorming Stabiliteits- en Groeipact). In combinatie met de nieuwe (economische) realiteit na de pandemie acht de Commissie het niet raadzaam om de volledige set van regels van het SGP toe te passen die golden tot de activering van de algemene ontsnappingsclausule. Desondanks blijft het huidige rechtskader van toepassing tot een nieuw rechtskader bestaat. De Commissie stelt voor 2024 een terugkeer voor naar kwantitatieve aanbevelingen over het begrotingsbeleid en gebruikt daarbij de nationaal gefinancierde netto primaire uitgaven als leidende indicator. De methodologie die de Commissie hanteert om tot deze aanbeveling voor het begrotingsbeleid per lidstaat te komen combineert het huidige SGP-raamwerk en het voorstel voor het toekomstige SGP-raamwerk. Daarnaast zal de Commissie aan de Raad voorstellen om in het voorjaar van 2024 enkel een buitensportigtekortprocedure te openen op basis van het begrotingstekort in 2023, op basis van de Europese referentiewaarde van het EMU-saldo (-3% bbp). Lidstaten met een schuldquote groter dan 60% bbp moeten uitleggen hoe dit tekort op de middellange termijn teruggebracht zal worden.

Hervorming Stabiliteits- en Groeipact

2.1 Rationale achter hervorming van het huidige Stabiliteits- en Groeipact

Op dit moment zijn de discussies over een herziening van het huidige SGP in volle gang en ligt er sinds april 2023 een wetgevend voorstel van de Commissie. De lidstaten hebben de ambitie uitgesproken om voor het einde van het jaar tot overeenstemming te komen. De voornaamste reden voor de herziening van het SGP is dat de huidige regels in de praktijk soms procyclisch werken en ze niet hebben geleid tot voldoende buffers bij lidstaten. De herziening moet ervoor zorgen dat het raamwerk aangepast wordt aan de huidige tijd, met groeiende verschillen tussen lidstaten en oplopende schulden. Om deze reden is er volgens de Commissie meer differentiatie gewenst per lidstaat. Verder is het huidige raamwerk, met meerdere (niet observeerbare18) indicatoren, onvoldoende transparant.

2.2 Wat verandert er?

In het nieuwe raamwerk verschuift de focus naar de middellange termijn; landen worden geacht een meerjarenplan op te stellen en hierover een jaarlijkse voortgangsrapportage uit te brengen. Dit betekent dat de preventieve arm in de huidige vorm komt te vervallen, en daarmee de middellangetermijndoelstelling voor het structurele begrotingssaldo (de MTO). Doordat lidstaten een eigen plan in kunnen leveren, hebben ze meer eigenaarschap en wordt er beter rekening gehouden met landspecifieke elementen. Het landspecifieke plan bevat een maximaal pad voor de netto primaire overheidsuitgaven en onderliggende macro-economische aannames, investeringen en hervormingen. Het netto-uitgavenpad is geschoond voor conjuncturele elementen en werkt daardoor anticyclisch. De referentiewaarden uit de correctieve arm zullen blijven bestaan. Het uitgavenpad in dit plan moet leiden tot een geloofwaardige daling van de overheidsschuld of de schuld op een prudent niveau houden. Daarnaast moet het tekort onder de 3% bbp blijven of komen. Het plan wordt in principe opgesteld voor vier jaar, al kan het uitgavenpad met drie jaar verlengd worden bij een specifieke set aan investeringen en hervormingen. 

De Commissie heeft al een aanbeveling gedaan voor de groei van de netto primaire uitgaven in het kader van het Europees Semester. De Commissie beveelt Nederland aan prudent begrotingsbeleid te voeren, met een maximale groei van de netto primaire uitgaven in 2024 van 3,5%. Aan deze berekening van de maximale groei ligt een verbetering van het structurele primaire saldo ten grondslag. Dit is het structurele saldo minus de renteuitgaven. De Commissie komt uit op een gemiddelde jaarlijkse verbetering van 0,32%. Op basis van de geraamde ontwikkeling van het structureel saldo in deze Miljoenennota (zie tabel 1) voldoet Nederland niet aan deze aanbeveling. In het hervormde SGP hanteert de Commissie een vernieuwde berekening, die op dit moment nog niet openbaar gemaakt is.

Het uitgavenpad wordt de enige sturingsvariabele in het nieuwe raamwerk, in lijn met de wens om af te stappen van de complexiteit in het huidige systeem met meerdere (niet observeerbare) indicatoren. Via een schuldhoudbaarheidsanalyse (debt sustainability analysis, of DSA) wordt getoetst of het aangedragen uitgavenpad leidt tot een geloofwaardige daling van de overheidsschuld.

Omdat het uitgavenpad de enige indicator is, zal niet ex post worden gemonitord op de daadwerkelijke ontwikkeling van de publieke schuld. Als de economie of de rente zich beter (slechter) ontwikkelt dan verwacht bij het berekenen van het uitgavenpad kan de schuld sneller (langzamer) dalen dan verwacht. Door het gebruik van een netto uitgavenpad wordt voorkomen dat landen in slechte economische omstandigheden moeten bezuinigen en wordt voorkomen dat landen in tijden van economische voorspoed ruimte hebben voor meer uitgaven. De rente en conjunctureel gevoelige uitgaven worden namelijk niet meegerekend in het uitgavenpad waardoor de automatische stabilisatoren volop kunnen werken. Op deze manier wordt voldaan aan de wens voor een anticyclische werking. De economische vooruitzichten en rente-ramingen worden bij ieder nieuw plan geactualiseerd.

2.3 Hoe ziet het proces er de komende maanden uit?

De herziening van het SGP bestaat uit een pakket van drie wetgevende voorstellen van de Commissie. De besluitvormingsprocedure in de Europese Raad voor één van die voorstellen vindt plaats op basis van unanimiteit. Voor de overige voorstellen geldt gekwalificeerde meerderheid.

Lidstaten zullen de komende maanden onderhandelen over de wetteksten op basis van het Commissievoorstel. Zij zullen daarbij tekstvoorstellen doen, al dan niet in samenspraak met andere lidstaten. Het Spaans voorzitterschap zal op grond van de opmerkingen en tekstsuggesties van lidstaten compromisteksten voorstellen. Als lidstaten erin slagen om een overeenstemming te bereiken, kan formeel een Raadspositie worden aangenomen. Dit bevat de inzet van de lidstaten en vormt de basis voor de onderhandelingen van het voorzitterschap, namens de Raad met het Europees Parlement. De lidstaten ambiëren eind 2023 tot een akkoord te komen.

16 Horizontale toelichting

De horizontale toelichting geeft voor elk begrotingshoofdstuk een toelichting op het verloop van de uitgaven en de ontvangsten over de meerjarenperiode (2023-2028). Deze toelichting is op totaalniveau en per artikel.

De bedragen in de tabellen zijn in miljoenen euro. Door afrondingen kan het totaal afwijken van de som der onderdelen. Dit overzicht sluit aan op de artikelstanden zoals gepresenteerd in de ontwerpbegrotingen van de departementen.

Algemene Zaken en de Koning

totaal uitgaven 56 56 56 56 56 56
totaal ontvangsten 2 2 2 2 2 2
1 Grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis
Uitgaven 11 12 12 12 12 12
Ontvangsten 2 2 2 2 2 2
2 Functionele uitgaven van de Koning
Uitgaven 37 37 37 37 37 37
3 Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen
Uitgaven 8 8 8 8 8 8

Algemeen

De begroting van De Koning blijft stabiel tussen 2023 en 2028.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis

Op dit artikel staan de uitkeringen aan de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis. De lichte stijging in de uitgaven vanaf 2024 is het gevolg van nominale bijstelling op de grondwettelijke uitkeringen van de leden van het Koninklijk Huis.

Er zijn ontvangsten geraamd omdat de Prinses van Oranje heeft besloten dat zij tot het einde van haar studie de a-component (inkomensdeel) terugstort. De b-component (personele en materiele uitgaven) stort zij ook terug, zolang zij geen hoge kosten maakt in haar functie als Prinses van Oranje. Als de Prinses van Oranje niet meer terugstort, zullen deze ontvangsten wegvallen. De lichte stijging in de ontvangsten vanaf 2024 is ook het gevolg van de nominale bijstelling op de grondwettelijke uitkeringen van de leden van het Koninklijk Huis.

Artikel 2. Functionele uitgaven van de Koning

Op dit artikel staan de functionele uitgaven van de Koning, waaronder de uitgaven aan personeel en materieel en overige specifieke uitgaven, zoals de inzet van luchtvaartuigen. De uitgaven zijn structureel met 2,5 miljoen euro verhoogd vanaf 2023 om in de gestegen kosten van ICT en informatiebeveiliging te kunnen voorzien. Over de jaren heen blijven de uitgaven stabiel.

Artikel 3. Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen.

Op dit artikel staan de doorbelaste uitgaven van andere begrotingen, zoals de uitgaven voor voorlichting, het Militaire Huis en het Kabinet van de Koning. De uitgaven zijn hoger in 2023 door de eindafrekening over 2022 voor het Militaire Huis.

totaal uitgaven 94 97 94 97 97 97
totaal ontvangsten 8 8 8 8 8 8
1 Eenheid van het algemeen regeringsbeleid
Uitgaven 86 89 86 89 89 89
Ontvangsten 5 5 5 5 5 5
2 Kabinet van de Koning
Uitgaven 3 3 3 3 3 3
Ontvangsten 3 3 3 3 3 3
3 Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten
Uitgaven 4 4 4 4 4 4

Algemeen

De begroting van Algemene Zaken blijft redelijk stabiel. De hogere totale begrotingsstand in 2024 komt door een kasschuif op artikel 1 voor de tijdelijke verhuizing van het ministerie van Algemene Zaken die later is dan eerder voorzien.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Eenheid van het algemeen regeringsbeleid

Op dit artikel staan onder andere bijdragen voor de Dienst Publiek en Communicatie (DPC), de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), Rijksvoorlichtingsdienst (RVD) en de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB). De begrotingsstand fluctueert enigszins. Dit komt door technische mutaties, waaronder de kasschuif voor de tijdelijke verhuizing van het ministerie van Algemene Zaken waarvoor middelen van 2023 naar 2024 zijn geschoven en loon- en prijsbijstelling. De ontvangsten zijn stabiel.

Artikel 2. Kabinet van de Koning

Op dit artikel staan uitgaven voor het Kabinet van de Koning. Zij zorgt voor de ambtelijke ondersteuning van de Koning bij de uitoefening van zijn staatsrechtelijke taken en fungeert als schakel tussen Koning en ministers. De begrotingsstand in 2023 is hoger door de toevoeging van de eindejaarsmarge.

Artikel 3. Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten

Op dit artikel staan uitgaven voor de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) en een afdeling klachtenafhandeling. De CTIVD toetst zowel het handelen van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) als de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) aan de juridische kaders voor deze diensten. De afdeling klachtenbehandeling onderzoekt en behandelt klachten en meldingen over het vermoeden van een misstand. De begrotingsstanden zijn stabiel.

Buitenlandse Zaken (inclusief BHOS)

totaal uitgaven 12.795 12.790 13.941 14.319 14.705 18.608
totaal ontvangsten 1.376 4.076 2.646 3.105 1.533 1.593
1 Versterkte internationale rechtsorde
Uitgaven 154 132 124 125 132 129
2 Veiligheid en stabiliteit
Uitgaven 348 273 276 281 291 297
Ontvangsten 1 1 1 1 1 1
3 Effectieve Europese samenwerking
Uitgaven 11.178 11.194 12.402 12.805 13.153 17.020
Ontvangsten 1.285 3.882 2.489 3.001 1.429 1.490
4 Consulaire dienstverlening en uitdragen Nederlandse waarden
Uitgaven 72 61 61 60 60 59
Ontvangsten 47 68 74 74 74 74
6 Nog onverdeeld
Uitgaven 7 12 66 50 72 107
7 Apparaat
Uitgaven 1.035 1.119 1.012 997 996 995
Ontvangsten 43 125 82 29 29 29

Algemeen

De begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ) bestaat uit HGIS (Homogene Groep Internationale Samenwerking) uitgaven en ontvangsten en uit afdrachten aan de Europese Unie. Het uitgavenniveau van de HGIS wordt aangepast voor macro-economische ontwikkelingen. De HGIS-uitgaven bestaan uit Official Development Assistance (ODA) uitgaven en non-ODA-uitgaven en staan verspreid over meerdere begrotingen, voornamelijk op die van BZ en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS).

Toelichting per artikel

Artikel 1. Versterkte internationale rechtsorde

Dit artikel ziet toe op het bevorderen van een goed functionerende internationale rechtsorde. De omvang van de uitgaven van dit artikel neemt af door bijdragen vanuit het Mensenrechtenfonds t.b.v. de stijgende kosten van de eerstejaarsopvang van asielzoekers.

Artikel 2. Veiligheid en stabiliteit

Op dit artikel worden de uitgaven die bijdragen aan vrede, veiligheid en stabiliteit verantwoord. De daling van het budget is het gevolg van de bijdrage vanuit het Stabiliteitsfonds ODA t.b.v. de stijgende kosten van de eerstejaarsopvang van asielzoekers.

Artikel 3. Effectieve Europese samenwerking

De meerjarige ontwikkeling van het artikel Effectieve Europese samenwerking wordt bepaald door de doorwerking van de jaarlijkse nominale ontwikkeling van de EU-begroting in de Nederlandse afdrachten aan en ontvangsten van de EU. De uitgaven zijn geactualiseerd op basis van de jaarlijkse technische aanpassing van de Europese Commissie. De ontvangsten dalen in 2023 en stijgen in 2024. Dit komt doordat de ontvangst van 1,4 miljard van het Herstel- en Veerkrachtplan (HVP) naar verwachting pas in 2024 zal binnenkomen. De stijging van de raming van de afdracht in 2028 heeft verschillende oorzaken. Dit komt ten eerste door de economische ontwikkeling, ten tweede door de inschatting van de omvang van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) na 2027 en ten derde omdat vanaf 2027 de terug- en rentebetalingen voor het coronaherstelfonds Next Generation EU (NGEU) in de raming van de EU-afdrachten zijn opgenomen.

Artikel 4. Consulaire dienstverlening en uitdragen Nederlandse waarden

Op dit artikel worden de uitgaven en ontvangsten ten aanzien van de verlening van consulaire diensten aan Nederlanders, evenals het verstrekken van reisdocumenten aan Nederlanders verantwoord. De uitgaven nemen geleidelijk af. Deze afname wordt grotendeels veroorzaakt door de Shaping Feminist Foreign Policy conferentie waarvoor in 2023 eenmalig budget op de begroting staat, en doordat de uitgaven aan het meerjarig onderzoek naar Afghanistan (van het NIOD) van 3 miljoen in 2024 dalen tot 0,3 miljoen in 2028. De ontvangsten lopen geleidelijk op doordat de reisbewegingen na de coronaperiode weer toenemen.

Artikel 6. Nog onverdeeld

Het budget op dit artikel loopt vanaf 2023 op. De budgettaire ruimte betreft een HGIS-reservering voor de loon- en prijsindexatie en voor overige onvoorziene uitgaven. De ODA-uitgaven op dit artikel volgen het prijs- en volume-effect van het geraamde bni en lopen daarmee in de tijd op. Ook worden de HGIS non-ODA uitgaven op dit artikel verwerkt en deze volgen de geraamde prijsontwikkeling van het bbp.

Artikel 7. Apparaat

Zowel de uitgaven als de ontvangsten op dit artikel zijn in 2023, 2024 en 2025 incidenteel hoger door een desaldering. Dit wordt veroorzaakt door de verwachte verkoop van vastgoed in het buitenland. Deze middelen worden ingezet om het postennet te moderniseren en verduurzamen.

totaal uitgaven 3.690 3.641 3.820 4.097 5.312 5.893
totaal ontvangsten 69 58 53 48 45 43
1 Duurzame economische ontwikkeling,handel en investeringen
Uitgaven 603 602 574 645 702 702
Ontvangsten 24 14 14 14 14 14
2 Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat
Uitgaven 868 906 998 1.078 1.144 1.144
3 Sociale vooruitgang
Uitgaven 813 803 754 809 898 898
4 Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling
Uitgaven 1.042 1.012 1.044 1.065 1.112 1.112
5 Multilaterale samenwerking en overige inzet
Uitgaven 364 318 451 500 1.456 2.037
Ontvangsten 45 44 39 34 31 29

Algemeen

De begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) bestaat uit ODA-uitgaven en non-ODA-uitgaven. Als gevolg van een hogere asielinstroom dan eerder verwacht, heeft er een herschikking plaatsgevonden binnen het ODA-budget. Dit leidt tot een verminderde omvang van het ODA-budget op de BHOS-begroting in de jaren 2023 t/m 2026. Omdat de opvang van eerstejaarsasielzoekers kwalificeert als ODA volgens de richtlijnen van de OESO, nemen de totale rijksbrede uitgaven aan ODA niet af. Door de koppeling aan de economische ontwikkeling stijgt dit budget in de periode 2023-2028.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

De uitgaven van artikel 1 zijn gericht op het versterken van het internationaal verdienvermogen van Nederland, het verminderen van armoede en maatschappelijke ongelijkheid en het bevorderen van duurzame inclusieve groei wereldwijd. Als gevolg van een hogere asielinstroom dan eerder verwacht, heeft er een herschikking plaatsgevonden binnen het ODA-budget. Dit leidt tot een verminderde omvang van dit beleidsartikel in de jaren 2023 t/m 2026.

Artikel 2. Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat

Op dit artikel staan de uitgaven aan duurzame ontwikkeling en voedselzekerheid en water. Als gevolg van een hogere asielinstroom dan eerder verwacht, heeft er een herschikking plaatsgevonden binnen het ODA-budget. Dit leidt tot een verminderde omvang van dit beleidsartikel in de jaren 2023 t/m 2026. 

Artikel 3. Sociale vooruitgang

Dit artikel ziet toe op uitgaven die bijdragen aan structurele armoedebestrijding en bevordering van inclusieve economische groei van mannen en vrouwen in ontwikkelingslanden. Als gevolg van een hogere asielinstroom dan eerder verwacht, heeft er een herschikking plaatsgevonden binnen het ODA-budget. Dit leidt tot een verminderde omvang van dit beleidsartikel in de jaren 2023 t/m 2026. 

Artikel 4. Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling

De uitgaven van dit artikel hebben betrekking op vrede en veiligheid voor ontwikkeling door het voorkomen en terugdringen van conflictsituaties en het bevorderen van rechtstaatontwikkeling, wederopbouw, vredesopbouw, legitieme en democratische staatsstructuren en het bestrijden van corruptie. Daarnaast is het budget ook bestemd voor het verlenen van noodhulp ter leniging van humanitaire nood wereldwijd. Als gevolg van een hogere asielinstroom dan eerder verwacht, heeft er een herschikking plaatsgevonden binnen het ODA-budget. Dit leidt tot een verminderde omvang van dit beleidsartikel in de jaren 2023 t/m 2026. 

Artikel 5. Multilaterale samenwerking en overige inzet

Op dit artikel worden aanpassingen als gevolg van de bni-ontwikkeling en de toerekening van de kosten van eerstejaarsasielopvang verwerkt. Als gevolg van een hogere asielinstroom dan eerder verwacht, heeft er een herschikking plaatsgevonden binnen het ODA-budget. Dit leidt tot een verminderde omvang van dit beleidsartikel in de jaren 2023 t/m 2026. 

Justitie en Veiligheid

totaal uitgaven 22.975 24.116 21.252 21.361 18.871 18.762
totaal ontvangsten 1.669 1.484 1.521 1.694 1.760 1.788
31 Politie
Uitgaven 7.555 7.756 7.773 7.793 7.767 7.766
Ontvangsten 14 1 1 1 1 1
32 Rechtspleging en rechtsbijstand
Uitgaven 2.107 2.184 2.217 2.192 2.150 2.157
Ontvangsten 258 165 157 159 160 161
33 Veiligheid en criminaliteitsbestrijding
Uitgaven 1.307 1.498 1.555 1.581 1.523 1.370
Ontvangsten 1.135 1.166 1.219 1.378 1.439 1.466
34 Straffen en beschermen
Uitgaven 3.988 4.046 4.114 4.180 4.217 4.233
Ontvangsten 224 133 127 136 139 140
36 Contraterrorisme en nationaal veiligheidsbeleid
Uitgaven 362 469 537 544 546 546
Ontvangsten 7 2 2 2 2 2
37 Migratie
Uitgaven 7.010 7.326 4.475 4.496 2.091 2.090
Ontvangsten 27 13 13 14 14 14
91 Apparaat Kerndepartement
Uitgaven 566 570 554 546 543 543
Ontvangsten 4 4 4 4 4 4
92 Nog onverdeeld
Uitgaven 76 264 24 26 32 54
93 Geheim
Uitgaven 3 3 3 3 3 3

Algemeen

In het coalitieakkoord van het demissionaire kabinet Rutte IV is voor ruim 1 miljard euro structureel geïntensiveerd in JenV. Daarnaast is bij Voorjaarsnota 2023 geïntensiveerd in bewaken en beveiligen (112 miljoen euro structureel), jeugdbescherming (50 miljoen euro structureel) en verkeershandhaving (ongeveer 15 miljoen euro structureel). De begroting van JenV is in de eerste jaren hoger, omdat bij Voorjaarsnota 2023 de budgettaire gevolgen van de hogere asielraming incidenteel voor de periode 2023 tot en met 2026 zijn verwerkt. Ook voor de tijdelijke opvang van Oekraïense ontheemden is alleen incidenteel budget beschikbaar gesteld.

Toelichting per artikel

Artikel 31. Politie

De begrotingsstand kent een redelijk stabiel verloop, met enige fluctuaties bij de uitgaven aan personeel en voor opdrachten. De politie heeft onder andere extra middelen voor cybersecurity, extra structurele middelen voor bewaken en beveiligen en tijdelijk extra budget voor de implementatie van het nieuwe Wetboek van Strafvordering gekregen.

De ontvangsten zijn in 2023 vooral hoger door een desaldering voor de jaarlijkse opbrengsten voor het medegebruik van het communicatienetwerk C2000 door telecomproviders.

Artikel 32. Rechtspleging en rechtsbijstand

De oploop van de begrotingsstand komt vooral door de coalitieakkoordmiddelen voor de versterking van de justitiële keten, onder andere voor de rechtspraak. Daarnaast heeft de kasschuif op de rechtsbijstand, waarbij middelen van 2023 naar 2024 en 2025 verschuiven, effect. Ook de toekenning van het extra incidentele budget aan de Raad voor de rechtspraak (oplopend naar 40 miljoen euro in 2025 en 2026) als gevolg van de hogere asielraming heeft effect op het verloop.

De ontvangsten dalen vanaf 2024 door de verlaging van de griffierechten.

Artikel 33. Veiligheid en criminaliteitsbestrijding

De oploop van de begrotingsstand tussen 2023 en 2024 komt door een kasschuif voor ondermijning, waarbij middelen uit 2023 (48 miljoen euro) verdeeld worden over 2024 tot en met 2026. Ook is sprake van een kasschuif door de vertraging in de implementatie van het nieuwe Wetboek van Strafvordering waarbij de middelen van 2023 tot en met 2025 (ongeveer 235 miljoen euro in totaal) schuiven naar 2026 en 2027. Daarnaast wordt een bedrag oplopend naar 15 miljoen euro structureel vanaf 2028 geintensiveerd in verkeershandhaving en controles. De daling van de begrotingsstand in 2027 en 2028 komt vooral doordat de incidentele middelen voor het moderniseren van het Wetboek van Strafvordering tot en met 2027 beschikbaar zijn.

De ontvangsten op het Boete en Transactie-dossier lopen gedurende de meerjarenperiode op. Dit komt vooral door de verhoging van de (gemiddelde) boeteprijs zoals opgenomen in de Voorjaarsnota 2023.

Artikel 34. Straffen en beschermen 

De oploop van de begrotingsstand voor het artikel Straffen en beschermen komt vooral door de intensivering uit het coalitieakkoord Rutte IV. Het betreft o.a. coalitieakkoordmiddelen voor preventie, voor de aanpak voor personen met verward en onbegrepen gedrag, en preventie van jeugdcriminaliteit en recidivevermindering. Daarnaast stijgt de algehele omvang van het artikel, omdat er in de Voorjaarsnota 2023 geïntensiveerd is op jeugdbescherming (50 miljoen euro structureel vanaf 2024).

De ontvangsten zijn in 2023 hoger door de afrekening met DJI over 2022. Hierbij is 85 miljoen euro teruggestort naar de JenV begroting.

Artikel 36 Contraterrorisme en Nationaal Veiligheidsbeleid

De oploop van de begrotingsstand komt vooral door de vernieuwing en versterking van het stelsel bewaken en beveiligen. Bij Voorjaarsnota 2023 is hiervoor extra budget oplopend naar 112 miljoen euro structureel vanaf 2027 toegevoegd. Daarnaast heeft de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) vanuit het coalitieakkoord extra budget oplopend naar 33 miljoen euro structureel vanaf 2027 gekregen voor cyberveiligheid.

De ontvangsten zijn in 2023 hoger door enkele technische mutaties.

Artikel 37. Migratie

De begrotingsstand kent een piek in 2024 en daalt daarna. Dit komt grotendeels door de budgettaire verwerking van de hogere asielraming en de kosten voor de tijdelijke opvang van Oekraïense ontheemden. Bij Voorjaarsnota 2023 zijn de budgettaire gevolgen van de hogere asielraming incidenteel verwerkt voor de periode 2023 tot en met 2026 (oplopend naar 1,3 miljard euro). Voor de opvang van Oekraïense ontheemden is bij Voorjaarsnota voor 2023 ongeveer 1,1 miljard euro extra en voor 2024 ongeveer 3 miljard euro extra beschikbaar gesteld.

De ontvangsten zijn in 2023 hoger door de afrekening met de IND over 2022. Hierbij is 14 miljoen euro terugstort naar de JenV-begroting.

Artikel 91. Apparaatsuitgaven kerndepartement

Het apparaatsbudget van het kerndepartement daalt na 2024. Dit komt vooral doordat JenV bij Voorjaarsnota 2023 een deel van hun bijdrage aan de rijksbrede dekkingsopgave heeft ingevuld met een taakstelling op de apparaatsuitgaven. Het gaat om ongeveer 28 miljoen euro in 2023, 5 miljoen euro in 2024 en vanaf 2025 35 miljoen euro.

Artikel 92. Nog onverdeeld

Artikel 92 is een doorverdeelartikel. De hogere uitgaven in 2024 komen vooral door een kasschuif van incidentele loonruimte van 2023 naar 2024 van ongeveer 222 miljoen euro. Door een kasschuif waarbij middelen van 2023, 2027 en 2028 (in totaal ongeveer 130 miljoen euro) naar de jaren 2024 tot en met 2026 worden geschoven is de begrotingsstand relatief stabiel.

Artikel 93. Geheim

De uitgaven op artikel 93 zijn tussen 2023 en 2028 stabiel.

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (inclusief Staten-Generaal, Hoge Colleges van Staat, Koninkrijksrelaties en het BES-fonds)

2023 2024 2025 2026 2027 2028
totaal uitgaven 240 239 233 237 230 228
totaal ontvangsten 9 4 4 4 4 4
1 Wetgeving en controle Eerste Kamer
Uitgaven 24 24 22 21 20 20
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0
2 Uitgaven ten behoeve van leden en oud-leden Tweede Kamer
Uitgaven 37 38 40 38 38 38
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0
3 Wetgeving en controle Tweede Kamer
Uitgaven 177 176 170 176 171 168
Ontvangsten 8 4 4 4 4 4
4 Wetgeving en controle Eerste en Tweede Kamer
Uitgaven 2 2 2 2 2 2
10 Nog onverdeeld
Uitgaven

Algemeen

De uitgaven op de begroting van de Staten-Generaal lopen iets af omdat beide Kamers additionele uitgaven doen aan het eigen apparaat. Dit betreffen naast structurele uitgaven, ook incidentele uitgaven aan onder meer ICT en veiligheid. De uitgaven van de Tweede Kamer lopen in 2026 met circa 6 miljoen euro incidenteel op wegens de geplande terugverhuizing naar het Binnenhof.

2023 2024 2025 2026 2027 2028
totaal uitgaven 183 183 178 168 177 168
totaal ontvangsten 7 6 6 6 6 6
1 Raad van State
Uitgaven 85 85 85 79 79 79
Ontvangsten 2 2 2 2 2 2
2 Algemene Rekenkamer
Uitgaven 42 44 46 44 53 44
Ontvangsten 1 1 1 1 1 1
3 De Nationale ombudsman
Uitgaven 28 29 28 27 27 27
Ontvangsten 3 3 3 3 3 3
4 Kanselarij der Nederlandse Orden
Uitgaven 6 6 6 6 6 6
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0
6 Kabinet van de Gouverneur van Aruba
Uitgaven 3 2 2 2 2 2
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0
7 Kabinet van de Gouverneur van Curaçao
Uitgaven 4 3 3 3 3 3
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0
8 Kabinet van de Gouverneur van Sint Maarten
Uitgaven 3 3 2 2 2 2
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0
9 Kiesraad
Uitgaven 12 10 6 5 5 5
10 Nog onverdeeld
Uitgaven

Algemeen

De begroting van de Hoge Colleges van Staat blijft over de jaren vrij stabiel. In 2023 en 2024 heeft de Kiesraad extra middelen voor de transitie van de Kiesraad, voor de ondersteuning van de verkiezingssoftware en voor de (her)aanbesteding van het digitaal hulpmiddel verkiezingen. Tot en met 2025 heeft de Raad van State circa 5 miljoen euro aan additionele middelen ter beschikking voor de bestuursrechtspraak. In het verleden zijn incidentele middelen vrijgemaakt vanwege een hogere verwachte instroom bij de Vreemdelingenkamer.

2023 2024 2025 2026 2027 2028
totaal uitgaven 167 223 173 173 193 156
totaal ontvangsten 54 50 187 204 128 219
1 Versterken rechtsstaat
Uitgaven 19 80 68 68 87 87
4 Bevorderen sociaaleconomische structuur
Uitgaven 46 84 50 50 50 13
Ontvangsten 0
5 Schuldsanering/lopende inschrijving/leningen
Uitgaven 62 29 29 29 29 29
Ontvangsten 53 50 187 204 128 219
6 Apparaat
Uitgaven 35 29 24 24 24 24
Ontvangsten 1
7 Nog onverdeeld
Uitgaven 0 2 2 2 3 3
8 Wederopbouw Bovenwindse Eilanden
Uitgaven 4

Algemeen

Hoofdstuk 4 kent over het algemeen een stabiele ontwikkeling. De afname tussen 2023-2028 wordt met name verklaard door de kosten op artikel 4, bevorderen sociaaleconomische structuur. Deze nemen toe in 2024 door hieronder toegelichte redenen, maar nemen daarna weer af naar het niveau van 2023.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Versterken rechtsstaat

De uitgaven in 2023 liggen lager, aangezien een groot deel van dit artikel weliswaar verantwoord wordt op de begroting van Koninkrijksrelaties, maar overgeboekt wordt naar de begrotingen van Justitie en Veiligheid (Recherche en rechterlijke macht), Defensie (Grensbewaking) en Financiën (Douane). De budgetten in aankomende jaren moeten nog worden overgeboekt, zo ook de LPO middelen voor 2027 en 2028. In 2022 was er 20 miljoen euro beschikbaar voor de nieuwbouw van detentie vastgoed op Sint Maarten, hiervan is 16 miljoen euro doorgeschoven naar 2024.

Artikel 4. Bevorderen sociaaleconomische structuur

In 2023 zijn de Landspakketten zoals eind 2020 met de Curaçao, Aruba en Sint Maarten overeengekomen, bekrachtigd met de Onderlinge Regeling. Ter ondersteuning van de Landspakketten heeft de Tijdelijke Werkorganisatie (TWO) 35 miljoen euro beschikbaar, daardoor liggen de uitgaven in 2023-2027 hoger dan in 2028. Een deel van de TWO budgetten is uit 2023 ook verschoven naar latere jaren. Ook heeft er een kasschuif plaatsgevonden van 9,8 miljoen euro van 2023 naar 2024 in het kader van onderhoud aan scholen op Curaçao. Tot slot vinden er in 2024 extra uitgaven plaats voor Caribisch Nederland. Incidenteel is er 19 miljoen euro ter beschikking gesteld voor noodmaatregelen voor de klif op Sint Eustatius, 12,6 miljoen euro hiervan staat begroot voor 2024. Daarnaast is er structureel 1 miljoen euro toegevoegd voor maatregelen ter verbetering van de koopkracht in Caribisch Nederland.

Artikel 5. Schuldsanering/lopende inschrijving/leningen

De uitgaven in 2023 liggen hoger, want Nederland heeft een lening van circa 33,5 miljoen euro aan Sint Maarten verstrekt ter financiering van investeringen. Ook worden de meerjarige aflossings- en rentereeksen van de schuldsandering van de voormalige Nederlandse Antillen verantwoord op de begroting van Koninkrijksrelaties.

Artikel 6. Apparaat

De uitgaven in 2023 en 2024 liggen hoger omdat rekening is gehouden met wisselkoersverschillen. Ook zijn er in 2023 middelen beschikbaar voor de Tijdelijke Werkorganisatie (TWO).

Artikel 7. Nog onverdeeld

Vanaf artikel 7 zijn de eindejaarsmarge en de LPO middelen doorverdeeld. Ook is er in 2023 1,4 miljoen euro overgeboekt naar het BES-fonds voor het versterken van de uitvoeringskracht op Caribisch Nederland. Andere uitgaven in 2023 zijn een overboeking van 1,1 miljoen euro naar artikel 4 ten behoeve van een bijdrage aan Sint Eustatius voor financieel beheer en een reallocatie van circa 1 miljoen euro om uitgaven aan de RVB te voldoen voor onderhoud van diverse panden op Sint Eustatius, zoals Fort Oranje.

Artikel 8. Wederopbouw Bovenwindse eilanden

Bij Tweede Suppletoire begroting 2017 is naar aanleiding van de orkanen Irma en Maria artikel 8 aangemaakt voor Noodhulp en Wederopbouw Bovenwindse Eilanden. In 2023 staan hier nog de resterende middelen van op de begroting.

2023 2024 2025 2026 2027 2028
totaal uitgaven 10.435 11.200 10.280 9.439 9.393 9.562
totaal ontvangsten 935 631 523 511 507 500
1 Openbaar bestuur en democratie
Uitgaven 322 558 396 106 96 96
Ontvangsten 15 15 15 25 25 25
2 Nationale veiligheid
Uitgaven 445 456 466 462 483 473
Ontvangsten 17 17 17 17 17 17
3 Woningmarkt
Uitgaven 6.813 6.797 6.387 6.564 6.713 6.883
Ontvangsten 565 460 352 340 338 331
4 Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit
Uitgaven 1.062 1.532 1.390 786 601 517
Ontvangsten 1 0 0 0 0 0
5 Ruimtelijke ordening en Omgevingswet
Uitgaven 133 144 113 95 90 88
Ontvangsten 12 4 4 4 4 4
6 Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving
Uitgaven 513 536 540 539 534 632
Ontvangsten 11 11 11 11 11 11
7 Werkgevers- en bedrijfsvoeringsbeleid
Uitgaven 100 86 93 100 99 99
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0
9 Uitvoering Rijksvastgoedbeleid
Uitgaven 164 162 165 190 192 197
Ontvangsten 145 103 103 93 91 91
11 Centraal apparaat
Uitgaven 764 622 582 578 566 558
Ontvangsten 152 21 21 21 21 21
12 Algemeen
Uitgaven 116 200 43 13 12 12
Ontvangsten 18
13 Nog onverdeeld
Uitgaven
14 Slavernijverleden: fonds en herdenkingscomité
Uitgaven 3 106 107 8 8 8

Algemeen

De incidenteel hogere uitgaven op de BZK-begroting in 2023 en 2024 kunnen grotendeels worden verklaard door een nieuwe tranche woningbouwimpuls, meer middelen ten behoeve van grootschalige woningbouwgebieden en een politiek besluit om meer middelen in te zetten voor het realiseren van flexwoningen voor o.a. statushouders. Ook doet BZK grote incidentele uitgaven op het gebied van energietransitie en aan Regiodeals. Aan het eind van het meerjarig beeld lopen de uitgaven op de BZK-begroting weer op omdat de huurtoeslaguitgaven jaarlijks gestaag toenemen. Dit komt deels doordat de verwachte prijsontwikkeling al in de begroting van de huurtoeslag is verwerkt.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Openbaar bestuur en democratie

Vanaf 2023 tot en met 2025 draagt BZK zo’n 700 miljoen euro bij aan de vierde, vijfde en zesde tranche van de Regiodeals. In 2023 is dit circa 165 miljoen euro, in 2024 335 miljoen euro en in 2025 192 miljoen euro. Dit verklaart de lagere uitgaven op dit artikel vanaf 2026 grotendeels.

Artikel 2. Nationale veiligheid

Het kabinet heeft besloten in de komende jaren meer geld te besteden aan de AIVD, waardoor de uitgaven op dit artikel oplopen.

Artikel 3. Woningmarkt

De uitgaven op artikel 3 kennen een piek in 2023 en 2024. Dit komt onder meer doordat het kabinet incidentele middelen heeft vrijgemaakt voor de woningbouwimpuls, de startbouwimpuls en het bereikbaar maken van nieuwe grootschalige woningbouwgebieden. Opgeteld geeft BZK hier circa 1 miljard euro aan uit in 2023 en 335 miljoen euro in 2024. Daarnaast stelt BZK in 2023 en 2024 in totaal 572 miljoen euro beschikbaar aan het Volkshuisvestingsfonds. De uitgaven op dit artikel lopen op vanaf 2025. Dit komt doordat de uitgaven aan huurtoeslag vanaf 2023 t/m 2028 met ruim 1,8 miljard euro toenemen. Deze stijging zit voor een groot deel in de verwachte huur- en volumeontwikkeling. Daarnaast is de stijging ten opzichte van 2023 toe te schrijven aan (koopkracht)maatregelen van het kabinet.

Artikel 4. Energietransitie gebouwde omgeving en bouwkwaliteit

De uitgaven op dit artikel zien een piek in 2024 en een afname in de latere jaren, vanwege met name incidentele bijdragen aan de energietransitie. Voor 2023 en 2024 stelt het kabinet in totaal ca. 1 miljard euro ter beschikking aan het Nationaal Isolatieprogramma voor gemeenten. Ook stelt het kabinet 186 miljoen euro ter beschikking aan gemeenten voor de aanpak van energiearmoede in 2023. De uitgaven aan de subsidieregeling voor het verduurzamen van maatschappelijk vastgoed lopen af van circa 385 miljoen euro in 2023 tot 275 miljoen euro in 2028.

Artikel 5. Ruimtelijke ordening en omgevingswet

De uitgaven op artikel 5 lopen na 2024 af. Dit komt onder meer doordat de bijdragen aan het kadaster in zowel 2023 als 2024 incidenteel rond de 20 miljoen euro hoger zijn dan in de jaren daarna. Als tactisch beheerder voor de landelijke voorziening van het Digitaal stelsel Omgevingswet (DSO) maakt het kadaster deze jaren hogere kosten aan beheer. De omgevingswet gaat op 1 januari 2024 in werking.

Artikel 6. Overheidsdienstverlening en informatiesamenleving

De uitgaven op dit artikel kennen een piek in 2028 doordat de middelen voor de hoogwaardige dienstverlening één overheid (ruim 100 miljoen euro), in dat jaar nog op de BZK begroting staan. Een groot deel van het budget in eerdere jaren is overgeboekt naar het gemeentefonds. BZK werkt samen met gemeenten toe naar een nieuwe governance structuur met als doel om als overheid een integrale en geïntegreerde dienstverlening aan te kunnen bieden. Ook zou het de dienstverlening begrijpelijker en hoogwaardiger moeten maken.

Artikel 7. Werkgevers-en bedrijfsvoeringsbeleid

In 2023 zijn de uitgaven op dit artikel substantieel hoger dan in latere jaren door incidentele bijdragen aan agentschappen, waaronder voor de doorontwikkeling van een Rijksbrede ICT-voorziening.

Artikel 9. Uitvoering Rijksvastgoedbeleid

De oplopende uitgaven op dit artikel houden verband met hogere uitgaven voor de huisvesting van Hoge Colleges van Staat vanaf 2026.

Artikel 11. Centraal Apparaat

In 2023 zijn de uitgaven aan externe inhuur, Shared Service Organisaties (SSO’s), ICT en overige materiële uitgaven hoger dan eerder geraamd, wat de aflopende reeks verklaart. Ook de inkomsten zijn op dit artikel incidenteel hoger in 2023.

Artikel 12. Algemeen

De incidentele uitgaven op dit artikel zijn voor een groot deel toe te schrijven aan de kwijtschelding van publieke schulden. In 2023 is hier 70 miljoen euro voor gereserveerd, in 2024 175 miljoen euro en in 2025 30 miljoen euro. Daarnaast gaat circa 10 miljoen euro structureel naar de betaling van vennootschapsbelasting (VPB), die BZK moet voldoen over generale en specifieke ontvangsten op artikel 9.

Artikel 14. Slavernijverleden: fonds en herdenkingscomité

In 2023 is het begrotingsartikel 14 voor het slavernijverleden in het leven geroepen. Dit betreft de bijdragen van diverse departementen ter financiering van een pakket maatregelen in het kader van het slavernijverleden. In de begeleidende kabinetsreactie op het rapport van de Dialooggroep slavernijverleden heeft het kabinet incidenteel 200 miljoen euro beschikbaar gemaakt, die in 2024 en 2025 ten goede komt aan verschillende maatregelen en maatschappelijke initiatieven. Voor het jaarlijks herdenken maakt het kabinet 8 miljoen euro structureel vrij.

2023 2024 2025 2026 2027 2028
totaal uitgaven 73 71 59 58 57 57
totaal ontvangsten
1 BES-fonds
Uitgaven 73 71 59 58 57 57

Algemeen

Het BES-fonds bestaat uit de vrije uitkering en bijstellingen op basis van prijsontwikkelingen en wisselkoers-schommelingen. In 2023 en 2024 liggen de uitgaven hoger omdat er rekening is gehouden met wisselkoersverschillen.

Toelichting per artikel

Artikel 1. BES-fonds

Via het BES-fonds krijgen de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Caribisch Nederland) met de vrije uitkering middelen toebedeeld om hun publieke taken uit te voeren. Deze middelen worden uitgekeerd in Amerikaanse Dollar, daaruit volgende wisselkoerseffecten zijn verwerkt in 2023 en 2024.

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

totaal uitgaven 57.050 55.467 57.542 55.937 55.712 55.547
totaal ontvangsten 1.869 2.038 2.221 2.293 2.369 2.446
1 Primair onderwijs
Uitgaven 16.082 15.428 15.329 15.360 15.327 15.285
Ontvangsten 9 9 9 9 9 9
3 Voortgezet onderwijs
Uitgaven 11.738 11.459 11.494 11.409 11.335 11.229
Ontvangsten 7 7 7 7 7 7
4 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie
Uitgaven 5.831 5.643 5.646 5.644 5.635 5.589
Ontvangsten 5 5 5 5 5 5
6+7 Hoger onderwijs
Uitgaven 11.728 11.607 11.480 11.365 11.220 11.261
Ontvangsten 1 0 0 0 0 0
9 Arbeidsmarkt en personeelsbeleid
Uitgaven 199 255 249 251 259 258
Ontvangsten 7 7 7 7 7 7
11+12+13 Studiefinanciering
Uitgaven 6.771 6.379 8.691 7.302 7.350 7.316
Ontvangsten 1.654 1.870 2.066 2.139 2.216 2.293
14 Cultuur
Uitgaven 1.339 1.305 1.363 1.322 1.321 1.319
Ontvangsten 10 4 1 1 1 1
15 Media
Uitgaven 1.243 1.214 1.195 1.196 1.200 1.205
Ontvangsten 175 136 126 124 124 124
16 Onderzoek en wetenschapsbeleid
Uitgaven 1.688 1.740 1.650 1.654 1.638 1.648
Ontvangsten 2 0 0 0 0 0
95 Apparaat
Uitgaven 384 395 400 395 385 386
Ontvangsten 1 1 1 1 1 1
Overige artikelen (8+25+91)
Uitgaven 48 43 43 41 42 51
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0

Algemeen

De begrotingen van de onderwijsartikelen volgen de leerlingen- of studentenraming. Vanaf 2024 daalt de begroting met 1,5 miljard euro doordat de betalingen voor het Nationaal Programma Onderwijs zijn afgerond. De incidentele stijging in 2025 van 2 miljard euro ontstaat onder andere door de tegemoetkoming voor studenten die geen recht hebben gehad op een basisbeurs, waartoe besloten is in het coalitieakkoord. Daarnaast worden naar verwachting in 2025 relatief veel studievoorschotvouchers uitgekeerd.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Primair onderwijs

In het primair onderwijs (po) daalt het leerlingental sinds 2009 omdat er minder kinderen worden geboren. Hierdoor daalt de bekostiging voor scholen beperkt. Daarnaast dalen de uitgaven van 2023 naar 2024, omdat in 2023 het laatste deel van het Nationaal Programma Onderwijs van 756 miljoen euro is uitgekeerd en hier vinden vanaf 2024 geen betalingen meer voor plaats. Vanaf 2021 verwacht het CBS weer een lichte toename in het aantal geboortes. De instroom van leerlingen zal daardoor vanaf 2026 naar verwachting toenemen en dit leidt vanaf 2028 per saldo tot een toename van het aantal leerlingen. Daarnaast wordt er middels het coalitieakkoord flink geïnvesteerd in het po. Al met al leidt dit tot vrij constante uitgaven aan het primair onderwijs in de periode 2024-2028 van ruim 15 miljard euro.

Artikel 3. Voortgezet onderwijs

Het leerlingental in het voortgezet onderwijs (vo) volgt het primair onderwijs. De krimpende jonge bevolking resulteert in een lagere uitstroom van het po naar het vo, daardoor zal het leerlingental in het vo de komende jaren dalen. Ook in het vo wordt flink geïnvesteerd naar aanleiding van het coalitieakkoord en zijn er minder uitgaven in 2024 dan in 2023 vanwege het aflopen van de betalingen voor het Nationaal Programma Onderwijs. Per saldo leidt dit tot licht dalende uitgaven aan het voortgezet onderwijs van ruim 11 miljard euro.

Artikel 4. Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

In het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) is de verwachting dat het aantal studenten de komende jaren zal dalen. Er gaan minder leerlingen naar het vmbo (en meer naar het havo en vwo), waardoor de uitstroom van het vo naar het mbo naar verwachting daalt. Ondanks investeringen uit het coalitieakkoord leidt dit per saldo tot licht dalende uitgaven.

Artikel 6+7. Hoger onderwijs

Het aantal hoger onderwijs-studenten daalt naar verwachting de komende jaren per saldo: in het wetenschappelijk onderwijs (wo) stijgt het studentenaantal de komende jaren licht, maar in het hoger beroepsonderwijs (hbo) daalt het aantal studenten de komende jaren. Ondanks investeringen uit het coalitieakkoord leidt dit per saldo tot licht dalende uitgaven tot ruim 11 miljard euro.

Artikel 9. Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

Om de kwaliteit van het onderwijs te waarborgen is de beschikbaarheid van voldoende personeel van voldoende kwaliteit voor alle onderwijsdeelnemers van belang. Via het coalitieakkoord is daarom extra geïnvesteerd in regelingen, zoals de zij-instroom en de aanpak van het lerarentekort. Dit leidt tot per jaar oplopende uitgaven tot circa 260 miljoen euro in 2028.

Artikel 11+12+13. Studiefinanciering

Meerjarig volgen de uitgaven aan studiefinanciering de studentenraming. Daarnaast is in het coalitieakkoord besloten het leenstelsel af te schaffen en de basisbeurs her in te voeren, dit leidt op termijn tot hogere uitgaven en ontvangsten. De incidenteel lagere uitgaven in 2024 zijn te verklaren doordat de jaarlijkse betaling aan OV-bedrijven voor het studentenreisproduct naar 2023 is geschoven. De incidenteel hogere uitgaven in 2025 zijn onder andere het gevolg van de tegemoetkoming voor studenten die geen recht hebben gehad op een basisbeurs, waartoe is besloten in het coalitieakkoord, en de verplaatsing van de middelen voor de studievoorschotvouchers van artikelen 6 en 7 ‘Hoger onderwijs’ naar artikel 11 ‘Studiefinanciering’. Tenslotte heeft het kabinet in 2022 besloten om voor het studiejaar 2023/2024 de basisbeurs voor uitwonende studenten te verhogen met 165 euro per maand. In totaal kost dit 500 miljoen euro. Vanwege de studiefinancieringssystematiek vallen de uitgaven die voortvloeien uit deze maatregel niet alleen in 2023 en 2024, maar vooral ook in de jaren daarna en zelfs buiten de begrotingshorizon.

Artikel 14. Cultuur

De uitgaven aan cultuur blijven over de jaren heen constant. Er is sinds 2022 structureel geïnvesteerd naar aanleiding van het coalitieakkoord, waardoor de uitgaven constant blijven op ruim 1,3 miljard euro.

Artikel 15. Media

De uitgaven aan het media-artikel blijven over de jaren heen constant op circa 1,2 miljard euro. Er is wel sprake van een kleine afname van het budget vanaf 2025. Vanaf 2025 wordt 24 miljoen euro bespaard op de Rijksmediabijdrage, dit is de bijdrage van de mediabegroting aan de dekkingsopgave uit de Voorjaarsnota 2024.

Artikel 16. Onderzoek en wetenschapsbeleid

De uitgaven zijn over de jaren heen constant op circa 1,7 miljard euro.

Artikel 95. Apparaat

De apparaatsuitgaven zijn over de jaren heen vrij constant op circa 390 miljoen euro.

Artikel Overig (8+25+91)

De post overig is een optelling van artikel 8 ‘Internationaal beleid’, 25 ‘Emancipatie’ en 91 ‘Onverdeeld’. De stijging in 2028 wordt verklaard door de coalitieakkoordmiddelen uit de envelop onderwijskwaliteit. Deze zijn in het voorjaar overgeheveld naar artikel 1 ‘Primair onderwijs’ en 3 ‘Voortgezet onderwijs’, maar vanaf 2028 op artikel 91 ‘Onverdeeld’ geplaatst in afwachting van de evaluatie van de huidige pilots voor de praktijkgerichte programma’s in de gemengde leerweg en de theoretische leerweg van het vmbo.

Financiën

totaal uitgaven 14.846 11.827 10.652 10.064 9.845 9.393
totaal ontvangsten 3.625 4.548 2.936 2.901 3.023 2.827
1 Belastingen
Uitgaven 3.358 3.475 3.317 3.298 3.301 3.275
Ontvangsten 1.274 1.322 1.364 1.384 1.444 1.249
2 Financiële markten
Uitgaven 1.016 34 27 26 36 26
Ontvangsten 9 10 10 9 9 9
3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector
Uitgaven 2.720 659 583 440 187 110
Ontvangsten 2.020 2.766 1.131 1.091 1.122 1.127
4 Internationale financiële betrekkingen
Uitgaven 470 435 552 383 574 283
Ontvangsten 95 249 232 225 259 257
5 Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen
Uitgaven 186 168 151 152 152 152
Ontvangsten 147 133 131 124 123 120
6 BTW-Compensatiefonds
Uitgaven 4.015 4.015 4.015 4.015 4.015 4.015
8 Apparaat
Uitgaven 411 407 397 381 379 378
Ontvangsten 58 57 58 57 57 56
9 Douane
Uitgaven 777 805 799 794 776 769
Ontvangsten 1 11 11 11 11 11
10 Nog onverdeeld
Uitgaven 15 155 72 72 60 54
13 Toeslagen
Uitgaven 1.876 1.673 738 505 366 331
Ontvangsten 22

Algemeen

De uitgaven van Financiën bestaan voornamelijk uit de apparaatskosten voor de Belastingdienst, Toeslagen en de Douane en de uitgaven vanuit het Btw-Compensatiefonds. De ontvangsten komen op verschillende artikelen binnen. Dit betreft rente en boetes van belastingen, dividenden van staatsdeelnemingen en aflossingen van internationale leningen. De begroting van Financiën kent een dalend verloop. Dit komt met name doordat de hersteloperatie toeslagen een tijdelijke karakter heeft, waarbij het herstel zo snel mogelijk plaatsvindt. Voor de hersteloperatie staan ook nog middelen op de Aanvullende Post, een totaaloverzicht vindt u in bijlage 21.1.Tevens wordt voorzien dat vanaf 2027 Invest-International en Invest-NL geen additioneel kapitaal meer nodig hebben. Daarnaast staan er op artikel 1 – Belastingen in 2024 incidenteel middelen gereserveerd voor het tegemoetkomingsbeleid voor personen die nadelige gevolgen hebben ondervonden aan de Fraude Signalering Voorziening (FSV) of onterecht zijn afgewezen voor het traject Minnelijke schuldsanering natuurlijke personen (MSNP). De uitgaven zijn daarom hoger in 2024 dan in latere jaren.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Belastingen

Deze post ziet op de uitvoeringskosten en de niet-belastingontvangsten van de Belastingdienst. Er zit een lichte daling in deze post, zie ook de toelichting onder ‘algemeen’. Naast de middelen voor het tegemoetkomingsbeleid van FSV/MSNP zit er een daling in het budget voor externe inhuur bij verschillende onderdelen van de Belastingdienst.

Artikel 2. Financiële Markten

In 2023 zijn de uitgaven incidenteel hoger door de schadeloosstelling SNS REAAL Holding (SRH). Daarna keert de begroting van het artikel terug naar de gebruikelijke omvang.

Artikel 3. Financieringsactiviteit Publiek-private sector

In 2023 zijn er incidenteel hogere uitgaven door de kapitaalinjectie voor TenneT en Stedin. Vanaf 2024 is een dalende trend in de uitgaven zichtbaar door geraamde afnemende kapitaalinjecties aan Invest-International. Vanaf 2027 staan er geen middelen voor Invest International en Invest-NL in de begrotingstanden, omdat er voor de deelnemingen in totaal een cumulatief budget van respectievelijk EUR 833 mln. en EUR 1,6 mld. beschikbaar gesteld is. Geraamd is dat deze bedragen in 2027 uitgekeerd zijn. In deze begrotingsstanden is niet uitgegaan van aanvullende kapitaalinjecties. In 2024 zijn de ontvangsten incidenteel hoger door de kapitaalinjectie 2023 aan TenneT die de Staat, conform afspraak, terugontvangt in 2024 na een eventuele volledige verkoop van TenneT Duitsland.

Artikel 4. Internationale Financiële Betrekkingen

De fluctuaties bij de uitgaven ontstaan door een reservering voor een bijdrage aan de EBRD in 2024, kapitaalinleg ESM in 2025 en fluctuerende bijdrage aan de Wereldbank. In 2023 zijn er incidenteel lagere ontvangsten doordat er geen aflossing is gedaan op de lening aan Griekenland. In de ontvangsten zit een stijgend verloop doordat Oekraïne vanaf 2027 start met het aflossen van de lening.

Artikel 5. Exportkredietverzekeringen, -garanties en investeringsverzekeringen

Fluctuaties komen voort uit schade-uitkeringen en schaderestituties en is staand beleid.

Artikel 6. BTW-Compensatiefonds

De uitgaven aan het BCF zijn stabiel begroot. Een onder- of overschrijding bij het BCF komt namelijk ten laste of ten gunste van het gemeente- en provinciefonds.

Artikel 8. Apparaat

Dit betreft de ontwikkeling van de apparaatskosten van het departement. De lichte afname wordt verklaard door de afname van budgetten voor de inhuur van externen en materieel bij het kerndepartement.

Artikel 9. Douane

Van 2023 naar 2024 is er een lichte stijging door vertraging in het werven van personeel. Na 2024 is er een dalende trend in de posten voor personeel. De daling op deze posten is ook de reden voor de dalende trend van artikel 9 na 2024. De stijging in de ontvangsten is het gevolg van de overheveling van niet-belastingontvangsten vanaf artikel 1 (Belastingdienst) naar artikel 9 (Douane).

Artikel 10. Nog onverdeeld

Op dit artikel staan onder andere middelen gereserveerd voor de uitvoeringskosten van fiscale wet- en regelgeving door Directoraat-Generaal (DG) Belastingdienst, DG Toeslagen en DG Douane en onvoorziene tegenvallers. Het budget in 2024 is hoger dan in latere jaren vanwege een reservering voor arbeidskostenontwikkeling.

Artikel 13. Toeslagen

Deze post ziet op het aandeel van het ministerie van Financiën in de programmamiddelen voor hersteltoeslagen en de uitvoeringskosten van Toeslagen. Vanaf 2024 is er een dalende trend waar te nemen in de jaarlijks begrote kosten. Dit komt doordat de hersteloperatie toeslagen een tijdelijke karakter heeft waarbij het herstel zo snel mogelijk plaatsvindt. Een deel van de gereserveerde middelen staat nog niet op de departementale begrotingen maar op de Aanvullende Post (tot en met 2026 571 miljoen euro). Bijlage 21.1 geeft een overzicht van alle budgetten voor de hersteloperatie toeslagen inclusief de Aanvullende Post.

totaal uitgaven 51.992 45.486 33.610 46.626 50.854 51.308
totaal ontvangsten 77.194 66.693 68.514 88.610 79.867 86.228
11 Financiering staatsschuld
Uitgaven 46.367 39.243 27.522 40.493 44.480 44.587
Ontvangsten 50.031 51.314 52.244 73.727 65.788 74.023
12 Kasbeheer
Uitgaven 5.626 6.243 6.088 6.133 6.374 6.721
Ontvangsten 27.163 15.379 16.270 14.883 14.079 12.205

Toelichting per artikel

Artikel 11 Financiering staatsschuld

Dit artikel heeft betrekking op de extern gefinancierde staatsschuld. De uitgaven bestaan met name uit de rentelasten van vaste en vlottende schuld. De ontvangsten bestaan met name uit rentebaten van schuld.

Artikel 12 Kasbeheer

Op dit artikel staan de geldstromen die betrekking hebben op het schatkistbankieren van aan de schatkist gelieerde instellingen. De uitgaven bestaan enerzijds uit de rentevergoeding over de saldi die in de schatkist worden aangehouden door baten-lastendiensten, RWT’s (Rechtspersoon met een Wettelijke Taak), decentrale overheden en sociale fondsen. Anderzijds bestaan de uitgaven uit verstrekte leningen en, in sommige jaren, uit een afname van het rekening-couranttegoed van de deelnemers aan het schatkistbankieren. De ontvangsten bestaan uit rentebaten, aflossingen op leningen en, in sommige jaren, uit een toename van het rekening-couranttegoed van de deelnemers aan het schatkistbankieren. De schommelingen van de ontvangsten op dit artikel worden met name veroorzaakt door mutaties in de rekening-courant van de sociale fondsen.

Defensie (incl. Defensiematerieelbegrotingsfonds)

totaal uitgaven 15.352 21.299 20.684 20.280 19.748 19.576
totaal ontvangsten 194 229 189 225 342 144
1 Inzet
Uitgaven 1.287 1.356 353 217 220 217
Ontvangsten 50 88 48 84 201 2
2 Koninklijke Marine
Uitgaven 1.030 1.079 1.090 1.098 1.106 1.108
Ontvangsten 12 12 12 12 12 12
3 Koninklijke Landmacht
Uitgaven 1.740 1.789 1.803 1.807 1.818 1.820
Ontvangsten 8 8 8 8 8 8
4 Koninklijke Luchtmacht
Uitgaven 811 849 830 833 835 839
Ontvangsten 12 12 12 12 12 12
5 Koninklijke Marechaussee
Uitgaven 672 687 707 711 713 722
Ontvangsten 6 5 5 5 5 5
7 Commando Materieel en IT
Uitgaven 716 751 768 762 774 780
Ontvangsten 26 26 26 26 26 26
8 Defensie Ondersteuningscommando
Uitgaven 1.521 1.495 1.529 1.557 1.531 1.501
Ontvangsten 69 69 69 69 69 69
9 Algemeen
Uitgaven 232 237 224 219 216 208
Ontvangsten 2 2 2 2 2 2
10 Apparaat kerndepartement
Uitgaven 1.744 1.826 1.827 1.824 1.828 1.841
Ontvangsten 8 8 8 8 8 8
11 Geheim
Uitgaven 19 19 19 19 20 20
12 Nog onverdeeld
Uitgaven 112 618 662 529 575 524
13 Bijdrage aan Defensiematerieelbegrotingsfonds
Uitgaven 5.468 10.592 10.873 10.705 10.114 9.995

Algemeen

Als gevolg van de structurele extra middelen uit het coalitieakkoord van kabinet-Rutte IV en de Voorjaarsnota 2022 is het Defensiebudget gestegen met het oog op het behalen van de 2% NAVO-doelstelling in 2024 en 2025. In de jaren erna dalen de defensie-uitgaven licht. 

Toelichting per artikel

Artikel 1. Inzet

De schommelingen in de begroting tussen 2023-2025 zijn het gevolg van de begrote steunmaatregelen ten behoeve van Oekraïne. Alleen voor 2023 en 2024 zijn generale middelen beschikbaar gesteld voor steun aan Oekraïne. Een klein deel van deze middelen is doorgeschoven naar 2025 om aansluiting te houden met de verwachte realisatie. De niet-Oekraïne uitgaven binnen Artikel 1 blijven in de jaren 2023-2028 op een relatief constant niveau.

Artikel 2. Koninklijke Marine

Op dit artikel wordt de begroting van de Koninklijke Marine verantwoord, met als omvangrijkste uitgave de kosten voor het personeel. De personele uitgaven op dit artikel stijgen vanaf 2024 doordat de Defensiebegroting groeit. De overige uitgaven op dit artikel zijn stabiel.

Artikel 3. Koninklijke Landmacht

Op dit artikel wordt de begroting van de Koninklijke Landmacht verantwoord, met als omvangrijkste uitgave de kosten voor het personeel. De kosten voor verhoogde gereedstelling van de Landmacht en de personele uitgaven op dit artikel stijgen vanaf 2024 doordat de Defensiebegroting groeit. De overige uitgaven op dit artikel zijn stabiel.

Artikel 4. Koninklijke Luchtmacht

Op dit artikel wordt de begroting van de Koninklijke Luchtmacht verantwoord, met als omvangrijkste uitgave de kosten voor het personeel. De personele uitgaven op dit artikel stijgen vanaf 2024 doordat de Defensiebegroting groeit. De overige uitgaven op dit artikel zijn stabiel.

Artikel 5. Koninklijke Marechaussee

Op dit artikel wordt de begroting van de Koninklijke Marechaussee verantwoord, met als omvangrijkste uitgave de kosten voor het personeel. De personele uitgaven op dit artikel stijgen vanaf 2024 doordat de Defensiebegroting groeit. De overige uitgaven op dit artikel zijn stabiel.

Artikel 7. Commando Materieel en IT

Het Commando Materieel en IT (COMMIT) zorgt voor de verwerving van materieel en de beschikbaarstelling van IT-middelen, brandstof, munitie, kleding en uitrusting aan de defensieonderdelen. De kosten voor verhoogde gereedstelling van COMMIT en de personele uitgaven op dit artikel stijgen vanaf 2024 doordat de Defensiebegroting groeit. De overige uitgaven op dit artikel zijn stabiel.

Artikel 8. Defensie Ondersteuningscommando

Het Defensie Ondersteuningscommando (DOSCO) ondersteunt de krijgsmacht door te zorgen voor personele diensten, zoals werving en opleidingen, maar ook huisvesting, vastgoed, catering, beveiliging, bewaking, facilitaire zaken, gezondheidszorg, logistiek en transport. De uitgaven in 2023 zijn incidenteel hoger vanwege extra budget voor energie- en transportprijzen binnen de Defensiebegroting. Verder stijgen de personele uitgaven in latere jaren doordat de Defensiebegroting groeit.

Artikel 9. Algemeen

Op dit artikel wordt de begroting van algemene Defensietaken verantwoord, zoals subsidies, schadevergoedingen en kennisopbouw. De uitgaven laten vanaf 2025 een daling zien, die deels verklaard wordt doordat er geen uitgaven zijn geraamd voor schadevergoedingen voor Chroom-6 en Srebrenica in die jaren. De schadevergoeding Srebrenica loopt naar verwachting volgend jaar af. Voor de regeling Chroom-6 worden vooralsnog na 2024 geen uitgaven meer geraamd. De overige uitgaven op dit artikel zijn stabiel.

Artikel 10. Apparaat kerndepartement

Op dit artikel worden de apparaatsuitgaven van het kerndepartement verantwoord, met als omvangrijkste uitgave de kosten voor het personeel. De materiële uitgaven op dit artikel stijgen de komende jaren vanwege toegenomen middelen voor duurzaamheid, het programma Defensie Open op Orde en de omgevingswet.

Artikel 11. Geheim

De inhoud van dit artikel is geheim.

Artikel 12. Nog onverdeeld

Op dit artikel staat o.a. het restsaldo van de nog niet uitgekeerde middelen van de meerjarige loon- en prijsbijstellingen.

Artikel 13. Bijdrage aan Defensiematerieelbegrotingsfonds

Artikel 13 is het zogenoemde voedingsartikel van het Defensiematerieelbegrotingsfonds. De uitgaven die op dit fonds worden geraamd en verantwoord, worden via dit artikel op de Defensiebegroting gevoed. De meerjarige ontwikkeling van artikel 13 is daarom direct gerelateerd aan de omvang van de uitgaven op het Defensiematerieelbegrotingsfonds. Onderstaand overzicht geeft een gedetailleerde toelichting op de meerjarige ontwikkeling van het fonds.

totaal uitgaven 6.282 10.724 10.946 10.852 10.261 10.155
totaal ontvangsten 6.282 10.724 10.946 10.852 10.261 10.155
1 Defensiebreed Materieel
Uitgaven 1.136 1.889 2.187 2.179 1.680 1.650
Ontvangsten 86 74 15 90 90 102
2 Maritiem Materieel
Uitgaven 775 1.483 1.398 1.661 1.734 1.949
Ontvangsten 35 10 10 10 10 10
3 Land Materieel
Uitgaven 870 1.969 2.688 1.995 1.647 1.648
Ontvangsten 3 3 3 3 3 3
4 Lucht Materieel
Uitgaven 1.471 2.568 2.326 2.099 2.564 2.290
Ontvangsten 0 0 1 1 1 1
5 Infrastructuur en Vastgoed
Uitgaven 1.088 983 977 1.399 1.310 1.316
Ontvangsten 28 28 28 28 28 28
6 IT
Uitgaven 902 1.816 1.369 1.521 1.326 1.302
Ontvangsten 17 17 17 17 17 17
7 Bijdrage andere begrotingshoofdstukken Rijk
Ontvangsten 5.468 10.592 10.873 10.705 10.114 9.995
8 Overige Uitgaven en Ontvangsten
Uitgaven 40 15
Ontvangsten 646

Algemeen

Als gevolg van de structurele extra middelen uit het het coalitieakkoord van kabinet-Rutte IV en de Voorjaarsnota 2022 is het Defensiebudget gestegen met het oog op het behalen van de 2% NAVO-doelstelling in 2024 en 2025. In de jaren erna dalen de defensie-uitgaven licht.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Defensiebreed Materieel

Op dit artikel wordt het verwerven en instandhouden van het defensiebreed materieel verantwoord. Materieel dat door alle operationele commando's wordt ingezet en niet specifiek gericht is op maritiem, land- of luchtoptreden wordt begroot binnen het artikel Defensiebreed materieel. Hieronder valt bijvoorbeeld kleding. Daarnaast vallen de uitgaven aan kennis en innovatie onder dit artikel. Met name de uitgaven voor verwerving op dit artikel stijgen vanaf 2024 vanwege de extra toebedeelde middelen uit het coalitieakkoord van kabinet-Rutte IV en de Voorjaarsnota 2022. Daarnaast is de meerjarige ontwikkeling vanaf 2023 verder beïnvloed door de toevoeging van de prijsbijstelling en een kasschuif van investeringsbudget op het totale Defensiematerieelbegrotingsfonds (exclusief Artikel 5 Vastgoed) van 2023 naar 2024-2025 van 1,3 miljard euro.

Artikel 2. Maritiem Materieel

Op dit artikel wordt het verwerven en instandhouden van het maritiem materieel verantwoord, zoals fregatten en onderzeeboten. De meerjarige ontwikkeling volgt hetzelfde patroon als toegelicht onder Artikel 1.

Artikel 3. Land Materieel

Op dit artikel wordt het verwerven en instandhouden van het land materieel verantwoord, zoals Patriots en pantservoertuigen. De meerjarige ontwikkeling volgt hetzelfde patroon als toegelicht onder Artikel 1.

Artikel 4. Lucht Materieel

Op dit artikel wordt het verwerven en instandhouden van het lucht materieel verantwoord, zoals helikopters en vliegtuigen. De meerjarige ontwikkeling volgt hetzelfde patroon als toegelicht onder Artikel 1.

Artikel 5. Infrastructuur en Vastgoed

Op dit artikel wordt het verwerven en instandhouden van het Defensievastgoed verantwoord. De meerjarige ontwikkeling van de investeringen in het Defensievastgoed wordt vooral bepaald door het strategisch vastgoedplan, dat in het najaar van 2022 aan de Kamer is aangeboden.

Artikel 6. IT

Op dit artikel wordt het verwerven en instandhouden van het IT domein verantwoord. De meerjarige ontwikkeling van de investeringen in het IT domein wordt vooral bepaald door strategische keuzes om onder andere in te zetten op meer Informatie Gestuurd Optreden, wat tot grote nieuwe IT projecten heeft geleid. De hoge uitgaven in 2024 worden deels veroorzaakt door projecten die in 2023 in voorbereiding stonden en in 2024 naar verwachting tot realisatie gaan komen. Tevens worden aanzienlijk hogere uitgaven voorzien in enkele grote en omvangrijke projecten zoals bijvoorbeeld Grensverleggende IT (GrIT) en SAP4HANA.

Artikel 7. Bijdrage andere begrotingshoofdstukken Rijk

Dit artikel is technisch van aard. Via dit artikel wordt het Defensiematerieelbegrotingsfonds gevoed; de ontvangsten op dit artikel zijn gekoppeld aan de uitgaven op Artikel 13 van Hoofdstuk 10.

Artikel 8. Overige Uitgaven en Ontvangsten

De uitgaven op dit artikel betreffen nog niet uitgedeelde prijsbijstelling over 2023. De ontvangsten in 2023 betreffen de toevoeging van de eindejaarsmarge over 2022.

Infrastructuur en Waterstaat (inclusief Mobiliteitsfonds en Deltafonds)

totaal uitgaven 12.408 14.652 23.544 14.262 13.504 12.890
totaal ontvangsten 66 87 41 35 29 29
11 Integraal waterbeleid
Uitgaven 57 86 81 76 73 76
Ontvangsten 0
13 Bodem en Ondergrond
Uitgaven 111 154 154 150 153 149
Ontvangsten 4
14 Wegen en verkeersveiligheid
Uitgaven 347 503 444 318 252 201
Ontvangsten 6 6 6 6 6 6
16 Openbaar vervoer en spoor
Uitgaven 261 34 27 9 8 8
Ontvangsten 26 47
17 Luchtvaart
Uitgaven 120 63 51 84 9 8
Ontvangsten 5 12 13 8 1 2
18 Scheepvaart en havens
Uitgaven 88 195 183 82 28 14
19 Uitvoering Milieubeleid en Internationaal
Uitgaven 12 11 10 10 10 9
Ontvangsten 0
20 Lucht en geluid
Uitgaven 62 59 69 58 57 57
Ontvangsten 1
21 Duurzaamheid
Uitgaven 59 82 105 89 79 63
22 Omgevingsveiligheid en milieurisico's
Uitgaven 80 86 91 105 98 97
Ontvangsten 0 0 0 0 0 0
23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie
Uitgaven 75 66 54 56 56 60
24 Handhaving en toezicht
Uitgaven 189 203 199 198 194 192
Ontvangsten 15 15 15 15 15 15
25 Brede doeluitkering
Uitgaven 1.066 1.052 1.052 1.052 1.052 1.052
26 Bijdrage investeringsfondsen
Uitgaven 9.346 11.534 20.526 11.483 10.969 10.447
97 Algemeen departement
Uitgaven 66 49 48 48 47 47
Ontvangsten 2 1 1 1 1 1
98 Apparaatsuitgaven Kerndepartement
Uitgaven 470 468 443 437 411 402
Ontvangsten 8 6 5 5 5 5
99 Nog Onverdeeld
Uitgaven 8 7 7 7 7

Algemeen

De begroting van IenW (inclusief Mobiliteitsfonds en Deltafonds) stijgt van circa 12,4 miljard euro naar 14,3 miljard euro in 2026 (de piek in 2025 wordt verklaard door de omvorming van ProRail, zie toelichting artikel 13 van het Mobiliteitsfonds). De begroting daalt daarna weer naar circa 12,9 miljard euro. Deze beweging wordt grotendeels veroorzaakt door de verandering in artikel 26 (bijdrage investeringsfondsen) en wordt uitgebreider beschreven in de horizontale toelichting van het Mobiliteitsfonds en het Deltafonds. De beleidsbegroting daalt van circa 3,1 miljard euro in 2023 naar 2,4 miljard euro in 2028. Dit zijn de totale uitgaven min artikel 26. Deze daling is bijna volledig te verklaren door het aflopen van subsidies en vergoedingen. Dit wordt uitgebreider beschreven in de toelichting per artikel.

Toelichting per artikel

Artikel 11. Integraal waterbeleid

De budgetten voor integraal waterbeleid nemen vanaf 2024 toe door een nieuwe subsidieverlening vanuit het NGF, waarmee vanaf 2024 het Groeiprogramma Water Technologie wordt ondersteund.

Artikel 13. Bodem en ondergrond

In 2024 nemen de uitgaven beperkt toe vanwege de Bedrijvenregeling bodemsanering en hogere bijdragen aan medeoverheden voor het Meerjarenprogramma Bodem. Daarentegen loopt het budget voor de subsidie Caribisch Nederland af.

Artikel 14. Wegen en verkeersveiligheid

De budgetten voor slimme en duurzame mobiliteit liggen in 2024 en 2025 hoger door met name de reservering Klimaatakkoord en terugsluis vrachtwagenheffing en lopen daarna weer af. Ook worden er bijdragen gedaan voor de stimuleringsregeling elektrische personenauto’s particulieren (SEPP) en de stimuleringsregeling Emissieloze bedrijfsauto’s (SEBA). Deze regelingen lopen naar verloop van tijd af. Verder wordt in 2024 de schaderegeling Stint uitgevoerd.

Artikel 16. Openbaar vervoer en spoor

De hogere uitgaven op dit artikel in 2023 hangen samen met de budgetten voor de Beschikbaarheidsvergoeding ov en het transitievangnet OV. Daarnaast nemen de uitgaven op dit artikel in 2024 en verder af doordat de Bijdrage medeoverheden Openbaar Vervoer en Spoor vanaf 2023 aflopen.

Artikel 17. Luchtvaart

De neerwaartse trend in de budgetten vanaf 2023 op dit artikel hangt samen met het aflopen van subsidies van het NGF-project luchtvaart in transitie. Deze subsidie stopt volledig vanaf 2027. In 2024-2026 worden uitgaven gedaan voor het project Geluidsisolatie Schiphol fase 4 (GIS-4) om geluidshinder voor omwonenden van Schiphol te verminderen.

Artikel 18. Scheepvaart en havens

Het budget loopt tot en met 2025 op, aangezien meer subsidies zijn bestemd voor verduurzaming van de binnenvaart en de uitrol van walstroom voor zeevaart. Vanwege afbouw van subsidies in latere jaren nemen de uitgaven op dit artikel geleidelijk af.

Artikel 19. Uitvoering milieubeleid en internationaal

Vanuit dit artikel worden uitgaven aan internationale coördinatie en samenwerking gedaan. De subsidie Interreg (Europese subsidieregeling voor ruimtelijke en regionale ontwikkeling) loopt na 2024 af, waarna de uitgaven min of meer constant blijven.

Artikel 20. Lucht en geluid

In 2025 neemt het budget op dit artikel toe tot circa 70 miljoen euro. Dit betreft voornamelijk hogere bijdragen aan medeoverheden via de subsidieregeling Sanering Verkeerslawaai voor uitvoering van saneringsmaatregelen door provincies en gemeenten.

Artikel 21. Duurzaamheid

De uitgaven voor circulaire economie nemen tot en met 2025 toe. Dit komt voornamelijk door opdrachten en subsidies voor duurzame productieketens. Daarnaast zijn er met name in 2024 en 2025 middelen vanuit het Klimaatfonds beschikbaar voor het Bevorderen van circulair doen en gedrag, ondersteuning van onder andere ketenvorming en recyclingtechnieken circulaire plastics en de continuering van de regeling Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+) en Circulaire Economie.

Artikel 22. Omgevingsveiligheid en milieurisico's

Vanaf 2023 nemen de uitgaven op dit artikel toe door hogere uitgaven aan het programma Omgevingsveilig en diverse overige opdrachten op Vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) en asbest.

Artikel 23. Meteorologie, seismologie en aardobservatie

De uitgaven op dit artikel zijn gemiddeld rond de 60 miljoen euro. De uitgaven aan de agentschapsbijdragen aan het KNMI voor meteorologie, seismologie en aardobservatie nemen geleidelijk af vanaf 2024.

Artikel 24. Handhaving en toezicht

De personele uitgaven aan de Inspectie Leefomgeving en Toezicht nemen licht toe, terwijl de materiële uitgaven beperkt dalen. Per saldo zijn de uitgaven aan handhaving en toezicht redelijk constant.

Artikel 25. Brede doeluitkering

Jaarlijks wordt een beschikking verstrekt voor de Brede Doeluitkering (BDU) aan de Vervoerregio Amsterdam en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag. Deze beschikking wordt berekend op basis van de in de Wet BDU Verkeer en Vervoer opgenomen methodiek. De bijdrage aan de samenwerkingsverbanden Vervoerregio Amsterdam en Metropoolregio Rotterdam Den Haag is min of meer constant op circa 1 miljard euro.

Artikel 26. Bijdrage investeringsfondsen

Dit is het artikel op de begroting van IenW van waaruit het Mobiliteitsfonds en het Deltafonds worden gevoed. De piek in 2025 is het gevolg van een technische mutatie voor de voorziene omvorming van ProRail tot zelfstandig bestuursorgaan (ZBO). Voor de details van de omvorming en uitgebreidere informatie over de verschuivingen op de fondsen wordt verwezen naar de begrotingen en horizontale toelichtingen van het Mobiliteitsfonds en Deltafonds.

Artikel 97. Algemeen departement

De uitgaven vanuit dit artikel zijn vanaf 2024 constant. In 2023 vinden nog uitgaven plaats voor COVID-19 testen en noodhulp Oekraïne.

Artikel 98. Apparaatsuitgaven kerndepartement

Het apparaatsbudget daalt de komende jaren van circa 350 miljoen euro naar circa 300 miljoen euro. Dit komt met name door lagere uitgaven aan externe inhuur, maar ook aan eigen personeel. De budgetten voor materiële uitgaven zijn min of meer constant.

Artikel 99. Nog onverdeeld

Dit betreft een administratief artikel, wat betekent dat er geen daadwerkelijke uitgaven ten laste van artikel 99 worden gedaan.

totaal uitgaven 8.715 10.246 19.325 9.989 9.732 9.185
totaal ontvangsten 8.715 10.246 19.325 9.989 9.732 9.185
11 Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte
Uitgaven 156 501 770 951 1.028 1.131
Ontvangsten
12 Hoofdwegennet
Uitgaven 3.204 3.800 4.203 3.936 4.162 3.819
Ontvangsten 145 53 119 122 123 111
13 Spoorwegen
Uitgaven 2.820 2.865 11.679 2.457 2.416 2.071
Ontvangsten 281 229 358 203 203 203
14 Regionale infrastructuur en bereikbaarheidsprogramma's
Uitgaven 607 1.143 500 163 48 36
Ontvangsten 0
15 Hoofdvaarwegennet
Uitgaven 1.375 1.377 1.454 1.846 1.323 1.282
Ontvangsten 89 22 11 2 0 0
17 Megaprojecten Verkeer en Vervoer
Uitgaven 550 538 719 635 756 847
Ontvangsten 83 59 65 60 75 72
18 Overige uitgaven en ontvangsten
Uitgaven 3 22
Ontvangsten 311
19 Ontvangsten
Ontvangsten 7.808 9.883 18.772 9.603 9.331 8.799

Algemeen

De begroting van het Mobiliteitsfonds groeit van circa 8,7 miljard euro in 2023 naar 10,2 miljard euro in 2026. Deze stijging is onder andere te verklaren door flinke investeringen in het laatste coalitieakkoord. Hier is onder andere 7,5 miljard euro (cumulatief) voor ontsluiting woningbouw en 1,5 miljard euro (structureel) voor instandhouding beschikbaar gesteld. Richting 2028 daalt de begroting weer naar circa 9,2 miljard euro. Deze daling is onder andere te verklaren omdat er vanaf 2026 nog middelen op de AP staan voor instandhouding (circa 2 miljard euro cumulatief) en voor de Lelylijn (circa 3 miljard euro cumulatief) en op het Mobiliteitsfonds 800 miljoen euro wordt weggeschoven uit 2028 naar latere jaren om de middelen in een realistischer ritme te plaatsen. De piek in 2025 wordt verklaard door de voorziene omvorming van ProRail (zie toelichting artikel 13).

Toelichting per artikel

Artikel 11. Verkenningen, reserveringen en investeringsruimte

Dit artikel bevat alle (plan)flexibele budgetten die zijn gereserveerd voor het verbeteren van bereikbaarheid. Het gaat om budgetten voor verkenningen, reserveringen en (beschikbare) investeringsruimte. Het budget voor verkenningen stijgt van circa 4 miljoen euro naar ruim 400 miljoen euro in 2028. De reserveringen fluctueren over de jaren, van circa 140 miljoen euro in 2024 naar circa 400 miljoen euro in 2028, omdat dit incidentele bedragen zijn. De generieke investeringsruimte stijgt van circa 10 miljoen euro in 2023 naar circa 336 miljoen euro in 2028. De investeringsruimte is volledig voor risicoreserveringen en tegenvallers gereserveerd.

Artikel 12. Hoofdwegennet

De fluctuaties over de jaren hangen samen met de planning van de uitgaven van diverse aanlegprojecten (zowel realisatie als verkenningen en planuitwerkingen). De beschikbaar gestelde middelen voor exploitatie, onderhoud en vernieuwing van de Rijksinfrastructuur vanuit het coalitieakkoord Rutte IV zijn vanaf 2026 toegevoegd. Aanvullend zijn middelen geherprioriteerd van aanleg naar instandhouding.

Artikel 13. Spoorwegen

De daling van het budget van circa 2,8 miljard euro naar 2,1 miljard euro komt voornamelijk doordat de coalitieakkoordmiddelen voor instandhouding spoor tot en met 2025 zijn toegevoegd bij de begroting. De middelen voor 2026 en verder staan echter nog op de aanvullende post. De piek in 2025 is het gevolg van een technische mutatie voor de voorziene omvorming van ProRail tot zelfstandig bestuursorgaan (ZBO).

Artikel 14. Regionale infrastructuur en bereikbaarheidsprogramma's

De uitgaven op dit artikel hangen samen met grote projecten die regionale overheden aanleggen. De stijging in 2024 wordt grotendeels veroorzaakt doordat 350 miljoen euro uit 2023 is doorgeschoven naar 2024 voor de ontsluiting van woningbouw. De Tweede Kamer heeft aangegeven meer tijd nodig te hebben om de SPUK voor woningbouw te beoordelen. De planning om de middelen dit jaar uit te keren wordt hierdoor niet meer realistisch geacht. Na 2024 daalt het budget weer omdat in latere jaren minder middelen beschikbaar zijn voor woningbouw.

Artikel 15. Hoofdvaarwegennet

De uitgaven zijn tot en met 2025 constant op circa 1,4 miljard euro. Deze bedragen betreffen de toevoeging van de coalitieakkoordmiddelen voor het basiskwaliteitniveau. Aanvullend zijn middelen geherprioriteerd van aanleg naar instandhouding. Daarnaast is er een piek in 2026 vanwege de reservering voor scheepvaartveiligheid maatregelen als gevolg van Wind op Zee.

Artikel 17. Megaprojecten verkeer en vervoer

Onder dit artikel vallen de megaprojecten Project Mainportontwikkeling Rotterdam, European Rail Traffic Management System (ERTMS), Zuidasdok en het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS). De hogere uitgaven van ca. 720 miljoen euro in 2025 hangen voornamelijk samen met de aanleg van ERTMS. Daarnaast stijgen op dit artikel de uitgaven jaarlijks aan het project Zuidasdok en aan de planning, studies, en aanleg van het programma Hoogfrequent Spoor (PHS).

Artikel 18. Overige uitgaven en ontvangsten

De incidentele uitgaven in 2024 hangen samen met de afroming van het surplus aan eigen vermogen van Rijkswaterstaat.

Artikel 19. Ontvangsten

Dit artikel bestaat uit de voeding van het Mobiliteitsfonds vanuit de begroting van IenW (XII).

totaal uitgaven 1.952 1.820 1.908 2.030 1.808 1.822
totaal ontvangsten 1.952 1.820 1.908 2.030 1.808 1.822
1 Investeren in waterveiligheid
Uitgaven 587 709 804 891 619 689
Ontvangsten 182 169 154 150 169 173
2 Investeren in zoetwatervoorziening
Uitgaven 146 105 54 46 62 38
3 Beheer, Onderhoud en vernieuwing
Uitgaven 345 313 368 319 309 406
4 Experimenteren cf. art. III Deltawet
Uitgaven 355 112 99 114 61 60
5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven
Uitgaven 372 395 403 480 503 590
Ontvangsten 232
6 Bijdrage ten laste van begroting Hoofdstuk XII
Ontvangsten 1.538 1.650 1.754 1.880 1.639 1.648
7 Investeren in Waterkwaliteit
Uitgaven 147 186 181 180 254 39
Ontvangsten 0 0 0 0

Algemeen

De begroting van het Deltafonds fluctueert door de jaren tussen de 1,8 miljard euro en 2,0 miljard euro. De fluctuatie wordt onder andere verklaard door de planning van diverse aanlegprojecten, een piek in kosten voor beheer en onderhoud in 2025 en de tweede en derde tranche aan maatregelen met betrekking tot de Kaderrichtlijn Water. Dit wordt uitgebreider beschreven in de toelichting per artikel.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Investeren in waterveiligheid

Het verloop van de jaarlijkse uitgaven en ontvangsten hangt samen met de planning van de diverse aanlegprojecten (zowel realisatie als verkenningen en planuitwerkingen). De daling in 2027 wordt onder andere veroorzaakt door een lagere programmering van het hoogwaterbeschermingsprogramma waterschapsprojecten.

Artikel 2. Investeren in zoetwatervoorziening

Op dit artikel worden de uitgaven op het gebied van zoetwatervoorziening verantwoord. De hogere uitgaven in 2023 en 2024 hangen samen met de aanleg van zoetwatervoorziening, namelijk Deltaplan Zoetwater fase 2 en de impuls ruimtelijke adaptatie.

Artikel 3. Beheer, onderhoud en vernieuwing

De budgetten voor beheer, onderhoud en vervanging van waterveiligheid zijn redelijk constant, met pieken in 2025 en 2028. In 2025 wordt een piek in de realisatie van geplande werkzaamheden waterveiligheid verwacht. In 2028 is sprake van een piek in vernieuwing.

Artikel 4. Experimenteren cf. art. III Deltawet

Op dit artikel worden de uitgaven voortvloeiend uit het DBFM-contract voor het project Afsluitdijk verantwoord. De hoogte van de uitgaven fluctueert afhankelijk van mijlpaalbetalingen in de betreffende jaren.

Artikel 5. Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

De uitgaven stijgen van circa 400 miljoen euro in 2024 naar circa 600 miljoen euro in 2028. Deze stijging komt met name door verhoogde reserveringen voor onder andere het deltaplan zoetwater.

Artikel 6. Bijdrage ten laste van begroting Hoofdstuk XII

Dit artikel betreft de voeding van het Deltafonds vanuit de begroting van IenW (XII).

Artikel 7. Investeren in waterkwaliteit

Op dit artikel worden maatregelen op gebied van waterkwaliteit ten behoeve van de Kaderrichtlijn Water (KRW) verantwoord. De fluctuatie in de budgetten hangt samen met de uitgaven voor de 2e en 3e tranche van de KRW.

Economische Zaken en Klimaat (inclusief Nationaal Groeifonds)

Totaal uitgaven 16.722 12.245 10.482 12.433 12.127 13.212
Totaal ontvangsten 9.969 5.620 5.351 4.924 7.856 6.230
1 Goed functionerende economie en markten
Uitgaven 326 366 366 373 393 364
Ontvangsten 178 75 43 44 45 46
2 Bedrijvenbeleid: innovatie en ondernemerschap voor duurzame welvaartsgroei
Uitgaven 3.186 2.269 2.045 1.738 1.497 1.453
Ontvangsten 363 259 279 155 121 134
3 Toekomstfonds
Uitgaven 596 282 219 244 169 160
Ontvangsten 127 80 263 62 56 56
4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering
Uitgaven 8.375 4.543 4.074 6.526 6.468 6.434
Ontvangsten 2.442 1.935 1.884 2.305 5.855 4.650
5 Een veilig Groningen met perspectief
Uitgaven 3.589 2.594 1.714 1.184 952 1.008
Ontvangsten 6.708 3.184 2.739 2.217 1.639 1.209
6 Bijdrage Nationaal Groeifonds
Uitgaven 10 1.572 1.472 1.792 2.081 3.253
40 Apparaat
Uitgaven 639 619 593 576 568 540
Ontvangsten 151 87 143 141 140 134
41 Nog onverdeeld 0 0 0 0 0 0
Uitgaven 0 0 0 0 0 0

Algemeen

De horizontale ontwikkeling van de EZK-begroting laat een daling van de uitgaven na 2023 zien en vanaf 2026 weer een stijging. De daling komt door het stoppen van verschillende Coronaregelingen en de energiemaatregelen. De stijging vanaf 2026 komt vooral door de middelen uit het Nationaal Groeifonds en Klimaatfonds die via de EZK-begroting lopen. Ook zijn er middelen van het Nationaal Groeifonds (NGF) naar achter geschoven, dit wordt voornamelijk zichtbaar na 2027. Daarnaast is er een stijging op artikel 1 zichtbaar tot 2027, dit heeft te maken met de extra toezichttaken die Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI) uitvoert. Op artikel 4 is ook een stijging zichtbaar vanaf 2026, dit komt door de toegevoegde middelen van het Klimaatfonds. De ontvangsten laten de komende jaren een dalende trend zien tot 2026, daarna stijgen de ontvangsten. Dit komt door de afname van bijvoorbeeld de terugontvangsten van Coronaregelingen, de omzetting van de ODE in de Energiebelasting en doordat de verwachtte ontvangsten van de NAM lager zijn.

Artikel 1. Goed functionerende economie en markten

De uitgaven op dit artikel hebben betrekking op de bijdragen aan agentschappen (Agentschap RDI en RVO) en bijdragen aan ZBO’s/ RWT’s (Metrologie en CBS). Daarnaast staan er op dit artikel ook middelen voor verschillende projecten uit het Nationaal Groeifonds (NGF). De toenemende uitgaven worden veroorzaakt door nieuwe toezichtstaken die de RDI uitvoert als gevolg van Europese verordeningen. Daarnaast hebben de uitgaven voor EZK-projecten van het NGF ook een stijgend verloop. De ontvangsten hebben voornamelijk betrekking op boetes die toezichthouders (ACM, NEA etc.) van EZK opleggen en waar – in het kader van het zogenaamde High Trust-beleid – een meerjarige raming voor wordt aangehouden.

Artikel 2. Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

De uitgaven op dit artikel zijn bestemd voor bijdragen aan (inter-)nationale organisaties, verduurzaming van de industrie en subsidies ter stimulering van innovatie en ondernemen. Vanuit de klimaatfondsmiddelen is 228 miljoen overgeheveld voor de NIKI-regeling. De afname op artikel 2 wordt veroorzaakt door fluctuerende subsidie-uitgaven, het eindigen van Coronaregelingen en dalende middelen voor uit het Nationaal Groeifonds gefinancierde projecten. De ontvangsten zijn grotendeels afkomstig uit terugontvangsten van Coronaregelingen, de BMKB en Garantie Ondernemingsfinanciering,de Rijksoctrooiwet en de luchtvaartkredietregeling. De ontvangsten nemen af door een afnemende reeks voor Bedrijfssteun en het eindigen van de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL).

Artikel 3.Toekomstfonds

De geraamde uitgaven van 2023 zijn relatief hoog ten opzichte van andere jaren. Dit komt omdat er eerder geraamd werd dat de uitgaven in voorgaande jaren zouden starten. Omdat deze uitgaven vertraagd zijn, schuiven de gereserveerde middelen automatisch door naar het lopende jaar en wordt de raming relatief hoog. Dit komt door de 100% eindejaarsmarge. Daarnaast vindt er in 2023 een eenmalige uitgave aan ETCI plaats. Dit Europese fonds investeert in technische scale-ups, met als doel het Europese vestigingsklimaat te versterken. Het Toekomstfonds bevat verschillende leningen, zoals Fund to Fund, Deep Tech Fund en SEED. Alle uitgaven reeksen laten een dalende trend zien, behalve Deep Tech Fund die laat een piek zien in 2026. De ontvangsten komen voornamelijk uit Fund of Fund, Innovatiekredieten en SEED. De ontvangstenreeks kent een dalende trend door de incidentele ontvangsten op Fund to Fund. De Coronaoverbruggingsleningen die door de ROM’s zijn verstrekt worden deels lineair in tranches afgelost en deels aan het einde van de looptijd. Dit verklaart de ontvangstenpiek in 2025.

Artikel 4. Een doelmatige en duurzame energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Er is een flinke afname zichtbaar van 2023 naar 2024, dat komt voornamelijk door het eindigen van het prijsplafond in 2023. Daarnaast vinden er verschillende schommelingen plaats op de SDE-posten, Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+), vulmaatregelen gasopslag en de waterstof middelen. De SDE loopt op, omdat in eerdere jaren minder subsidie-uitgaven worden verwacht door hogere energieprijzen. Ook zijn in de voorjaarsnota SDE-middelen uit 2023 t/m 2025 ingezet ter dekking van het Energie- en Klimaatpakket. Daarnaast zijn er verschillende middelen van het Klimaatfonds toegevoegd aan dit artikel. Een aantal voorbeelden hiervan zijn de ISDE (cumulatief 1,4 miljard euro tot en met 2030) IPCEI waterstof (cumulatief 1,6 miljard euro tot en met 2030) en Warmtenetten investeringssubsidie (cumulatief 600 miljoen euro tot en met 2030). Deze reeksen kennen allemaal een stijgend verloop. De ontvangsten schommelen gedurende de komende jaren. Dit komt door het eindigen van de ontvangsten van de ODE en een afnemende reeks voor de onttrekking van de reserve duurzame energie en klimaattransitie. De ODE is vorig jaar afgeboekt van de EZK-begroting omdat dit is ondergebracht in de Energiebelasting, dit zijn de laatste verwachtte ontvangsten. Daarnaast kent de ETS-reeks een piek vanaf 2027, door een nieuw ETS-systeem waarbij de gebouwde omgeving en het wegverkeer te maken gaan krijgen met heffingen en daarmee hogere ontvangsten voor de EZK-begroting.

Artikel 5. Een veilig Groningen met perspectief

De uitgaven op artikel 5 bestaan uit de betalingen van schadevergoedingen en de versterkingsoperatie voor gedupeerden van aardbevingen door gaswinning, subsidies voor de verduurzamingsopgave en de bijdragen aan RVO en het IMG voor de uitvoering van de schadeafhandeling. De schadevergoedingen en daarbij behorende uitvoeringskosten worden betaald door EZK en daarna verhaald op de NAM. Deze posten zijn daarom ook aan de ontvangstenkant van de EZK-begroting opgenomen. Daarnaast bestaan de ontvangsten uit de gasbaten. In de komende jaren worden naar aanleiding van de kabinetsreactie op de parlementaire enquête middelen toegevoegd aan de EZK-begroting. Op dit moment staan deze middelen nog op de Aanvullende Post van Financiën in afwachting van verdere uitwerking. De ontvangsten kennen een aflopend verloop omdat de dividenduitkering van EBN afneemt door lagere winning en lagere gasprijzen. Ook de ontvangsten Mijnbouwwet kennen daardoor een steile daling. Bijlage 21 biedt meer inzicht in de uitgaven en ontvangsten van Groningen.

Artikel 6. Bijdrage Nationaal Groeifonds

Artikel 6 is het voedingsartikel van het NGF op de EZK-begroting. Via dit artikel worden de overboekingen verwerkt naar andere departementen. Er hebben verschillende kasschuiven plaatsgevonden om de middelen in het juiste ritme te zetten, omdat besluitvorming over de vierde ronde naar alle waarschijnlijkheid pas in 2025 zal plaatsvinden. Bij deze verschuiving is rekening gehouden met de projecten die in een eerdere ronde een voorwaardelijke toekenning hebben ontvangen; die kunnen in 2024 worden omgezet. De rest van de middelen in 2025 zijn voor de vierde ronde.

Artikel 40. Apparaat

De uitgaven voor artikel 40 hebben betrekking op personele en materiële uitgaven. De personele uitgaven zijn in 2023 hoger dan in de daaropvolgende jaren. Dit komt voornamelijk door de afname van overige materiële uitgaven. De daling van overige materiële uitgaven tussen 2023 en 2024 wordt grotendeels veroorzaakt door enkele eenjarige budgetten. Zo staat er in 2023 eenmalig 7,5 miljoen euro op een materiele post voor de publiekscampagne ZODKO (Zet Ook De Knop Om) en klimaatcampagnes in 2023.

Artikel 41. Nog onverdeeld

Dit artikel wordt voornamelijk gebruikt voor het verdelen van de loon- en prijsbijstelling die EZK elk jaar ontvangt.

Totaal uitgaven 10 1.572 1.472 1.792 2.081 3.253
Totaal ontvangsten 10 1.572 1.472 1.792 2.081 3.253
1 Kennisontwikkeling
Uitgaven 434 800 942 1.162 1.870
Ontvangsten 434 800 942 1.162 1.870
2 Onderzoek, ontwikkeling en innovatie
Uitgaven 10 1.033 672 850 918 1.384
Ontvangsten 10 1.033 672 850 918 1.384
3 Infrastructuur
Uitgaven 105
Ontvangsten 105

Algemeen

Voor de uitgaven van het Nationaal Groeifonds (NGF) is een stijging zichtbaar. Dit is te verklaren door een aanpassing in de planning. Omdat besluitvorming over de vierde ronde pas in 2025 zal plaatsvinden, hebben verschillende kasschuiven plaatsgevonden om de middelen naar achter te schuiven. Het bedrag voor 2023 is voor de toegekende subsidie Groeien met Groen Staal en Charging Energy Hubs in de subsidieroute. Bij de middelen voor 2024 is rekening gehouden met de reservering en met de projecten die in een eerdere ronde een voorwaardelijke toekenning hebben gekregen en die in 2024 kunnen worden omgezet.

Artikel 1. Kennisontwikkeling

Voor dit artikel worden geen uitgaven meer verwacht in 2023 en daarom zijn de middelen hiervoor doorgeschoven. In 2024 is rekening gehouden met de nog toe te kennen bedragen van voorwaardelijke projecten en reserveringen. De stijging in 2025 is te verklaren door een wijziging in de planning van de vierde ronde.

Artikel 2. Onderzoek, ontwikkeling en innovatie

Het resterende kasbudget voor 2023 op dit artikel is voor in de derde ronde toegekende subsidies. In 2024 is rekening gehouden met reserveringen en met de nog toe te kennen bedragen van projecten die in een eerdere ronde een voorwaardelijke toekenning hebben gekregen. Vanaf 2025 is een lichte stijging te zien, die wordt veroorzaakt door een aanpassing in de planning en de bijbehorende schuif naar latere jaren.

Artikel 3. Infrastructuur

Dit artikel kent één project: Rail Gent-Terneuzen. Dit project is toegekend toen de pijler Infrastructuur nog onderdeel was van het NGF. Deze pijler is opgeheven, maar blijft voorlopig nog zichtbaar op de begroting omdat de uitkomst van de tweede ronde een voorwaardelijke toekenning heeft opgeleverd voor het project Rail Gent-Terneuzen. Dit project is destijds onder de pijler Infrastructuur ingediend.

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (inclusief Diergezondheidsfonds

totaal uitgaven 3.040 2.863 3.058 2.208 1.846 1.711
totaal ontvangsten 147 78 74 89 90 101
21 Land- en tuinbouw
Uitgaven 362 909 1.346 695 348 245
Ontvangsten 62 32 31 29 29 29
22 Natuur, visserij en gebiedsgericht werken
Uitgaven 1.413 771 625 502 499 496
Ontvangsten 58 34 32 48 50 60
23 Kennis en innovatie
Uitgaven 382 380 277 259 241 240
Ontvangsten 8 8 8 8 8 8
24 Uitvoering en toezicht
Uitgaven 565 528 538 531 541 515
Ontvangsten 15
50 Apparaat
Uitgaven 214 229 228 197 191 191
Ontvangsten 4 4 4 4 4 4
51 Nog onverdeeld
Uitgaven 104 47 44 23 27 24

Algemeen

Van 2023 naar 2028 is er sprake van een daling van circa 1,1 miljard euro in de omvang van de totale uitgaven. Dit komt voornamelijk doordat er in eerdere jaren meer middelen uit het Transitiefonds op de begroting staan. Het gaat hierbij om de uitkoopregeling LBV+, de provinciale uitvraag in het kader van de versnellingsaanpak en maatregelen in het kader van het toekomstperspectief landbouw voor respectievelijk artikel 21, 22 en 23. Met aanvullende middelen voor stikstof en reserveringen ten behoeve van het Transitiefonds op de Aanvullende Post wordt in dit overzicht geen rekening gehouden. Cumulatief staat er nog 21,6 miljard euro op de Aanvullende Post. De ontvangsten zijn in 2023 hoger dan in de jaren erna, dit komt voornamelijk door een herijking van het ontvangstenbudget voor de visserij, een tegemoetkomingsregeling voor de afbouw van de derogatie en een incidentele teruggave van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Toelichting per artikel

Artikel 21. Land- en tuinbouw

Voor land- en tuinbouw is het budget in 2024 tot en met 2026 incidenteel hoger vanwege de uitkoopregelingen LBV+ (cumulatief 1 miljard euro, waarvan 600 miljoen euro in 2025) en de maatregel gerichte opkoop (cumulatief 248 miljoen euro tussen 2024 en 2026). De ontvangsten zijn in 2023 hoger dan in de jaren erna, dit komt voornamelijk door een tegemoetkomingsregeling voor de afbouw van de derogatie (23,7 miljoen euro in 2023).

Artikel 22. Natuur, visserij en gebiedsgericht werken

Het budget voor natuur, visserij en gebiedsgericht werken is in 2023 incidenteel hoger vanwege onder andere de provinciale uitvraag in het kader van de versnellingsaanpak (295 miljoen euro), legalisatieopgave PAS-melders (250 miljoen euro), een saneringsregeling voor de visserij uit de Brexit Adjustment Reserve (155 miljoen euro) en budget voor de aankoop van gronden (100 miljoen). De ontvangsten zijn in 2023 hoger dan in andere jaren, dit wordt onder andere veroorzaakt door een herijking van het ontvangstenbudget voor de visserij (cumulatief 17 miljoen euro t/m 2028).

Artikel 23. Kennis en innovatie

Het budget voor kennis en innovatie is in 2023 (83,7 miljoen) en 2024 (93,4 miljoen) incidenteel hoger vanwege maatregelen in het kader van het toekomstperspectief landbouw. Dit betreft onder andere het stimuleren van omschakelen naar biologische landbouw, subsidies voor duurzame gewasbescherming en maatregelen om het meten en berekenen van stikstofdepositie nauwkeuriger te kunnen doen. De ontvangsten blijven in de periode 2023 t/m 2028 gelijk.

Artikel 24. Uitvoering en toezicht

De budgetten voor uitvoering en toezicht blijven nagenoeg gelijk in de periode 2023 t/m 2028. In 2023 is er een incidentele teruggave van 14,9 miljoen euro op basis van de jaarrekening 2022 van de NVWA.

Artikel 50. Apparaat

De apparaatsbudgetten blijven nagenoeg gelijk in de periode 2022 t/m 2027. De middelen die beschikbaar zijn voor uitvoeringskosten vanuit het Transitiefonds staan grotendeels nog op de Aanvullende Post en worden daarom niet meegenomen in dit overzicht. De ontvangsten blijven in de periode 2023 t/m 2028 gelijk.

Artikel 51. Nog onverdeeld

Op artikel 51 staan middelen die nog verdeeld moeten worden over de begrotingsposten. Een deel van de loon- en prijs ontwikkeling (lpo) die voor 2023 is toegekend is nog niet verdeeld.

totaal uitgaven 44 31 31 31 31 31
totaal ontvangsten 72 32 31 31 31 31
1 Bewaking en bestrijding van dierziekten
Uitgaven 44 31 31 31 31 31
Ontvangsten 72 32 31 31 31 31

Algemeen

Op het Diergezondheidsfonds vinden de mutaties plaats voor de bewaking en bestrijding van dierziekten. In 2023 is het budget incidenteel hoger door de uitbraak van vogelgriep. Binnen het Diergezondheidsfonds blijven de budgetten gelijk in de periode 2024 t/m 2028.

Sociale Zekerheid

totaal uitgaven 48.723 58.022 58.391 60.061 61.411 61.712
totaal ontvangsten 3.375 2.342 2.355 2.380 2.336 2.235
1 Arbeidsmarkt
Uitgaven 1.331 1.095 886 685 503 321
Ontvangsten 972 15 15 15 15 15
2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet
Uitgaven 7.756 8.120 8.258 8.459 8.641 8.847
Ontvangsten 106 62 60 59 43 15
3 Arbeidsongeschiktheid
Uitgaven 7 10 7 3 1 1
4 Jonggehandicapten
Uitgaven 4.151 4.199 4.265 4.290 4.315 4.341
Ontvangsten 42
5 Werkloosheid
Uitgaven 207 186 83 68 71 91
Ontvangsten 5
6 Ziekte en verlofregelingen
Uitgaven 48 60 60 60 60 60
Ontvangsten 0
7 Kinderopvang
Uitgaven 4.539 4.632 5.046 6.070 6.753 7.050
Ontvangsten 1.813 1.827 1.835 1.851 1.822 1.756
8 Oudedagsvoorziening
Uitgaven 42 53 56 58 61 65
9 Nabestaanden
Uitgaven 2 3 3 3 3 3
10 Tegemoetkoming ouders
Uitgaven 8.197 9.249 8.958 8.708 8.615 8.497
Ontvangsten 278 346 352 363 364 360
11 Uitvoeringskosten
Uitgaven 752 697 674 665 666 666
Ontvangsten 53
12 Rijksbijdragen
Uitgaven 20.630 28.094 28.678 29.564 30.472 30.597
Ontvangsten 0
13 Integratie en maatschappelijke samenhang
Uitgaven 483 762 574 569 401 346
Ontvangsten 15 1 1 1 1 1
96 Apparaat Kerndepartement
Uitgaven 574 570 552 543 541 539
Ontvangsten 91 91 92 91 91 89
99 Nog onverdeeld
Uitgaven 4 292 292 316 308 288

Algemeen

De stijging van de uitgaven op hoofdstuk 15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt voornamelijk verklaard door uitgaven aan de kinderopvangtoeslag, bijstand en rijksbijdragen. De uitgaven aan de kinderopvangtoeslag zullen in 2028 met circa 2,5 miljard euro hoger uitvallen dan in 2023 door de voorgenomen invoering van een nieuw financieringsstelsel met inkomensonafhankelijke vergoeding per 2027. De bijstandsuitgaven laten een stijging zien van zo’n 1 miljard euro tussen 2023 en 2028. Dit is met name het gevolg van de door het CPB geraamde oploop van de werkloze beroepsbevolking richting de evenwichtswerkloosheid. De stijgende uitgaven aan de rijksbijdragen komt vooral door de rijksbijdragen aan het Ouderdomsfonds. Deze rijksbijdragen vullen de premie-inkomsten van het Ouderdomsfonds.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Arbeidsmarkt                                             

De uitgaven aan artikel 1 arbeidsmarkt dalen gedurende de periode 2023-2028. Dat komt deels doordat er geen uitgaven aan de NOW-regeling worden voorzien na 2023. Ook wordt het STAP-budget afgeschaft vanaf 2024 en wordt het lage-inkomensvoordeel afgeschaft per 2025, wat tot lagere uitgaven leidt per 2026. De voornaamste uitgaven op het begrotingsartikel blijven daarna de Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU), waar budget voor beschikbaar is tot 2028, en de loonkostenvoordelen, waarvoor structureel budget beschikbaar is. De ontvangsten bestaan voor het grootste deel uit terugontvangsten voor de NOW, die op dit moment alleen voor 2023 worden verwacht. De ontvangsten vanaf 2024 bestaan voornamelijk uit de geschatte boeteontvangsten van de NLA.                         

Artikel 2. Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

Het grootste gedeelte van dit begrotingsartikel bestaat uit het macrobudget participatiewetuitkeringen, zijnde de bijstand, loonkostensubsidie, inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen (IOAZ) en bijstand voor zelfstandig ondernemers (Bbz-levensonderhoud). Over de periode 2023 t/m 2028 stijgt het macrobudget met ca. 1 miljard euro. Dit is met name het gevolg van de verwachte oploop van de werkloze beroepsbevolking, zoals geraamd door het CPB. Daarnaast is er door de invoering van de Participatiewet nog een beleidsmatige oploop van de uitgaven die vallen onder dit artikel, vanwege instroom die nog wordt verwacht. Er is nog altijd sprake van een ingroei van de doelgroep van de Participatiewet. Onder artikel 2 valt eveneens de AIO (Aanvullende inkomensvoorziening ouderen). De uitgaven aan deze regeling nemen in de periode 2023 t/m 2028 toe met 131 miljoen euro, onder andere door vergrijzing en het feit dat de AOW-leeftijd tussen 2024 en 2027 niet stijgt, waardoor meer mensen de AOW-leeftijd bereiken en mogelijk recht kunnen hebben op de AIO.

Artikel 3. Arbeidsongeschiktheid                                

De begrotingsgefinancierde middelen op dit artikel bestaan uit de ongevallenverzekering Caribisch Nederland en uit de regeling Individuele Plaatsing en Steun (IPS) waarmee mensen met een psychische aandoening worden ondersteund bij re-integratie naar de arbeidsmarkt. De daling die zichtbaar is op artikel Arbeidsongeschiktheid is het gevolg van de afloop van de IPS-regeling in 2026.

Artikel 4. Jonggehandicapten

De totale uitkeringslasten aan de Wajong stijgen over de jaren door een groeiend aantal personen in de Wajong2015. Deze groei is groter dan de afname van het aantal personen in de oude Wajongregelingen. De gemiddelde jaaruitkering zal ook toenemen doordat personen die instromen in de Wajong2015 een volledige Wajonguitkering ontvangen, omdat de Wajong2015 enkel toegankelijk is voor jonggehandicapten die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn.

Artikel 5. Werkloosheid                                                        

De grootste begrotingsgefinancierde uitgavenpost onder dit artikel is de Wet inkomensvoorziening voor oudere werklozen (IOW). De IOW uitgaven volgen met vertraging het verwachte aantal WW-uitkeringen voor 60+ers. Daarmee nemen de komende jaren de uitgaven IOW eerst af, waarna deze tussen 2026 en 2028 weer zullen stijgen. In 2023 en 2024 is er tijdelijk extra budget vrijgemaakt voor aanvullende arbeidsmarktdienstverlening door de Regionale Mobiliteitsteams (RMT’s). Na 2024 staat er geen budget meer op dit artikel voor deze tijdelijke regeling, waardoor er een daling te zien is tussen 2024 en 2025.

Artikel 6. Ziekte en verlofregelingen                                     

De begrotingsgefinancierde uitgaven op dit artikel bestaan voornamelijk uit uitkeringslasten voor de Regeling Tegemoetkoming Asbestslachtoffers (TAS), Ziekteverzekering Caribisch Nederland, OPS-voorzieningenfonds en Tegemoetkomingsregeling stoffengerelateerde beroepsziekten (TSB). De uitgaven van artikel 6 stijgen vanaf 2024 vanwege een ingroei van de TSB.

Artikel 7. Kinderopvang         

De geraamde uitgaven aan kinderopvang nemen vanaf 2025 fors toe. In de jaren 2025 en 2026 zijn er middelen gereserveerd voor een ingroeipad naar het nieuwe stelsel. In 2027 is het kabinet voornemens het nieuwe financieringsstelsel in te voeren met een inkomensonafhankelijke vergoeding. Na volledige ingroei betreft het een intensivering van structureel circa 2,7 miljard euro per jaar. Doordat er vanaf 2027 sprake is van een inkomensonafhankelijke vergoeding in combinatie met directe financiering, zal het aantal terugvorderingen afnemen. Dit verklaart voor een groot deel de afname van de ontvangsten.

Artikel 8. Oudedagsvoorziening                     

De begrotingsgefinancierde uitgaven op dit artikel bestaan voornamelijk uit uitkeringslasten aan de Algemene Ouderdomsverzekering Caribisch Nederland (AOV) en de overbruggingsregeling AOW (OBR). De stijging van de AOV-uitkeringslasten in 2023 is te verklaren door de verhoging van de AOV tot het ijkpunt sociaal minimum.

Artikel 9. Nabestaanden

De begrotingsgefinancierde uitgaven op dit artikel bestaan uit uitkeringslasten aan de Algemene weduwen- en wezenverzekering (AWW) op Caribisch Nederland. Deze uitgaven laten een beperkte oploop zien als gevolg van een toename van het aantal uitkeringsgerechtigden.         

Artikel 10. Tegemoetkoming ouders                          

De tegemoetkoming ouders bevat zowel de uitgaven aan de kinderbijslag als aan het kindgebonden budget. De geraamde uitgaven nemen in de periode 2023-2028 af. Deze afname wordt met name veroorzaakt doordat de intensivering van het kindgebonden budget in 2023 van 732 miljoen euro in de jaren daarna stap voor stap wordt afgebouwd naar 100 miljoen euro structureel in 2028. De ontvangsten voor het kindgebonden budget volgen met vertraging het patroon van de uitgaven. De stijging van ruim 1 miljard euro in 2024 t.o.v. 2023 wordt verklaard door de structurele intensivering in het kindgebonden budget vanaf 2024.

Artikel 11. Uitvoeringskosten                                    

De uitvoeringskosten van de regelingen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid staan op twee verschillende begrotingshoofdstukken, hoofdstuk 15 en hoofdstuk 40. De uitvoeringskosten op hoofdstuk 15 nemen tussen 2023 en 2028 af door een afname van door UWV en SVB uitgevoerde regelingen. Daarnaast zorgt de afschaffing van scholingssubsidie STAP voor een afname van de uitvoeringskosten UWV vanaf 2024.

Artikel 12. Rijksbijdragen                                          

De uitgaven op het artikel rijksbijdragen laten een toename zien. Dat komt vooral door de rijksbijdragen aan het Ouderdomsfonds. Deze rijkbijdragen vullen de premie-inkomsten van het Ouderdomsfonds aan, omdat de AOW-premies alleen niet voldoende zijn om de AOW-uitkeringen te betalen. Aangezien de AOW-uitgaven als gevolg van demografie de komende jaren toenemen, stijgen ook deze rijksbijdragen.                                                                             

Artikel 13. Integratie en maatschappelijke samenhang                      

Het budget voor inburgering is in de jaren tot en met 2026 incidenteel hoger dan in andere jaren. Dit komt door de verhoogde asielinstroom van 2022 t/m 2025. Deze asielinstroom werkt door naar latere jaren vanwege de meerjarige kosten van inburgeraars. De uitgaven op dit beleidsartikel nemen daarna af vanwege de verwachte afnemende asielinstroom. Dat is van invloed op de uitgaven voor voorinburgering, het leenstelsel en inburgeringsvoorzieningen bij gemeenten, evenals op kleinere posten zoals uitvoeringskosten DUO.

Artikel 96. Apparaat Kerndepartement                       

Tussen 2023 en 2028 nemen de uitgaven aan apparaat bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid af met 33 miljoen euro. Dit is met name te verklaren door een afname van de werkzaamheden voor de uitvoering van subsidieregelingen. De ontvangsten op apparaat ontstaan door de doorberekening van de kosten van de Rijksschoonmaakorganisatie (RSO) aan de verschillende aangesloten departementen.           

Artikel 99. Nog onverdeeld    

Op dit artikel staan middelen gereserveerd die op een later moment nog verdeeld moeten worden wanneer de precieze invulling en voorwaarden bekend zijn. Deze post bevat op dit moment bijvoorbeeld reserveringen voor armoede en schulden, arbeidsmarktinfrastructuur, beschut werk, re-integratie en commissie Roemer. De nog onverdeelde middelen zijn in 2028 hoger dan in 2023 doordat de meeste gereserveerde middelen in het lopende jaar al zijn overgeboekt naar het beleidsartikel. De precieze invulling van plannen in de jaren erna moet nog vorm krijgen. Daarom staan deze middelen nog gereserveerd op artikel 99.

totaal uitgaven 71.506 77.872 82.821 88.480 93.692 98.281
totaal ontvangsten 180 215 244 275 306 328
1 Arbeidsmarkt
Uitgaven 425 434 459 484 507 530
3 Arbeidsongeschiktheid
Uitgaven 13.040 14.106 14.902 15.678 16.375 17.191
5 Werkloosheid
Uitgaven 2.920 3.564 4.245 4.852 5.409 5.979
Ontvangsten 180 215 244 275 306 328
6 Ziekte en verlofregelingen
Uitgaven 4.598 5.023 5.375 5.712 5.977 6.257
8 Oudedagsvoorziening
Uitgaven 48.000 52.134 55.107 58.887 62.430 65.187
9 Nabestaanden
Uitgaven 332 346 346 346 347 357
11 Uitvoeringskosten
Uitgaven 2.191 2.266 2.387 2.520 2.646 2.780

Algemeen

De weergegeven uitgavenontwikkeling is in tegenstelling tot de meeste andere begrotingen inclusief loon- en prijsontwikkeling. Dit verklaart een groot deel van de stijging. Bij een schoning voor loon- en prijsontwikkeling laten vooral de uitgaven aan AOW en aan werkloosheid een stijging zien. De AOW-uitgaven stijgen geschoond voor loon- en prijsontwikkeling met ruim vier miljard euro tussen 2023 en 2028. Dit is voornamelijk het gevolg van de groei van het aantal AOW-gerechtigden. Door een gelijkblijvende AOW-leeftijd tussen 2024 en 2027 bereiken in deze jaren relatief veel mensen de AOW-leeftijd. De uitgaven aan werkloosheid laten, geschoond voor loon- en prijsontwikkeling, een stijging zien van ruim 1,8 miljard tussen 2023 en 2028. Dit is met name het gevolg van de door het CPB geraamde oploop van de werkloze beroepsbevolking richting de evenwichtswerkloosheid. 

Toelichting per artikel

Artikel 1. Arbeidsmarkt                                             

De uitgaven op artikel 1 arbeidsmarkt komen voort uit de compensatieregeling voor de transitievergoeding (CTV). De stijging van de uitgaven wordt verklaard door indexatie van de regeling.

Artikel 3. Arbeidsongeschiktheid        

De uitgaven aan arbeidsongeschiktheidsverzekeringen WIA, Waz en WAO stijgen in de periode 2023-2028 naar verwachting met ruim 4 miljard euro. Deze stijging komt voornamelijk door indexatie van de genoemde uitkeringen. De WIA bestaat uit de IVA (Inkomensregeling Volledig Arbeidsongeschikten) en WGA (Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten). De WIA-uitgaven stijgen naast indexatie ook doordat het gebruik de komende periode toeneemt. Het aantal uitkeringen stijgt door de groei van het aantal verzekerden en de hogere instroom van ouderen die langer doorwerken i.v.m. de hogere AOW-gerechtigde leeftijd. Ouderen hebben een hogere kans om in te stromen. De Waz en WAO zijn aflopende regelingen en kennen geen instroom meer. De uitgaven aan deze regelingen nemen daardoor af.

Artikel 5. Werkloosheid                                                                     

De WW-uitkeringslasten ontwikkelen zich in lijn met de verwachte volumeontwikkeling van de werkloosheid van het CPB. De komende jaren wordt een stapsgewijze groei richting evenwichtswerkloosheid verwacht. Daarnaast stijgen de WW-uitgaven door indexatie van de uitkering. Hierdoor komen de WW-uitkeringslasten in 2028 zo’n 3 miljard euro hoger uit dan in 2023.

Artikel 6. Ziekte en verlofregelingen

De uitgaven aan de ziekte- en verlofregelingen stijgen in de periode 2023-2028 met 1,7 miljard euro. Dit komt hoofdzakelijk door drie dingen. Ten eerste nemen de uitgaven toe als gevolg van indexatie van de regelingen (structureel circa 1,3 miljard euro). Ten tweede nemen de uitgaven op de verlofregelingen meerjarig toe als gevolg van een hoger aantal geboortes. Ten derde zijn de uitgaven voor het betaald ouderschapsverlof nog van beperktere omvang in 2023 dan in de andere jaren omdat de regeling pas recent is ingaan (augustus 2022) en hierdoor nog moet ingroeien in 2023. De uitgaven voor de Ziektewet blijven naar verwachting nagenoeg constant.                      

Artikel 8. Oudedagsvoorziening         

Op dit artikel staan premiegefinancierde uitgaven aan de Algemene Ouderdomswet (AOW) en de Inkomensondersteuning AOW (IOAOW). De uitgaven aan de AOW stijgen in de periode 2023-2028 met 16,6 miljard euro. Door de vergrijzing neemt het aantal AOW-gerechtigden de komende jaren toe. Tussen 2024 en 2027 stijgen de uitkeringslasten relatief sneller, omdat de AOW-leeftijd in deze jaren constant blijft. Hierdoor bereiken relatief veel mensen de AOW-leeftijd. Per saldo stijgen de AOW-uitgaven door beide effecten met 4,4 miljard euro. Het resterende deel van de stijging is het gevolg van indexatie van de uitkering.  

Artikel 9. Nabestaanden

Op dit artikel staan premiegefinancierde uitgaven aan de Algemene Nabestaandewet (Anw). Tussen 2023 en 2028 stijgen de uitgaven op artikel 9 met 12 miljoen euro. Deze stijging is voornamelijk het gevolg van indexatie van de Anw. Ook neemt de instroom in de Anw regeling af, omdat de arbeidsparticipatie van vrouwen leidt tot minder afhankelijkheid van inkomensondersteuning na het overlijden van de partner. Dit zorgt voor lagere uitgaven. Per saldo zorgt de lagere instroom in de Anw gezamenlijk met de indexatie van de Anw voor een relatief beperkte groei van de uitgaven op artikel 9 nabestaanden.

Artikel 11. Uitvoeringskosten 

Op dit artikel staan de uitvoeringskosten voor UWV en SVB aan premiegefinancierde regelingen. De uitvoeringskosten nemen tussen 2023 en 2028 toe met bijna 600 miljoen euro. Dit wordt grotendeels verklaard doordat de nominale ontwikkeling op artikel 11 toeneemt. Ook nemen de uitvoeringskosten bij UWV en SVB toe als gevolg van de stijgende uitgaven aan de door UWV en SVB uitgevoerde regelingen. 

totaal uitgaven 1.846 2.945 4.239 5.450 6.618
totaal ontvangsten
2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet
Uitgaven 555 914 1.284 1.619 1.957
3 Arbeidsongeschiktheid
Uitgaven 0 0 0 0 0
4 Jonggehandicapten
Uitgaven 287 515 739 946 1.142
5 Werkloosheid
Uitgaven 7 10 12 16 24
6 Ziekte en verlofregelingen
Uitgaven 4 7 10 13 15
7 Kinderopvang
Uitgaven 273 546 955 1.359 1.739
8 Oudedagsvoorziening
Uitgaven 2 3 5 8 10
9 Nabestaanden
Uitgaven 0 0 0 0 1
10 Tegemoetkoming ouders
Uitgaven 718 948 1.232 1.486 1.725
13 Integratie en Maatschappelijke Samenhang
Uitgaven 1 2 3 4 5

Algemeen

Op hoofdstuk 83 staat alleen de nominale ontwikkeling bestemd voor hoofdstuk 15: Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De raming van de nominale ontwikkeling (verwachte indexatie van de uitkeringsregelingen onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid) is geactualiseerd op basis van de economische ramingen van het CPB. De geraamde indexatie van deze regelingen loopt voor alle artikelen op omdat er in de toekomst meer middelen nodig zijn om de uitkeringen te indexeren naar de dan geldende prijspeilen.

Zorg

totaal uitgaven 48.216 35.268 34.859 37.026 38.605 39.700
totaal ontvangsten 260 183 170 178 179 169
1 Volksgezondheid
Uitgaven 2.947 2.342 1.912 1.734 1.484 1.457
Ontvangsten 88 39 39 39 39 39
2 Curatieve zorg
Uitgaven 3.800 4.275 4.552 4.735 4.764 4.636
Ontvangsten 77 76 77 86 86 77
3 Langdurige zorg en ondersteuning
Uitgaven 29.765 18.790 18.232 20.165 21.525 23.396
Ontvangsten 10 7 7 7 7 7
4 Zorgbreed beleid
Uitgaven 1.469 1.449 1.366 1.338 1.262 1.239
Ontvangsten 14 14 12 12 12 12
5 Jeugd
Uitgaven 151 193 197 102 102 102
Ontvangsten 2 2 2 2 2 2
6 Sport en bewegen
Uitgaven 709 440 438 421 506 506
Ontvangsten 52 32 20 20 20 20
7 Oorlogsgetroffenen en Herinnering Tweede Wereldoorlog
Uitgaven 218 201 182 165 154 145
Ontvangsten 3 3 3 3 3 3
8 Tegemoetkoming specifieke kosten
Uitgaven 8.440 6.953 7.421 7.834 8.252 7.692
9 Algemeen
Uitgaven 40 40 40 37 34 34
Ontvangsten 2
10 Apparaatsuitgaven
Uitgaven 651 564 521 476 468 460
Ontvangsten 12 9 9 9 9 9
11 Nog onverdeeld
Uitgaven 27 23 0 19 55 34

Algemeen

De begrotingsgefinancierde uitgaven aan de zorg zijn in 2023 aanzienlijk hoger dan in latere jaren, voornamelijk vanwege de afsluiting van het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten op artikel 3 (14,5 miljard euro, niet EMU-saldo belastend) en de incidentele coronagerelateerde uitgaven in dit jaar (1,1 miljard euro). Vervolgens lopen de uitgaven op de VWS-begroting gestaag op, voornamelijk vanwege een stijging van de Rijksbijdragen op artikel 3 die te maken hebben met de Wet langdurige zorg (Wlz). De Rijksbijdrage Wlz stijgt met 8,6 miljard euro omdat de Wlz-premie beleidsmatig is bevroren op 9,65% en de Bijdrage In Kosten Kortingen (BIKK), waarmee het Fonds Langdurige Zorg wordt gecompenseerd voor lagere premieopbrengsten vanwege heffingskortingen, stijgt met 1,2 miljard euro.

Toelichting per artikel

Artikel 1. Volksgezondheid

De uitgaven op artikel 1 zijn in 2023 aanzienlijk hoger dan in latere jaren. Dit heeft te maken met de incidentele middelen die beschikbaar zijn gesteld vanwege Covid-19 (in totaal 1,2 miljard euro in 2023), onder andere voor de GGD'en en veiligheidsrisico's (478 miljoen euro in 2023) en vaccinontwikeling en medicatie (175 miljoen euro in 2023). Deze coronamiddelen lopen af naar 429,6 miljoen euro in 2024. De uitgaven lopen over de gehele begrotingsperiode ook af vanwege dalende uitgaven aan onderzoeksprogramma’s van het zelfstandig bestuursorgaan ZonMw (ZorgOnderzoek Nederland/Medische Wetenschappen)(-193,4 miljoen euro in 2028 ten opzichte van 2023).

Artikel 2. Curatieve zorg

De uitgaven op artikel 2 lopen over de jaren heen op als gevolg van een stijging van de Rijksbijdrage aan het Zorgverzekeringsfonds voor de financiering van verzekerden jonger dan 18 jaar.

Artikel 3. Langdurige zorg en ondersteuning

De uitgaven op artikel 3 zijn in 2023 aanzienlijk hoger dan in latere jaren. Dit heeft te maken met de afsluiting van het Algemeen Fonds Bijzondere Zieketekosten (AFBZ) (circa 14,5 miljard euro). Per 1 januari 2015 is de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) ingetrokken en grotendeels vervangen door de Wlz. In de Wlz is een bepaling opgenomen dat het AFBZ nog tot eind 2022 open zou blijven voor het afwikkelen van de resterende vorderingen en verplichtingen na intrekking van de AWBZ. Tevens is bepaald dat het uiteindelijke saldo van het AFBZ per 31 december 2022 ten laste van de Rijksbegroting komt. Onlangs heeft het Zorginstituut het eindverslag opgesteld. Het uiteindelijke saldo (tekort) bedraagt circa 14,5 miljard euro. Dit betreft een aflossing van een lening binnen de overheid en komt dus niet ten laste van het EMU-saldo

Verder lopen de uitgaven op artikel 3 op vanaf 2025 tot en met 2028, voornamelijk vanwege een stijging van de Rijksbijdrage Wlz (8,6 miljard euro) en de Bijdrage In Kosten Kortingen (BIKK, 1,2 miljard euro). De Rijksbijdrage Wlz stijgt als gevolg van het stabiliseren van de Wlz-premie op 9,65% terwijl de Wlz-uitgaven stijgen. Het verschil tussen de premie-opbrengsten (samen met de BIKK) en de uitgaven wordt opgevangen met deze Rijksbijdrage. De hoogte van de BIKK hangt o.a. samen met de ontwikkeling van de heffingskortingen in de inkomstenbelasting. De invoering van de Wet inkomstenbelasting in 2001 betekende lagere premieopbrengsten voor het Fonds Langdurige Zorg. De BIKK wordt sindsdien door de overheid betaald als tegemoetkoming in de kosten.

Artikel 4. Zorgbreed beleid

De uitgaven op artikel 4 nemen af vanaf 2024. Dit heeft vooral te maken met de subsidiebudgetten voor opleidingen, beroepenstructuur en arbeidsmarkt die aflopen tussen 2024 en 2028 (-185 miljoen euro). In 2023 zijn de uitgaven lager dan 2024. Dit heeft onder andere te maken met de incidentele middelen die het kabinet in 2023 beschikbaar heeft gesteld in het kader van de Kabinetsreactie op het rapport van bevindingen van het Adviescollege dialooggroep slavernijverleden ‘Ketenen van het verleden’ (60,6 miljoen euro). Deze middelen zijn overgeboekt naar het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 5. Jeugd

De uitgaven op artikel 5 zijn in 2023, 2024 en 2025 aanzienlijk hoger dan in 2026 tot en met 2028. Dit heeft te maken met de incidentele middelen voor de tegemoetkomingsregeling voor Commissie de Winter in 2023 (24,3 miljoen euro) en de uitvoering van de Hervormingsagenda Jeugd (91 miljoen euro in 2024 en 95 miljoen euro in 2025).

Artikel 6. Sport en bewegen

De uitgaven op artikel 6 zijn in 2023 aanzienlijk hoger dan in 2024 en latere jaren. Dit heeft te maken met de incidentele middelen voor steun aan de amateursport en zwembaden voor de uitzonderlijke prijsstijging van energie (213 miljoen euro in 2023). Daarnaast zijn de uitgaven 2027 en 2028 hoger dan de jaren ervoor. Dit komt doordat de middelen voor het onderdeel Buurtsportcoaches van de Brede SPUK (84,8 miljoen euro in 2023 tot en met 2025 en 84,6 miljoen euro in 2026) zijn overgeheveld naar artikel 1.

Artikel 7. Oorlogsgetroffenen en Herinnering Tweede Wereldoorlog

Door afname van het aantal verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen dalen de uitgaven aan pensioenen en uitkeringen op dit artikel.

Artikel 8 . Tegemoetkoming specifieke kosten

De toename van de uitgaven op dit artikel geeft met name de ontwikkeling van de zorgtoeslag weer. De hoogte van de zorgtoeslag wordt mede bepaald door de hoogte van de nominale premie en het gemiddelde eigen risico, en dus van de zorguitgaven. De afgelopen jaren is ook het aantal mensen dat zorgtoeslag ontvangt gegroeid. In 2024 hebben circa 4,7 miljoen huishoudens recht op zorgtoeslag. In 2028 komen daar naar verwachting nog 247 duizend huishoudens bij. De stijging van de uitgaven aan de zorgtoeslag is het gevolg van de toename van de zorgpremie, bevolkingsgroei en de economische ontwikkeling. De uitgaven aan de zorgtoeslag dalen in 2024 t.o.v. 2023 omdat de éénmalige verhoging van de zorgtoeslag als onderdeel van het koopkrachtpakket bij Miljoenennota 2023 afloopt.

Artikel 9. Algemeen

De uitgaven op dit artikel nemen licht af vanwege incidentele middelen voor het AMR Multi Donor Trust Fonds (1,5 miljoen euro in 2023 tot en met 2025) en de Coalition for Epidemic Preparedness Innovations (CEPI) (3 miljoen euro tot en met 2026).

Artikel 10. Apparaatsuitgaven

De uitgaven op artikel 10 zijn in 2023 aanzienlijk hoger dan in de latere jaren. Dit heeft voornamelijk te maken met hogere externe inhuur van personeel in 2023 dan in de volgende jaren vanwege arbeidsmarktkrapte en tijdelijke werkzaamheden gerelateerd aan Corona (112,2 miljoen in 2023 en gemiddeld 30 miljoen in de jaren daarna).

Artikel 11. Nog onverdeeld

Op artikel 11 staat de loon- en prijsbijstelling gereserveerd die nog uitgedeeld kan worden over de overige artikelen van de begroting.

totaal uitgaven 91.286 100.965 105.945 112.334 118.753 124.707
totaal ontvangsten 5.539 5.695 5.823 6.156 6.413 6.699
11 Zorgverzekeringswet
Uitgaven 57.907 64.204 67.174 70.392 73.921 76.946
Ontvangsten 3.338 3.418 3.336 3.492 3.652 3.809
12 Wet langdurige zorg
Uitgaven 33.379 36.760 38.772 41.942 44.832 47.761
Ontvangsten 2.201 2.277 2.488 2.664 2.761 2.891

Algemeen

De zorguitgaven groeien jaar-op-jaar door de verwachte loon- en prijsontwikkelingen en volumefactoren. In 2023 bedragen de zorguitgaven ca. 10% van het BBP. Uit een recente raming van het CPB1 komt de verwachting dat de zorguitgaven verder zullen stijgen naar ongeveer 18% van het BBP in 2060. De grootste drijfveren achter de stijgende uitgaven zijn de toenemende vergrijzing, de toenemende ontwikkeling van technologieën, hoger zorggebruik door hogere inkomens en stijgende lonen als gevolg van de krappe arbeidsmarkt en de achterblijvende arbeidsproductiviteit in de zorg. In Nederland is het recht op zorg volgens de stand van wetenschap en praktijk vastgelegd in regelgeving. Nieuwe behandelmethodes worden daarom meestal relatief snel toegepast in de praktijk. Hiervoor is meestal geen afzonderlijk politiek besluit meer nodig. Het positieve gevolg hiervan is dat we steeds meer ziektes kunnen behandelen. Het zorgt er echter ook voor dat de zorguitgaven meegroeien met de toenemende behandelmogelijkheden. Dit leidt op de lange termijn tot een significant hogere groei van de zorguitgaven dan van andere collectieve uitgaven. Nederland besteedt hierdoor een steeds groter deel van het inkomen aan zorg, waardoor een kleiner deel resteert voor andere private en collectieve uitgaven.

Geneesmiddelen vergoedingssysteem (GVS)

In de begroting van het ministerie van VWS is een taakstelling van 140 miljoen euro verwerkt voor een aanpassing van het geneesmiddelenvergoedingensysteem (GVS). In de Voorjaarsnota 2023 is besloten deze taakstelling in te vullen met alternatieve maatregelen. Het ministerie van VWS heeft aan het Zorginstituut gevraagd om een afwegingskader Noodzakelijk te verzekeren zorg (NTVZ) te ontwikkelen. Dit conceptkader ligt momenteel voor bij de diverse veldpartijen ter consultatie. Na vaststelling van het kader zal het Zorginstituut inventariseren welke zorg als niet noodzakelijk kwalificeert. Resultaat hiervan moet voor het voorjaar 2024 gereed zijn zodat daarna kan worden besloten over een evenredige aanpassing van het verzekerde pakket. Mocht dit onverhoopt niet mogelijk zijn, dan wordt de resterende taakstelling ingevuld met alternatieve maatregelen.

Toelichting per artikel

Artikel 11. Zorgverzekeringswet

De raming van de groei van de uitgaven onder de Zorgverzekeringswet (Zvw) in de huidige kabinetspreriode is gebaseerd op de middellangetermijnraming 2022-2025 van het CPB. Deze wordt bepaald door de verwachte loon- en prijsontwikkeling en volumefactoren zoals demografie, economische groei, technologische ontwikkeling. De groei vanaf 2026 betreft een technische extrapolatie op de raming van het CPB. Tot en met 2026 is de groei beperkt doordat VWS het Integraal Zorgakkoord heeft afgesloten met verschillende Zvw-sectoren.

Artikel 12. Wet langdurige zorg

De raming van de groei van de uitgaven onder de Wet langdurige zorg (Wlz) in de huidige kabinetsperiode is gebaseerd op de middellangetermijnraming 2022-2025 van het CPB. Deze wordt bepaald door de loon- en prijsontwikkeling, en volumefactoren zoals demografie, economische groei en technologische ontwikkeling. De groei vanaf 2026 betreft een technische extrapolatie gebaseerd op de raming van het CPB.

Gemeentefonds en Provinciefonds

totaal uitgaven 41.897 42.874 42.259 38.414 38.281 38.098
totaal ontvangsten
1 Gemeentefonds
Uitgaven 41.897 42.874 42.259 38.414 38.281 38.098
totaal uitgaven 3.108 3.341 3.216 2.930 2.891 2.891
totaal ontvangsten
1 Provinciefonds
Uitgaven 3.108 3.341 3.216 2.930 2.891 2.891

Algemeen

In de jaren tot en met 2025 is het niveau van de fondsen hoger dan vanaf 2026. De hoge rijksuitgaven in de jaren tot en met 2025 leveren extra inkomsten (accres) voor gemeenten en provincies op. Vanwege onder meer de overgang van de huidige indexeringssystematiek naar de nieuwe indexeringssystematiek en het weer ingaan van de opschalingskorting (715 miljoen euro in 2026) ligt het niveau per 2026 lager ten opzichte van 2025. Het geraamde bedrag voor de nieuwe systematiek per 2027 staat geraamd op separate begrotingshoofdstukken en wordt jaarlijks bij Voorjaarsnota toegevoegd. In hoofdstuk 2 van de Miljoenennota staat de totale horizontale ontwikkeling van de fondsen toegelicht inclusief geraamd accres voor de komende jaren.

Bij Voorjaarsnota 2023 is de Algemene uitkering vanaf 2027 structureel verhoogd met 1 miljard euro voor gemeenten en 100 miljoen euro voor provincies. Daarnaast is er voor beide fondsen accres geraamd. Voor de jaren 2023-2025 wordt het accres voor het provinciefonds conform afspraken geactualiseerd op basis van de bestaande normeringssystematiek (»trap-op-trap-af»). Voor het gemeentefonds staat het volumedeel van het accres vast voor deze periode, en wordt er alleen nog gecorrigeerd voor actuele loon- en prijsontwikkeling. In 2026 worden beide fondsen voor loon- en prijsontwikkeling geindexeerd en vanaf 2027 worden de fondsen geïndexeerd op basis van bbp-ontwikkeling. Deze kent inhoudelijk een sterkere koppeling met de brede uitgavenontwikkeling bij gemeenten en provincies. De bijlage Accres Gemeentefonds en Provinciefonds van deze Miljoenennota geeft meer toelichting op de ontwikkeling van het accres.

totaal uitgaven 671 3.427 5.228 7.253 9.100
totaal ontvangsten
1 Accres gemeentefonds
Uitgaven 2.478 4.273 6.090 7.743
2 Reservering BCF
Uitgaven 671 949 955 1.163 1.358
totaal uitgaven 129 348 544 719 883
totaal ontvangsten
1 Accres provinciefonds
Uitgaven 189 358 506 644
2 Reservering BCF
Uitgaven 129 160 186 213 239

Prijsbijstelling

totaal uitgaven 1.941 3.346 4.508 5.740 7.078
totaal ontvangsten
1 Rijksbegroting in enge zin
Uitgaven 1.019 1.730 2.207 2.816 3.502
2 SZA
Uitgaven 11 24 33 44 54
3 Zorg
Uitgaven 19 28 40 42 33
4 Niet-plafondrelevant
Uitgaven 179 359 495 630 766
5 Investeringen
Uitgaven 713 1.205 1.733 2.207 2.723

Algemeen

Op begrotingshoofdstuk Prijsbijstelling worden middelen gereserveerd die nodig zijn om de prijsgevoelige uitgaven op de Rijksbegroting (artikel 1), Sociale Zekerheid (artikel 2), Zorg (artikel 3), Niet-plafondrelevant (artikel 4) en Investeringsplafond (artikel 5) op het uitgavenpeil van het desbetreffende jaar te brengen. De oploop in de cijfers ontstaat doordat jaarlijks een structurele reservering wordt opgenomen om de begrotingsuitgaven (zoals deze op de afzonderlijke begrotingen zijn opgenomen) van constante naar lopende prijzen te brengen.

Arbeidsvoorwaarden

totaal uitgaven 4.627 8.933 13.724 17.719 21.567
totaal ontvangsten
1 arbeidsvoorwaardenruimte ijklijn RB-eng
Uitgaven 4.177 7.989 11.897 15.269 18.596
2 arbeidsvoorwaardenruimte ijklijn SZ
Uitgaven 145 290 432 552 658
3 arbeidsvoorwaardenruimte ijklijn Z
Uitgaven 59 102 161 181 164
4 indexering rijksbijdragen
Uitgaven 0 0 0 0 0
5 arbeidsvoorwaardenruimte ijklijn I
Uitgaven 247 553 1.234 1.717 2.150

Algemeen

Op hoofdstuk 81Arbeidsvoorwaarden worden middelen gereserveerd die nodig zijn om de loongevoelige uitgaven op de Rijksbegroting (artikel 1), Sociale Zekerheid (artikel 2), Zorg (artikel 3) en Investeringsplafond (artikel 5) op het uitgavenpeil van het desbetreffende jaar te brengen. De oploop in de cijfers ontstaat doordat jaarlijks een structurele reservering wordt opgenomen om de begrotingsuitgaven (zoals deze op de afzonderlijke begrotingen zijn opgenomen) van constante naar lopende prijzen te brengen.

Aanvullende Post

totaal uitgaven ‒ 4.622 532 5.752 19.193 10.654 10.887
totaal ontvangsten
3 Koninkrijksrelaties
Uitgaven 2 16 16 15 15
4 Eindejaarsmarge
Uitgaven ‒ 6.164 ‒ 3.592 ‒ 2.315
5 Buitenlandse Zaken / Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
Uitgaven 53
6 Justitie en Veiligheid
Uitgaven 26 196 1.529 124 214 24
7 Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Uitgaven 12 144 172 168 53 50
8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Uitgaven 4 52 61 20
9 Financiën
Uitgaven 6 263 432 211 95 96
10 Defensie
Uitgaven 8.500
12 Infrastructuur en Waterstaat
Uitgaven 121 151 199 593 591 591
13 Economische Zaken en Klimaat
Uitgaven 369 1.139 3.598 4.817 4.870 5.078
14 Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Uitgaven 117 829 662 3.182 3.221 3.399
15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Uitgaven 3 158 211 247 253 249
16 Volkgsgezondheid Welzijn en Sport
Uitgaven 7 305 186 225 185 214
50 Gemeentefonds / Provinciefonds
Uitgaven 159 84 89 383 313 313
55 Diversen
Uitgaven 488 638 732 362 362 362
56 Loon- en prijs ontwikkeling
Uitgaven 224 120 87 86 218 223
81 RA Openbaar bestuur
Uitgaven 212 212 212
99 Meerdere departementen
Uitgaven 6 41 42 48 52 61

Algemeen

De aanvullende post is het begrotingshoofdstuk waar middelen worden gereserveerd voor maatregelen waartoe is besloten maar die in afwachting zijn van nadere uitwerking. Ook wordt op dit begrotingshoofdstuk de in=uittaakstelling verantwoord. De aanvullende post wordt beheerd door het ministerie van Financiën.

Toelichting per artikel

Departementale artikelen

Op de departementale artikelen staan middelen gereserveerd. Dit zijn hoofdzakelijk middelen uit het Coalitieakkoord, maar ook resterende reserveringen uit de vorige kabinetsperiode en de reservering van 8,5 miljard euro in 2026 voor het invaren van de militaire pensioenen. Voor een aantal reserveringen geldt dat besteding op verschillende begrotingen wordt gerealiseerd. In dat geval is de reservering onder het coördinerend departement opgenomen. Bijvoorbeeld reserveringen voor klimaat onder het ministerie van Economische Zaken en Klimaat en de reeksen voor Caribisch Nederland onder Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 4. Eindejaarsmarge

Als tegenhanger van de uitgekeerde eindejaarsmarges is de in=uit-taakstelling van 3,4 miljard euro in 2023, 90 miljoen euro in 2024 en 56 miljoen euro in 2025 op de aanvullende post ingeboekt. Dit onder de veronderstelling dat departementen ieder jaar een soortgelijk bedrag doorschuiven met behulp van de eindejaarsmarge. Daarnaast resteert aanvullende onderuitputting met een omvang van 1,8 miljard euro in 2023, 3,5 miljard euro in 2024 en 2,25 mljard euro in 2025.

Artikel 55. Diversen

Op dit artikel staan middelen gereserveerd voor regionale knelpunten, domeinoverstijgende risico's en de Traditioneel Eigen Middelen (TEM).

Artikel 56. Loon- en prijsbijstelling

Jaarlijks worden de reserveringen op de Aanvullende Post confrom de reguliere systematiek geïndexeerd. Op dit artikel staat de loon- en prijsbijstelling die nog niet is doorverdeeld naar specifieke reserveringen.

Artikel 81. RA Openbaar Bestuur

Dit betreft een reservering voor de pensioentransitie werkgevers zorg en overheid.

17 Verticale toelichting

De verticale toelichting toont voor ieder begrotinghoofdstuk de budgettaire veranderingen die zich hebben voorgedaan sinds de Voorjaarsnota 2023.

De verticale toelichting bestaat uit twee tabellen: uitgaven en ontvangsten. Elke tabel bestaat uit de volgende posten:

  1. Besluitvorming
  2. Mee- en tegenvallers
  3. Kasschuiven
  4. Overboekingen met andere begrotingen
  5. Desalderingen
  6. Technisch
  7. Niet-plafondrelevant

Besluitvorming bevat alle mutaties die het gevolg zijn van besluitvorming en de overheveling van reserveringen van de Aanvullende post naar begrotingen. Mee-en tegenvallers bevat alle mee- en tegenvallers. Kasschuiven zijn alle kasschuiven op de plafonds Rijksbegroting, Sociale Zekerheid en Zorg en de kasschuiven op het investeringsplafond. Overboekingen met andere begrotingen bevat alle beleidsmatige overboekingen tussen departementen. Desalderingen zijn mutaties waarbij de uitgaven en ontvangsten tegelijkertijd verhoogd of verlaagd worden. Per saldo is deze post nul. Technisch bevat alle mutaties die niet in bovenstaande posten vallen en plaatsvinden op de reguliere plafonds (Rijksbegroting, Sociale Zekerheid, Zorg en Investeringen). Niet-plafondrelevant bevat alle mutaties die niet plaats vinden op de reguliere plafonds.

De bedragen in de tabellen zijn in miljoenen euro. Door afrondingen kan het totaal afwijken van de som der onderdelen. Dit overzicht sluit aan op de mutaties zoals gepresenteerd in de ontwerpbegrotingen van de departementen. Voor een meer gedetailleerde toelichting op de mutaties wordt verwezen naar de afzonderlijke memories van toelichting van de ontwerpbegrotingen. De begrotingen zijn inclusief de uitgaven voor HGIS (Homogene Groep Internationale Samenwerking).

Algemene Zaken en De Koning

Stand Voorjaarsnota 53 52 52 52 52 52
Besluitvorming 3 3 3 3 3 3
ICT en informatiebeveiliging 3 3 3 3 3 3
Technisch 0 1 1 1 1 1
Technisch 0 1 1 1 1 1
Stand Miljoenennota 56 56 56 56 56 56
Stand Voorjaarsnota 2 2 2 2 2 2
Technisch 0 0 0 0 0
Technisch 0 0 0 0 0
Stand Miljoenennota 2 2 2 2 2 2

Uitgaven

Besluitvorming

ICT en informatiebeveiliging

De begroting van de Dienst Koninklijk Huis wordt vanaf 2023 met 2,5 miljoen euro structureel verhoogd om in de gestegen kosten van ICT en informatiebeveiliging te kunnen voorzien.

Technisch

Deze post bestaat uit diverse uitgaven, waaronder een nominale bijstelling op de grondwettelijke uitkering van de leden van het Koninklijk Huis en een bijstelling van het voorschot aan het Militair Huis (264.000 euro structureel) op basis van de cao en het vervullen van vacatures binnen de formatie.

Ontvangsten

Technisch

Dit is een nominale bijstelling van de terugstorting van de grondwettelijke uitkering van een lid van het Koninklijk Huis. De Prinses van Oranje heeft besloten dat zij tot het einde van haar studie de a-component (die het feitelijke inkomen vormt) terugstort. De b-component (voor personele en materiële uitgaven) stort zij ook terug, zolang zij geen hoge kosten maakt in haar functie als Prinses van Oranje. Aangezien de grondwettelijke uitkering van de leden van het Koninklijk Huis een nominale bijstelling kent, wordt ook over de terugstorting een nominale bijstelling gerekend. Dit is 104.000 euro en is door de afronding in miljoenen euro’s niet zichtbaar in bovenstaande tabel.

Stand Voorjaarsnota 94 97 94 97 97 97
Overboekingen met andere begrotingen 0 0 0 0 0
Overboekingen met andere begrotingen 0 0 0 0 0
Stand Miljoenennota 94 97 94 97 97 97
Stand Voorjaarsnota 8 8 8 8 8 8
Technisch 0 0 0 0 0
Technisch 0 0 0 0 0
Stand Miljoenennota 8 8 8 8 8 8

Uitgaven

Overboekingen met andere begrotingen

De begroting van Algemene Zaken ontvangt additioneel budget voor Informatiehuishouding van de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit is 18.000 euro en is door de afronding in miljoenen euro’s niet zichtbaar in bovenstaande tabel.

Ontvangsten

Technisch

Dit is de doorbelasting van het additioneel ontvangen budget voor Informatiehuishouding van de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar de begroting van de Koning. Dit is 1.000 euro en is door de afronding in miljoenen euro’s niet zichtbaar in bovenstaande tabel.

Buitenlandse Zaken (inclusief BHOS)

Stand Voorjaarsnota 13.095 13.116 14.190 14.544 14.918 18.235
Besluitvorming 18
Overboekingen Aanvullende Post 18
Kasschuiven ‒ 13 39 ‒ 26
Kasschuif huisvesting ‒ 13 39 ‒ 26
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 13 ‒ 7 ‒ 12 ‒ 8
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 13 ‒ 7 ‒ 12 ‒ 8
Desalderingen 49
Desaldering huisvesting 49
Technisch ‒ 32 ‒ 201 ‒ 185 ‒ 178 ‒ 182 391
Technische aanpassing 2023 49 49 84 85 87
HGIS bijstelling a.g.v. pBBP 7 6 ‒ 8 4 5 ‒ 1
Nabetaling invoerrechten LGO 2
Draft Amending Budget 3 (DAB3) 2023 ‒ 89 ‒ 179 ‒ 183 ‒ 188 ‒ 193 476
BNI korting update ‒ 77 ‒ 78 ‒ 80 ‒ 82 ‒ 84
Niet-plafondrelevant ‒ 261 ‒ 157 ‒ 74 ‒ 40 ‒ 31 ‒ 17
Actualisatie invoerrechten ‒ 261 ‒ 157 ‒ 74 ‒ 40 ‒ 31 ‒ 17
Stand Miljoenennota 12.795 12.790 13.941 14.318 14.705 18.608
Stand Voorjaarsnota 2.767 2.703 2.616 3.114 1.540 1.598
Mee- en tegenvallers 84
Lage Waarde Textiel en Schoenen (LWTS) 84
Kasschuiven ‒ 1.412 1.412
Kasschuif Herstel- en Veerkrachtplan (HVP) ‒ 1.412 1.412
Desalderingen 49
Desaldering huisvesting 49
Technisch ‒ 63 ‒ 39 ‒ 19 ‒ 10 ‒ 8 ‒ 4
Perceptiekostenvergoeding ‒ 63 ‒ 39 ‒ 19 ‒ 10 ‒ 8 ‒ 4
Stand Miljoenennota 1.376 4.076 2.646 3.104 1.533 1.593

Uitgaven

Besluitvorming

Overboekingen Aanvullende Post

Dit betreft voor 17 miljoen de overboeking van de Traditionle Eigen Middelen (TEM) reservering op de Aanvullende Post voor de Landen en Gebieden Overzee (LGO)-zaak. Daarnaast is er 0,875 miljoen overgeheveld vanaf de Aanvullende Post naar het Mensenrechtenfonds voor projecten in Oekraïne.

Kasschuiven

Kasschuif huisvesting

Dit betreft een kasschuif op het budget voor huisvesting. Deze middelen worden ingezet voor de modernisering en verduurzaming van de vastgoedportefeuille en zijn door middel van een kasschuif in het juiste kasritme gezet.

Overboekingen

Overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft verschillende overboekingen tussen de begroting van Buitenlandse Zaken en de begrotingen van andere departementen binnen de budgetten van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). Zo vinden er verschillende overboekingen plaats met de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) om hiermee het ODA-budget te herschikken t.b.v. de stijgende kosten van de eerstejaarsopvang van asielzoekers.

Desalderingen

Desaldering huisvesting

Dit betreft een desaldering op het budget voor huisvesting, welke wordt veroorzaakt door de verwachte verkoop van vastgoed in het buitenland. Deze middelen worden ingezet om het postennet te moderniseren en verduurzamen.

Technisch

Technische aanpassing 2023

In de jaarlijkse technische aanpassing van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) past de Commissie de MFK-plafonds aan op een aantal punten. Zo worden de MFK-plafonds door de Commissie geactualiseerd met de standaard afgesproken MFK-deflator van 2%. De actualisatie van de speciale instrumenten, de boete-opbrengsten en de inzet van het enkelvoudige marge-instrument (Single Margin Instrument; SMI) hebben gevolgen voor het MFK-betalingenplafond. Aangezien de raming van de Nederlandse EU-afdrachten gebaseerd is op het MFK-betalingenplafond plus de maximale omvang van de speciale instrumenten, wijzigt ook de raming van de Nederlandse EU-afdrachten. Ook wordt bij de jaarbegroting 2024 de verwachte bijdrage van het Verenigd Koninkrijk uit hoofde van het Terugtrekkingsakkoord geactualiseerd.

HGIS bijstelling a.g.v. pBBP

Naar aanleiding van de MEV-raming van het Centraal Planbureau wordt het HGIS non-ODA-budget bijgesteld op basis van de verwachting van de prijsontwikkeling van het bbp.

Nabetaling invoerrechten LGO

In de Landen en Gebieden Overzee (LGO)-zaak heeft het Hof van Justitie bepaald dat Nederland aansprakelijk is op basis van het beginsel van loyale samenwerking en daarom het verlies aan eigen middelen van de Europese Unie moet compenseren. Dit leidt tot een incidentele nettobetaling aan de Europese Commissie van 17 miljoen euro in 2024. Dit bedrag is beschikbaar gesteld vanuit de reservering traditionele eigen middelen (TEM) op de Aanvullende Post. De bruto nabetaling is 19 miljoen euro in 2024, waardoor het verschil tussen de bruto en nettobetaling van 2 miljoen euro in de tabel is weergegeven. Dit verschil ontvangt Nederland als perceptiekostenvergoeding.

Draft Amending Budget 3 (DAB3) 2023

Op basis van de Spring Forecast en het ACOR-comité, heeft de Commissie recente economische ramingen gepubliceerd voor bni, btw, invoerrechten en plasticafdracht voor de jaren 2023 en 2024. In DAB3 van 2023 past de Commissie hiervoor de begroting aan. De Nederlandse bni-afdracht daalt met 278 miljoen euro in 2023 en met 355 miljoen euro in 2024. De belangrijkste oorzaak hiervan is dat op Europees niveau meer invoerrechten zijn opgehaald dan vorig jaar werd verwacht en doordat de opbrengst van de btw-afdracht hoger was dan verwacht. Deze stijgt met 110 miljoen euro in 2023 en 125 miljoen euro in 2024. Daarnaast stijgt de Nederlandse plastic-afdracht met 53 miljoen euro in 2023 en 52 miljoen euro in 2024. De Commissie geeft in DAB3 verder aan te verwachten dat de overige ontvangsten in 2023 op EU-niveau als gevolg van hoger dan verwachte boete-opbrengsten met 589 miljoen euro stijgen. De Commissie stelt de verwachte bijdrage van het Verenigd Koninkrijk aan de Europese begroting uit hoofde van het terugtrekkingsakkoord naar beneden bij, wat per saldo leidt een stijging van 26 miljoen euro op de raming van de Nederlandse bni-afdracht voor 2023. De stijging van de raming van de bni-afdracht in 2028 komt door de gekozen ramingssystematiek voor de extrapolatie vanaf 2028 waarbij uitgegaan wordt van een hoger plafond.

Bni-korting update

Ieder jaar worden de kortingen die Nederland en enkele andere lidstaten krijgen op de bni-afdracht geactualiseerd op basis van de meest recente deflator voor het bbp die beschikbaar is wanneer de ontwerpbegroting wordt opgesteld. Vanwege de hoge inflatie leidt dit voor Nederland tot een hoger dan verwachte bruto-korting op de bni-afdracht. Dit leidt tot een lagere raming van de bni-afdracht van 77 miljoen euro in 2024 oplopend tot 82 miljoen euro in 2027.

Niet-plafondrelevant

Actualisatie invoerrechten

Bij de invoerrechten treedt er gedurende het jaar onbedoeld een saldo-effect op. Dit komt omdat aan de inkomsten- en uitgavenkant van de Rijksbegroting een andere raming wordt gebruikt, respectievelijk de raming van het ministerie van Financiën en de raming van de Europese Commissie. Er wordt drie keer per jaar een actualisatie geboekt op de invoerrechten en de perceptiekostenvergoeding om te corrigeren voor dit saldo-effect.

Ontvangsten

Mee- en tegenvallers

Lage Waarde Textiel en Schoenen

De Europese Commissie heeft recent een brief gestuurd aan Nederland over de invoer van Lage Waarde Textiel en Schoenen (LWTS). Nederland heeft in 2021 voor dit dossier 148,3 miljoen euro onder voorbehoud afgedragen. Nederland krijgt daarvan nu 83,8 miljoen euro terug van de Commissie.

Kasschuiven

Kasschuif Herstel- en Veerkrachtplan

Het eerste betaalverzoek van Nederland aan de Europese Commissie voor het Herstel- en Veerkrachtplan (HVP) zal pas in december 2023 worden ingediend, waardoor de ontvangst van 1,4 mld. naar verwachting pas in 2024 zal binnenkomen.

Desaldering

Desaldering huisvesting

Dit betreft een desaldering van een ontvangst op het budget voor huisvesting, welke wordt veroorzaakt door de verkoop van vastgoed in het buitenland.

Technisch

Perceptiekostenvergoeding

Nederland ontvangt 25 procent van de bruto af te dragen nabetalingen aan de TEM als perceptiekostenvergoeding.

Stand Voorjaarsnota 3.480 3.402 3.610 3.872 5.335 5.641
Besluitvorming 36
Overboekingen naar BHOS-begroting t.b.v. tweede steunpakket Oekraïne 36
Kasschuiven ‒ 2 2
Kasschuif t.b.v. tweede steunpakket Oekraïne ‒ 2 2
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 3 39 40 28 ‒ 255 16
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 3 39 40 28 ‒ 255 16
Desalderingen 12 2 1 1 1
Desalderingen 12 2 1 1 1
Technisch 166 197 169 197 231 236
Technisch 166 197 169 197 231 236
Stand Miljoenennota 3.690 3.641 3.820 4.097 5.312 5.893
Stand Voorjaarsnota 59 58 53 48 45 43
Desalderingen 12 2 1 1 1
Desalderingen 12 2 1 1 1
Niet-plafondrelevant ‒ 2 ‒ 2 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
Niet-plafondrelevant ‒ 2 ‒ 2 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
Stand Miljoenennota 69 58 53 48 45 43

Uitgaven

Besluitvorming

Overboekingen naar BHOS-begroting t.b.v. tweede steunpakket Oekraïne

Op 4 juli 2023 heeft de minister voor BHOS de Kamer geïnformeerd over het tweede steunpakket aan Oekraïne in 2023. Deze reeks betreft de overboeking van de Aanvullende Post naar de BHOS-begroting voor dit steunpakket.

Kasschuiven

Kasschuif t.b.v. tweede steunpakket Oekraïne

Om de middelen voor het tweede steunpakket aan Oekraïne in het juiste kasritme te zetten, vindt een kasschuif plaats.

Overboekingen met andere begrotingen

Er vinden verschillende overboekingen van en naar de begroting van BHOS plaats. Zo vinden er verschillende overboekingen plaats met de begroting van het ministerie van Financiën en het ministerie van Buitenlandse Zaken om hiermee het ODA-budget te herschikken t.b.v. de stijgende kosten van de eerstejaarsopvang van asielzoekers. Onder andere wordt het kasritme van de IDA-bijdragen aan de Wereldbank (via de begroting van het Ministerie van Financiën) aangepast, wat leidt tot een positieve bijstelling in de jaren 2024 t/m 2026 en een negatieve bijstelling van 250 miljoen in 2027.

Desalderingen

Dit is het saldo van de desalderingen op de BHOS-begroting. Er vindt onder meer een desaldering plaats op de BHOS-begroting vanwege een wijziging in de raming van de terugontvangsten van de Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden (NIO).

Technisch

Dit betreft het saldo van verschillende mutaties op de BHOS-begroting. Hieronder vallen verschillende herschikkingen op de beleidsartikelen t.b.v. de stijgende kosten van de eerstejaarsopvang van asielzoekers. Daarnaast is het ODA-budget naar boven bijgesteld als gevolg van de bni-raming van de Macro Economische Verkenning (MEV) van het CPB. Deze positieve bijstelling is verdeeld over de beleidsartikelen.

Ontvangsten

Desalderingen

Dit is het saldo van de desalderingen op de BHOS-begroting. Er vindt onder meer een desaldering plaats op de BHOS-begroting vanwege een wijziging in de raming van de terugontvangsten van de NIO.

Niet-plafondrelevant

Dit betreft een wijziging in de raming van de niet-plafondrelevante terugontvangsten van de NIO.

Justitie en Veiligheid

Stand Voorjaarsnota 22.889 24.019 21.276 21.384 18.938 18.863
Besluitvorming 34 4 2 2 2 2
Middelen bevorderen opvang ten laste van reservering spreidingswet AP 34 4 2 2 2 2
Mee- en tegenvallers 91 ‒ 10 ‒ 7 ‒ 1
Meevaller strafzaak MH17 ‒ 10 ‒ 7 ‒ 1
Meevaller DG ondermijning ‒ 48
Tegenvaller IND dwangsommen 55
Reservering meevaller t.b.v. tegenvallers Najaarsnota 84
Kasschuiven ‒ 306 285 50 50 ‒ 6 ‒ 73
Kasschuif Parlementaire Enquête COVID-19 ‒ 5 5
Kasschuif aanpak ondermijning ‒ 9 9
Kasschuif Wetboek van Strafvordering ‒ 10 ‒ 9 ‒ 9 15 13
Kasschuif artikel «nog onverdeeld» ‒ 34 38 58 34 ‒ 22 ‒ 74
Kasschuif incidentele arbeidsvoorwaardenruimte ‒ 237 237
Overige kasschuiven ‒ 12 6 2 1 3 1
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 4 ‒ 64 ‒ 70 ‒ 70 ‒ 74 ‒ 77
Overboeking bewaken en beveiligen ‒ 50 ‒ 50 ‒ 50 ‒ 50 ‒ 50
Overboeking forensische geneeskunde ‒ 4 ‒ 7 ‒ 7 ‒ 8 ‒ 8
Overboeking general aviation ‒ 4 ‒ 5 ‒ 6 ‒ 6 ‒ 6
Overige overboekingen met andere begrotingen ‒ 4 ‒ 7 ‒ 9 ‒ 6 ‒ 10 ‒ 13
Desalderingen 16 4
Desalderingen 16 4
Technisch ‒ 27 2 0 ‒ 4 12 46
Bijstelling artikel nog onverdeeld ‒ 27 ‒ 9 ‒ 22 ‒ 26 ‒ 10 25
Overig technisch 0 11 22 22 22 22
Niet-plafondrelevant 283 ‒ 125
Opvang- en transitiekosten 389
Overige bijstellingen Oekraïne ‒ 106 ‒ 125
Stand Miljoenennota 22.975 24.116 21.252 21.361 18.871 18.762
Stand Voorjaarsnota 1.563 1.469 1.471 1.672 1.738 1.766
Besluitvorming 29
Afpakraming 29
Mee- en tegenvallers 91
Meevaller rechtsbijstand 91
Desalderingen 16 4
Desalderingen 16 4
Technisch 11 22 22 22 22
Technisch 11 22 22 22 22
Stand Miljoenennota 1.669 1.484 1.521 1.693 1.760 1.788

Uitgaven

Besluitvorming

Middelen bevorderen opvang ten laste van reservering spreidingswet AP

JenV heeft middelen beschikbaar gekregen ten laste van de reservering spreidingswet op de Aanvullende Post voor het maken van afspraken met gemeenten en provincies om meer reguliere opvang te realiseren. Ook zijn middelen vrijgemaakt voor de versterking van de Provinciale regie tafels (PRT’s) waar over de asielopvang in de provincie wordt overlegd. Tot slot zijn middelen vrijgemaakt voor DG migratie om de komst van de spreidingswet voor te bereiden.

Mee- en tegenvallers

Meevaller strafzaak MH17

Er is sprake van een meevaller op de generaal beschikbaar gestelde middelen voor de strafzaak MH17, onder andere omdat op dit moment geen hoger beroep is voorzien. Dit budget vloeit terug naar het generale beeld.

Meevaller DG ondermijning

Bij DG ondermijning is een meevaller ontstaan door het niet invullen van vacatures door krapte op de arbeidsmarkt.

Tegenvaller IND dwangsommen

De IND moet dwangsommen geraamd op 55 miljoen euro betalen omdat zij niet alle asielaanvragen tijdig heeft kunnen behandelen. De dwangsommen worden gedekt uit de meevallers op de rechtsbijstand en DG ondermijning.

Reservering meevallers t.b.v. tegenvallers Najaarsnota

Deze post betreft een reservering op artikel nog onverdeeld van een deel van de meevallers die zijn ontstaan bij de rechtsbijstand en DG ondermijning voor het dekken van mogelijke tegenvallers bij de Najaarsnota.

Kasschuiven

Kasschuif Parlementaire Enquête COVID-19

De kasschuif is het gevolg van het uitstellen van de Parlementaire Enquête COVID-19 (PECO) tot minimaal maart 2024. Hierdoor valt een aanzienlijk deel van de kosten voor PECO naar verwachting niet in 2023, maar in 2024.

Kasschuif aanpak ondermijning

Dit is een kasschuif om middelen te behouden voor de aanpak van ondermijning, waaronder middelen voor het wetsvoorstel Nieuwe psychoactieve stoffen en middelen voor de implementatie van het Beslag Informatie Systeem.

Kasschuif Wetboek van Strafvordering

Dit is een correctie op de bij Voorjaarsnota 2023 doorgevoerde kasschuif op de middelen voor het Wetboek van Strafvordering en houdt ook rekening met de ontvangen loon- en prijsbijstelling. Door de kasschuif sluit het kasritme beter aan bij de verwachte uitgaven.

Kasschuif incidentele arbeidsvoorwaardenruimte

De kabinetsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling 2023 is hoger dan eerder geraamd. Daarnaast zijn de premielasten gedaald. Het incidentele verschil t.o.v. CEP 2022 blijft, voor zover nog niet in nieuwe arbeidsvoorwaardelijke afspraken opgenomen, beschikbaar voor arbeidsvoorwaarden door middel van een kasschuif naar 2024.

Kasschuif artikel nog onverdeeld

Dit is een kasschuif op artikel 92 om de beschikbare middelen over de jaren heen gelijkmatiger te verdelen.

Overige kasschuiven

De post overige kasschuiven bestaat uit een aantal mutaties. Alleen de twee grootste mutaties worden toegelicht. Ten eerste zijn door vertragingen t.o.v. het initiële plan voor de projectfinanciering van Centraal Rijksbreed Incasso (CRI) middelen naar de toekomst geschoven. Ten tweede zijn door de vertraagde vervanging van het zaaksysteem van de Regionale Informatie- en Expertise Centra (RIEC) middelen naar de toekomst geschoven.

Overboekingen met andere begrotingen

Overboeking bewaken en beveiligen

Dit is een overboeking naar het ministerie van Defensie voor haar bijdrage aan het stelsel bewaken en beveiligen. Het gaat om de realisatie van een nieuw contingent persoonsbeveiliging voor het binnenland bij de Koninklijke Marechaussee (KMar). JenV stelt vanaf 2024 50 miljoen euro structureel beschikbaar voor een significante versterking van uitvoeringscapaciteit voor de bescherming van personen die geconfronteerd worden met hoge dreiging.

Overboeking forensische geneeskunde

Dit is een overboeking naar het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport voor het verruimen van de opleidingscapaciteit voor forensische artsen.

Overboeking general aviation

Dit is een overboeking naar het ministerie van Defensie voor het uitvoeren van systematische grenscontroles conform de Schengengrenscode bij drie zuidelijke luchthavens.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Deze post bestaat uit een aantal mutaties. Alleen de drie grootste mutaties worden toegelicht. Ten eerste ontvangt JenV additionele middelen van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het op orde brengen van de informatiehuishouding. Ten tweede ontvangt JenV middelen vanuit het ministerie van Economische Zaken en Klimaat voor de handhaving en opsporing binnen kustwachtverband i.h.k.v. het project Wind op Zee. Ten derde boekt JenV middelen over naar het ministerie van Financiën voor de oprichting van het Integraal Financieel Team regio Amsterdam-Amstelland dat volgt uit de coalitieakkoordmiddelen Rutte IV voor de bestrijding van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit.

Desalderingen

Deze post bestaat uit een aantal desalderingen. Alleen de drie grootste desalderingen worden toegelicht. Ten eerste gaat het om een desaldering voor de dekking van onvermijdelijke uitgaven binnen de politiebegroting. Bijzondere bijdragen aan de politie die niet meer worden aangewend voor het oorspronkelijke doel worden hiervoor ingezet. Ten tweede gaat het om een desaldering van de jaarlijkse opbrengsten voor het medegebruik van het C2000 netwerk door telecomproviders. Ten derde gaat het om een desaldering als gevolg van aangepaste aantallen aanvragen van de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG).

Technisch

Bijstelling artikel nog onverdeeld

Op het artikel nog onverdeeld vindt een technische neerwaartse bijstelling plaats. Hierdoor sluiten de standen aan bij de op het artikel getroffen reserveringen.

Overig technisch

Deze post bestaat uit meerdere mutaties die voornamelijk een herfasering tussen projecten in voorbereiding, in onderzoek en in realisatie aangeven. Daarnaast gaat het om herschikkingen tussen verschillende projecten op de verschillende artikelen, waaronder een bijdrage aan de Dienst Landelijke Recherche vanuit DG ondermijning.

Niet-plafondrelevant

Opvang- en transitiekosten

In totaal is er sprake van een tegenvaller van 389 miljoen euro op de opvang- en transitiekosten. Hieronder liggen twee mutaties. Ten eerste is de raming voor opvang- en transitiekosten voor 2023 met 341 miljoen euro naar beneden bijgesteld omdat er minder opvangplekken voor Oekraïense ontheemden nodig zijn dan eerder geraamd. Ten tweede is de raming van de voorschotten voor gemeenten (die gemeenten vrijwillig kunnen aanvragen) naar boven bijgesteld met 730 miljoen euro. Bij de Voorjaarsnota 2023 was de verwachting dat dit bedrag niet benodigd was en is dit naar beneden bijgesteld. Op basis van een nieuwe inschatting van het ministerie van JenV blijkt dit budget toch nodig te zijn.

Overige bijstellingen Oekraïne

Op basis van inzichten in de realisaties van 2022 en de aangevraagde voorschotten voor 2023 worden diverse budgetten aangepast. Het gaat hier onder andere om het naar beneden bijstellen van de raming voor subsidies, opdrachten en de veiligheidsregio’s voor de jaren 2023 en 2024. De bijstelling op opdrachten wordt voornamelijk veroorzaakt doordat de gemiddelde zorgkosten voor Oekraïense ontheemden lager uitvallen dan eerder was ingeschat.

Ontvangsten

Besluitvorming

Afpakraming

De afpakraming wijkt in 2025 af van de andere jaren en wordt met deze opwaartse bijstelling van 29 miljoen euro op hetzelfde niveau gebracht.

Mee- en tegenvallers

Meevaller rechtsbijstand

De ontvangsten op de rechtsbijstand zijn met 91 miljoen euro naar boven bijgesteld, omdat er bij de Raad voor rechtsbijstand een overschrijding is van de afgesproken liquiditeitsnorm.

Desalderingen

Zie hiervoor de gelijknamige post bij uitgaven.

Technisch

Overig technisch

Zie hiervoor de gelijknamige post bij uitgaven.

Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (inclusief Staten-Generaal, Hoge Colleges van Staat, Koninkrijksrelaties en het BES-fonds)

Stand Voorjaarsnota 10.313 8.786 8.185 8.069 8.250 8.471
Besluitvorming 299 2.038 2.066 1.402 1.129 1.111
Klimaatbesluitvorming 217 991 1.021 455 333 315
Huurtoeslag 58 703 736 726 716 705
Financiële herplaatsingsgarantie 14 14 14 14 14 14
Ontwikkelfunctie Rijksvastgoedbedrijf 10 5 3 3
Verduurzamingaanpak Groningen en Noord-Drenthe 0 50 50 50
Woningbouwimpuls 0 224 67 5
Meevaller wetsvoorstellen op het gebied van wonen en huurtoeslag ‒ 142 ‒ 32 ‒ 36 ‒ 22 ‒ 8
Overboeking voor kosten wetsvoorstellen op het gebied van wonen 130 104 78 52 26
Stimuleringsregeling Flex II 59 82 82
Structurele kosten wetsvoorstellen op het gebied van wonen 10 21 31 42
Tijdelijke huisvesting Algemene Rekenkamer 1 3 3 2 6
Overige besluitvorming 0 2 8 6 3 6
Kasschuiven ‒ 258 335 ‒ 57 ‒ 25 19 ‒ 15
Financiële herplaatsingsgarantie 85 ‒ 28 ‒ 18 ‒ 13 ‒ 13 ‒ 13
Woningbouwimpuls ‒ 4 76 ‒ 67 ‒ 5
Stimuleringsmiddelen wooncoöperaties ‒ 10 10
CAO-middelen ‒ 18 18
Ontmoetingsruimtes ouderenhuisvesting ‒ 31 20 8 1 2
Kasschuif fysieke herplaatsingsgarantie ‒ 40 40
Koopstart ‒ 40 40
Omgevingswet ‒ 42 18 12 7 3 3
Grootschallige woningbouw ‒ 71 63 8
Stimuleringsregeling Flex II ‒ 78 73 9 ‒ 21 17
AIVD ‒ 17 7 10
Volkshuisvestingsfonds 13 ‒ 6 ‒ 6
Overige kasschuiven ‒ 9 11 ‒ 3 0 0 1
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 7 23 79 ‒ 9 ‒ 7 ‒ 7
Nationaal programma leefbaarheid en veiligheid 43 92 88
Informatiehuishouding ‒ 6 ‒ 11 ‒ 11 ‒ 11 ‒ 12 ‒ 12
Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing ‒ 48 ‒ 60 ‒ 2
Overige overboekingen met andere begrotingen 5 2 5 2 5 5
Desalderingen 87 17 7 2 2 2
Nationale Hypotheek Garantie 50
Financiële herplaatsingsgarantie 19 16 5
Overige desalderingen 19 2 2 2 2 2
Technisch 0 0 0 0 0 0
Technisch 0 0 0 0 0 0
Stand Miljoenennota 10.435 11.200 10.279 9.439 9.393 9.562
Stand Voorjaarsnota 847 615 516 505 496 496
Besluitvorming 0 ‒ 1 1 4 9 3
Huurtoeslag correctie 0 ‒ 1 1 4 9 3
Overboekingen met andere begrotingen 1
Overboekingen met andere begrotingen 1
Desalderingen 87 17 7 2 2 2
Nationale Hypotheek Garantie 50
Financiële herplaatsingsgarantie 19 16 5
Overige desalderingen 19 2 2 2 2 2
Stand Miljoenennota 935 631 523 511 507 500

Uitgaven

Besluitvorming

Klimaatbesluitvorming

Bij de Voorjaarsnota 2023 is een integraal klimaatpakket gepresenteerd. Dit betreft de overheveling van middelen uit het Klimaatfonds naar de begroting van BZK. In totaal is dit 3,8 miljard euro tot en met 2030. Dit zijn onder meer middelen voor de DUMAVA subsidie (1,9 miljard euro), het Nationaal Isolatie Programma (800 miljoen euro) en Aanpak kwetsbare wijken en dorpen versterken (425 miljoen euro). Dit wordt nader toegelicht in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024 dat gelijktijdig met deze Miljoenennota verschijnt.

Huurtoeslag

Om de koopkracht te verbeteren wordt de eigen bijdrage in de Huurtoeslag vanaf 2024 verlaagd met 34,67 per maand. Het kabinet trekt structureel 747 miljoen euro structureel uit voor deze maatregel. Daarnaast is er een lichte stapsgewijze verhoging van de eigen bijdrage vanaf 2025 ter dekking van de uitvoeringskosten voor de wetsvoorstellen Versterking Regie op de Volkshuisvesting en Betaalbare huur.

Financiële herplaatsingsgarantie

In een poging om het woningtekort op korte termijn te verminderen heeft het kabinet onder andere 220 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de financiële herplaatsingsgarantie voor flexwoningen. Hiervan is al 20 miljoen bij de 1e suppletoire begroting 2023 op de BZK-begroting geboekt. Middels deze mutatie worden de middelen, die binnen deze meerjarenperiode zijn gereserveerd (85,8 miljoen euro), vanaf de Aanvullende Post overgeboekt naar de BZK-begroting.

Ontwikkelfunctie Rijksvastgoedbedrijf

Dit betreft een overboekng van 20 miljoen euro van de aanvullende post voor de ontwikkelfunctie van het Rijksvastgoedbedrijf.

Verduurzamingaanpak Groningen en Noord-Drenthe

In de kabinetsreactie ‘Nij Begun’ betreft maatregel 29 het isoleren van woningen in de provincie Groningen en drie gemeenten in Noord-Drenthe. In totaal is hiervoor door het kabinet 1,65 miljard euro. beschikbaar gesteld, waarmee een substantiële financiële bijdrage kan worden gedaan voor isolatiemaatregelen. Dit betreft de eerste 150 miljoen euro. voor de periode 2024 t/m 2026 gefinancierd uit Coalitieakkoord middelen.

Woningbouwimpuls

Dit betreft een overboeking van de middelen van de Aanvullende Post voor de 6e tranche van de woningbouwimpuls in 2024.

Meevaller wetsvoorstellen op het gebied van wonen en huurtoeslag

De kosten van de wetsvoorstellen Versterking Regie op de Volkshuisvesting en Betaalbare huur vallen in enkele jaren lager uit dan de middelen die hiervoor waren gereserveerd op de Aanvullende Post. De inwerkingtreding van de Wet Vereenvoudiging van de Huurtoeslag is daarnaast een jaar vertraagd, omdat de parlementaire besluitvorming nog niet is afgerond.  Dit samen levert een incidentele meevaller op van 239 miljoen euro, die wordt ingezet ter dekking van generale problematiek.

Overboeking voor kosten wetsvoorstellen op het gebied van wonen

De middelen die op de aanvullende post zijn gereserveerd voor de kosten van de wetsvoorstellen Versterking Regie op de Volkshuisvesting en Betaalbare huur worden overgeboekt naar BZK.

Stimuleringsregeling Flex II

Vanwege verhoogde asielinstroom en langer verblijf van een deel van de ontheemden is direct extra huisvesting nodig en is versnelling van de woningbouw noodzakelijk. Het kabinet heeft bij de Voorjaarsnota 2023 aanvullend circa 300 miljoen euro gereserveerd voor het meerjarig stimuleren van flexwoningen zodat onder andere meer statushouders en Oekraïense ontheemden kunnen worden gehuisvest. De middelen voor 2023 zijn bij de 1e suppletoire begroting al op de BZK begroting geboekt. Met deze overboeking worden de gereserveerde middelen voor de periode 2024-2026 vanaf de Aanvullende Post ook overgeboekt naar de BZK-begroting. Met het budget wordt een vervolg gegeven aan de stimuleringsregeling flex- en transformatiewoningen.

Structurele kosten wetsvoorstellen op het gebied van wonen

Dit betreft het structurele deel van de kosten van de wetsvoorstellen Versterking Regie op de Volkshuisvesting en Betaalbare huur. De structurele uitvoeringskosten van de wetsvoorstellen zijn 59,5 miljoen euro.

Tijdelijke huisvesting Algemene Rekenkamer

Dit betreft de gereserveerde middelen ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van de Algemene Rekenkamer. De tijdelijke huisvesting is benodigd tot en met 2029.

Overige Besluitvorming

Dit bevat diverse overboekingen van gereserveerde middelen op de aanvullende post ten behoeve van emissieloos bouwen en emissiearme bouwproducten.

Kasschuiven

Financiële herplaatsingsgarantie

Dit betreft een optelling van drie kasschuiven in het kader van de financiële herplaatsingsgarantie. De van de AP-overgeboekte kasmiddelen (71,5 miljoen) en de verwachte eigen bijdragen van investeerders (20,9 miljoen) worden beiden geheel in 2023 geplaatst. Middels een reallocatie wordt het totaal aan middelen hierna geboekt op het instrument storting begrotingsreserve om te worden toegevoegd aan de risicovoorziening.

Middelen voor uitvoeringskosten worden in 2023 onttrokken uit de begrotingsreserve en vervolgens in het juiste meerjarige kasritme geplaatst.

Woningbouwimpuls

Dit betreft een kasschuif van de middelen van de woningbouwimpuls van de aanvullende post naar het gewenste kasritme voor de 6e tranche van de woningbouwimpuls in 2024.

Stimuleringsmiddelen wooncoöperaties

De Tweede Kamer heeft bij de begrotingsbehandeling over 2023 10 miljoen euro vrijgemaakt om coöperatieve woonvormen financieel te ondersteunen. Daarvoor is een aanpak in ontwikkeling en wordt gekeken hoe de regeling kan worden uitgevoerd. Vervolgens zal nog een regeling moeten worden uitgewerkt. Dat betekent dat de middelen dit jaar niet meer worden besteed en worden deze doorgeschoven naar volgend jaar met uitzondering van de subsidie aan Cooplink.

Kasschuif incidentele arbeidsvoorwaardenruimte

De kabinetsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling 2023 is hoger dan eerder geraamd. Daarnaast zijn de premielasten gedaald. Het incidentele verschil t.o.v. CEP 2022 blijft, voor zover nog niet in nieuwe arbeidsvoorwaardelijke afspraken opgenomen, beschikbaar voor arbeidsvoorwaarden door middel van een kasschuif naar 2024.

Ontmoetingsruimtes ouderenhuisvesting

BZK voert via Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) de stimuleringsregeling Ontmoetingsruimten in Ouderhuisvesting uit. Aanvragers hebben drie jaar de tijd om het voorschot aan te vragen en zeven jaar om de eindafrekening in te dienen en de restbetaling te ontvangen. Op basis van de kasprognose opgesteld door het RVO wordt nu het kasbudget in lijn gebracht met de verwachte kasbetalingen.

Fysieke herplaatsingsgarantie

Dit betreft een kasschuif voor de fysieke herplaatsingsgarantie voor flexwoningen. Na het sluiten van samenwerkingsovereenkomsten met gemeenten kan in 2023 worden overgegaan op uitkering door middel van een SPUK-regeling voor circa 48 miljoen euro. Voor het overige deel van de middelen zal dit jaar nog tot intentieovereenkomsten worden gekomen en volgen de uitgaven in 2024.

Koopstart

De Tweede Kamer heeft bij de begrotingsbehandeling 40 miljoen euro vrijgemaakt voor een Koopstartfonds. Het juridisch advies geeft aan dat voor de uitvoeringskosten een aanbesteding dient plaats te vinden. Dat betekent dat de middelen dit jaar niet meer worden besteed en worden deze doorgeschoven naar volgend jaar.

Omgevingswet

Dit betreft meerdere kasschuiven voor de omgevingswet. Het bevat onder andere een kasschuif voor afbouwmiddelen van het digitaal stelstel omgevingswet (DSO) en loon- en prijsbijstellingsmiddelen. De middelen worden in het gewenste kasritme gezet op basis van een raming van de resterende kosten voor de komende jaren.

Grootschalige woningbouw

Dit betreft een kasschuif om de middelen voor grootschalige woningbouwlocatie in het juiste kasritme te zetten. Bij de Bestuurlijke Overleggen Leefomgeving 2023 zijn met de 17 grootschalige NOVEX-woningbouwlocaties afspraken gemaakt over de verdeling van het gebiedsbudget. Deze zullen in 2023 nog tot uitkering komen door middel van een SPUK-regeling. Een deel hiervan (25 miljoen euro) is bestemd voor een pilot-project (stationsgebied Hoofddorp) en uitkering is voorzien deels in 2023 en in 2024 (beide jaren 12,5 miljoen euro). In 2024 wordt 50 miljoen euro overgeboekt ten behoeve van de opgave in Arnhem (afspraak Bestuurlijke Overleggen MIRT 2022). Het definitieve besluit of deze middelen uitgekeerd zullen worden is afhankelijk van besluitvorming bij het Bestuurlijke overleg MIRT van 2023. Tevens wordt een deel ingezet (8 miljoen euro) voor mogelijke risico's die zich voor doen in het gebiedsbudget. Als deze zich niet voordoen, zal de inzet van het budget later nader worden bepaald. Deze middelen worden doorgeschoven naar 2025.

Stimuleringsregeling Flex II

Dit betreft een kasschuif om de middelen voor de stimuleringsregeling flex- en transformatiewoningen II in het juiste kasritme te zetten.

AIVD

Dit betreft een kasschuif voor technische inversteringen van de AIVD in 2026 en 2027.

Volkshuisvestingsfonds

Dit betreft een kasschuif van de loon-en prijscompensatie middelen van het Volkshuisvestingsfonds van de jaren 2025 en 2026 naar 2024. Bij voorjaarsnota zijn de middelen uit 2025 en 2026 eerder naar voren gehaald naar 2023 en 2024.

Overige kasschuiven

Dit bevat overige kasschuiven voor onder andere Duurzaam maatschappelijk vastgoed en de ontvlechting van de directie OBF.

Overboekingen met andere begrotingen

Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid

De specifieke uitkering (SPUK) Kansrijke Wijk is een voorstel voor een interdepartementale SPUK die gericht is op de 20 focusgebieden binnen het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid (NPLV). De SPUK wordt gepubliceerd op 1 juli 2023. Looptijd van de SPUK is tot 31 december 2025. De SPUK is een samenwerking tussen de ministeries Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK). Deze stelt gemeenten in staat om integraal te werken, ook met een SPUK. In deze SPUK worden middelen en beleidsdoelen van de verschillende departementen samengevoegd om tot een breed ondersteunend pakket te komen. De middelen ten behoeve van de SPUK worden in het kader van het NPLV uitgegeven. Gelet op de coördinerende rol van de minister voor VRO is ervoor gekozen om de uitvoering van de SPUK (beschikken, uitkeren, vaststellen, terugvorderen, evalueren) formeel bij het ministerie van BZK te beleggen en daarvoor de SZW-, VWS- en OCW-middelen naar BZK over te boeken.

Informatiehuishouding

Dit betreft meerdere overboekingen naar andere departementen ten behoeve van informatiehuishouding.

Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing

Dit betreft een overboeking naar EZK om conform afspraak uit de woonisolatie middelen van BZK budget beschikbaar te stellen voor de ISDE voor de jaren 2023 tot en met 2025.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft diverse overboekingen met andere begrotingen.

Desalderingen

Nationale Hypotheek Garantie

Voor de achtervangfunctie van het Rijk bij de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) draagt het Waarborgfonds Eigenwoning (WEW) een achtervangvergoeding af aan het Rijk. In 2022 bedroeg deze afdracht 0,3% van iedere nieuwe afgegeven hypotheekgarantie. In 2023 heeft het Rijk de afdrachten over het boekjaar 2022, ter grootte van afgerond 49,9 miljoen euro, ontvangen. Dit bedrag is gedesaldeerd van ontvangsten naar uitgaven om het in de daartoe bestemde risicovoorziening te storten.

Financiële herplaatsingsgarantie

Dit betreft een onttrekking uit de risicovoorziening voor de financiële herplaatsingsgarantie onder andere ten behoeve va. de uitvoeringskosten Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (8,7 miljoen euro). Het gaat om een desaldering van middelen die vervolgens middels een kasschuif in het juiste betaalritme zullen worden geplaatst.

Overige desalderingen

Dit betreffen diverse desalderingen voor onder andere afrekeningen van SSO's en agentschappen zoals RIS, FMHaaglanden, en Serviceteam Rijk.

Ontvangsten

Besluitvorming

Huurtoeslag correctie

De ontvangsten uit de huurtoeslagraming waren abusievelijk niet meegenomen in de Voorjaarsnota. Hiermee worden de ontvangsten teruggebracht naar het correcte niveau.

Overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft een overboeking van het ministerie van Financiën ten behoeve van de rente derving van 850.000 euro. Per 1 juli 2023 zal de belastingrente toeslagen zonder aanvullend beleid stijgen naar 6% (conform wettelijke systematiek) er is afgesproken om de in rekening te brengen belastingrente niet te verhogen en vast te zetten op 4%.

Desalderingen

Nationale Hypotheek Garantie

Voor de achtervangfunctie van het Rijk bij de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) draagt het Waarborgfonds Eigenwoning (WEW) een achtervangvergoeding af aan het Rijk. In 2022 bedroeg deze afdracht 0,3% van iedere nieuwe afgegeven hypotheekgarantie. In 2023 heeft het Rijk de afdrachten over het boekjaar 2022, ter grootte van afgerond 49,9 miljoen euro, ontvangen. Dit bedrag is gedesaldeerd van ontvangsten naar uitgaven om het in de daartoe bestemde risicovoorziening te storten.

Financiële herplaatsingsgarantie

Dit betreft een onttrekking uit de risicovoorziening voor de financiële herplaatsingsgarantie onder andere ten behoeve va. de uitvoeringskosten Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (8,7 miljoen euro). Het gaat om een desaldering van middelen die vervolgens middels een kasschuif in het juiste betaalritme zullen worden geplaatst.

Overige desalderingen

Dit betreft diverse desalderingen voor onder andere afrekeningen van SSO's en agentschappen zoals RIS, FMHaaglanden, en Serviceteam Rijk.

Stand Voorjaarsnota 244 235 233 237 230 228
Kasschuiven ‒ 4 4
CAO-middelen ‒ 1 1
Tweede Kamer ‒ 3 3
Desalderingen 0
Fractiebudgetten 0
Technisch 0 0 0 0 0
Technisch 0 0 0 0 0
Stand Miljoenennota 240 239 233 237 230 228
Stand Voorjaarsnota 9 4 4 4 4 4
Desalderingen 0
Fractiebudgetten 0
Stand Miljoenennota 9 4 4 4 4 4

Uitgaven

Besluitvorming

CAO-middelen

De kabinetsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling 2023 is hoger dan eerder geraamd. Daarnaast zijn de premielasten gedaald. Het incidentele verschil t.o.v. CEP 2022 blijft, voor zover nog niet in nieuwe arbeidsvoorwaardelijke afspraken opgenomen, beschikbaar voor arbeidsvoorwaarden door middel van een kasschuif naar 2024.

Tweede Kamer

Door een vertraging in de aanbesteding van het nieuwe informatiesysteem zullen de uitgaven hiervoor niet in 2023 maar in 2024 plaats gaan vinden. Daarnaast is voor het uitvoeren van een motie nader onderzoek nodig. Ook hiervoor schuiven de kosten door naar 2024.

Desalderingen

Fractiebudgetten

Door de afwikkeling van voorschotten van de fractiebudgetten vindt een desalding plaats van 100.000 euro.

Technisch

Dit betreffen overige technische mutaties

Ontvangsten

Desalderingen

Fractiebudgetten

Door de afwikkeling van voorschotten van de fractiebudgetten vindt een desaldering plaats van 100.000 euro.

Stand Voorjaarsnota 187 179 173 166 174 165
Besluitvorming 1 2 2 2 2
Tijdelijke huisvesting Algemene Rekenkamer 1 2 2 2 2
Kasschuiven ‒ 5 2 3
CAO-middelen ‒ 2 2
Digitaal Hulpmiddel Verkiezingen ‒ 3 3
Tijdelijke huisvesting Algemene Rekenkamer ‒ 3 3
Overige kasschuiven 0 0
Overboekingen met andere begrotingen 1 1 1 0 1 1
Ombudsman Groningen 1 1 1
Informatiehuishouding 0 0 0 0 1 1
Overige overboekingen met andere begrotingen 0 0 0 0 0 0
Desalderingen 0
Desalderingen Ombudsman 0
Technisch 0
Technisch 0
Stand Miljoenennota 183 183 178 168 177 168
Stand Voorjaarsnota 6 6 6 6 6 6
Desalderingen 0
Ombudsman 0
Stand Miljoenennota 7 6 6 6 6 6

Uitgaven

Besluitvorming

Tijdelijke huisvesting Algemene Rekenkamer

Dit betreft een overheveling van gereserveerd budget van de Aanvullende Post voor de tijdelijke huisvesting van de Algemene Rekenkamer. Naast de kosten voor de aanhuur van de tijdelijke huisvesting (begroting BZK) maakt de Algemene Rekenkamer (AR) maakt ook kosten (zogenaamde gebruikerskosten). Die lopen door gedurende de periode van de tijdelijke huisvesting.

Kasschuiven

Overige kasschuiven

Dit betreft overige kleine kasschuiven voor onder andere de Kanselarij.

CAO-middelen

De kabinetsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling 2023 is hoger dan eerder geraamd. Daarnaast zijn de premielasten gedaald. Het incidentele verschil t.o.v. CEP 2022 blijft, voor zover nog niet in nieuwe arbeidsvoorwaardelijke afspraken opgenomen, beschikbaar voor arbeidsvoorwaarden door middel van een kasschuif naar 2024.

Digitaal Hulpmiddel Verkiezingen

Door het opzeggen van het contract met Paragon zullen er naar planning dit jaar geen werkzaamheden meer plaatsvinden. Naar verwachting wordt de uitvoering hiervan volgend jaar weer tot uitvoering gebracht. De budgetten worden doorgeschoven naar 2024.

Tijdelijke huisvesting Algemene Rekenkamer

De tijdelijke huisvesting van de Algemene Rekenkamer zal niet volgend jaar gereed zijn, maar pas het jaar daarop. De budgetten die die geraamd waren voor onder andere de fysieke verhuizing moeten daarom een jaar schuiven.

Overboekingen met andere begrotingen

Ombudsman Groningen

Dit betreft een overboeking van EZK ter continuering van de werkzaamheden van de Ombudsman in Groningen. EZK verlengt de jaarlijkse bijdrage aan de Ombudsman van 500 duizend euro voor de periode 2023 t/m 2025.

Informatiehuishouding

Dit betreft diverse overboekingen van BZK naar de Hoge Colleges ten behoeve van de informatiehuishouding.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Er worden nog verschillende kleine overboekingen gedaan voor onder andere de veteranenombudsman.

Desalderingen

Ombudsman

Dit betreft een desaldering voor de detachering van een aantal medewerkers van de Ombudsman.

Technisch

Dit betreft overige technische mutaties

Ontvangsten

Desalderingen

Ombudsman

Dit betreft een desaldering voor de detachering van een aantal medewerkers van de Ombudsman.

Stand Voorjaarsnota 157 234 177 178 195 159
Besluitvorming 1 1 1 1 1
Koopkrachtmiddelen 1 1 1 1 1
Kasschuiven ‒ 6 3 1 1 1
Kasschuif incidentele arbeidsvoorwaardenruimte ‒ 1 1
Kasschuif Noodmaatregelen klif Sint Eustatius ‒ 2 2
Kasschuif TWO ‒ 4 1 1 1 1
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 9 ‒ 7 ‒ 6 ‒ 7 ‒ 4 ‒ 4
Slavernijverleden 2
Overige overboekingen met andere begrotingen ‒ 10 ‒ 7 ‒ 6 ‒ 7 ‒ 4 ‒ 4
Desalderingen 1
Desalderingen 1
Technisch ‒ 10 ‒ 8 0 0 0 0
Wisselkoersactualisatie ‒ 10 ‒ 8
Overig technisch 0 0 0 0 0 0
Niet-plafondrelevant 33
Investeringen Sint Maarten 33
Stand Miljoenennota 167 223 173 173 193 156
Stand Voorjaarsnota 1.168 50 187 204 128 219
Desalderingen 1
Desalderingen 1
Niet-plafondrelevant ‒ 1.114
Liquiditeitsleningen ‒ 1.114
Stand Miljoenennota 54 50 187 204 128 219

Uitgaven

Besluitvorming

Koopkrachtmiddelen

Tijdens de augustusbesluitvorming heeft het kabinet voor Caribisch Nederland besloten tot verschillende maatregelen om de koopkracht te verbeteren en de armoede verminderen. Onderdeel van dit pakket zijn twee subsidies van 300 duizend euro structureel voor voedselbanken in Caribisch Nederland en van 700 duizend euro structureel voor openbaar vervoer op Bonaire.

Kasschuiven

Kasschuif Incidentele arbeidsvoorwaardenruimte

De kabinetsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling 2023 is hoger dan eerder geraamd. Daarnaast zijn de premielasten gedaald. Het incidentele verschil t.o.v. CEP 2022 blijft, voor zover nog niet in nieuwe arbeids-voorwaardelijke afspraken opgenomen, beschikbaar voor arbeidsvoorwaarden door middel van een kasschuif naar 2024.

Kasschuif Noodmaatregelen klif Sint Eustatius

Een deel van de middelen ten behoeve van de klifstabilisatie op Sint Eustatius is nodig in 2024. Met deze kasschuif worden de middelen in het juiste kasritme gezet.

Kasschuif TWO

De uitvoering van hervormingen in het kader van de Landspakketten verloopt langzamer dan voorzien. In 2023 worden daardoor niet alle middelen uitgeput. Met deze kasschuif worden de kas en verplichtingen meerjarig in het juiste ritme gezet.

Overboekingen met andere begrotingen

Slavernijverleden

Dit betreft een overboeking van hoofdstuk 7 naar hoofdstuk 4 ten behoeve van diverse subsidies voor activiteiten in het kader van de Herdenking slavernijverleden.

Overige overboekingen

Dit zijn onder andere overboekingen naar het BES-fonds voor de eilandelijke taken en voor de uitvoeringskracht Caribisch Nederland, een overboeking naar Justitie en Veiligheid van LPO middelen voor het Recherchesamenwerkingsteam (RST) en een overboeking naar Binnenlandse Zaken ter dekking van de TWO capaciteit.

Desalderingen

Dit betreft een aantal desalderingen, waaronder 49 duizend euro voor voedselhulp Sint Eustatius 2020, in 2023 worden deze middelen aan hetzelfde doel besteed, 840 duizend euro voor SSO CN, en 150 duizend euro ten behoeve van Colleges Financiaal Toezicht.

Technisch

Wisselkoersactualisatie

Deze post zijn de wisselkoersactualisaties voor de verschillende begrotingsartikelen.

Overig technisch

Onder overig technisch vallen een aantal specifieke reallocaties naar het juiste instrument.

Niet-plafondrelevant

Investeringen Sint Maarten

Op basis van de Rijkswet Financieel Toezicht verstrekt Nederland via lopende inschrijving een annuïtaire lening met een looptijd van 20 jaar aan Sint Maarten ter financiering van investeringen in onder meer afvalwaterzuivering, onderwijsinfrastructuur en -gebouwen, en ICT. De lening wordt verstrekt tegen het actuele rendement op Nederlandse staatsleningen met een looptijd van 20 jaar.

Ontvangsten

Technisch

Desalderingen

Dit betreft een aantal desalderingen, waaronder 49 duizend euro voor voedselhulp Sint Eustatius 2020, in 2023 worden deze middelen aan hetzelfde doel besteed, 840 duizend euro voor SSO CN, en 150 duizend euro ten behoeve van Colleges Financiaal Toezicht.

Liquiditeitsleningen

In 2020-2022 heeft Nederland in verband met de covid-pandemie liquiditeitsleningen verstrekt aan de Landen. Deze zijn in 2022 verlengd tot en met 10 oktober 2023. De leningen worden per 10 oktober 2024 geherfinancierd. De geraamde aflossingsontvangsten worden afgeboekt. Op een later begrotingsmoment zullen de definitieve rente- en aflossingsontvangsten worden verwerkt.

Stand Voorjaarsnota 58 51 54 54 53 53
Technisch 15 20 4 4 4 4
Overboekingen met andere begrotingen 5 4 4 4 4 4
Wisselkoersactualisatie 10 16
Stand Miljoenennota 73 71 59 58 57 57

Uitgaven

Technisch

Overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft met name overboekingen van Koninkrijksrelaties voor de eilandelijke taken en voor de uitvoeringskracht Caribisch Nederland.

Wisselkoersactualisatie

Deze post betreft de wisselkoersactualisaties voor 2023 en 2024.

Ontvangsten

Het BES-fonds heeft geen ontvangsten.

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Stand Voorjaarsnota 56.501 56.547 57.512 55.851 55.686 55.637
Besluitvorming 2 2 5 5 5
Klimaatbesluitvorming 0 3 3 3
Schoolmaaltijden 104
Schoolmaaltijden dekking op OCW-begroting ‒ 103
WaU-middelen DUO BSN CN 1 2 2 2 2
Kasschuiven 857 ‒ 1.089 61 97 67 7
Kasschuif OV-bedrijven 1.000 ‒ 1.000
Kasschuif maatschappelijke diensttijd 0 ‒ 38 38 0 0
Kasschuif aanpassing School en Omgeving ‒ 1 ‒ 38 20 20
Kasschuif incidentele arbeidsvoorwaardenruimte ‒ 7 7
Kasschuif referentieraming Primair Onderwijs ‒ 115 ‒ 22 7 72 58
Overige kasschuiven ‒ 20 2 ‒ 5 6 9 7
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 13 ‒ 4 ‒ 36 24 21 ‒ 2
Overboeking kansrijke wijk ‒ 28 ‒ 74 ‒ 70
Overboeking NGF Nationale aanpak professionalisering van leraren 4 24 23 23
Overboeking onderwijsroute ‒ 7 ‒ 7 ‒ 7
Overboeking schoolmaaltijden 63
Overige overboekingen met andere begrotingen 14 4 10 8 5 5
Desalderingen ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
Desalderingen ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
Technisch ‒ 4 0 0 0 0 0
Oekraïne vve ‒ 4
Overig technisch 0 0 0 0 0 0
Niet-plafondrelevant ‒ 291 10 3 ‒ 38 ‒ 66 ‒ 98
LPO herinvoering basisbeurs NR 3 10 3 ‒ 38 ‒ 66 ‒ 98
Oekraïne onderwijshuisvesting ‒ 294
Overig niet-plafondrelevant 0 0 0 0 0 0
Stand Miljoenennota 57.050 55.467 57.542 55.937 55.712 55.547
Stand Voorjaarsnota 1.869 2.038 2.221 2.294 2.370 2.447
Desalderingen ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
Desalderingen ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
Technisch 1
Technisch 1
Stand Miljoenennota 1.869 2.038 2.221 2.293 2.369 2.446

Uitgaven

Besluitvorming

Klimaatbesluitvorming

Bij de Voorjaarsnota 2023 is een integraal klimaatpakket gepresenteerd. Dit betreft de overheveling van middelen uit het Klimaatfonds naar de begroting van OCW. In totaal is dit 17 miljoen euro tot en met 2030. Dit zijn middelen voor ondersteuning maatschappelijk vastgoed. Dit wordt nader toegelicht in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024 dat gelijktijdig met deze Miljoenennota verschijnt.

Schoolmaaltijden

Ten behoeve van de continuering van het programma schoolmaaltijden is er in 2024, incidenteel, 166 miljoen euro beschikbaar gesteld. Hiervan komt 102,5 miljoen euro van de OCW-begroting, 52,5 miljoen euro van SZW en 10 miljoen euro van VWS. Daarnaast is er 1miljoen euro aanvullend beschikbaar gekomen ten behoeve van schoolmaaltijden op Caribisch Nederland (CN).

Schoolmaaltijden dekking op OCW-begroting

De middelen voor de continuering van het programma schoolmaaltijden in 2024 zijn voor 102,5 miljoen euro afkomstig van de OCW-begroting. Het gaat om een extensivering op het MDT budget in 2024 (25 miljoen euro) en een extensivering op de regeling heterogene brugklassen in 2024 (55,5 miljoen euro). Daarnaast komt de dekking voor 22 miljoen euro uit de bekostiging PO (13,4 miljoen euro) en de bekostiging VO (8,6 miljoen euro). Wanneer er in het voorjaar eindejaarsmarge beschikbaar is, zal bezien worden of de bekostiging PO en VO met 22 miljoen euro kan worden aangevuld. De 1 miljoen euro voor schoolmaaltijden op Caribisch Nederland (CN) wordt gefinancierd uit de middelen die het kabinet in augustus beschikbaar heeft gesteld voor koopkracht en armoedebestrijding in Caribisch Nederland.

WaU-middelen DUO BSN CN

Dit betreft de overheveling van in het Coalitieakkoord vrijgemaakte middelen voor Werk aan Uitvoering (WaU) tot en met 2032, met als doel BSN-nummers te kunnen verstrekken aan studenten uit Caribisch Nederland (CN), voordat zij naar Europees Nederland komen.

Kasschuiven

Kasschuif OV-bedrijven

Er vindt een kasschuif plaats op de reisvoorziening van de studiefinanciering (SF) om het kasritme van de Staat te optimaliseren. Concreet betekent dit dat er 1 miljard euro in het najaar van 2023 wordt betaald aan de vervoerbedrijven als voorlopige vergoeding, in plaats van in januari 2024.

Kasschuif maatschappelijke diensttijd

Omdat er vertraging is ontstaan in het betalingsritme van de subsidietranches 2022 en 2023 van de maatschappelijke diensttijd, wordt er 38 miljoen euro aan kasmiddelen verschoven van 2024 naar 2025.

Kasschuif aanpassing School en Omgeving

Bij Voorjaarsnota 2023 zijn de resterende middelen van de Aanvullende post voor kansengelijkheid overgeheveld naar de OCW-begroting. Deze kasschuif zet de middelen bestemd voor School en Omgeving in een passender ritme.

Kasschuif referentieraming Primair Onderwijs

Deze kasschuif corrigeert de referentieraming 2023 voor het primair onderwijs. Bij Voorjaarsnota 2023 is de referentieraming voor 2023 reeds verwerkt. Hierbij zijn echter leerlingaantallen in het primair onderwijs niet correct overgenomen, waardoor de reeks die weergegeven is voor 2023 en verder, eigenlijk zou moeten starten in 2024. Gevolg is een onjuist kasritme en een te lage begrotingsstand in de laatste jaren. Het kasritme wordt met deze kasschuif gecorrigeerd, waardoor de standen in de jaren tot en met 2026 weer correct zijn. De verdere correctie voor de jaren 2027 en daarna zal worden meegenomen bij Voorjaarsnota 2024, als ook de nieuwe referentieraming wordt verwerkt.

Kasschuif incidentele arbeidsvoorwaardenruimte

De kabinetsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling 2023 is hoger dan eerder geraamd. Daarnaast zijn de premielasten gedaald. Het incidentele verschil t.o.v. CEP 2022 blijft, voor zover nog niet in nieuwe arbeidsvoorwaardelijke afspraken opgenomen, beschikbaar voor arbeidsvoorwaarden door middel van een kasschuif naar 2024.

Overige kasschuiven

Er worden verschillende kasschuiven gedaan, allen met het doel de middelen in het juiste kasritme te zetten. Er wordt onder andere geschoven op de middelen van de Coalitieakkoord-envelop Werk aan Uitvoering om de toegekende middelen voor SBB aan te passen aan de financieringsbehoefte. Daarnaast vindt er onder andere een kasschuif plaats op de middelen voor de subsidieregeling praktijkleren. Deze kasschuif heeft het doel om de vergoedingen per leerwerkplek per jaar zo gelijk mogelijk te maken.

Overboekingen met andere begrotingen

Overboeking kansrijke wijk

Voor de uitvoering van de SPUK Kansrijke Wijk worden middelen overgeboekt naar BZK, die als financieel coördinerend departement fungeert. Het betreft een overboeking vanuit het programma School en Omgeving.

Overboeking NGF Nationale aanpak professionalisering van leraren

Er is een voorstel voor NGF-middelen voor de Nationale aanpak professionalisering van leraren toegekend. Deze middelen worden nu overgeboekt naar de OCW-begroting.

Overboeking onderwijsroute

Deze overboeking betreft middelen die benodigd zijn voor het voortzetten van de onderwijsroute vanuit de SPUK-inburgeringsvoorziening via de begroting van SZW. Voor een groep nieuwkomers sluit de onderwijsroute beter aan op hun leerbehoefte. Hierdoor stromen zij niet (direct) in op een reguliere mbo of ho opleiding. OCW draagt van 2026 tot en met 2029 daarom 7 miljoen euro per jaar bij aan SZW. Van dit bedrag komt 6 miljoen euro van de lumpsum aan mbo instellingen en 1 miljoen euro uit subsidies en de lumpsum van ho en wo.

Overboeking schoolmaaltijden

Dit betreft de overboekingen ten behoeve van de continuering van het programma schoolmaaltijden 2024, waarvoor incidenteel 166 miljoen euro beschikbaar is gesteld. Een deel van deze middelen is afkomstig van SZW (52,5 miljoen euro) en VWS (10 miljoen euro) en wordt met deze overboekingen toegevoegd aan de OCW-begroting.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Er worden diverse overboekingen gedaan met begrotingen van andere departementen. Dit betreft onder andere een overboeking aan BZK van 12 miljoen euro in 2023 en 37 miljoen euro in 2024 en 2025 voor de uitvoering van de SPUK Kansrijke Wijk.

Desalderingen

Met de herinvoering van de basisbeurs wordt de bijverdiengrens in het mbo afgeschaft. Hierdoor zijn er minder ontvangsten aan EBS (eigen bijdrage student). Dit wordt verwerkt als een desaldering, omdat deze minder ontvangsten direct leiden tot evenveel minder uitgaven.

Technisch

Oekraïne vve

Er zijn minder aanvragen gedaan door gemeenten voor deze specifieke uitkering voorschoolse educatie dan er budget beschikbaar was. Gemeenten konden aanspraak maken op een eenmalige tegemoetkoming in de kosten voor voorschoolse educatie van Oekraïense kinderen. Deze middelen vloeien volgens afspraak terug naar de schatkist.

Overig technisch

Onder het kopje technisch vallen technische mutaties en interne overboekingen. Deze maatregelen hebben op totaalniveau op de begroting geen effect.

Niet-plafondrelevant

LPO herinvoering basisbeurs NR

Bij Voorjaarsnota is loon- en prijsbijstelling (LPO) toegekend aan de post Maatregelen herinvoering basisbeurs (relevant). In deze post zitten diverse uitgaven verwerkt, waaronder de relevante uitgaven aan omzettingen voor de herinvoering basisbeurs. Er is alleen LPO uitgekeerd over de relevante uitgaven en niet over niet-plafondrelevante (NR) uitgaven. Deze posten moeten met elkaar in balans zijn. Met deze correctie wordt negatieve LPO toegevoegd, waardoor deze posten weer aan elkaar gelijk zijn. In de eerste jaren is de reeks positief, doordat het niet-plafondrelevante deel voor het niet-gebruik van de aanvullende beurs en voor de 1-februariregeling aan de begroting is toegevoegd. Dit was per abuis niet volledig verwerkt bij Voorjaarsnota.

Oekraïne onderwijshuisvesting

Er zijn minder aanvragen gedaan door gemeenten voor de specifieke uitkering voor onderwijshuisvesting dan er budget beschikbaar was. Gemeenten kunnen een vergoeding aanvragen voor de kosten die zij maken voor het organiseren van tijdelijke onderwijshuisvesting voor leerplichtige ontheemde jongeren. Deze middelen vloeien volgens afspraak terug naar de schatkist.

Overig niet-plafondrelevant

Dit betreft een overboeking van de middelen herinvoering basisbeurs (niet-plafondrelevant) naar de reguliere niet-plafondrelevante budgetten, waardoor dit per saldo neutraal is.

Niet- belastingontvangsten

Desalderingen

Met de herinvoering van de basisbeurs wordt de bijverdiengrens in het mbo afgeschaft. Hierdoor zijn er minder ontvangsten aan EBS (eigen bijdrage student). Dit wordt verwerkt als een desaldering, omdat deze minder ontvangsten direct leiden tot evenveel minder uitgaven.

Technisch

De overige technische mutatie bij de niet-belastingontvangsten betreft een terugontvangst op een in 2021-2022 verleende projectsubsidie op het zelftesttraject voor corona van 515.000 euro die niet tot besteding is gekomen.

Financiën

Stand Voorjaarsnota 15.229 11.375 10.291 9.741 9.174 9.123
Besluitvorming ‒ 163 140 39 50 24 23
EIB Oekraïne 52
Aanpassing BIR Raming 2 7 8 8 9 9
Klimaatbesluitvorming 0 1 1 1 0
Kapitaalinjectie Tennet ‒ 220
Alleenverdienersproblematiek 8 8
AP overboeking Toeslagenherstel 88 24 30
Klimaatuitvoeringskosten 3 1 1 1 1
Overheveling AP, bijdrage aan medeoverheden 30 5
Overige besluitvorming 3 11 6 6 6 6
Mee- en tegenvallers ‒ 149 0 0 0
ICT opdrachten ‒ 20
Vrijval artikel 10 ‒ 31
Apparaatsuitgaven Belastingdienst ‒ 94
Overige mee- en tegenvallers ‒ 4 0 0 0
Kasschuiven ‒ 328 61 90 136 41
Kasschuiven Toeslagenherstel bij NvW ‒ 47 ‒ 86 43 56 35
Kasschuif incidentele arbeidsvoorwaardenruimte ‒ 72 72
Kasschuiven Toeslagenherstel ‒ 191 77 48 66
Overige kasschuiven ‒ 18 ‒ 2 14 6
Overboekingen met andere begrotingen 34 ‒ 28 ‒ 25 ‒ 18 352 79
Wereldbank wisselkoers wijziging 7 9
Financieringssystematiek bijdrage aan Btw-compensatiefonds 96 96
Wereldbank ‒ 47 ‒ 38 ‒ 30 250 ‒ 21
Overige overboekingen met andere begrotingen 27 10 13 12 6 4
Desalderingen 84 10 10 10 10
Gunstige realisaties NBO 60
Overige desalderingen 24 10 10 10 10
Technisch 237 252 252 157 158 158
Bijstelling BCF 237 252 252 157 158 158
Overig technisch 0 0 0 0 0 0
Niet-plafondrelevant ‒ 98 27 ‒ 6 ‒ 10 87
Kasschuif SNS Schadeloosstelling ‒ 18 7 0 0 10
Kasschuif Invest NL ‒ 80 3 77
Kasschuif Invest International 20 ‒ 6 ‒ 14
Stand Miljoenennota 14.846 11.827 10.652 10.064 9.845 9.393
Stand Voorjaarsnota 2.742 4.615 2.969 2.927 2.922 2.822
Besluitvorming 15 ‒ 55 ‒ 43 ‒ 37 91 ‒ 5
Aanpassing BIR raming 15 50 32 39 91 ‒ 5
Dividenden staatsdeelnemingen 115 ‒ 75 ‒ 75
Kapitaalinjectie Tennet ‒ 220
Mee- en tegenvallers 106
Meevaller belasting- en invorderingsrente 100
Overige mee- en tegenvallers 6
Kasschuiven 13 ‒ 13
Kasschuif Herstelproject invorderingsrente 13 ‒ 13
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 1
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 1
Desalderingen 84 10 10 10 10
Desalderingen 84 10 10 10 10
Technisch 0 0 0 0 0
Technisch 0 0 0 0 0
Niet-plafondrelevant 666
Verkoop vermogenstitels 666
Stand Miljoenennota 3.625 4.548 2.936 2.901 3.023 2.827

Uitgaven

Besluitvorming

EIB Oekraïne

De European Investment Bank (EIB) heeft alle aandeelhouders verzocht om deel te nemen aan het EU For Ukraine Trust Fund (EU4U), zodat de steun aan Oekraïne kan blijven doorlopen. Met het EU4U initiatief van de EIB wordt beoogd om in 2023 en 2024 projecten te ondersteunen ten behoeve van de wederopbouw van de kritieke infrastructuur (o.a. energiesystemen, (spoor)wegen, watervoorziening en digitale infrastructuur) en huisvesting (o.a. scholen, ziekenhuizen en huisvesting van ontheemden) in Oekraïne. De geselecteerde projecten sluiten aan op de meest urgente behoeften van Oekraïne zoals geïdentificeerd in de Rapid Damage and Needs Assessment 2 (RDNA2) van de Wereldbank. Nederland zal 52 miljoen euro aan dit EIB-initiatief bijdragen.

Aanpassing BIR Raming

In het voorjaar is de raming van de belasting- en invorderingsrente meerjarig herijkt, mede als gevolg van de doorwerking van de renteverhogingen door de ECB op de belasting- en invorderingsrente. Er is toen besloten om de bestaande wettelijke systematiek aan te passen. De precieze budgettaire gevolgen van de aangepaste BIR-systematiek zijn verder doorgerekend.

Klimaatbesluitvorming

Bij de Voorjaarsnota 2023 is een integraal klimaatpakket gepresenteerd. Dit betreft de overheveling van middelen beschikbaar voor het Klimaatfonds naar de begroting van Financiën. In totaal is dit 2 miljoen euro tot en met 2030. Dit zijn middelen voor onderzoek naar het Nationaal Emissieplafond voor Effort Sharing Regulation (ESR) sectoren. Dit wordt nader toegelicht in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024 dat gelijktijdig met deze Miljoenennota verschijnt.

Kapitaalinjectie TenneT

Na validatie door een extern adviseur wordt de kapitaalinjectie 2023 voor TenneT naar beneden bijgesteld (220 miljoen euro). Deze bijstelling is het gevolg van de toekenning van financieringsvoordelen van TenneT Holding aan TenneT Nederland. Daarmee is de kapitaalbehoefte voor de Nederlandse activiteiten in 2023 lager dan eerder geraamd.

Alleenverdienersproblematiek

Er wordt gewerkt aan een structurele oplossing via de fiscaliteit ter compensatie van de eenverdieners die een inkomen hebben onder bijstandsniveau door samenloop van fiscaliteit, sociale zekerheid en toeslagen. In totaal is voor de uitvoeringskosten hiervan 15 miljoen euro gereserveerd voor 2027 en 2028.

AP overboeking Toeslagenherstel

Bij Nota van Wijziging op de 1e suppletoire begroting van Financiën19 is een aantal kasschuiven gedaan en zijn er middelen van de AP overgeheveld. Deze zijn bedoeld om middelen beschikbaar te maken voor de alternatieve schaderoute. Deze mutaties zijn samen met de 1e suppletoire begroting goedgekeurd. Omdat hier een overzicht wordt gegeven van de wijzigingen ten opzichte van de Voorjaarsnota en de Nota van Wijziging is gepubliceerd na de Voorjaarsnota, geven we deze mutaties hier wel weer.

Klimaatuitvoeringskosten

Voor de aanpassing van de tarieven energiebelasting en voor het afschaffen van de vrijstellingen in kolenbelasting voor duaal verbruik en in energiebelasting voor non-energetisch verbruik van aardgas worden uitvoeringskosten vrijgemaakt vanuit het Klimaatfonds voor de Belastingdienst.

Overheveling AP, bijdrage aan medeoverheden

Voor het schuldhulpverleningsaanbod voor jongeren onder de kindregeling (motie Kat) wordt 34,5 miljoen euro overgeheveld vanuit de reservering voor de hersteloperatie toeslagen op de Aanvullende Post.

Overige besluitvorming

Betreft en combinatie van verschillende overhevelingen van de Aanvullende Post, waaronder het overhevelen van LPO voor het bestedingsplan Parlementaire Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslagen (POK) en uitvoeringskosten voor het beperken van de fiscale '30%-regeling'.

Mee- en tegenvallers

ICT-opdrachten

De uitgaven aan ICT opdrachten van de Belastingdienst vallen lager uit dan verwacht. Dit wordt veroorzaakt door onderbesteding op investeringen.

Vrijval artikel 10

Niet alle middelen van artikel 10 Nog onverdeeld zijn in 2023 benodigd. Deze nog onverdeelde middelen vallen daarom vrij.

Apparaatsuitgaven Belastingdienst

De kabinetsbijdrage voor stijgende loonkosten was hoger dan de daadwerkelijke stijging van de loonkosten. Hierdoor ontstaat vrijval in het budget voor de apparaatsuitgaven van de Belastingdienst.

Overige mee- en tegenvallers

Dit omvat een vrijval van budget op apparaatskosten.

Kasschuiven

Kasschuiven Toeslagenherstel bij NvW

Bij Nota van Wijziging op de 1e suppletoire begroting van Financiën20 is een aantal kasschuiven gedaan en zijn er middelen van de AP overgeheveld. Deze zijn bedoeld om middelen beschikbaar te maken voor de alternatieve schaderoute. Deze mutaties zijn samen met de 1e suppletoire begroting goedgekeurd. Omdat hier een overzicht wordt gegeven van de wijzigingen ten opzichte van de Voorjaarsnota en de Nota van Wijziging is gepubliceerd na de Voorjaarsnota, geven we deze mutaties hier wel weer.

Kasschuif incidentele arbeidsvoorwaardenruimte

De kabinetsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling 2023 is hoger dan eerder geraamd. Daarnaast zijn de premielasten gedaald. Het incidentele verschil t.o.v. CEP 2022 blijft, voor zover nog niet in nieuwe arbeidsvoorwaardelijke afspraken opgenomen, beschikbaar voor arbeidsvoorwaarden door middel van een kasschuif naar 2024.

Kasschuiven Toeslagenherstel

Er wordt een aantal kasschuiven doorgevoerd om middelen voor de hersteloperatie toeslagen in het gewenste meerjarenritme te plaatsen. Circa 191 miljoen euro wordt vanuit 2023 naar latere jaren geschoven. Verschillende initieel in 2023 geplande werkzaamheden verschuiven deels naar latere jaren, de belangrijkste zijn:

  1. Circa 72,1 miljoen euro. van het budget in 2023 voor de ex-partnerregeling schuift door naar latere jaren om het ritme in de begroting aan te laten sluiten bij het verwachte moment van uitbetaling.
  2. 45,3 miljoen euro van het budget in 2023 voor de regeling voor benadeelden rondom de huurtoeslag, zorgtoeslag en kindgebonden budget (HZK) schuift door naar latere jaren om het ritme in de begroting aan te laten sluiten bij het verwachte moment van uitbetaling.

In lijn daarmee wordt 66,9 miljoen euro van het budget voor personele en materiele uitgaven door de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT) doorgeschoven naar latere jaren.

Overige kasschuiven

Dit is een verzameling van verschillende kleine kasschuiven die worden gebruikt om middelen in het juiste ritme te zetten.

Overboekingen met andere begrotingen

Wereldbank wisselkoers wijziging

De openstaande betaling voor de Wereldbank is berekend in USD, maar wordt betaald in EUR. Daarom wordt de wisselkoers jaarlijks geactualiseerd.

Financieringssystematiek bijdrage aan Btw-compensatiefonds

Bij Voorjaarsnota 2023 zijn het gemeente- en provinciefonds met structureel 1,1 miljard euro opgehoogd. Van dit bedrag wordt 76 miljoen euro voor gemeenten en 20 miljoen euro voor provincies toegevoegd aan het Btw-compensatiefonds.

Wereldbank

De bijstelling van de uitgaven aan de Wereldbank wordt met name veroorzaakt door een aanpassing van het kasritme van de IDA-bijdragen aan de Wereldbank. Dit vanwege herschikkingen voor de asieltegenvaller. De Net Present Value (stemgewicht) wordt hierbij hetzelfde gehouden.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft verschillende overboekingen met andere begrotingen, waarvan het merendeel overboekingen zijn naar het Btw-compensatiefonds.

Desalderingen

Gunstige realisaties NBO

Er is een meevaller op de niet-belastingontvangsten. Met een desaldering vindt een spiegelbeeldige bijstelling plaats van de uitgaven op artikel 10 ter correctie van een te vroeg neerwaarts bijgestelde raming van arbeidsvoorwaardenmiddelen.

Overige desalderingen

Het betreft een desaldering van circa 10 miljoen euro die voor het bestedingsplan van het ministerie van SZW is bestemd voor structurele capaciteit handhaving van de wet Deregulering beoordeling arbeidsrelaties (DBA). Het betreft ook het budget voor kwijtschelden private schulden in verband met het ontvangen van een creditnota van Sociale Banken Nederland (SBN) en rentederving van de niet verhoogde belastingrente.

Technisch

Bijstelling BCF

Deze mutatie betreft een bijstelling van de raming van het Btw-compensatiefonds (BCF) op basis van de beschikking van het afgelopen jaar, betalingen van het vierde kwartaal van het afgelopen jaar en driemaal het voorschot van het eerste kwartaal uit het lopende jaar.

Overig technisch

Enkele technische correcties die per saldo op nul sluiten.

Niet-plafondrelevant

Kasschuif SNS Schadeloosstellingen

In het arrest van 21 april 2023 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan over de vaststelling van de omvang van de schadeloosstelling, voortvloeiend uit de onteigening van SNS REAAL op 1 februari 2013. Met deze uitspraak is de uitspraak van de Ondernemingskamer van 11 februari 2021 definitief geworden en is het proces van uitbetaling van de vastgestelde schadeloosstelling gestart. Het proces van aanvragen, beoordelen en uitbetalen zal enkele maanden in beslag nemen. In het geval van afwijzing kan mogelijk bezwaar en beroep volgen, waardoor nog uitbetaling in latere jaren mogelijk is. Daarom wordt via een kasschuif budget uit 2023 doorgeschoven naar latere jaren.

Kasschuif Invest NL

Om het kasritme aan te laten sluiten op de meerjarenraming van Invest-NL, wordt budget doorgeschoven naar latere jaren, dit vanwege lagere investeringen dan verwacht in 2023. Via deze kasschuif wordt 80 miljoen euro uit 2023 toegevoegd aan het budget in 2026 en 2027. Het totaal van de beoogde kapitaalinjecties wijzigt niet, er vindt alleen een verschuiving plaats.

Kasschuif Invest International

Om het budget aan te laten sluiten op de kapitaalbehoefte van Invest International, vindt een kasschuif plaats. Via deze kasschuif wordt 19,8 miljoen euro naar voren gehaald en toegevoegd aan het budget in 2024. Het totaal van de beoogde kapitaalinjecties wijzigt niet, er vindt alleen een verschuiving plaats.

Niet-Belastingontvangsten

Besluitvorming

Aanpassing BIR Raming

Meerjarig wordt er meer invorderingsrente over de coronaschuld verwacht, omdat er minder afstel van betaling wordt verwacht dan waar eerder rekening mee is gehouden (cumulatief 140 miljoen euro). Daarnaast is in het voorjaar de raming van de belasting- en invorderingsrente meerjarig herijkt, mede als gevolg van de doorwerking van de renteverhogingen door de ECB op de belasting- en invorderingsrente. Er is toen besloten om de bestaande wettelijke systematiek aan te passen. De precieze budgettaire gevolgen van de aangepaste BIR-systematiek zijn verder doorgerekend. Deze mutaties zijn het gevolg van deze doorrekening voor de belasting- en invorderingsrentes in het algemeen en voor de coronaschulden.

Dividenden staatsdeelnemingen

De dividendraming wordt bijgesteld aan de meest recente informatie over het verwachte dividend van de staatsdeelnemingen, als gevolg van de huidige marktomstandigheden

Kapitaalinjectie TenneT

Conform afspraak ontvangt de Staat de kapitaalinjectie 2023 aan TenneT in 2024 terug na een eventuele volledige verkoop van TenneT Duitsland. Aangezien na validatie door een extern adviseur de kapitaalstorting voor TenneT in 2023 met 220 miljoen euro naar beneden wordt bijgesteld (zie toelichting onder uitgaven), wordt ook de terugbetaling in 2024 bijgesteld.

Mee- en tegenvallers

Meevaller belasting- en invorderingsrente

In 2023 wordt meer belasting- en invorderingsrente verwacht. Dit komt vooral doordat de belastinginkomsten, met name via de vennootschapsbelasting, waarmee de rente samenhangt, hoger uitvallen dan verwacht. Dit leidt dit jaar tot een incidentele meevaller van 100 miljoen euro.

Overige mee- en tegenvallers

Om onderuitputting te voorkomen later in het lopende jaar worden er budgetten teruggegeven aan het Rijksbeeld. Dit komt o.a. door meevallende loonontwikkeling, onderbesteding op projecten en meevallende apparaatsontvangsten.

Kasschuiven

Kasschuif Herstelproject invorderingsrente

Als gevolg van een later aanvangsmoment van het herstelproject invorderingsrente, schuift een deel van het project en de herstelkosten door van 2023 naar 2024. In verband met een lopende cassatiezaak over het herstel, waarvan de uitspraak in het najaar wordt verwacht, wordt later gestart met het herstelproject.

Overboekingen met andere begrotingen

Conform wettelijke systematiek zou per 1 juli 2023 de belastingrente voor toeslagen stijgen naar 6%. Er is besloten om de belastingrente niet te verhogen en vast te zetten op 4%. Omdat zonder wetswijziging de rente alleen ten gunste van de burger kan worden veranderd, blijft alleen de in rekening te brengen belastingrente op 4% staan. De te vergoeden belastingrente toeslagen zal in 2023 conform de «oude» wettelijke systematiek stijgen naar 6%. Deze asymmetrie resulteert in een rentederving die verrekend wordt door een overboeking met het ministerie van SZW en het ministerie van BZK. Deze asymmetrie stopt vanaf het moment na de wetswijziging (begin 2024).

Desalderingen

Dit betreft met name de desaldering van de belasting- en invorderingsrente ontvangsten op artikel 1 Belastingen. Het betreft ook het budget voor kwijtschelden private schulden in verband met het ontvangen van een creditnota van Sociale Banken Nederland (SBN).

Technisch

Enkele technische correcties die per saldo op nul sluiten.

Niet-plafondrelevant

Verkoop vermogenstitels

De ontvangsten nemen in 2023 met ten minste 666,2 miljoen euro toe. Dit komt door de verkoop van aandelen ABN AMRO door de Staat via de beurs en de inkoop van aandelen door ABN AMRO. De ontvangsten betreffen de verkoopopbrengst tot en met mei 2023.

Stand Voorjaarsnota 42.053 43.960 31.580 44.388 46.080 46.170
Overboekingen met andere begrotingen 0 0 0
Overboekingen met andere begrotingen 0 0 0
Technisch ‒ 81 583 829 997 1.091 1.322
Rentelasten kasbeheer 129 371 325 240 183 197
Rente vaste schuld ‒ 8 216 475 787 993 1.201
Rente vlottende schuld ‒ 202 ‒ 4 29 ‒ 30 ‒ 85 ‒ 76
Niet-plafondrelevant 10.021 943 1.201 1.240 3.682 3.815
Mutatie vlottende schuld 9.527
Rentelasten kasbeheer 218 993 1.201 1.240 1.358 1.611
Mutaties in rekening-courant en deposito 200
Aflossing vaste schuld 50 ‒ 51 2.324 2.204
Rentederivaten 26 1
Stand Miljoenennota 51.992 45.486 33.610 46.626 50.854 51.308
Stand Voorjaarsnota 76.139 58.560 58.403 82.025 75.942 81.318
Technisch 11 11 21 29 36 43
Rentebaten kasbeheer 11 11 21 29 36 43
Niet-plafondrelevant 1.044 8.121 10.090 6.556 3.889 4.867
Mutaties in rekening-courant en deposito 2.925 10.596 9.069 6.715 7.884 6.734
Aflossingen op leningen 21 19 19 15 7 136
Mutatie vlottende schuld ‒ 1.902 0
Uitgifte vaste schuld ‒ 2.493 1.002 ‒ 174 ‒ 4.002 ‒ 2.003
Stand Miljoenennota 77.194 66.693 68.514 88.610 79.867 86.227

Uitgaven

Overboekingen met andere begrotingen

LPO bijstelling voor het agentschap, afkomstig van de financiën begroting.

Technisch

Rentelasten kasbeheer

De raming van de rentelasten kasbeheer is hoger dan geraamd bij de Voorjaarsnota 2023. Dit is het gevolg van het bijwerken van de realisatie en de nieuwe rentestanden in de MEV-raming van het CPB.

Rente vaste schuld

De rentetarieven, die door het CPB zijn geraamd in de MEV, vallen hoger uit dan geraamd bij Voorjaarsnota 2023, waardoor de verwachte rentelasten voor de nog uit te geven schuld hoger uitvallen. Bij de uitgifte van nieuwe schuld worden de rentetarieven vastgelegd tegen het dan geldende rentetarief. Hierdoor vallen de verwachte rentelasten in 2023 lager uit dan eerder geraamd.

Rente vlottende schuld

De raming van de rentelasten vlottende schuld valt lager uit als gevolg van wijzigingen in de omvang van de kortlopende schuld.

Niet-plafondrelevant

Mutatie vlottende schuld

De omvang van de vlottende schuld daalt naar verwachting met 9,5 miljard euro in het lopende jaar. Dit is het gevolg van een lagere financieringsbehoefte doordat de raming van het kastekort voor het lopende begrotingsjaar sterk is afgenomen. Een grotere aflossing van de vlottende schuld leidt tot een hogere uitgave. Schommelingen in de financieringsbehoefte in een lopend begrotingsjaar worden zoveel mogelijk opgevangen op de geldmarkt.

Rentelasten kasbeheer

De raming van de rentelasten kasbeheer stijgt als gevolg van de nieuwe raming sociale fondsen.

Mutaties in rekening-courant en deposito

Uit een actualisatie van de raming van uitgaven en inkomsten van decentrale overheden blijkt dat deze deelnemers van het schatkistbankieren in 2023 meer middelen opnemen uit de schatkist. Een uitstroom van middelen uit de schatkist betekent een hogere uitgave voor het Rijk.

Aflossing vaste schuld

De raming van de aflossing vaste schuld wijzigt in 2023 en 2024 als gevolg van de inkoop van schuld en een gewijzigde dollarkoers in de MEV-raming van het CPB. De aflossing van de vaste schuld neemt in 2027 en 2028 toe als gevolg van de uitgifte van leningen met een aflosdatum in de betreffende jaren.

Rentederivaten

De rentelasten op de langlopende derivaten zijn naar verwachting 26 miljoen euro hoger in 2023 als gevolg van de gestegen rente.

Niet-Belastingontvangsten

Technisch

Rentebaten kasbeheer

De raming van de rentebaten kasbeheer is hoger dan geraamd bij de Voorjaarsnota. Dit is het gevolg van het bijwerken van de realisatie en de nieuwe rentestanden in de MEV-raming van het CPB.

Niet-plafondrelevant

Mutaties in rekening-courant en deposito

Uit een actualisatie van de raming van uitgaven en inkomsten van sociale fondsen blijkt dat deze fondsen meer middelen storten in de schatkist. Dit betekent dat de geraamde mutatie in het saldo op de rekeningen-courant en deposito's stijgt. Voor 2023 is daarnaast de verwachting dat het saldo van RWT’s ook hoger uitvalt dan eerder geraamd.

Aflossingen op leningen

Op basis van de actuele inzichten wordt verwacht dat de aflossingen op de leningen, die door de agentschappen, rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT's) en derden in het kader van schatkistbankieren zijn afgesloten, hoger uitvallen dan eerder geraamd. 

Mutatie vlottende schuld

Als gevolg van het sterk afgenomen kastekort zal de omvang van de vlottende schuld in 2023 naar verwachting niet oplopen maar kleiner worden. Daarom is de mutatie op de vlottende schuld niet langer geraamd als een ontvangst (instroom van middelen als gevolg van extra lenen), maar als een uitgave.

Uitgifte vaste schuld

De raming voor de uitgifte van de vaste schuld is voor het lopende jaar niet gewijzigd t.o.v. de Voorjaarsnota 2023. De meerjarenraming van de uitgifte vaste schuld laat t.o.v. de Voorjaarsnota 2023 een daling zien in 2024 en een sterke toename 2025. Dit is het gevolg van de gewijzigde kassaldi tot en met 2028.

Defensie (inclusief Defensiematerieelbegrotingsfonds)

Stand Voorjaarsnota 15.552 19.938 20.345 20.060 19.668 19.459
Besluitvorming 71
Middelen steunpakket Oekraïne uit reservering AP 71
Kasschuiven ‒ 188 188
Kasschuif AV-middelen ‒ 36 36
Kasschuif incidentele arbeidsvoorwaardenruimte ‒ 152 152
Overboekingen met andere begrotingen 25 65 67 68 68 68
Bijdrage Bewaken en Beveiligen 50 50 50 50 50
Overige overboekingen met andere begrotingen 25 15 17 18 18 18
Technisch ‒ 29 91 444 325 33 291
Herallocatie compensatiemiddelen Oekraïne 28 52 357 365 21 291
Gemiste verkoopopbrengsten 14 38 87 10 12
Middelen steunpakket Oekraïne uit reservering AP ‒ 71
Technische correctie ‒ 50
Overig technisch 0 0 0 0 0 0
Niet-plafondrelevant ‒ 80 1.017 ‒ 172 ‒ 173 ‒ 21 ‒ 243
Oekraïne 78 1.070 166 131 ‒ 4
Herallocatie compensatiemiddelen Oekraïne ‒ 28 ‒ 52 ‒ 338 ‒ 354 ‒ 21 ‒ 239
Technische correctie 50
Overig niet-plafondrelevant ‒ 130
Stand Miljoenennota 15.352 21.298 20.684 20.280 19.748 19.576
Stand Voorjaarsnota 145 143 143 193 273 143
Technisch 0 0 0 ‒ 50 0 0
Technische correctie 0 0 0 ‒ 50 0 0
Niet-plafondrelevant 48 85 46 82 69
Oekraïne 48 85 46 32 69
Technische correctie 50
Stand Miljoenennota 194 229 189 225 342 143

Uitgaven

Besluitvorming

Middelen steunpakket Oekraïne uit reservering AP

Dit betreft het resterende bedrag van de 2,5 miljard euro reservering op de Aanvullende Post (AP) voor steun aan Oekraïne. Deze mutatie is onderdeel van een nieuw steunpakket voor Oekraïne. Middels een Kamerbrief wordt de Kamer over de inzet van deze middelen geïnformeerd.

Kasschuiven

Kasschuif AV-middelen

Deze kasschuif betreft het resterende bedrag van de 500 miljoen euro uit het coalitieakkoord van kabinet-Rutte IV die Defensie heeft ontvangen voor modernisering van het loongebouw en arbeidsvoorwaarden.

Kasschuif incidentele arbeidsvoorwaardenruimte

De kabinetsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling 2023 is hoger dan eerder geraamd. Daarnaast zijn de premielasten gedaald. Het incidentele verschil t.o.v. het Centraal Economisch Plan (CEP) 2022 blijft, voor zover nog niet in nieuwe arbeidsvoorwaardelijke afspraken opgenomen, beschikbaar voor arbeidsvoorwaarden door middel van een kasschuif naar 2024.

Overboekingen met andere begrotingen

Bijdrage Bewaken en Beveiligen

Defensie ontvangt een bijdrage van 50 miljoen euro per jaar van het ministerie van Justitie en Veiligheid in het kader van het stelsel Bewaken en Beveiligen.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft het saldo van de diverse overboekingen van en naar de Defensiebegroting. Hieronder vallen bijvoorbeeld een bijdrage van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat voor de Kustwacht, en een bijdrage aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de Nationale Veteranenombudsman.

Technisch

Herallocatie compensatiemiddelen Oekraïne

Defensie heralloceert de generale middelen vanuit het Budget Internationale Veiligheid (BIV) naar de artikelen op het Defensiematerieelbegrotingsfonds van waaruit de leverantie van militaire goederen aan Oekraïne zijn verstrekt uit eigen (operationele) voorraad. Hierdoor worden de middelen binnen het uitgavenplafond geplaatst.

Gemiste verkoopopbrengsten

In het kader van de oorlog levert Defensie militair materieel aan Oekraïne dat anders verkocht zou worden. Defensie krijgt ter compensatie van deze misgelopen verkoopopbrengsten generale middelen toebedeeld.

Middelen steunpakket Oekraïne uit reservering AP

De overgehevelde middelen van de Aanvullende Post (AP) worden technisch omgesleuteld zodat ze – net als de rest van het steunpakket voor Oekraïne – buiten het uitgavenplafond staan.

Technische correctie

Dit betreft een budgetneutrale technische correctie.

Overig technisch

Deze post bestaat uit meerdere technische mutaties, met name op het gebied van uitdelen van prijsbijstelling en diverse herschikkingen binnen Defensieonderdelen.

Niet-plafondrelevant

Oekraïne

Defensie ontvangt aanvullende middelen voor nieuwe militaire steun t.b.v. Oekraïne. Het gaat met name om munitieleveringen, maar ook om middelen ten behoeve van Leopard 1 tanks, het F-16 trainingscentrum en schenking van F-16 toestellen. Tevens maken extra ontvangsten uit declaraties van geleverde Oekraïne-steun vanuit de Europese Vredesfaciliteit (EPF) deel uit van dit pakket. Middels een Kamerbrief wordt de Kamer over de inzet van deze middelen geïnformeerd. Om de resterende Oekraïne-middelen op de Defensiebegroting in het juiste kasritme te plaatsen wordt een kasschuif toegepast.

Herallocatie compensatiemiddelen Oekraïne

Defensie heralloceert de generale middelen vanuit het Budget Internationale Veiligheid (BIV) naar de artikelen op het Defensiematerieelbegrotingsfonds van waaruit de leverantie van militaire goederen aan Oekraïne zijn verstrekt uit eigen (operationele) voorraad. Hierdoor worden de middelen binnen het uitgavenplafond geplaatst.

Technische correctie

Dit betreft een budgetneutrale technische correctie.

Ontvangsten

Technisch

Technische correctie

Dit betreft een budgetneutrale technische correctie.

Niet-plafondrelevant

Oekraïne

Defensie ontvangt middelen voor aan Oekraïne geleverde militaire steun. Dit bestaat uit compensatie vanuit de Europese Vredesfaciliteit (EPF) en co-financieringsafspraken met bondgenoten.

Technische correctie

Dit betreft een budgetneutrale technische correctie.

Stand Voorjaarsnota 6.233 10.659 10.605 10.509 10.284 9.903
Desalderingen 50 64 341 343 ‒ 22 252
Compensatie prijsstijgingen 57 17 17 18 18 18
Herallocatie compensatiemiddelen Oekraïne 26 52 357 365 21 291
Fasering cyber readiness ‒ 14 ‒ 25 ‒ 33 ‒ 39 ‒ 66 ‒ 70
Persoonsbeveiliging binnenland 24 12 14 14 14
Versterken inlichtingen en veiligheidscapaciteit MIVD 38 36 35 42 42
Overige desalderingen ‒ 19 ‒ 42 ‒ 49 ‒ 50 ‒ 51 ‒ 44
Technisch 0 0 0 0 0 0
Technisch 0 0 0 0 0 0
Stand Miljoenennota 6.282 10.724 10.946 10.852 10.261 10.155
Stand Voorjaarsnota 6.233 10.659 10.605 10.509 10.284 9.903
Desalderingen 50 64 341 343 ‒ 22 252
Compensatie prijsstijgingen 57 17 17 18 18 18
Herallocatie compensatiemiddelen Oekraïne 26 52 357 365 21 291
Gemiste verkoopopbrengsten 0 0 0 0 0
Fasering cyber readiness ‒ 14 ‒ 25 ‒ 33 ‒ 39 ‒ 66 ‒ 70
Persoonsbeveiliging binnenland 24 12 14 14 14
Versterken inlichtingen en veiligheidscapaciteit MIVD 38 36 35 42 42
Overige desalderingen ‒ 19 ‒ 42 ‒ 49 ‒ 50 ‒ 51 ‒ 44
Stand Miljoenennota 6.282 10.724 10.946 10.852 10.261 10.155

Uitgaven

Desalderingen

Compensatie prijsstijgingen

Defensie zet uitgekeerde prijsbijstelling op de Defensiebegroting in voor inflatieproblematiek op het Defensiematerieelbegrotingsfonds.

Herallocatie compensatiemiddelen Oekraïne

Defensie heralloceert de generale middelen vanuit het Budget Internationale Veiligheid (BIV) naar de artikelen op het Defensiematerieelbegrotingsfonds van waaruit de de leverantie van militaire goederen aan Oekraïne zijn verstrekt uit eigen (operationele) voorraad.

Fasering cyber readiness

Defensie heeft financiële middelen beschikbaar gesteld vanuit het Defensiematerieelbegrotingsfonds ten behoeve van het formatiebudget van alle defensieonderdelen. Om de capaciteit van het Defensie Cyber Commando verder te vergroten zijn niet alleen middelen maar is ook personele capaciteit benodigd.

Persoonsbeveiliging binnenland

Defensie draagt bij aan het aantal te bewaken en te beveiligen personen door de oprichting van een eenheid Persoonsbeveiliging Binnenland. Voor de daarvoor benodigde investeringen worden middelen aan de begroting toegevoegd. Dit maakt deel uit van de 50 miljoen euro per jaar die het ministerie van Justitie en Veiligheid aan Defensie overhevelt voor het stelsel Bewaken en Beveiligen.

Versterken inlichtingen- en veiligheidscapaciteit MIVD

Voor het versterken van de inlichtingen- en veligheidscapaciteit MIVD zijn middelen van de Defensiebegroting naar het Defensiematerieelbegrotingsfonds overgeheveld.

Overige desalderingen

Dit betreft voornamelijk overhevelingen naar de Defensiebegroting ten behoeve van onder andere een kwaliteitsimpuls in capaciteit en kennisopbouw van de bestuursstaf.

Technisch

Technisch

Deze post bestaat uit meerdere mutaties die voornamelijk een herfasering tussen projecten in voorbereiding, in onderzoek en in realisatie aangeven. Daarnaast betreft het herschikkingen tussen verschillende projecten op de verschillende artikelen.

Ontvangsten

Desalderingen

Compensatie prijsstijgingen

Defensie zet uitgekeerde prijsbijstelling op de Defensiebegroting in voor inflatieproblematiek op het Defensiematerieelbegrotingsfonds.

Herallocatie compensatiemiddelen Oekraïne

Defensie heralloceert de generale middelen vanuit het Budget Internationale Veiligheid (BIV) naar de artikelen op het Defensiematerieelbegrotingsfonds van waaruit de de leverantie van militaire goederen aan Oekraïne zijn verstrekt uit eigen (operationele) voorraad.

Gemiste verkoopopbrengsten

In het kader van de oorlog levert Defensie militair materieel aan Oekraïne dat anders verkocht zou worden. Defensie krijgt ter compensatie van deze misgelopen verkoopopbrengsten generale middelen toebedeeld.

Fasering cyber readiness

Defensie heeft financiele middelen beschikbaar gesteld vanuit het Defensiematerieelbegrotingsfonds ten behoeve van het formatiebudget van alle defensieonderdelen. Om de capaciteit van het Defensie Cyber Commando verder te vergroten zijn niet alleen middelen maar is ook personele capaciteit benodigd.

Persoonsbeveiliging binnenland

Defensie draagt bij aan het aantal te bewaken en te beveiligen personen door de oprichting van een eenheid Persoonsbeveiliging Binnenland. Voor de daarvoor benodigde investeringen worden middelen aan de begroting toegevoegd. Dit maakt deel uit van de 50 miljoen euro per jaar die het ministerie van Justitie en Veiligheid aan Defensie overhevelt voor het stelsel Bewaken en Beveiligen.

Versterken inlichtingen- en veiligheidscapaciteit MIVD

Voor het versterken van de inlichtingen- en veligheidscapaciteit MIVD zijn middelen van de Defensiebegroting naar het Defensiematerieelbegrotingsfonds overgeheveld.

Overige desalderingen

Dit betreft voornamelijk overhevelingen naar de Defensiebegroting ten behoeve van onder andere een kwaliteitsimpuls in capaciteit en kennisopbouw van de bestuursstaf.

Infrastructuur en Waterstaat (inclusief Mobiliteitsfonds en Deltafonds)

Stand Voorjaarsnota 13.381 22.398 14.207 14.011 13.184 13.518
Besluitvorming 6 125 214 218 214 181
Klimaatbesluitvorming 1 64 137 142 123 107
Overige besluitvorming 5 61 77 76 91 73
Kasschuiven ‒ 960 373 214 15 95 ‒ 801
Kasschuif luchtvaart in transitie 64 ‒ 3 ‒ 15 21 ‒ 34 ‒ 34
Kasschuif incidentele arbeidsvoorwaardenruimte ‒ 4 4
Kasschuif STINT ‒ 16 16
Kasschuif Deltafonds ‒ 154 37 ‒ 24 ‒ 8 ‒ 59 45
Kasschuif woningbouw ‒ 350 350
Kasschuif Mobiliteitsfonds ‒ 500 ‒ 50 250 200 ‒ 800
Kasschuif vergroenen reisgedrag 19 3 2 ‒ 12 ‒ 12
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 13 32 63 22 21 2
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 13 32 63 22 21 2
Desalderingen ‒ 10 2 3 ‒ 3 ‒ 10 ‒ 10
Desalderingen ‒ 10 2 3 ‒ 3 ‒ 10 ‒ 10
Technisch 5 2 0 0 0 0
Technisch 5 2 0 0 0 0
Niet-plafondrelevant ‒ 2 ‒ 8.279 8.844 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
Mutaties Mobiliteitsfonds ‒ 8.278 8.845
Overig niet-plafondrelevant ‒ 2 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1 ‒ 1
Stand Miljoenennota 12.407 14.652 23.544 14.262 13.504 12.890
Stand Voorjaarsnota 75 85 38 39 39 39
Desalderingen ‒ 10 2 3 ‒ 3 ‒ 10 ‒ 10
Desalderingen ‒ 10 2 3 ‒ 3 ‒ 10 ‒ 10
Stand Miljoenennota 65 87 41 35 29 29

Uitgaven

Besluitvorming

Klimaatbesluitvorming
Bij de Voorjaarsnota 2023 is een integraal klimaatpakket gepresenteerd. Dit betreft de overheveling van middelen uit het Klimaatfonds naar de begroting van IenW. In totaal is dit circa 742 miljoen euro tot en met 2030. Dit zijn onder meer middelen voor Laadinfrastructuur bouw (120 miljoen euro), Laadinfrastructuur wegvervoer (circa 404 miljoen euro), Laadinfrastructuur walstroom (40 miljoen euro), opstartkosten van onder andere ketenvorming en recyclingtechnieken circulaire plastics (69 miljoen euro) en continuering van de regeling Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+) en Circulaire Economie (circa 55 miljoen euro). Dit wordt nader toegelicht in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024 dat gelijktijdig met deze Miljoenennota verschijnt.

Overige besluitvorming
De overige besluitvorming bestaat met name uit een aanvulling van de middelen voor de subsidieregeling Schoon en Emissieloos bouwen (SEB) van 385 miljoen euro tot en met 2031 en nieuwe middelen voor het programma verduurzaming van personenreisgedrag (circa 115 miljoen euro tot en met 2030). Ook heeft het kabinet tijdens de augustusbesluitvorming voor Caribisch Nederland besloten tot verschillende maatregelen om de koopkracht te verbeteren en de armoede te verminderen. Onderdeel van dit pakket is het verlagen van het vast drinkwatertarief.

Kasschuiven
Luchtvaart in transitie

Deze kasschuif zet de toegekende middelen van het Nationaal Groeifonds voor luchtvaart in transitie in een realistischer ritme. De middelen worden grotendeels naar voren gehaald omdat de subsidies bijna allemaal in 2023 worden gegund.

Incidentele arbeidsvoorwaardenruimte

De kabinetsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling 2023 is hoger dan eerder geraamd. Daarnaast zijn de premielasten gedaald. Het incidentele verschil ten opzichte van CEP 2022 blijft, voor zover nog niet in nieuwe arbeidsvoorwaardelijke afspraken opgenomen, beschikbaar voor arbeidsvoorwaarden door middel van een kasschuif naar 2024.

Stint

Vanwege vertraging bij de internetconsultatie en openstelling met de sector zijn de verwachte uitgaven voor 2023 vertraagd naar 2024.

Deltafonds

Deze mutaties worden toegelicht in de verticale toelichting van het Deltafonds.

Woningbouw
Deze mutaties worden toegelicht in de verticale toelichting van het Mobiliteitsfonds.

Mobiliteitsfonds

Deze mutaties worden toegelicht in de verticale toelichting van het Mobiliteitsfonds.

Vergroenen reisgedrag

Met deze kasschuif worden de middelen uit het coalitieakkoord voor vergroenen reisgedrag in een realistischer ritme gezet.

Overboekingen met andere begrotingen

Deze post bevat diverse overboekingen van en naar andere departementen. Het wordt grotendeels veroorzaakt door een overboeking met het Nationaal Groeifonds: circa 97 miljoen euro (in 2024 tot en met 2026) wordt overgeheveld voor diverse subsidies voor het maritiem masterplan. Ook worden middelen overgeheveld van EZK naar IenW voor de tweede tranche voor Wind Op Zee (circa 33 miljoen euro in 2025 tot en met 2027).

Desalderingen

Er worden diverse desalderingen doorgevoerd om de uitgaven aan te sluiten met de niet-belastingontvangsten. Dit wordt met name veroorzaakt door een technische aanpassing van de structuur van artikel 24 (handhaving en toezicht) en de geluidsisolatieregeling Schiphol.

Technisch
Dit betreft de bijstelling van de raming van de benodigde middelen voor de beschikbaarheidsvergoeding OV.

Niet-plafondrelevant

Mutaties Mobiliteitsfonds
Deze mutaties worden toegelicht in de verticale toelichting van het Mobiliteitsfonds.

Overig niet-plafondrelevant
Dit betreft een technische correctie voor de LPO.

Ontvangsten

Desalderingen

Er worden diverse desalderingen doorgevoerd om de uitgaven aan te sluiten met de niet-belastingontvangsten. Dit wordt met name veroorzaakt door een technische aanpassing van de structuur van artikel 24 (handhaving en toezicht) en de geluidsisolatieregeling Schiphol.

Stand Voorjaarsnota 9.158 17.794 9.728 9.455 8.985 9.451
Desalderingen ‒ 443 ‒ 7.532 9.563 517 733 ‒ 275
Kasschuif woningbouw ‒ 350 350
Kasschuif programmering ‒ 500 ‒ 50 250 200 ‒ 800
Omvorming ProRail ‒ 8.278 8.845
Overige desalderingen 407 446 468 517 533 525
Technisch 0 ‒ 16 34 17 15 10
Technisch 0 ‒ 16 34 17 15 10
Stand Miljoenennota 8.715 10.246 19.325 9.989 9.732 9.185
Stand Voorjaarsnota 9.158 17.794 9.728 9.455 8.985 9.451
Desalderingen ‒ 443 ‒ 7.532 9.563 517 733 ‒ 275
Kasschuif woningbouw ‒ 350 350
Kasschuif programmering ‒ 500 ‒ 50 250 200 ‒ 800
Omvorming ProRail ‒ 8.278 8.845
Overige desalderingen 407 446 468 517 533 525
Technisch 0 ‒ 16 34 17 15 10
Technisch 0 ‒ 16 34 17 15 10
Stand Miljoenennota 8.715 10.246 19.325 9.989 9.732 9.185

Uitgaven

Desalderingen

Kasschuif woningbouw
Voor de ontsluiting van woningbouw wordt 350 miljoen euro van 2023 naar 2024 geschoven. De Tweede Kamer heeft aangegeven een schriftelijke vragenronde te willen over de SPUK voor woningbouw. De Kamer heeft daarbij verzocht om geen onomkeerbare stappen te zetten totdat behandeling is afgerond. De planning om de middelen dit jaar uit te keren wordt hierdoor niet meer realistisch geacht.

Kasschuif programmering
Dit betreft een kasschuif om, naar aanleiding van actualisering van projectramingen, de programmering op het Mobiliteitsfonds in een meer beheersbaar ritme te zetten. Vooral op planuitwerkingsprojecten en verkenningen op het hoofdwegennet is de planning vertraagd als gevolg van stikstof. In 2023 zijn vooral op aanlegprojecten kasmiddelen doorgeschoven naar latere jaren als gevolg van actualisatie van de planning.

Omvorming ProRail
De financiële verwerking van de omvorming van ProRail wordt met een jaar opgeschoven van 2024 naar 2025 omdat de omvorming niet is behandeld in de Tweede Kamer en Eerste Kamer. De definitieve bepaling van het moment van inwerkingtreding zal plaatsvinden na afronding van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel door de Tweede en Eerste Kamer.

Overige desalderingen
Dit wordt grotendeels veroorzaakt door het toevoegen van de LPO voor 2023 dat op de beleidsbegroting stond. Het gaat om gemiddeld circa 431 miljoen euro per jaar. Ook worden middelen toegevoegd aan het Mobiliteitsfonds voor Schoon en Emissieloos Bouwen (165 miljoen euro in 2024 tot en met 2028).

Technisch
Dit wordt verklaard doordat de verwachte ontvangsten van Tolheffing worden geactualiseerd. Ook wordt op het Mobiliteitsfonds circa 1,5 miljard euro toegevoegd aan instandhouding voor RWS (hoofdvaar -en hoofdwegennetwerk). Deze middelen worden gedekt door te herprioriteren op projecten die worden geraakt door stikstof. Daarnaast is de verwachting dat RWS een efficiencywinst zal boeken de komende jaren waarbij nog eens circa 175 miljoen euro wordt bespaard voor de tekorten bij de instandhoudingsopgave. Daarnaast zijn er risico's en tegenvallers op het aanlegprogramma op het Mobiliteitsfonds van circa 2,7 miljard euro. Deze tekorten worden gedekt door projecten (op gebied van het wegen-, spoor-, en vaarwegennetwerk) te pauzeren. Tot slot vult IenW de Rijksbrede-opgave in door circa 1,3 miljard euro af te romen van het beschikbare budget voor de OV-verbinding Amsterdam – Haarlemmermeer, 400 miljoen euro af te romen van de extrapolatie van 2037 en een efficiencywinst bij RWS in te boeken van circa 235 miljoen euro.

Ontvangsten

Desalderingen

Kasschuif woningbouw
Voor de ontsluiting van woningbouw wordt 350 miljoen euro van 2023 naar 2024 geschoven. De Tweede Kamer heeft aangegeven een schriftelijke vragenronde te willen over de SPUK voor woningbouw. De Kamer heeft daarbij verzocht om geen onomkeerbare stappen te zetten totdat behandeling is afgerond. De planning om de middelen dit jaar uit te keren wordt hierdoor niet meer realistisch geacht.

Kasschuif programmering
Dit betreft een kasschuif om, naar aanleiding van actualisering van projectramingen, de programmering op het Mobiliteitsfonds in een meer beheersbaar ritme te zetten. Vooral op planuitwerkingsprojecten en verkenningen op het hoofdwegennet is de planning vertraagd als gevolg van stikstof. In 2023 zijn vooral op aanlegprojecten kasmiddelen doorgeschoven naar latere jaren als gevolg van actualisatie van de planning.

Omvorming ProRail
De financiële verwerking van de omvorming van ProRail wordt met een jaar opgeschoven van 2024 naar 2025 omdat de omvorming niet is behandeld in de Tweede Kamer en Eerste Kamer. De definitieve bepaling van het moment van inwerkingtreding zal plaatsvinden na afronding van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel door de Tweede en Eerste Kamer.

Overige desalderingen
Dit wordt grotendeels veroorzaakt door het toevoegen van de LPO voor 2023 dat op de beleidsbegroting stond. Het gaat om gemiddeld circa 431 miljoen euro per jaar. Ook worden middelen toegevoegd aan het Mobiliteitsfonds voor Schoon en Emissieloos Bouwen (165 miljoen euro in 2024 tot en met 2028).

Technisch
Dit wordt verklaard doordat de verwachte ontvangsten van Tolheffing worden geactualiseerd. Ook wordt op het Mobiliteitsfonds circa 1,5 miljard euro toegevoegd aan instandhouding voor RWS (hoofdvaar -en hoofdwegennetwerk). Deze middelen worden gedekt door te herprioriteren op projecten die worden geraakt door stikstof. Daarnaast is de verwachting dat RWS een efficiencywinst zal boeken de komende jaren waarbij nog eens circa 175 miljoen euro wordt bespaard voor de tekorten bij de instandhoudingsopgave. Daarnaast zijn er risico's en tegenvallers op het aanlegprogramma op het Mobiliteitsfonds van circa 2,7 miljard euro. Deze tekorten worden gedekt door projecten (op gebied van het wegen-, spoor-, en vaarwegennetwerk) te pauzeren. Tot slot vult IenW de Rijksbrede-opgave in door circa 1,3 miljard euro af te romen van het beschikbare budget voor de OV-verbinding Amsterdam – Haarlemmermeer, 400 miljoen euro af te romen van de extrapolatie van 2037 en een efficiencywinst bij RWS in te boeken van circa 235 miljoen euro.

Stand Voorjaarsnota 2.009 1.687 1.840 1.959 1.784 1.701
Desalderingen ‒ 58 132 68 70 24 120
Kasschuif programmering ‒ 154 37 ‒ 24 ‒ 8 ‒ 59 45
Overige desalderingen 96 95 92 78 83 75
Stand Miljoenennota 1.952 1.819 1.908 2.030 1.808 1.822
Stand Voorjaarsnota 2.009 1.687 1.840 1.959 1.784 1.701
Desalderingen ‒ 58 132 68 70 24 120
Kasschuif programmering ‒ 154 37 ‒ 24 ‒ 8 ‒ 59 45
Overige desalderingen 96 95 92 78 83 75
Stand Miljoenennota 1.952 1.819 1.908 2.030 1.808 1.822

Uitgaven

Desalderingen

Kasschuif programmering
Met deze kasschuif wordt de programmering op het Deltafonds in een realistischer ritme gezet. Dit wordt met name veroorzaakt doordat de middelen voor instandhouding naar latere jaren worden geschoven.

Overige desalderingen
Dit wordt grotendeels veroorzaakt door het toevoegen van de LPO voor 2023 dat op de beleidsbegroting stond. Het gaat om gemiddeld circa 84 miljoen euro per jaar.

Ontvangsten

Desalderingen

Kasschuif programmering
Met deze kasschuif wordt de programmering op het Deltafonds in een realistischer ritme gezet. Dit wordt met name veroorzaakt doordat de middelen voor instandhouding naar latere jaren worden geschoven.

Overige desalderingen
Dit wordt grotendeels veroorzaakt door het toevoegen van de LPO voor 2023 dat op de beleidsbegroting stond. Het gaat om gemiddeld circa 84 miljoen euro per jaar.

Economische Zaken en Klimaat (inclusief Nationaal Groeifonds)

Stand Voorjaarsnota 19.336 11.301 12.164 12.033 11.662 11.448
Besluitvorming 259 1.306 ‒ 987 993 682 481
Klimaatbesluitvorming 261 1.044 1.500 950 644 450
Overboekingen met andere departementen ‒ 2 ‒ 3 ‒ 2.513 17 18 17
Koopkrachtbesluitvorming 11
PEGA 255 26 26 21 14
Kasschuiven ‒ 1.335 ‒ 506 ‒ 824 ‒ 517 ‒ 147 1.319
Kasschuif Woningsverbeteringssubsidie 150 ‒ 150
Kasschuif IPCEI Waterstof golf 3 ‒ 45 ‒ 43 ‒ 203 36 112 143
Kasschuif IPCEI Waterstof golf 4 110 ‒ 67 ‒ 53 ‒ 7 17
Kasschuif Economische Veiligheid ‒ 50 50
Kasschuif Duurzaam Herstel ‒ 102 ‒ 18 120
Kasschuif NGF Project Gent Terneuzen ‒ 105 105
Overige kasschuiven ‒ 286 ‒ 16 123 100 47 21
Kasschuif NGF ‒ 898 ‒ 544 ‒ 797 ‒ 600 ‒ 300 1.138
Overboekingen met andere begrotingen 3 ‒ 54 ‒ 122 ‒ 74 ‒ 67 ‒ 15
Overboekingen met andere departementen 3 ‒ 54 ‒ 122 ‒ 74 ‒ 67 ‒ 15
Desalderingen 195
Desalderingen 195
Technisch ‒ 753 97 ‒ 2 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 21
Tekort prijsplafond 2023 168 101
TEK ‒ 170
Tijdelijke Tegemoetkoming Blokaansluitingen ‒ 338 179
Norg akkoord ‒ 420 ‒ 182
Overig technisch 7 ‒ 1 ‒ 2 ‒ 3 ‒ 3 ‒ 21
Niet-plafondrelevant ‒ 984 100 254
ETCI 100
Vulopdracht Bergermeer ‒ 1.084 100 254
Stand Miljoenennota 16.722 12.245 10.482 12.433 12.127 13.212
Stand Voorjaarsnota 11.886 6.882 6.803 5.611 4.988 4.160
Mee- en tegenvallers 4 4
GasTerra 4 4
Desalderingen 195
Desalderingen 195
Technisch 102 ‒ 1.137 ‒ 1.302 ‒ 240 15 170
Bijstelling raming dividend EBN 242 ‒ 487 ‒ 812 ‒ 250 ‒ 25 150
Bijstelling ontvangsten Mijnbouwwet 90 ‒ 470 ‒ 440 10 40 20
Overig technisch 79 0 0 0 0 0
Norg akkoord ‒ 309 ‒ 130 ‒ 50
TEK ‒ 50
Niet-plafondrelevant ‒ 2.214 ‒ 125 ‒ 150 ‒ 450 2.850 1.899
Veilingopbrengsten 136 33
Bijstelling ETS ‒ 50 50 ‒ 250 3.050 2.100
Lening EBN Bergermeer ‒ 2.300
Overig ‒ 158 ‒ 200 ‒ 200 ‒ 200 ‒ 201
Stand Miljoenennota 9.969 5.620 5.351 4.924 7.856 6.230

Uitgaven

Besluitvorming

Klimaatbesluitvorming

Bij de Voorjaarsnota 2023 is een integraal klimaatpakket gepresenteerd. Dit betreft de overheveling van middelen uit het Klimaatfonds naar de begroting van EZK. In totaal is dit 6,0 miljard euro tot en met 2030, waarvan 4,8 miljard euro tot en met 2028. Dit zijn onder meer middelen voor elektrolyse voor waterstofproductie (cumulatief 1,6 miljard euro tot en met 2030, waarvan 1,1 miljard euro tot en met 2030), de Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS) (cumulatief 400 miljoen euro tot en met 2030, waarvan 300 miljoen euro tot en met 2028) en Versnelde klimaatinvesteringen industrie (VEKI) (cumulatief 637 miljoen euro tot en met 2030, waarvan 566 miljoen euro tot en met 2028). Voor de Nationale Investeringsregeling Klimaatprojecten Industrie (NIKI) wordt 228 miljoen euro (cumulatief tot en met 2030) overgeheveld van de klimaatfondsmiddelen op de Aanvullende Post. Hiermee komt het budget van de eerste openstellingsronde van de NIKI in 2024 uit op 242 miljoen euro. De overhevelingen worden nader toegelicht in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024 dat gelijktijdig met deze Miljoenennota verschijnt.

Overboekingen met andere departementen

Dit betreft de overheveling van de subsidie aan WarmtelinQ (in totaal 427 miljoen euro) naar de begroting van EZK. De middelen worden daarnaast in het juiste kasritme gezet. Daarnaast betreft dit de additionele dekking van het Klimaatpakket dat dit voorjaar is gepresenteerd (2,5 miljard euro uit de SDE-middelen).

Koopkrachtbesluitvorming

Tijdens de augustusbesluitvorming heeft het kabinet voor Caribisch Nederland besloten tot verschillende maatregelen om de koopkracht te verbeteren en de armoede te verminderen. Onderdeel van dit pakket is het verlagen van het vaste elektratarief, verdere verlaging van de kosten van vast internet en het verbeteren van het glasvezelnetwerk internet.

PEGA

Afgelopen april is de kabinetsreactie op het rapport van de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen (PEGA) gepresenteerd. Er is ca. 342 miljoen euro overgeheveld van de Aanvullende Post naar de begroting van EZK voor de uitvoering van deze maatregelen. Hiermee moet de schadeafhandeling milder, makkelijker en menselijker worden. Door middel van een kasschuif wordt bijna 195 miljoen euro naar 2023 geschoven (zie kasschuif woningverbeteringssubsidie en overige kasschuiven).

Kasschuiven

Kasschuif Woningsverbeteringssubsidie

Een van de maatregelen uit de kabinetsreactie op PEGA is een uitbreiding van het toepassingsgebied van de woningverbeteringssubsidie. Deze uitbreiding is bedoeld om tegemoet te komen aan de ervaren verschillen tussen bewoners bij de afbakening van het gebied. Het gaat om € 150 miljoen die in 2023 in zijn geheel zal worden overgeboekt aan de SNN, die de subsidie z.s.m. zal openstellen.

Kasschuif IPCEI Waterstof golf 3

De betalingen op de openstelling van de IPCEI Waterstof golf 3 worden door RVO pas in latere jaren verwacht, daarom is een kasschuif benodigd van 2023-2025 naar 2026-2028.

Kasschuif IPCEI Waterstof golf 4

Op basis van de laatste RVO-prognose van eind juni 2023 worden er meer betalingen op de IPCEI Waterstof golf 4 verwacht in 2024. Daarom is een kasschuif van 2025-2028 naar 2024 nodig.

Kasschuif Economische Veiligheid

In het voorjaar is besloten om 100 miljoen te reserveren op de begroting van EZK voor de beschermingsvoorziening Economische Veiligheid. In de afgelopen maanden is dit fonds uitgewerkt in termen van doel en proces, waardoor de middelen nu overgeheveld kunnen worden naar artikel 3 van de EZK-begroting. EZK zal de middelen vervolgens overhevelen naar InvestNL. Om de voorziening zo snel mogelijk actief te kunnen hebben, wordt 50 miljoen in 2023 geplaatst en 50 miljoen in 2024.

Kasschuif Duurzaam Herstel

De regeling voor Duurzaam Herstel, die door het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG) wordt uitgevoerd, blijkt een ander kasritme te hebben dan eerder verwacht werd. In zowel 2023 als 2024 wordt naar verwachting ca. 102 miljoen euro minder uitgegeven. De resterende middelen worden daarom via een kasschuif naar 2025 geschoven.

Kasschuif NGF Project Gent Terneuzen

Het project Rail Gent-Terneuzen stelt een drietal infrastructurele ingrepen voor in het spoornetwerk van de North Sea Port. Met de voorgestelde ingrepen wordt beoogd knelpunten voor het spoorgoederenvervoer op te lossen. Dit project heeft een voorwaardelijk toekenning, derhalve worden de middelen doorgeschoven naar 2024.

Kasschuif NGF

Vanwege een wijziging in de planning van de toekomstige vierde openstellingsronde en aangepaste verwachtingen voor de uitfinanciering van bestaande projecten zijn kasmiddelen op een later moment nodig dan nu geraamd. Met deze kasschuif worden de ramingen bijgesteld.

Overige kasschuiven

Dit betreft verschillende kasschuiven voor zowel de EZK-begroting als het NGF. Voorbeelden hiervan zijn PEGA middelen die een jaar naar voren zijn geschoven (45 miljoen euro) voor maatregelen die al in 2023 kunnen starten. Ook zit hier een kasschuif voor de TOA-krediet regeling in, waarbij er 30 miljoen euro wordt geschoven naar 2024. Daarnaast wordt er 54 miljoen euro naar achter geschoven voor de compensatie diensten SEFE – contracten. Tot slot worden de middelen voor het NGF project NieuweWartmeNu! in het juiste ritme gezet.

Overboekingen met andere begrotingen

Overboekingen met andere departementen

Dit betreft een aantal correctiemutaties, zoals het terugboeken van middelen naar de Aanvullende Post (AP). EZK heeft 110 miljoen euro ontvangen van BZK voor de ISDE. Daarnaast heeft EZK diverse NGF-projecten overgeboekt naar andere departementen, met een totaalbedrag van 227 miljoen euro. Dit betreft Professionalisering van Leraren (OCW), Maritiem master (IenW), DMI (BZK) en Dutch (VWS). Tot slot heeft EZK 27 miljoen overgeboekt naar LNV voor het Programma Tii voor 2023 t/m 2026.

Desalderingen

Desalderingen

Dit betreft diverse posten waar uitgaven en ontvangsten gelijk zijn aan elkaar. Bijvoorbeeld de terugbetaalde subsidievoorschotten van de SDE die binnenkomen bij de RVO, deze ontvangsten worden ingezet voor het uitfinancieren van projecten voor Wind op Zee (onderdeel van de SDE). Tot slot zijn er nog enkele desalderingen met betrekking tot de uitvoeringskosten van de agentschappen.

Technisch

Tekort prijsplafond 2023

Op het prijsplafond 2023 is sprake van een verplichtingen- en kastekort ten opzichte van het VJN-budget. Dit budget is indertijd vastgesteld op basis van een verwacht prijs- en verbruiksverloop, waarbij foutief is gecorrigeerd voor de energiebelasting die geen deel uitmaakt van de plafondtarieven. Hierdoor is de toenmalige raming lager uitgevallen. De subsidie die RVO heeft uitgekeerd aan energieleveranciers tot en met augustus is inmiddels bekend. Op basis van deze realisatiecijfers kan een beter beeld worden geschetst van de kosten van het prijsplafond. De extrapolatie van de realisatiecijfers naar het restant van 2023 resulteert in een tekort ten opzichte van de raming van dit voorjaar. Met de mutatie wordt dit tekort aangevuld. Ook zal RVO in 2024 nog uitvoeringskosten moeten maken voor de afhandeling van de regeling. Ook voor deze kosten wordt aanvullend budget gevraagd.

Tegemoetkoming Energiekosten (TEK)

Op basis van het gebruik van de subsidieregeling Tegemoetkoming energiekosten mkb (TEK) in de afgelopen maanden wordt de raming van de TEK neerwaarts bijgesteld. De verwachting is dat in totaal € 230 mln voor de TEK benodigd zal zijn, waarvoor € 330 mln in 2023 zal worden bevoorschot.

Tijdelijke Tegemoetkoming Blokaansluitingen

In verband met de gedaalde energieprijzen wordt de raming voor de tijdelijke tegemoetkoming blokaansluitingen bijgesteld naar 702 miljoen euro (inclusief uitvoeringskosten). Daarnaast is een deel van de uitgaven geschoven naar 2024. Aanvragen voor deze regeling kunnen namelijk tot eind september worden ingediend en kennen een beoordelingstermijn van 26 weken. Daarnaast kunnen in 2024 nog bezwaar, beroep, correcties en nacontroles plaatsvinden.

Norg akkoord

Conform de afspraken in het Norg Akkoord betaalt de Staat een vergoeding aan NAM en EBN. De geraamde uitgaven voor het Norg akkoord worden bijgesteld als gevolg van de ontwikkeling van de gasprijs die lager zijn dan ten tijde van de bijgestelde raming in 2022, waardoor deze daalt in 2023 en 2024.

Overig technisch

Hieronder vallen diverse loon- en prijsbijstellingen, zoals van cyber security en herstructurering winkelgebieden en de bijdrage aan het RIVM.

Niet plafondrelevant

ETCI

In 2023 vindt een eenmalige uitgave aan ETCI plaats. Dit Europese fonds investeert in technische scale-ups, met als doel het Europese vestigingsklimaat te versterken.

Vulopdracht Bergermeer

Voor de vulmaatregelen gasopslag Bergermeer is in 2023  520,5 mln. beschikbaar. Een deel van deze middelen zullen pas in 2024 en 2025 tot betaling komen: daarom wordt 353,9 mln. kasbudget naar deze jaren geschoven. Daarnaast is er door lagere kosten van EBN voor het vullen van de gasopslag sprake van een meevaller van 166,6 miljoen euro.

Niet- belastingontvangsten

Mee- en tegenvallers

GasTerra

Door de verlenging van GasTerra zal twee jaar langer dividend ontvangen worden. Dit zorgt voor een meevaller bij de ontvangsten van 4 miljoen in 2026 en 2027.

Desalderingen

Desalderingen

Dit betreft diverse posten waar uitgaven en ontvangsten gelijk staan aan elkaar. Bijvoorbeeld de terugbetaalde subsidievoorschotten van de SDE die binnenkomen bij de RVO, deze ontvangsten worden ingezet voor het uitfinancieren van projecten voor Wind op Zee (onderdeel van de SDE). Tot slot zijn er nog enkele desalderingen waar de uitvoeringskosten van de agentschappen met elkaar worden gesaldeerd.

Technisch

Bijstelling raming dividend EBN

EBN keert extra dividend uit doordat de kosten lager zijn dan geraamd voor de vulopdracht van gasopslag Bergermeer. Over vulseizoen 2022-2023 heeft EBN winst gemaakt.

Bijstelling ontvangsten Mijnbouwwet

De ontvangsten Mijnbouwwet zijn door de daling van de gasprijs bijgesteld.

Norg akkoord

Conform de afspraken in het Norg Akkoord betaalt de Staat een vergoeding aan NAM en EBN. De geraamde ontvangsten voor het Norg akkoord worden bijgesteld als gevolg van de ontwikkeling van de gasprijs die lager zijn dan ten tijde van de bijgestelde raming in 2022, waardoor deze daalt in 2023, 2024 en 2025.

Tegemoetkoming Energiekosten (TEK)

Op basis van het gebruik van de subsidieregeling Tegemoetkoming energiekosten mkb (TEK) in de afgelopen maanden wordt de raming van de TEK neerwaarts bijgesteld. De verwachting is dat in totaal € 230 mln voor de TEK benodigd zal zijn, waarvoor € 330 mln in 2023 zal worden bevoorschot.

Overig technisch

De grootste mutatie in deze post is Dividend EBN. Vanwege de gunstige ontwikkelingen in de gasmarkt heeft EBN winst gemaakt op de vulopdracht. Dit komt via extra dividend naar de EZK-begroting, waarbij de budgettaire verwerking technisch is.

Niet plafondrelevant

Veilingopbrengsten

De ontvangsten van de radio frequentieveiling, die in de zomer van 2023 is gehouden, levert middelen op ten behoeve van het generale beeld. In totaal gaat het om 153 miljoen euro Vanwege een betalingsregeling met enkele partijen wordt een deel van deze ontvangsten in 2024 geïnd. Daarnaast zijn opbrengsten van de ambtshalve veilingen in deze post verwerkt, van bijna 16 miljoen euro.

Bijstelling ETS

Op basis van de jaarlijkse actualisatie van de ETS-prijzen wordt de raming van de ETS-ontvangsten bijgesteld. Dit jaar inclusief ETS2. Dit is een nieuw systeem voor ETS dat zorgt voor een stijging van de opbrengsten vanaf 2027.

Lening EBN Bergermeer

Van de oorspronkelijke lening is uiteindelijk 1 miljard euro betaald, welke ook reeds in 2022 terugontvangen is. Hierdoor komt de ontvangst van 2,3 miljard euro in 2023 te vervallen.

Overig

Dit betreft correcties voor foutieve boekingen.

Stand Voorjaarsnota 1.026 2.297 2.318 2.489 2.445 2.147
Desalderingen ‒ 1.016 ‒ 725 ‒ 847 ‒ 697 ‒ 365 1.106
Kasschuiven voorwaardelijke toekenningen ‒ 118 65 40 7 ‒ 4 ‒ 1
Kasschuiven Onverdeeld middelen ‒ 898 ‒ 544 ‒ 797 ‒ 600 ‒ 300 1.138
Dekking PEGA ‒ 5 ‒ 41 ‒ 39 ‒ 31
Overheveling definitieve toekenning ‒ 246 ‒ 85 ‒ 63 ‒ 23
Technisch 0 0 0 0 0
Voorwaardelijke toekenningen 0 0 0 0 0
Stand Miljoenennota 10 1.572 1.471 1.792 2.080 3.253
Stand Voorjaarsnota 1.026 2.297 2.318 2.489 2.445 2.147
Desalderingen ‒ 1.016 ‒ 725 ‒ 847 ‒ 697 ‒ 365 1.106
Kasschuiven voorwaardelijke toekenningen ‒ 118 65 40 7 ‒ 4 ‒ 1
Kasschuiven Onverdeeld middelen ‒ 898 ‒ 544 ‒ 797 ‒ 600 ‒ 300 1.138
Dekking PEGA ‒ 5 ‒ 41 ‒ 39 ‒ 31
Overheveling definitieve toekenning ‒ 246 ‒ 85 ‒ 63 ‒ 23
Stand Miljoenennota 10 1.572 1.471 1.792 2.080 3.253

Uitgaven

Desalderingen

Kasschuiven voorwaardelijke toekenningen

Voor de voorwaardelijke toekenningen op de NGF-begroting zijn verschillende kasschuiven verwerkt die nodig zijn om de middelen in het juiste ritme te zetten.

Kasschuiven Onverdeeld middelen

Vanwege een wijziging in de planning van de toekomstige vierde openstellingsronde en aangepaste verwachtingen voor de uitfinanciering van bestaande projecten zijn kasmiddelen op een later moment nodig dan nu geraamd.

Dekking PEGA

Vanuit het NGF worden middelen overgeheveld naar de EZK-begroting voor de dekking van plannen naar aanleiding van de publicatie van de overheidsreactie Parlementaire Enquête Aardgaswinning Groningen.

Overheveling definitieve toekenning

De projecten Dutch, Professionalisering van Leraren, Zonnepanelen, Quantum Delta en Maritiem Masterplan hebben een definitieve toekenning gekregen.

Technisch

Voorwaardelijke projecten

Binnen de NGF-begroting zijn er middelen verplaatst van de onverdeeld post naar de post voor voorwaardelijke toekenning voor verschillende projecten. Dit komt door de uitkomst van de derde ronde. Voorwaardelijke toekenningen worden zelfstandig zichtbaar op de begroting. Deze overhevelingen sluiten gezien deze werkwijze altijd op 0.

Ontvangsten

Desalderingen

Kasschuiven voorwaardelijke toekenningen

Voor de voorwaardelijke toekenningen op de NGF-begroting zijn verschillende kasschuiven verwerkt die nodig zijn om de middelen in het juiste ritme te zetten.

Kasschuiven Onverdeeld middelen

Vanwege een wijziging in de planning van de toekomstige vierde openstellingsronde en aangepaste verwachtingen voor de uitfinanciering van bestaande projecten zijn kasmiddelen op een later moment nodig dan nu geraamd. Met deze kasschuif worden de ramingen bijgesteld.

Dekking PEGA

Vanuit het NGF worden middelen overgeheveld naar de EZK-begroting voor de dekking van plannen naar aanleiding van de publicatie van de overheidsreactie Parlementaire Enquête Aardgaswinning Groningen.

Overheveling definitieve toekenning

De projecten Dutch, Professionalisering van Leraren, Zonnepanelen, Quantum Delta en Maritiem Masterplan hebben een definitieve toekenning gekregen.

Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (inclusief Diergezondheidsfonds)

Stand Voorjaarsnota 3.247 2.551 2.885 2.043 1.687 1.593
Besluitvorming 11 125 109 121 142 111
Besluitvorming maatregelen toekomst landbouw 42 41 35 36 10
Besluitvorming Uitvoeringskosten medeoverheden 2024 31
Besluitvorming veenweide 5 4 10 10
Klimaatbesluitvorming 33 56 77 94 88
Overige besluitvorming 11 20 7 5 2 3
Mee- en tegenvallers 6
Mee- en tegenvallers 6
Kasschuiven ‒ 165 70 45 30 12 7
Kasschuif binnen artikel 51 ‒ 115 43 22 29 8 13
Kasschuif veenweide 5 5 ‒ 3 ‒ 7
Overige kasschuiven ‒ 50 27 19 ‒ 4 7 1
Overboekingen met andere begrotingen 12 14 16 11 4 ‒ 1
Overboekingen met andere begrotingen 12 14 16 11 4 ‒ 1
Desalderingen 1 1 1 0 0 0
Desalderingen 1 1 1 0 0 0
Technisch ‒ 73 102 2 2 1 1
Grondbank ‒ 100 100
Overig technisch 27 2 2 2 1 1
Stand Miljoenennota 3.040 2.863 3.058 2.208 1.846 1.711
Stand Voorjaarsnota 108 75 71 87 90 100
Desalderingen 1 1 1 0 0 0
Desalderingen 1 1 1 0 0 0
Technisch 38 2 2 2 1 1
Technisch 38 2 2 2 1 1
Stand Miljoenennota 147 78 74 89 90 101

Uitgaven

Besluitvorming maatregelen toekomst landbouw

Het kabinet heeft 175 miljoen euro vrijgemaakt voor maatregelen in het kader van de toekomst van de landbouw. Dit betreft 100 miljoen euro voor vestigingssteun van jonge boeren, 50 miljoen euro voor het vergroten van de afzetmarkt biologisch, 15 miljoen euro voor het aanvalsplan landschapselementen en 10 miljoen euro voor bedrijfsgerichte doelsturing.

Besluitvorming Uitvoeringskosten medeoverheden 2024

Voor het opzetten en uitvoeren van de gebiedsprogramma's door de medeoverheden wordt 31 miljoen euro uit de voor het Transitiefonds gereserveerde middelen overgeboekt naar de begroting van LNV. Dit betreft een eenmalige overboeking voor het jaar 2024, omdat het Transitiefonds nog niet in werking is.

Besluitvorming veenweide

Deze middelen (totaal 49,5 miljoen euro t/m 2030) zijn afkomstig uit de Klimaatakkoord-envelop en zijn overgeheveld naar de LNV-begroting. De middelen worden onder andere ingezet voor de Samenwerkingsmaatregel Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).

Klimaatbesluitvorming

Bij de Voorjaarsnota 2023 is een integraal klimaatpakket gepresenteerd. Dit betreft de overheveling van middelen uit het Klimaatfonds naar de begroting van LNV. In totaal is dit 500 miljoen euro tot en met 2030. Dit zijn middelen voor de Energie-efficiënte glastuinbouwregeling (EG) en voor distributienetten glastuinbouw. Dit wordt nader toegelicht in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024 dat gelijktijdig met deze Miljoenennota verschijnt.

Overige besluitvorming

Deze post bestaat uit diverse mutaties, waaronder bijvoorbeeld de inhuur van fte om de benodigde informatie ten behoeve van de Europese beoordeling van het Herstel- en Veerkrachtplan (HVP) te realiseren (1 miljoen euro). Daarnaast bevat deze post de uitvoeringskosten Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) (14 miljoen euro), dit betreft uitvoeringskosten van het RVB voor de Nationale Grondbank.

Mee- en tegenvallers

Deze tegenvaller betreft een bijdrage van 6 miljoen euro ter dekking van hogere exploitatiekosten voor de high containment unit-faciliteit. De high containment unit-faciliteit is een faciliteit van de Universiteit van Wageningen waarin ziekteverwekkers zeer veilig worden opgeslagen. De hogere kosten zijn het gevolg van gestegen energie- en materiaalkosten.

Kasschuif binnen artikel 51

Het betreft hier een technische kasschuif. Na de invulling van de rijksbrede dekkingsopgave in het voorjaar van 2023 klopte het kasritme op artikel 51 niet meer. Met deze kasschuif wordt dit gecorrigeerd.

Kasschuif veenweide

Met deze kasschuif zijn de middelen uit de Klimaatakkoord envelop bestemd voor de aanpak veenweide in het kasritme gezet waarin de uitgaven begroot zijn.

Overige kasschuiven

Dit betreft een verzamelmutatie van enkele kasschuiven. Met deze schuiven wordt het kasritme aangepast voor onder andere middelen van de structurele aanpak stikstof van het vorige kabinet. Ook is er een kasschuif ten behoeve van de uitvoering van de opdracht Kwaliteitsverhoging Riviernatuur als onderdeel van het Programma Natuur (20 miljoen euro van 2023 naar 2024 en 2025) Daarnaast betreft dit onder andere een kasschuif ten behoeve van emissiearm veevoer en een kasschuif ten behoeve van gewasbescherming van 2 miljoen euro van 2023 naar 2025.

Overboekingen met andere begrotingen

LNV heeft per saldo 56 miljoen euro overgeboekt gekregen van andere begrotingen in de periode t/m 2028. Dit betreft onder andere een overboeking van EZK naar de LNV-begroting voor de inpassing van Wind op Zee voor zowel natuur als visserij (19,5 miljoen euro in de periode t/m 2028) en een overboeking van EZK naar LNV voor het Programma Noordzee, waarvoor middelen beschikbaar komen voor het versterken van de draagkracht van het natuurlijke kapitaal van de Noordzee (20 miljoen euro in de periode t/m 2027).

Desalderingen

Deze post betreft desalderingen, waaronder een desaldering ten behoeve van de subsidieregeling Energie-efficiënte glastuinbouw (EG). Omdat ook in toekomstige jaren sprake is van relatief grote openstellingen van de regeling, wordt de ontvangstenraming verhoogd en aan de EG-subsidie uitgaven toegevoegd.

Grondbank

Deze middelen zijn bedoeld voor de aankoop van gronden, als onderdeel van de Transitie Landelijk Gebied. Met deze mutatie wordt 100 miljoen euro overgeheveld naar 2024, omdat de verwachting is dat dit bedrag in 2023 niet meer wordt uitgegeven.

Overig technisch

Dit betreft een verzamelmutatie en bevat onder andere technische correcties, prijs- en loonbijstelling en overige technische mutaties.

Ontvangsten

Desalderingen

Deze post betreft de tegenboeking van de eerdergenoemde desalderingen, waaronder een desaldering ten behoeve van subsidieregeling Energie-efficiënte glastuinbouw.

Technisch

Dit betreft een verzamelmutatie, deze bestaat onder andere uit een overschot van de ontvangsten van de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit (NVWA) (14,9 miljoen euro), vertraagde derogatie-ontvangsten (5 miljoen euro) en een bijstelling van de ontvangsten visserij (17,5 miljoen euro).

Stand Voorjaarsnota 44 33 33 33 33 33
Niet-plafondrelevant ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2
Niet-plafondrelevant ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2
Stand Miljoenennota 44 31 31 31 31 31
Stand Voorjaarsnota 71 33 33 33 33 33
Niet-plafondrelevant 1 ‒ 1 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2
Niet-plafondrelevant 1 ‒ 1 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2
Stand Miljoenennota 72 32 31 31 31 31

Uitgaven

Niet plafondrelevant

Deze post is een verzamelpost en bevat onder andere een verlaging van de geraamde subsidies voor bewaking, verhoging van geraamde opdrachten en technische correcties.

Ontvangsten

Niet plafondrelevant

Deze post is een verzamelpost en bevat onder meer bijstellingen van de ontvangsten van de sector.

Sociale Zekerheid

Stand Voorjaarsnota 2023 47.205 49.677 49.651 50.797 51.547 52.258
Besluitvorming ‒ 66 1.310 1.301 1.312 1.331 1.217
Koopkrachtpakket: Verhoging kindgebonden budget 82 1.075 1.124 1.110 1.079 1.047
Koopkrachtpakket: Bevriezen afbouw dubbele algemene heffingskorting minimumuitkeringen 0 26 38 38 38 38
Koopkrachtpakket: Caribisch Nederland 0 21 16 17 18 18
Koopkrachtpakket: Verlenging tijdelijk Noodfonds Energie 0 60 0 0 0 0
Arbeidsmarktpakket: lastenverlichting bedrijfsleven 0 0 ‒ 221 ‒ 233 ‒ 252 ‒ 241
Compensatie alleenverdienersproblematiek 0 0 0 38 20 17
Vrijval scholingssubsidie STAP en inzet voor scholingssubsidie SLIM ‒ 147 25 25 16 8 0
Beschut werk en infrastructuur sociaal ontwikkelbedrijven 0 87 25 27 28 30
Herijking kinderopvangtoeslag 0 ‒ 49 51 65 158 80
Verlenging IOW 0 0 0 ‒ 12 ‒ 31 ‒ 25
Overige besluitvorming 0 64 242 247 264 253
Mee- en tegenvallers ‒ 298 101 2 ‒ 61 ‒ 24 ‒ 56
Wajong ‒ 36 ‒ 33 ‒ 41 ‒ 51 ‒ 64 ‒ 73
Kinderopvangtoeslag ‒ 101 ‒ 7 ‒ 59 ‒ 72 ‒ 1 ‒ 30
Algemene Kinderbijslagwet 13 24 24 24 24 24
Kindgebonden budget ‒ 228 70 29 ‒ 9 ‒ 18 ‒ 25
Macrobudget participatiewet 15 28 25 22 19 17
Overige mee- en tegenvallers 39 19 24 25 17 31
Kasschuiven ‒ 133 100 2 4 26 0
Kasschuif energietoeslag studenten ‒ 63 63 0 0 0 0
Kasschuif MDIEU ‒ 26 0 0 0 26 0
Overige kasschuiven ‒ 44 37 2 4 0 0
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 45 ‒ 167 ‒ 43 ‒ 16 ‒ 14 8
Technisch 2.064 1.926 2.057 2.165 2.231 2.317
Macrobudget Participatiewet ‒ 49 ‒ 113 ‒ 28 ‒ 3 1 43
Toevoeging nominale ontwikkeling 2023 2.111 2.033 2.078 2.161 2.223 2.267
Corona ‒ 5 0 0 0 0 0
Overige technisch 7 7 7 7 7 7
Niet-plafondrelevant ‒ 5 5.075 5.421 5.859 6.314 5.968
Rijksbijdragen ‒ 5 5.075 5.421 5.859 6.314 5.968
Stand Miljoenennota 2024 48.723 58.022 58.391 60.060 61.411 61.711

Uitgaven

Besluitvorming

Koopkrachtpakket: Verhoging kindgebonden budget

Tijdens de koopkrachtbesluitvorming is besloten het kindgebonden budget structureel te verhogen. Hiermee wordt de koopkracht in 2024 bevorderd en neemt de (kinder)armoede komend jaar niet toe. Het bedrag voor het eerste kind gaat met 750 euro per jaar omhoog. Voor het tweede kind en verder wordt het bedrag met 883 euro verhoogd. Ook de opslag voor 12-15 jarigen en 16-17 jarigen wordt met 400 euro per jaar verhoogd. De alleenstaande ouderkop wordt met 619 euro verlaagd. Tot slot wordt het afbouwpunt voor paren verlaagd met 11.111 euro, waardoor paren met kinderen eerder hun recht op het maximale kindgebonden budget verliezen naarmate het inkomen stijgt.

Koopkrachtpakket: Bevriezen afbouw dubbele algemene heffingskorting minimumuitkeringen

Om de koopkracht van uitkeringsgerechtigden te verbeteren wordt de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting (AHK) in de bijstand, Anw, Toeslagenwet en AIO in 2024 bevroren. Hierdoor wordt de uitkeringshoogte in 2024 net als per juli 2023 vastgesteld op basis van 1,575 keer de AHK. Dit leidt vanaf 2024 tot een hogere uitkering in de genoemde regelingen dan voorzien was in het coalitieakkoord, totdat de dubbele algemene heffingskorting volledig is afgebouwd in 2036. In 2024 en 2025 stond een versnelling van de afbouw gepland; deze gaat niet door. Vanaf 2025 wordt de dubbele AHK afgebouwd conform het in de wet vastgelegde afbouwpad van 2,5%-punt per half jaar. Zie hiervoor ook de Verticale toelichting van hoofdstuk 83 uitgaven.

Koopkrachtpakket: Caribisch Nederland

Het kabinet stelt middelen beschikbaar om in Caribisch Nederland de koopkracht te verbeteren en de armoede te verminderen. Zo wordt een aantal structurele maatregelen genomen, waaronder het verhogen van het WML, de onderstand, de AOV en de kinderbijslag. Ook worden er in 2024 verschillende incidentele maatregelen genomen, waaronder een eenmalige energietoelage.

Koopkrachtpakket: Verlenging tijdelijk Noodfonds Energie

Het kabinet heeft middelen gereserveerd om opnieuw een bijdrage te kunnen doen aan het Tijdelijk Noodfonds Energie, zodat er de komende winter weer een vangnet is voor mensen die hun energierekening niet meer kunnen betalen. Mensen met een laag inkomen en een hoge energierekening kunnen dan weer een beroep doen op het fonds. Er wordt in 2024 60 miljoen euro gereserveerd. Momenteel wordt de uitvoering van het fonds gereed gemaakt.

Arbeidsmarktpakket: Lastenverlichting bedrijfsleven

In het kader van het arbeidsmarktpakket is besloten om een deel van de CA-reservering voor loondoorbetaling bij ziekte in te zetten voor lastenverlichting voor bedrijven. Deze CA-reservering staat op de Aanvullende Post bij het Ministerie van Financiën. De middelen voor de lastenverlichting worden via de SZW-begroting overgeheveld van de uitgavenkant naar de inkomstenkant van de Rijksbegroting. De middelen worden onder andere ingezet voor de uitzondering op de hoge WW-premie voor voltijdscontracten. Daarnaast wordt het budget verhoogd van investeringsregelingen voor ondernemers, dit is gericht op innovatie-ontwikkeltrajecten (WBSO), de milieu-investeringsaftrek (MIA) en de energie-investeringsaftrek (EIA).

Compensatie alleenverdienersproblematiek

Via gemeenten wordt in 2024-2027 een tijdelijke regeling ingericht ter compensatie van alleenverdienende huishoudens die een lager besteedbaar inkomen hebben dan een paar in de bijstand door samenloop van fiscaliteit, sociale zekerheid en toeslagen. Tot de tijdelijke regeling er is voeren gemeenten een noodoplossing uit. Voor de noodoplossing en de tijdelijke regeling is budget vrijgemaakt. Ondertussen werkt het kabinet aan een structurele oplossing via de fiscaliteit, met als beoogd invoeringsjaar 2028. De kosten van de regeling en de noodoplossing vallen in 2026-2029, omdat gemeenten de gemaakte kosten achteraf vergoed krijgen.

Vrijval scholingssubsidie STAP en inzet voor scholingssubsidie SLIM

De scholingssubsidie STAP, die per 2024 wordt stopgezet, is in 2023 conform motie Van der Lee gerichter vormgegeven. Hierdoor valt in 2023 een bedrag vrij van 147 miljoen euro. Van dit bedrag wordt 73,7 miljoen euro aangewend om het budget voor de scholingssubsidie SLIM incidenteel te verhogen van 2024 tot en met 2027.

Beschut werk en infrastructuur sociaal ontwikkelbedrijven

Het kabinet stelt extra middelen beschikbaar om beschut werk te stimuleren, zodat o.a. de huidige achterstanden op de doelstelling worden ingelopen. De extra middelen worden beschikbaar gesteld aan gemeenten om dit te realiseren (23 miljoen euro in 2024, oplopend naar bijna 65 miljoen euro structureel). Daarnaast wordt er voor 2024 een bedrag van 63,9 miljoen euro op de begroting van SZW gereserveerd voor de infrastructuur van sociaal ontwikkelbedrijven bij gemeenten.

Herijking kinderopvangtoeslag

De budgettaire gevolgen van het uitstel van het nieuwe KO-stelsel zijn geactualiseerd en tevens uitgesplitst naar uitgaven en ontvangsten. Per saldo leidt de herijking cumulatief tot circa 69 miljoen euro lagere uitgaven. Onderhavige boeking bevat de mutatie op de uitgaven. Zie ook de gelijknamige post bij de verticale toelichting Hoofdstuk 15 ontvangsten.

Verlenging IOW

Als onderdeel van het arbeidsmarktpakket is het kabinet voornemens om de IOW (Wet inkomensvoorziening oudere werklozen) te verlengen met vier jaar. Bij de Voorjaarsnota is het effect op de IOW-uitkeringslasten verwerkt. Aanvullend wordt nu de doorwerking op andere uitgaven verwerkt. Het gaat hierbij om lagere uitkeringslasten IOAW, hogere uitgaven aan de Toeslagenwet (TW) en uitvoeringskosten UWV.

Overige besluitvorming

Hieronder vallen onder andere overboekingen met de Aanvullende Post, zoals middelen die zijn overgeheveld voor de verbreding van de banenafspraak en voor de lastenverlichting van bedrijven. Daarnaast valt hieronder het aanpassen van het toeslagpartnerschap voor samengestelde gezinnen vanaf 2025 in de kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget.

Mee- en tegenvallers

Wajong

De uitgaven aan de Wajong vallen lager uit, voornamelijk door een bijstelling van de uitstroom in de Wajong. De komende jaren gaan naar verwachting meer mensen met pensioen dan eerder verwacht.

Kinderopvangtoeslag

De raming van de Kinderopvangtoeslag is bijgesteld op basis van uitvoeringsinformatie van de Dienst Toeslagen en op basis van de nieuwe CPB-prognose (cMEV 2024). Er gaan meer kinderen naar de opvang dan eerder werd verwacht. Daarentegen loopt de werkloosheid sterker op dan waar eerder rekening mee was gehouden. Per saldo is het aantal kinderen meerjarig naar boven bijgesteld; dit werkt door in hogere uitgaven. Het gemiddelde vergoedingspercentage is naar beneden bijgesteld vanwege het gemiddeld hogere huishoudinkomen van ouders. Het lagere vergoedingspercentage werkt tot en met 2026 door in lagere uitgaven Kinderopvangtoeslag (vanaf 2027 wordt de kinderopvangtoeslag inkomensonafhankelijk). Tot slot is de uitgavenraming gecorrigeerd omdat de kosten voor de verhoging van de maximum uurprijs per abuis dubbel waren meegenomen. Per saldo resulteert een meerjarige meevaller.

Algemene Kinderbijslagwet

De kinderbijslag wordt twee keer in het jaar geïndexeerd op basis van de loon- en prijsontwikkeling. Vooraf wordt een inschatting gedaan van deze ontwikkeling. De werkelijke indexatie van de kinderbijslag is zowel per 1 januari als 1 juli 2023 hoger uitgevallen dan verwacht. Deze mutatie betreft het verschil tussen de verwachting en de realisatie.

Kindgebonden budget

De uitgaven aan het kindgebonden budget worden in de meeste jaren naar beneden bijgesteld doordat huishoudens een hoger inkomen hebben dan eerder verwacht. Verder zijn de huishoudinkomens in 2023 bij de bevoorschotting naar verwachting te hoog ingeschat. Dit resulteert in lagere voorschotten voor 2023 en hogere nabetalingen in 2024 en 2025.

Macrobudget participatiewet

De definitieve huisvestingstaakstelling voor statushouders is in 2023 hoger uitgevallen dan bij de Voorjaarsnota werd verwacht. Een deel van de statushouders die wordt gehuisvest in een gemeente ontvangt een bijstandsuitkering. Daarom leidt een hogere huisvestingstaakstelling tot hogere uitgaven.

Overige mee- en tegenvallers

Deze post bestaat uit diverse relatief kleinere mutaties. Het gaat onder andere om bijstellingen van de Toeslagenwet en de Inkomensvoorziening voor oudere Werklozen (IOW).

Kasschuiven

Kasschuif energietoeslag studenten

Als tegemoetkoming voor de hogere energierekening wordt een eenmalig bedrag van 400 euro uitgekeerd aan studenten met een aanvullende beurs of studenten in de leenfase die recht op een aanvullende beurs hebben gehad. DUO zal naar verwachting de tegemoetkoming begin 2024 uitkeren. Een deel van de dekking (63 miljoen euro) staat in 2023 op de begroting van SZW, dus wordt geschoven naar 2024.

Kasschuif MDIEU

Deze kasschuif heeft betrekking op de subsidieregeling Maatwerkregeling duurzame inzetbaarheid en eerder uittreden (MDIEU). Met deze schuif wordt het budget dat vooralsnog onbenut is, overgeheveld naar 2027 zodat in dat jaar voldoende budget beschikbaar is. Zo blijft het budget meerjarig in stand.

Overige kasschuiven

Hieronder vallen diverse kleinere kasschuiven, waaronder een kasschuif van 10 miljoen euro om het budget van de SLIM-regeling in het juiste kasritme te zetten.

Overboekingen met andere begrotingen

Hieronder vallen diverse overboekingen van en naar andere begrotingen. Onder deze post valt onder meer een overboeking van de SZW-begroting naar de OCW-begroting voor de voortzetting van het programma schoolmaaltijden in 2023 (52,5 miljoen euro in 2024), overboekingen naar het Gemeentefonds voor vroegsignalering en bijzondere bijstand (50 miljoen euro in 2024) en voor de rijksbijdrage Wet sociale werkvoorziening (ca. 20 miljoen euro per jaar in 2023-2028). De reservering voor de overboeking voor de rijksbijdrage Wet sociale werkvoorziening is reeds in de eerste suppletoire begroting van SZW opgenomen.

Technisch

Macrobudget Participatiewet

Op basis van uitvoeringsinformatie van gemeenten en de recente economische raming van het CPB is het macrobudget bijgesteld. Op basis van de realisaties wordt het macrobudget opwaarts bijgesteld met 5 miljoen euro in 2024 en loopt op tot 12 miljoen euro in 2028. De nieuwe raming van de werkloze beroepsbevolking zorgt in 2024 voor een neerwaartse bijstelling van 119 miljoen euro, in latere jaren is de neerwaartse bijstelling minder groot en in 2028 gaat het om een opwaartse bijstelling van 31 miljoen euro. Voor deze mutatie wordt het uitgavenplafond gecorrigeerd.

Toevoeging nominale ontwikkeling 2023

De uitkeringshoogte van de begrotingsgefinancierde regelingen op de SZW-begroting wordt aangepast aan de loon- en prijsontwikkeling. Met deze mutaties worden deze regelingen overgezet naar prijspeil 2023.

Corona

Per saldo worden de corona uitgaven naar beneden bijgesteld. Enerzijds vallen de nabetalingen aan werkgevers in het kader van de NOW lager uit, anderzijds valt de nabetaling voor uitvoeringskosten van NOW-6 hoger uit.

Overige technisch

Deze post bestaat voornamelijk uit enkele desalderingen (gelijktijdige bijstelling van uitgaven en ontvangsten) bij het budget voor de Rijksschoonmaakorganisatie.

Niet-plafondrelevant

Rijksbijdragen

Deze post bestaat uit verschillende mutaties van rijksbijdragen aan sociale fondsen. Meerjarig vallen vooral de verwachte Bijdrage in de Kosten van Kortingen (BIKK) AOW en de verwachte rijksbijdrage aan het Ouderdomsfonds hoger uit.

In miljoenen euro 2023 2024 2025 2026 2027 2028
Stand Voorjaarsnota 2023 3.128 2.181 2.116 2.049 1.968 1.925
Besluitvorming 0 15 93 186 222 170
Koopkrachtpakket: Verhoging kindgebonden budget 0 15 56 75 84 86
Herijking kinderopvangtoeslag 0 0 37 111 138 84
Mee- en tegenvallers 111 41 38 36 32 31
Kindgebonden budget 19 32 27 28 28 27
Wajong 42 0 0 0 0 0
Overige mee- en tegenvallers 50 9 12 8 4 4
Technisch 51 7 7 7 7 ‒ 5
Overige technisch 7 7 7 7 7 ‒ 5
Corona 44 0 0 0 0 0
Niet-plafondrelevant 85 98 100 101 107 113
Werkgeversbijdrage kinderopvang 85 98 100 101 107 113
Stand Miljoenennota 2024 3.375 2.342 2.354 2.380 2.336 2.235

Ontvangsten

Besluitvorming

Koopkrachtpakket: Verhoging kindgebonden budget

Tijdens de koopkrachtbesluitvorming is besloten het kindgebonden budget structureel te verhogen. Hiermee wordt de koopkracht in 2024 bevorderd en neemt de (kinder)armoede komend jaar niet toe. De ontvangsten nemen meerjarig toe als gevolg van de structureel hogere WKB-uitgaven.

Herijking kinderopvangtoeslag

De budgettaire gevolgen van het uitstel van het nieuwe KO-stelsel zijn geactualiseerd en tevens uitgesplitst naar uitgaven en ontvangsten. Per saldo leidt de herijking cumulatief tot circa 69 miljoen euro lagere uitgaven. Onderhavige boeking bevat de mutatie op de ontvangsten. Zie ook de gelijknamige post bij de verticale toelichting Hoofdstuk 15 uitgaven.

Mee- en tegenvallers

Kindgebonden budget

De ontvangsten zijn meerjarig naar boven bijgesteld als gevolg van de hogere uitgaven aan kindgebonden budget in verband met voornamelijk de indexatie.

Wajong

Dit betreft de afrekening over het Wajong budget naar aanleiding van de jaarrekening UWV. Dit is het verschil tussen de bevoorschotting aan UWV in 2022 en de uiteindelijke realisatie over 2022.

Overige mee- en tegenvallers

Deze post bestaat uit diverse relatief kleinere mutaties. Het gaat onder andere om een lichte opwaartse bijstelling van de ontvangsten kinderopvangtoeslag en terugontvangsten over 2022.

Technisch

Overige technisch

Deze post bestaat voornamelijk uit enkele desalderingen (gelijktijdige bijstelling van uitgaven en ontvangsten) bij het budget voor de Rijksschoonmaakorganisatie.

Corona

Deze post wordt bijgesteld omdat op basis van het jaarverslag van UWV blijkt dat er minder uitvoeringskosten waren voor de NOW-1 t/m ‒ 5.

Niet-plafondrelevant

Werkgeversbijdrage kinderopvang

De werkgeversbijdrage kinderopvang is een vast percentage van de totale loonsom. De totale loonsom is naar boven bijgesteld. Dit leidt tot hogere ontvangsten werkgeversbijdrage.

Stand Voorjaarsnota 2023 71.569 77.177 81.872 87.451 92.625 97.001
Besluitvorming 0 8 9 10 9 8
Overige besluitvorming 0 8 9 10 9 8
Mee- en tegenvallers ‒ 7 10 9 2 ‒ 12 ‒ 39
WAO ‒ 17 ‒ 26 ‒ 27 ‒ 25 ‒ 23 ‒ 26
WIA ‒ 17 18 30 29 20 ‒ 14
Uitvoeringskosten UWV ‒ 16 ‒ 27 ‒ 21 ‒ 21 ‒ 23 ‒ 10
Overige mee- en tegenvallers 42 45 27 19 14 11
Technisch ‒ 56 677 932 1.017 1.071 1.311
Werkloosheidswet ‒ 19 0 99 169 191 328
Kasschuiven ‒ 1 0 1 0 0 0
Ziektewet ‒ 37 ‒ 75 ‒ 87 ‒ 87 ‒ 87 ‒ 87
Overboekingen met andere begrotingen 1 1 1 1 1 ‒ 1
Nominale ontwikkeling 0 752 918 934 966 1.072
Stand Miljoenennota 2024 71.506 77.872 82.821 88.480 93.692 98.281

Uitgaven

Besluitvorming

Overige besluitvorming

Onder deze post vallen verschillende uitgavenmutaties. De grootste mutatie onder deze post is het effect van het bevriezen van de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting op de hoogte van de uitkering van de Algemene nabestaandenwet (7,4 miljoen euro. in 2028). Zie hiervoor ook de verticale toelichting Hoofdstuk 15 uitgaven.

Mee- en tegenvallers

WAO (Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekeringen)

De WAO-uitgaven worden op basis van uitvoeringsinformatie van het UWV neerwaarts bijgesteld. Het aantal uitkeringsjaren komt lager uit dan eerder geraamd.

WIA (Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen)

Door een hoger aantal voorschotten dan eerder verwacht treedt een verschuiving op tussen de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen WGA (gedeeltelijk arbeidsongeschikt) en de IVA (volledig arbeidsongeschikt). Dit leidt tot minder uitkeringsjaren in de WGA en meer uitkeringsjaren in de IVA. Omdat de uitkeringshoogte in de IVA hoger is leidt deze verschuiving per saldo tot hogere WIA-uitgaven.

Uitvoeringskosten UWV

De uitgaven aan het UWV voor de uitvoering van de sociale zekerheid worden naar beneden bijgesteld. Er is minder budget nodig voor continueringen van arbeidsongeschiktheidsuitkering WGA, omdat deze uitgaven bij de Voorjaarsnota per abuis inclusief de uitvoeringskosten voor eigenrisicodragers zijn geraamd en door volumewijzigingen.

Overige mee- en tegenvallers

Deze post bestaat uit diverse relatief kleinere mutaties. Het gaat onder meer om bijstellingen van de Ziektewet, Compensatie Transitievergoeding na twee jaar ziekte, en de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen.

Technisch

Werkloosheidswet

Op basis van uitvoeringsinformatie van het UWV zijn de WW-uitgaven naar beneden bijgesteld vanwege een lager dan verwachte instroom in de WW in 2023. De WW-uitkeringshoogte is daarentegen hoger uitgevallen dan verwacht. Ook zijn de WW-uitgaven voor de komende jaren opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Voorjaarsnota 2023 op basis van de recente economische raming van het CPB. Ten opzichte van de vorige raming wordt naar de toekomst toe een hogere werkloosheid verwacht. Dit leidt tot per saldo hogere uitgaven in latere jaren. Het uitgavenplafond Sociale Zekerheid wordt voor deze mutatie aangepast.

Kasschuiven

Door vertraging bij de inrichting van Stroomlijning Keten Derdenbeslag in het programma Keten voor Derdenbeslag vindt er een kasschuif plaats.

Ziektewet

Op basis van uitvoeringsinformatie van UWV zijn de uitgaven aan de Ziektewet naar beneden bijgesteld. Per saldo nemen de uitgaven af omdat twee grote uitzendbureaus per 2023 eigenrisicodrager werden. Het uitgavenplafond Sociale Zekerheid wordt hiervoor naar beneden bijgesteld.

Overboekingen met andere begrotingen

Hieronder vallen diverse overboekingen van en naar andere begrotingen. Onder deze post valt onder meer een overboeking voor uitvoeringkosten van het UWV van H15 naar H40.

Nominale ontwikkeling

De raming van de nominale ontwikkeling (verwachte indexatie van de uitkeringsregelingen onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid aan de loon- en prijsontwikkeling) is geactualiseerd op basis van de recente economische raming van het CPB. De nominale ontwikkeling is opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Voorjaarsnota 2023.

Stand Voorjaarsnota 2023 197 223 252 282 305 328
Besluitvorming 0 0 0 0 0 0
Mee- en tegenvallers 0 0 0 0 0 0
Technisch ‒ 17 ‒ 9 ‒ 8 ‒ 7 2 1
Werkloosheidswet ‒ 17 ‒ 9 ‒ 8 ‒ 8 0 0
Nominale ontwikkeling 0 1 0 0 2 1
Stand Miljoenennota 2024 180 215 244 275 306 328

Ontvangsten

Technisch

Werkloosheidswet

Dit betreft ontvangsten in het kader van de WW. Door de lage werkloosheid en de lage instroom in de WW wordt deze raming naar beneden bijgesteld. Naar verwachting worden er minder WW-lasten verhaald op eigenrisicodragers.

Nominale ontwikkeling

De raming van de nominale ontwikkeling (verwachte indexatie van de uitkeringsregelingen onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid aan de loon- en prijsontwikkeling) is geactualiseerd op basis van de recente economische raming van het CPB. De nominale ontwikkeling van de ontvangsten is licht opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Voorjaarsnota 2023.

Stand Voorjaarsnota 2023 2.111 3.455 4.671 5.898 7.047 8.157
Besluitvorming 0 98 182 201 204 206
Koopkrachtpakket: Bevriezen afbouw dubbele algemene heffingskorting minimumuitkeringen 0 98 182 201 204 206
Technisch ‒ 2.111 ‒ 1.707 ‒ 1.908 ‒ 1.860 ‒ 1.801 ‒ 1.746
Overboeking nominale ontwikkeling 2023 ‒ 2.111 ‒ 2.033 ‒ 2.078 ‒ 2.161 ‒ 2.223 ‒ 2.267
Nominale ontwikkeling 0 325 170 301 422 521
Stand Miljoenennota 2024 0 1.846 2.945 4.239 5.450 6.618

Uitgaven

Besluitvorming

Koopkrachtpakket: Bevriezen afbouw dubbele algemene heffingskorting minimumuitkeringen

Om de koopkracht van uitkeringsgerechtigden te verbeteren wordt de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting (AHK) in de bijstand, Anw, Toeslagenwet en AIO in 2024 bevroren. Hierdoor wordt de uitkeringshoogte in 2024 net als per juli 2023 vastgesteld op basis van 1,575 keer de AHK. Dit leidt vanaf 2024 tot een hogere uitkering in de genoemde regelingen dan voorzien was in het coalitieakkoord, totdat de dubbele algemene heffingskorting volledig is afgebouwd in 2036. In 2024 en 2025 stond een versnelling van de afbouw gepland; deze gaat niet door. Vanaf 2025 wordt de dubbele AHK afgebouwd conform het in de wet vastgelegde afbouwpad van 2,5%-punt per half jaar. Zie hiervoor ook de verticale toelichting op hoofdstuk 15 uitgaven.

Technisch

Overboeking nominale ontwikkeling 2023

De uitkeringshoogte van de begrotingsgefinancierde regelingen op SZW-begroting wordt aangepast aan de loon- en prijsontwikkeling. Dit betreft de overboeking van begrotingshoofdstuk 83 naar begrotingshoofdstuk 15. Met deze mutaties worden de regelingen op de SZW-begroting overgezet naar prijspeil 2023.

Nominale ontwikkeling

De raming van de nominale ontwikkeling (verwachte indexatie van de uitkeringsregelingen onder uitgavenplafond Sociale Zekerheid aan de loon- en prijsontwikkeling) is geactualiseerd op basis van de recente economische raming van het CPB. Dit leidt tot een opwaartse bijstelling van de nominale ontwikkeling ten opzichte van de Voorjaarsnota 2023.

Zorg

Stand Voorjaarsnota 47.828 33.442 33.651 36.948 38.841 40.353
Besluitvorming 20 201 284 227 141 15
Kapitaalverschaffing Pallas 16 265 365 351 305 180
Vaccinaties apenpokken en vogelgriep 7 1 0 0 0 0
Extensivering loon- en prijsbijstelling 0 ‒ 17 ‒ 18 ‒ 18 ‒ 18 ‒ 18
Overheveling coalitieakkoordmiddelen 0 93 77 53 13 13
Bestendigen PrEP-zorg 0 1 1 1 1
Coronagerelateerde Woo-verzoeken 11 15 0 0 0
Dekking Pallas ‒ 168 ‒ 168 ‒ 168 ‒ 168 ‒ 168
Implementatiekosten richtlijnen NIS2 & CER 5 8 8 8 8
Overige besluitvorming ‒ 3 10 3 0 0 0
Mee- en tegenvallers ‒ 133 52 32 32 32 32
Subsidies SOV & OVV 4 28 28 28 28 28
Versterking basiszorg ‒ 17 0 0 0 0 0
Lagere uitgaven beleidsprogramma's ‒ 47 0 0 0 0 0
Pneumokokkenvaccins voor kinderen 3 3 3 3 3
Overige mee- en tegenvallers ‒ 72 22 2 1 1 2
Kasschuiven ‒ 30 9 ‒ 1 ‒ 1 22 1
IZA-transformatiemiddelen ‒ 4 ‒ 9 ‒ 4 ‒ 2 19 0
Groninger Zorgakkoord ‒ 10 10 0 0 0 0
Overige kasschuiven ‒ 16 8 3 1 3 1
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 24 81 23 37 28 22
Pandemic preparedness audits ‒ 23 ‒ 23 ‒ 23 ‒ 10 ‒ 16 ‒ 16
DUTCH 47 1
Ijklijn domeinoverstijgend samenwerken Wlz 27 0 0 0 0
Ijklijn groeiruimte Zvw voor Pallas 32 32 32 32 32
KIK-V 0 4 4 4 4
Schoolmaaltijden ‒ 10
Overige overboekingen met andere begrotingen ‒ 1 8 8 11 7 2
Desalderingen 1
Desalderingen 1
Technisch 555 1.482 871 ‒ 216 ‒ 457 ‒ 723
Macromutaties 668 1.385 813 ‒ 263 ‒ 457 ‒ 713
Corona ‒ 113 97 58 47 0 ‒ 9
Stand Miljoenennota 48.216 35.268 34.859 37.026 38.605 39.700
Stand Voorjaarsnota 209 183 172 181 181 179
Mee- en tegenvallers 48 0 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2 0
Overlooppost ZonMw 46 0 0 0 0
Overige mee- en tegenvallers 2 0 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2 0
Desalderingen 1
Desalderingen 1
Stand Miljoenennota 260 183 170 178 179 169

Uitgaven

Besluitvorming

Kapitaalverschaffing Pallas

Voor de publieke investering in Pallas is 1,68 miljard euro vrijgemaakt. Hiervoor is eerder 1,36 miljard euro dekking gevonden door de pakketmaatregel vitamine D. De resterende dekking is gevonden in de groeiruimte Zvw. De middelen zijn in het benodigde kasritme toegevoegd aan artikel 2 (Curatieve Zorg) en artikel 10 (Apparaat Kerndepartement).

Vaccinaties apenpokken en vogelgriep

De vaccinatiecampagne rondom apenpokken is in 2023 eenmalig verlengd. De uitgaven hiervoor bedragen 6,8 miljoen euro, waarvan 2 miljoen bedoeld om de vaccinvoorraad aan te vullen en 4,8 miljoen euro bedoeld voor uitvoering van de campagne. Daarnaast zijn er extra uitgaven verwerkt voor de aankoop van vogelgriepvaccins, te weten 0,8 miljoen euro in 2024.

Extensivering loon- en prijsbijstelling

Er wordt structureel 17, 8 miljoen euro aan loon- en prijsbijstelling ingezet ter dekking van de overige besluitvormingsmutaties.

Overhevelingen coalitieakkoordmiddelen

Er worden diverse middelen uit het coalitieakkoord overgeheveld van de Aanvullende post naar de VWS-begroting. Onder andere voor het Investeringsakkoord Opleiden Wijkverpleging (IOW) (50 miljoen euro in 2024 en 2025, en 30 miljoen euro in 2026) en voor het programmabureau eOverdracht (26,5 miljoen euro over 2024 t/m 2026).

Bestendigen PrEP-zorg

Vanaf 2024 is er extra geld beschikbaar voor de regeling specifieke uitkering PrEP (structureel 1 miljoen euro). Hiermee is een uitbreiding mogelijk van de doelgroep die gebruik maakt van PrEP-zorg.

Coronagerelateerde Woo-verzoeken

Er wordt in totaal 26,6 miljoen euro vrijgemaakt in 2024 en 2025 voor de extra inzet van juristen en ondersteuning voor de afhandeling van de Woo-verzoeken over corona.

Dekking Pallas

Voor de publieke investering in Pallas is 1,68 miljard euro benodigd. Hiervoor is eerder 1,36 miljard euro dekking gevonden door de pakketmaatregel vitamine D en gereserveerd op nominaal en onverdeeld. Er was nog een openstaand dekkingsvraagstuk van 320 miljoen euro. Deze dekking is gevonden in de niet uitgedeelde groeiruimte Zvw, tranche 2024. Net als de middelen vanuit de vitamine D maatregel worden de middelen uit de groeiruimte voor 10 jaar aangewend ter dekking van Pallas. Daarna vloeit deze ruimte terug naar de staatskas.

Implementatiekosten richtlijnen NIS2 & CER

Dit betreft implementatiekosten voor naleving in de zorg van de Critical Entities Resilience (CER) en de Network and Information Security (NIS2) richtlijnen (structureel 8 miljoen euro). Beide richtlijnen zijn gericht op een verbetering van de fysieke, digitale en economische weerbaarheid van Europese lidstaten.

Klimaatbesluitvorming

Bij de Voorjaarsnota 2023 is een integraal klimaatpakket gepresenteerd. Dit betreft de overheveling van middelen uit het Klimaatfonds naar de begroting van VWS. In totaal is dit 21,2 miljoen euro tot en met 2030. Dit zijn middelen voor ontzorgingstrajecten sport. Dit wordt nader toegelicht in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024 dat gelijktijdig met deze Miljoenennota verschijnt.

Overige besluitvorming

Er zijn verschillende overige besluitvormingsmutaties, waaronder een extensivering van het CoronaCheck-stelsel (-2,6 miljoen euro in 2023) en de verlenging van het Versnellingsprogramma voor Informatie-uitwisseling tussen Patiënt en Professional Medisch Specialistische Zorg en audiologische centra (VIPP5, 6 miljoen euro in 2024). Ook zijn er herschikkingen van programma naar apparaat op het gebied van duurzaamheid (2,5 miljoen euro over 2023 t/m 2026) en corporate communicatie (0,4 miljoen euro structureel).

Mee- en tegenvallers

Subsidies SOV & OVV

De raming van de subsidieregeling voor medisch noodzakelijke zorg voor onverzekerden (SOV) en de subsidieregeling voor onverzekerbare vreemdelingen (OVV) laat tegenvallers zien (in totaal 27,8 miljoen euro structureel). Dit komt door een toename van het aantal zorgaanbieders die een beroep doet op de regelingen, mede veroorzaakt door een steeds grotere bekendheid van de regeling bij zorgaanbieders i.v.m. de Oekraïense ontheemden.

Versterking basiszorg

De uitvoering van de plannen in het kader van Versterking basiszorg zijn vertraagd, waardoor er 17 miljoen euro vrijvalt in 2023.

Lagere uitgaven beleidsprogramma’s VWS

Er zijn 47,2 miljoen euro lagere uitgaven op beleidsprogramma’s verspreid over de beleidsartikelen van VWS.

Pneumokokkenvaccins voor kinderen

De Gezondheidsraad heeft recent geadviseerd om nieuwe pneumokokkenvaccins bij kinderen in te zetten. Vanaf 2024 is hier een extra 2,5 miljoen euro per jaar voor beschikbaar. De totale kosten voor de aankoop van pneumokokkenvaccins voor kinderen bedragen jaarlijks ca. 14,5 miljoen euro.

Overige mee- en tegenvallers

Er zijn meerdere overige mee- en tegenvallers, waaronder structureel additionele kosten voor het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ, 1,8 miljoen euro), en incidentele meevallers in de directie langdurige zorg (-12,1 miljoen euro in 2023), het Programma Kwaliteitsgelden (-9,3 miljoen euro in 2023) en de vrijval van middelen voor Important Projects of Common European Interest (IPCEI, 11,5 miljoen euro in 2023). Ook is er een tegenvaller op de uitvoerings- en beheerskosten van het PGB2.0 (9,6 miljoen euro in 2024).

Kasschuiven

IZA-transformatiemiddelen

De transformatiemiddelen zijn beschikbaar om de acties zoals afgesproken in het Integraal Zorgakkoord (IZA) te ondersteunen. Met deze kasschuif wordt een deel van de middelen op de VWS-begroting in een actueel kasritme geplaatst.

Groninger Zorgakkoord

In het Groninger Zorgakkoord is afgesproken dat ca. 20 zorggebouwen niet aardbevingsbestendig zijn en herbouwd moeten worden naar ca. 9 aardbevings- én toekomstbestendige zorglocaties. Mede door de gevolgen van de oorlog in Oekraine (prijsstijgingen, materiaal) gaat de herbouwing vanaf 2024 starten, waardoor 10,1 miljoen euro een jaar later tot besteding komt.

Overige kasschuiven

Als gevolg van het later tot besteding komen van middelen zijn er kasschuiven voor diverse middelen op de VWS-begroting naar latere jaren. de Important Project of Common European Interest (IPCEI) budgetten (3,0 miljoen euro van 2023 naar 2027) en middelen voor een subsidie aan de stichting LEGIO in het kader van het Versnellingsprogramma informatie-uitwisseling patiënt en professional (VIPP OPEN) (2,8 miljoen euro van 2023 naar 2024).

Overboekingen met andere begrotingen

Pandemic preparedness audits

Om de infectiepreventie en -bestrijding in de langdurige zorg te versterken worden audits uitgevoerd om te controleren of instellingen aan de juiste eisen voldoen. Deze audits zullen worden bekostigd vanuit de Wlz premiemiddelen. Daarom worden de middelen overgeboekt naar de premiegefinancierde zorguitgaven.

DUTCH

Voor het Nationaal Groeifonds plan Digital United Training Concepts for Healthcare (DUTCH) is 48 miljoen euro over 2024 en 2025 overgeboekt vanuit het ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV).

Ijklijn domeinoverstijgend samenwerken Wlz

De middelen voor het wetsvoorstel domeinoverstijgende samenwerking worden in 2024 weer via een SPUK uitgegeven. Daarom wordt 27 miljoen euro in 2024 overgeheveld van de premiegefinancierde zorguitgaven naar de VWS-begroting.

Ijklijn groeiruimte Zvw voor Pallas

De resterende dekking voor de publieke investering in Pallas is gevonden in de groeiruimte Zvw (32 miljoen euro structureel). Deze wordt overgeheveld naar de VWS-begroting.

KIK-V

Het KIK-V programma wordt bekostigd vanaf de VWS-begroting, maar er resteerde nog een reservering op de premiegefinancierde zorguitgaven (3,9 miljoen euro structureel). Middels deze mutatie wordt alles via de begroting voldaan.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Er zijn meerdere overboekingen geweest met andere begrotingen, waaronder de overboeking van middelen voor opleidingscapaciteit voor forensische artsen van het ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) (structureel 7,8 miljoen euro) en de overboeking van middelen naar het gemeentefonds voor maternale kinkhoestvaccinatie (4,2 miljoen euro structureel).

Desalderingen

Er is een desaldering bij ontvangsten voor detacheringen (0,3 miljoen euro) en voor een wijziging in het budget van Intravacc (0,2 miljoen euro).

Technisch

Corona

In 2023 vallen er generale coronamiddelen vrij op het gebied van applicaties (-4,7 miljoen euro), zorg op de BES-eilanden (-10 miljoen eruo), de subsidieregeling Coronabanen in de zorg (-15 miljoen euro). Bovendien waren er tegenvallers vanwege de afrekening van de callcenters van de stichting Landelijke Coördinatie COVID-19 Bestrijding (LCCB, 15 miljoen euro) en vanwege lopende juridische geschillen (7,3 miljoen euro in 2023 en 44,6 miljoen euro in 2024. Daarnaast valt er 68 miljoen euro vrij vanwege het vijfde amendement op het contract met BioNTech/Pfizer en is het kasritme van het contract met BioNTech/Pfizer aangepast, waardoor 157 miljoen euro niet in 2023, maar over de jaren 2024 t/m 2026 tot besteding komt. In 2028 vindt er een desaldering plaats van de middelen voor RescEU (-9,4 miljoen euro).

Macromutaties

De ramingen van de Rijksbijdrage 18-, Bijdrage in Kosten Korting (BIKK) Wlz, Rijksbijdrage Wlz en de zorgtoeslag zijn aangepast op basis van de Macro Economische Verkenning (MEV) van het CPB.

Ontvangsten

Mee- en tegenvallers

Overlooppost ZonMw

Bij ZonMw is er een incidentele meevaller van 45,5 miljoen euro, vanwege een positief exploitatieresultaat. Uitgaven die wel zijn begroot, maar niet zijn gerealiseerd vormen de ‘overlooppost’. Deze overlooppost mag maximaal 2/12e deel beslaan van het totale budget dat jaar. Het resultaat daarboven vloeit terug naar VWS.

Overige mee- en tegenvallers

De ontvangsten van het CIBG stijgen naar verwachting met 2,2 miljoen euro in 2023 en er vindt een correctie van de extrapolatie plaats in de jaren 2025 t/m 2027 (2,3 miljoen euro per jaar).

Desalderingen

Er was sprake van een desaldering bij ontvangsten voor detacheringen (0,3 miljoen euro) en voor een wijziging in het budget van Intravacc (0,2 miljoen euro)

Technisch

Corona

In 2028 vindt er een desaldering plaats van de middelen voor RescEU (-9,4 miljoen euro). Dit betreft een correctie op de extrapolatie.

Stand Voorjaarsnota 92.398 99.940 105.299 111.746 117.981 124.082
Besluitvorming 0 ‒ 45 ‒ 45 ‒ 45 ‒ 45 ‒ 45
Groeiruimte Wmo (beschermd wonen) 0 ‒ 45 ‒ 45 ‒ 45 ‒ 45 ‒ 45
Mee- en tegenvallers ‒ 912 296 75 75 75 75
Actualisatie Wlz 129 264 264 264 264 264
Actualisatie Zvw ‒ 1.041 ‒ 194 ‒ 189 ‒ 189 ‒ 189 ‒ 189
Vertraging Wlz 225
Kasschuiven ‒ 223 ‒ 15 196 20 3 19
Kasschuif Transformatiemiddelen IZA ‒ 200 200
Overige kasschuiven ‒ 23 ‒ 15 ‒ 4 20 3 19
Overboekingen met andere begrotingen 22 ‒ 41 ‒ 25 ‒ 36 ‒ 21 ‒ 16
Overboeking naar VWS ten behoeve van dekking Pallas ‒ 32 ‒ 32 ‒ 32 ‒ 32 ‒ 32
Overige overboekingen met andere begrotingen 22 ‒ 9 7 ‒ 4 11 16
Technisch 0 830 446 574 760 592
Alternatieve vormgeving ER ‒ 52 ‒ 52 ‒ 52 ‒ 52
Loon- en prijsbijstelling n.a.v. cMEV en MEV 830 498 626 812 644
Stand Miljoenennota 91.286 100.964 105.945 112.334 118.753 124.707
Stand Voorjaarsnota 5.495 5.644 5.836 6.134 6.383 6.671
Mee- en tegenvallers 44 51 39 73 81 80
Eigen bijdrage Wlz 44 44 44 79 87 87
Eigen risico Zvw 7 ‒ 5 ‒ 6 ‒ 5 ‒ 7
Technisch ‒ 52 ‒ 52 ‒ 52 ‒ 52
Alternatieve vormgeving ER ‒ 52 ‒ 52 ‒ 52 ‒ 52
Stand Miljoenennota 5.539 5.695 5.823 6.155 6.412 6.699

Uitgaven

Besluitvorming

Groeiruimte Wmo (beschermd wonen)

Dit betreft een neerwaartse bijstelling van de groeiruimte voor beschermd wonen in de Wmo van structureel 45 miljoen euro ter compensatie van het tegenvallende uitvoeringsbeeld in de Wlz.

Mee- en tegenvallers

Actualisatie Wlz

Op basis van de brief van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) over de benutting van het Wlz-kader worden de uitgaven opwaarts bijgesteld. Dit betreft onder andere een structurele opwaartse bijstelling voor GGZ-wonen van 220 miljoen euro.

Actualisatie Zvw

Op basis van actuele gegevens van het Zorginstituut en de NZa zijn de uitgaven in alle sectoren in 2023 incidenteel bijgesteld. De grootste meevaller doet zich voor in de wijkverpleging (circa 812 miljoen euro). Voor de sectoren die geen onderdeel zijn van het IZA zijn daarnaast de verwachte structurele effecten verwerkt. Dit betreft met name neerwaartse bijstellingen van 139 miljoen euro voor hulpmiddelen en 42 miljoen euro voor fysiotherapie.

Vertraging Wlz

In de Wlz wordt in 2024 een incidenteel besparingsverlies verwacht. Deze ontstaat door de vertraagde registratie van het kwaliteitskader verpleeghuiszorg (100 miljoen euro) en vertraging in de maatregel meerjarig contracteren (125 miljoen euro).

Kasschuiven

Kasschuif Transformatiemiddelen IZA

Op dit moment worden transformatieplannen nog veelal voorbereid en uitgewerkt: daarom zijn de uitgaven in 2023 nog beperkt. De transformatiemiddelen voor 2023 blijven beschikbaar voor het verwezenlijken van de IZA-opgave, omdat de plannen grotendeels nog in gang moeten worden gezet. Dit argument zal voor de rest van de IZA-periode niet meer opgaan: voor alle resterende middelen moet aannemelijk gemaakt worden hoe deze in de periode tot en met 2027 daadwerkelijk tot doelmatige besteding komen. Het is daarom van belang dat de betrokken zorgpartijen voortvarend doorgaan met de transformatieplannen. Niet tijdig en doelmatig bestede transformatiemiddelen komen anders in de toekomst te vervallen.  

Overige kasschuiven

De middelen voor onomkeerbare bouwplannen en pandemische paraatheid in het kader van de Wlz worden verschoven naar latere jaren.

Overboekingen met andere begrotingen

Overboeking naar VWS ten behoeve van dekking Pallas

Ten behoeve van de dekking van de uitgaven voor Pallas (op de VWS-begroting) wordt niet uitgedeelde groeiruimte Zvw tranche 2024 overgeheveld naar de VWS-begroting (32 miljoen euro meerjarig).

Overige overboekingen met andere begrotingen

Er zijn meerdere overboekingen gedaan naar de VWS-begroting, waaronder 21,1 miljoen euro structureel voor pandemische paraatheid in de Wlz en de Zvw.

Technisch

Alternatieve vormgeving ER

De vormgeving van het verplicht eigen risico in de Zvw is aangepast. Naast de beoogde invoering van een eigen bijdrage van 150 euro per dbc in de medisch- specialistische zorg wordt ook een eigen bijdrage van 150 euro ‘overig zorgproduct’ ingevoerd. De nieuwe vormgeving levert meer derving op in de ontvangsten van het eigen risico, maar zorgt ook voor lagere uitgaven door een langer remeffect. Per saldo blijft de netto-opbrengst gelijk.

Loon- en prijsbijstelling n.a.v. cMEV en MEV

De raming van de loon-en prijsontwikkeling in de zorg is aangepast op basis van actuele macro-economische inzichten van het Centraal Planbureau (MEV 2024).

Ontvangsten

Mee- en tegenvallers

Eigen bijdrage Wlz

De geraamde opbrengst van de eigen bijdragen in de Wlz wordt naar boven bijgesteld naar aanleiding van de actualisatie van het Wlz-kader (44 miljoen euro structureel) en op basis van de MEV raming van het CPB (43 miljoen euro structureel).

Eigen risico Zvw

De geraamde opbrengst van het eigen risico in de Zvw wordt onder meer neerwaarts bijgesteld naar aanleiding van de actualisaties van de Zvw-uitgaven (2,8 miljoen euro structureel) en op basis van de MEV raming van het CPB (1,6 miljoen euro structureel).

Technisch

Alternatieve vormgeving ER

De vormgeving van het verplicht eigen risico in de Zvw is aangepast. Naast de beoogde invoering van de 150 euro per dbc in de medisch- specialistische zorg wordt ook een eigen bijdrage van 150 euro per ‘overig zorgproduct’ ingevoerd. De nieuwe vormgeving levert meer derving op in de ontvangsten van het eigen risico, maar zorgt ook voor lagere uitgaven door een langer remeffect. Per saldo blijft de netto-opbrengt gelijk.

Gemeentefonds en Provinciefonds (inclusief accres)

Stand Voorjaarsnota 41.517 39.560 39.029 36.531 36.483 36.327
Besluitvorming 45 27
Loon- en prijsbijstelling jeugdhulp 45 27
Overboekingen met andere begrotingen 380 3.269 3.203 1.882 1.798 1.771
Ruimte onder plafond BCF 2023 359
Wettelijk minimum loon in de WSW 27 25 23 22 20 19
Accrestranche 2024 3.161 3.161 1.842 1.838 1.832
Begeleiding jongeren naar werk 15
Financieringssystematiek bijdrage aan Btw-compensatiefonds ‒ 76 ‒ 76
Re-integratie ‒ 20
Vroegsignalering bijzondere bijstand 50
Overige overboekingen met andere begrotingen ‒ 6 18 19 19 15 15
Technisch 0 0
Technisch 0 0
Stand Miljoenennota 41.897 42.874 42.259 38.414 38.281 38.097

Uitgaven

Besluitvorming

Loon- en prijsbijstelling jeugdhulp

Op de Aanvullende Post staat de toedeling van loon- en prijsbijstelling 2022 over de budgetten voor jeugdhulp. Dit betreft een overboeking van die middelen voor 2024 en 2025.

Overboekingen met andere begrotingen

Ruimte onder plafond BCF 2023

Dit betreft de voorlopige afrekening van de ruimte onder het plafond van het BTW compensatiefonds (BCF) over 2023. Zie de bijlage Accres Gemeentefonds en Provinciefonds voor meer toelichting op het accres en het BCF.

Wettelijk minimumloon in de Wsw

Betreft een overboeking vanuit het ministerie van SZW ter compensatie van de gevolgen van de verhoging van het wettelijk minimum loon voor de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) uitkeringen.

Accrestranche 2024

Op basis van de geactualiseerde loon- en prijsontwikkeling voor 2024 wordt de accrestranche 2024 overgeheveld naar het gemeentefonds. Dit betreft zowel de bevroren volume-component, als de loon- en prijsontwikkeling.

Begeleiding jongeren naar werk

Betreft een overboeking vanuit het ministerie van SZW voor het programma Begeleiding jongeren naar werk.

Financieringssystematiek bijdrage aan Btw-compensatiefonds

Bij Voorjaarsnota 2023 zijn het gemeente- en provinciefonds met structureel 1,1 miljard euro opgehoogd. Van dit bedrag wordt 76 miljoen euro voor gemeenten toegevoegd aan het Btw-compensatiefonds.

Re-integratie

In de Voorjaarsnota 2023 is een besparing ingeboekt van 20 miljoen euro vanaf 2028 op het budget voor de re-integratie van gemeenten. Deze besparing is in de Voorjaarsnota verwerkt bij SZW en wordt middels deze boeking ten laste gebracht van het gemeentefonds.

Vroegsignalering bijzondere bijstand

Voor 2024 boekt het ministerie van SZW in totaal 50 miljoen euro over aan het gemeentefonds voor de verwachte extra inzet op het gebied van vroegsignalering. Daarnaast komt het de gemeenten tegemoet in het verwachte extra beroep op bijzondere bijstand.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft het totaal van diverse overboekingen met andere begrotingshoofdstukken. De grootste overboekingen zijn vanuit het ministerie van VWS voor de uitbreiding van het Rijksvaccinatieprogramma met de maternale kinkhoestvaccinatie (4,4 miljoen euro vanaf 2024). Daarnaast boekt het ministerie van BZK 2,4 miljoen euro over voor de verbetering van veilig wonen voor politieke ambtsdragers voor de periode 2023-2026.

In 2023 is 7,5 miljoen euro naar het ministerie van SZW overgeboekt in verband met het opzetten van een vangnetregeling voor de energietoelage. Ook is 6,6 miljoen euro naar het ministerie van BZK overgeboekt om de middelen voor loon- en prijscompensatie voor de omgevingswet in te zetten voor de beheerbegroting 2024, vooruitlopend op de uitkomst van de bestuurlijke gesprekken.

Technisch

Enkele technische correcties die per saldo op nul sluiten.

Het gemeentefonds heeft geen ontvangsten.

Stand Voorjaarsnota 587 3.613 6.440 6.856 8.230 9.784
Mee- en tegenvallers 352 664
Bijstelling accres agv volume-ontwikkeling 352 664
Loon- en prijsbijstelling 458 387 378 674 649
Bijstelling accres agv lonen en prijzen 458 387 378 674 649
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 359 ‒ 3.161 ‒ 3.161 ‒ 1.842 ‒ 1.838 ‒ 1.832
Overboeking tranche 2024 ‒ 359 ‒ 3.161 ‒ 3.161 ‒ 1.842 ‒ 1.838 ‒ 1.832
Technisch ‒ 227 ‒ 239 ‒ 239 ‒ 165 ‒ 165 ‒ 165
Bijstelling BCF als gevolg van uitputting ‒ 227 ‒ 239 ‒ 239 ‒ 165 ‒ 165 ‒ 165
Stand Miljoenennota 0 671 3.427 5.228 7.253 9.100

Uitgaven

Mee- en tegenvallers en loon- en prijsbijstelling

Het accres is bijgesteld op basis van de loon- en prijsontwikkeling uit de cMEV- en MEV-ramingen van het CPB. Daarnaast is het accres vanaf 2027 bijgesteld vanwege de overstap naar de bbp-systematiek en bbp-ontwikkeling sinds de overstap. De getoonde bedragen zijn inclusief het accres voor het Btw-compensatiefonds. Zie bijlage 11: Accres Gemeentefonds en Provinciefonds voor meer toelichting op de accresontwikkeling

Overboeking tranche 2024

De accrestranche 2024 is overgeboekt naar het Gemeentefonds.

Technisch

De reservering voor de ramingsbijstelling van het Btw-compensatiefonds is gewijzigd op basis van cijfers van de Belastingdienst.

Het accres Gemeentefonds heeft geen ontvangsten.

Stand Voorjaarsnota 3.062 3.005 2.880 2.772 2.755 2.755
Overboekingen met andere begrotingen 46 336 336 158 136 136
Ruimte onder plafond BCF 2023 84
Bijstelling accres 2023 ‒ 44 ‒ 44 ‒ 44
Accrestranche 2024 375 375 154 152 152
Financieringssystematiek bijdrage aan Btw-compensatiefonds ‒ 20 ‒ 20
Overige overboekingen met andere begrotingen 6 4 4 4 4 4
Technisch 0
Technisch 0
Stand Miljoenennota 3.108 3.341 3.216 2.930 2.891 2.891

Uitgaven

Overboekingen met andere begrotingen

Ruimte onder plafond BCF 2023

Dit betreft de voorlopige afrekening van de ruimte onder het plafond van het BTW-compensatiefonds (BCF) over 2023. Zie de bijlage Accres Gemeentefonds en Provinciefonds voor meer toelichting op het accres en op het BCF.

Bijstelling accres 2023

Op basis van de geactualiseerde begroting van het Rijk voor 2024 wordt de accrestranche 2023 bijgesteld. Voor de provincies betreft dit een bijstelling van zowel de volumecomponent, als de loon- en prijsontwikkeling. Het Interprovinciaal Overleg heeft niet ingestemd met het voorstel van het Kabinet om het volumedeel van het accres voor het provinciefonds te bevriezen, hierdoor blijft het volume-deel van het accres voor de periode 2022 t/m 2025 meebewegen met de Rijksuitgaven. Zie de bijlage Accres Gemeentefonds en Provinciefonds voor meer toelichting op het accres.

Accrestranche 2024

Op basis van de geactualiseerde begroting van het Rijk voor 2024  en de verwachte loon- en prijsontwikkeling wordt de accrestranche 2024 overgeheveld naar het provinciefonds.

Financieringssystematiek bijdrage aan Btw-compensatiefonds

Bij Voorjaarsnota 2023 zijn het gemeente- en provinciefonds met structureel 1,1 miljard euro opgehoogd. Van dit bedrag wordt 20 miljoen euro voor provincies toegevoegd aan het Btw-compensatiefonds.

Overige overboekingen met andere begrotingen

Dit betreft het totaal van diverse overboekingen vanuit andere begrotingshoofdstukken naar de begroting van het provinciefonds, waaronder een overboeking van 4,8 miljoen euro vanuit het ministerie van LNV voor het Programma Natuur en 2,6 miljoen euro (2024 t/m 2028) vanuit het ministerie van EZK voor de Regionale Energie Strategieën (RES).

Technisch

Enkele technische correcties die per saldo op nul sluiten.

Het provinciefonds heeft geen ontvangsten.

Stand Voorjaarsnota 100 433 658 658 774 912
Mee- en tegenvallers ‒ 50 10 11 29 55
Bijstelling accres agv volume-ontwikkeling ‒ 50 10 11 29 55
Loon- en prijsbijstelling 0 30 24 33 61 61
Bijstelling accres agv lonen en prijzen 0 30 24 33 61 61
Overboekingen met andere begrotingen ‒ 40 ‒ 332 ‒ 332 ‒ 154 ‒ 152 ‒ 152
Overboeking tranche 2024 en bijstelling tranche 2023 ‒ 40 ‒ 332 ‒ 332 ‒ 154 ‒ 152 ‒ 152
Technisch ‒ 10 ‒ 13 ‒ 13 7 7 7
Bijstelling BCF als gevolg van uitputting ‒ 10 ‒ 13 ‒ 13 7 7 7
Stand Miljoenennota 0 129 348 544 719 883

Uitgaven

Mee- en tegenvallers en loon- en prijsbijstelling

Het accres is tot 2025 bijgesteld op basis van de ontwikkeling van de rijksuitgaven. Dit betreft zowel volume- als loon- en prijsontwikkeling. Na 2025 is het accres bijgesteld op basis van de loon- en prijsontwikkeling uit de cMEV- en MEV-ramingen van het CPB. Daarnaast is het accres vanaf 2027 bijgesteld vanwege de overstap naar de bbp-systematiek en bbp-ontwikkeling sinds de overstap. De getoonde bedragen zijn inclusief het accres voor het Btw-compensatiefonds. Zie bijlage 11: Accres Gemeentefonds en Provinciefonds voor meer toelichting op de accresontwikkeling

Overboeking tranche 2024

De accrestranche 2024 is overgeboekt naar het Provinciefonds.

Technisch

De reservering voor de ramingsbijstelling van het Btw-compensatiefonds is gewijzigd op basis van cijfers van de Belastingdienst.

Prijsbijstelling

Stand Voorjaarsnota 0 1.612 2.873 3.944 5.050 6.265
Loon- en prijsbijstelling 330 474 564 690 814
Loon- en prijsbijstelling 330 474 564 690 814
Stand Miljoenennota 0 1.941 3.346 4.508 5.740 7.078

Uitgaven

Loon- en prijsbijstelling

Loon- en prijsontwikkeling

De prijsontwikkeling is opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Voorjaarsnota. Deze bijstelling volgt uit de macro-economische prijsontwikkelingen uit de meest recente raming van het Centraal Planbureau.

Arbeidsvoorwaarden

Stand Voorjaarsnota 0 4.136 8.669 13.319 17.303 21.370
Loon- en prijsbijstelling 491 264 405 416 197
Loon- en prijsontwikkeling 491 264 405 416 197
Stand Miljoenennota 0 4.627 8.933 13.724 17.719 21.567

Uitgaven

Loon- en prijsbijstelling

Loon- en prijsontwikkeling

De loonontwikkeling is opwaarts bijgesteld ten opzichte van de Voorjaarsnota. Deze bijstelling volgt uit de ramingen van het Centraal Planbureau voor de ontwikkeling in de lonen en de sociale werkgeverslasten.

Aanvullende Post

Stand Voorjaarsnota ‒ 3.916 4.163 7.248 20.668 12.907 13.461
Besluitvorming ‒ 950 ‒ 4.916 ‒ 1.958 ‒ 2.178 ‒ 1.646 ‒ 1.341
Invulling aanvullende onderuitputting 255
Ontwikkelfunctie 10 5 3 3
Overheveling coalitieakkoordmiddelen ‒ 3 ‒ 675 ‒ 552 ‒ 434 ‒ 362 ‒ 335
Middelen bevorderen opvang ‒ 34 ‒ 4 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2 ‒ 2
Overheveling Aanvullende Post ‒ 50 ‒ 27 ‒ 37 ‒ 34 ‒ 36 ‒ 43
Vrijval Traditioneel Eigen Middelen (TEM) ‒ 57
Militaire en humanitaire ondersteuning en wederopbouw ‒ 165
Overheveling WarmteLinQ ‒ 427
Overheveling klimaatbesluitvorming ‒ 478 ‒ 2.086 ‒ 2.720 ‒ 1.632 ‒ 1.203 ‒ 967
Aanvullende onderuitputting ‒ 1.500 ‒ 1.000
Dekking aanvullend klimaatpakket 0 2.598 88 88 88
Koopkrachtbesluitvorming ‒ 5 15 14 14 13
Overheveling Herstel Toeslagen ‒ 131 ‒ 29 ‒ 35
Overheveling PEGA ‒ 255 ‒ 26 ‒ 26 ‒ 21 ‒ 14
Overheveling Schoon emissieloos bouwen ‒ 50 ‒ 55 ‒ 60 ‒ 73 ‒ 55
Overheveling stimuleringsregeling flex II ‒ 59 ‒ 82 ‒ 82
Reservering gemeentelijke en particuliere opvang 100
Reservering Woningbouwimpuls 33
Wetsvoorstellen Regie en Betaalbare Huur ‒ 130 ‒ 104 ‒ 78 ‒ 52 ‒ 26
Kasschuiven 244 1.285 461 702 ‒ 607 ‒ 1.234
Kasschuif Klimaatfonds 463 1.065 461 702 ‒ 607 ‒ 1.234
Kasschuif Brexit Adjustment Reserve ‒ 9 9
Kasschuif Digitale Veiligheid ‒ 36 36
Kasschuif reservering spreidingswet ‒ 175 175
Stand Miljoenennota ‒ 4.622 532 5.752 19.193 10.654 10.887

Uitgaven

Besluitvorming

Invulling aanvullende onderuitputting

Bij Voorjaarsnota 2023 is aanvullende onderuitputting ingeboekt. Deze wordt voor 255 miljoen euro ingevuld met gebruik van de onderuitputting op de de departementale begroting van Financiën.

Ontwikkelfunctie

In 2022 is 5 miljoen euro beschikbaar gesteld aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Klimaat om nadere invulling te geven aan de ontwikkelfunctie van het Rijksvastgoedbedrijf. De resterende 20 miljoen euro is abusievelijk niet bij Voorjaarsnota middels de eindejaarsmarge toegevoegd aan de begroting van 2023. Dit wordt nu alsnog gedaan in het gewenste ritme tot en met 2026. Het gaat specifiek om middelen voor versterking en versnelling van de uitvoering van gebiedsontwikkelingen [in de vorm van onderzoekskosten, plankosten en projectteams].

Overheveling coalitieakkoordmiddelen

Na goedkeuring van bestedingsvoorstellen is een gedeelte van de in het coalitieakkoord gereserveerde middelen overgeheveld naar diverse begrotingshoofdstukken. In bijlage 13 is een overzicht opgenomen van de mutaties per maatregel.

Middelen bevorderen opvang

Justitie en Veiligheid heeft middelen beschikbaar gekregen ten laste van de reservering spreidingswet voor het maken van afspraken met gemeenten en provincies om meer reguliere opvang te realiseren. Ook zijn middelen vrijgemaakt voor de versterking van de Provinciale regie tafels (PRT’s) waar over de asielopvang in de provincie wordt overlegd, en zijn middelen vrijgemaakt om de komst van de spreidingswet voor te bereiden.

Overheveling Aanvullende Post

Naar diverse begrotingen worden middelen overgeheveld. Bijvoorbeeld voor het zekerheidsfonds (14,3 miljoen euro structureel), voor de aanpak van problematiek in veenweidegebieden (28,5 miljoen euro tot en met 2028), de Traditioneel Eigen Middelen (17,4 miljoen euro) en de ontwikkelfunctie van het Rijksvastgoedbedrijf (totaal 20 miljoen euro).

Vrijval Traditioneel Eigen Middelen (TEM)

Het Hof van Justitie heeft in de LGO zaak bepaald dat Nederland een bedrag van 17 miljoen verschuldigd is, wat is gedekt vanuit de TEM reservering op de Aanvullende Post. Hiervoor was 34 miljoen euro geraamd, waarvan nu17 miljoen euro vrijvalt. Daarnaast valt 40 miljoen euro op de Aanvullende Post vrij als gevolg van de lager uitgevallen nabetaling over de invoer van Lage Waarde Textiel en Schoenen (LWTS).

Militaire en humanitaire ondersteuning en wederopbouw

Eind december 2022 heeft het kabinet bekend gemaakt 2,5 miljard euro te reserveren voor de verwachte benodigde internationale steun aan Oekraïne via Defensie, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) en Buitenlandse Zaken (BZ). De reservering stond op de Aanvullende Post (AP) en is reeds overgeheveld naar de departementale begrotingen. Middels verschillende Kamerbrieven en Incidentele Suppletoire Begrotingen is de Kamer over de inzet van deze middelen geïnformeerd.

Overheveling WarmteLinQ

Voor het uitvoeren van de exploitatiesubsidie WarmtelinQ is 427 miljoen euro overgeheveld van de Aanvullende Post naar de EZK begroting. Deze subsidie draagt bij aan de doelstellingen in het Klimaatakkoord en verlaagt de Nederlandse vraag naar gas door het aanleggen van een warmtetransportnet. De middelen zijn op de EZK begroting, door middel van een kasschuif, in het juiste kasritme gezet.

Overheveling Klimaatbesluitvorming

Bij de Voorjaarsnota 2023 is een integraal klimaatpakket gepresenteerd. Deze middelen zijn overheveld van de reservering voor het Klimaatfonds op de Aanvullende Post. Dit wordt nader toegelicht in het Meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024 dat gelijktijdig met deze Miljoenennota verschijnt.

Aanvullende onderuitputting

De reguliere in=uittaakstelling is in 2024 met 1,5 miljard euro en in 2025 met 1,0 miljard euro verhoogd. Deze onderuitputting werkt hetzelfde als de in=uittaakstelling. De in=uittaakstelling wordt vanaf Najaarsnota voor het lopende jaar t gevuld vanuit de onderuitputting op de departementale begrotingen. Mocht er onvoldoende onderuitputting optreden, dan wordt het uitgavenplafond overschreden en verslechtert het EMU-saldo. Gezien de krappe arbeidsmarkt is de verwachte onderuit putting waarschijnlijk hoger de komende jaren. Ook het CPB voorziet in zijn ramingen dat er middelen overblijven.

Dekking aanvullend klimaatpakket

Bij de Voorjaarsnota 2023 is een klimaatpakket gepresenteerd met in totaal 28,0 miljard euro aan klimaatuitgaven tot en met 2030. Het pakket bestaat onder andere uit de verduurzaming van de elektriciteitssector, industrie, gebouwde omgeving, landbouw, mobiliteit en sectoroverstijgende maatregelen. Dit wordt gedekt door 24,6 miljard euro uit het Klimaatfonds te onttrekken. Deze reeks presenteert de dekking uit de SDE (2,5 miljard euro in 2025) en de opbrengsten van het mobiliteitspakket (88 miljoen euro van 2025 t/m 2030). De resterende dekking (350 miljoen euro uit de coalitieakkoordmiddelen voor Energieprestatie-eisen nieuwbouw industrie) stond op de Aanvullende post, dus is hier niet zichtbaar.

Koopkrachtbesluitvorming

Tijdens de koopkrachtbesluitvorming is een enveloppe uitgetrokken ter verbetering van de koopkracht voor Caribisch Nederland. Een deel van de enveloppe is gereserveerd op de Aanvullende Post in afwachting van nadere uitwerking van maatregelen.

Overheveling Herstel Toeslagen

Voor de versnelling van het herstel toeslagen is bij nota van wijziging op de eerste suppletoire begroting van Financiën budget van de Aanvullende Post overgeheveld (circa 141 miljoen euro).21 Daarnaast zijn middelen overgeheveld voor schuldhulpverlening aan jongeren (circa 35 miljoen euro) en voor het kwijtschelden van publieke schulden (circa 18 miljoen euro). In de bijlage ‘herstel toeslagen’ worden alle mutaties uitgebreid toegelicht.

Overheveling PEGA

In totaal wordt er ca. 342 miljoen euro overgeheveld van de AP naar de begroting van EZK voor de uitvoering van de maatregelen naar aanleiding van het rapport van de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen (PEGA). Hiermee moet de schadeafhandeling milder, makkelijker en menselijker worden. Ook wordt er naast veiligheid en versterking ook aan de leefbaarheid gewerkt. Deze eerste overheveling betreft voor het grootste deel een reservering in 2023 voor de woningverbeteringssubsidie die door de SNN uitgekeerd zal worden.

Overheveling schoon- en emissieloos bouwen

Het Kabinet heeft aanvullende stikstofmiddelen beschikbaar gesteld voor het Programma Schoon- en Emissieloos bouwen om de verduurzaming van de bouwsector te versnellen. Een deel van deze middelen is na goedkeuring van bestedingsvoorstellen overgeheveld naar de begrotingen van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).

Overheveling stimuleringsregeling flex II

Het kabinet heeft bij de Voorjaarsnota 2023 aanvullend circa 300 miljoen euro gereserveerd voor het meerjarig stimuleren van flexwoningen zodat onder andere meer statushouders en Oekraïense ontheemden kunnen worden gehuisvest. Het budget wordt ingezet om een vervolg te geven aan de eerdere stimuleringsregeling flex­- en transformatiewoningen. Dit betreft de overheveling van de middelen vanaf de Aanvullende Post naar de BZK-begroting.

Reservering gemeentelijke en particuliere opvang

Op de Aanvullende Post is 100 miljoen euro is 2026 gereserveerd voor het vernieuwen of verlengen van opvanglocaties. Met deze reservering wordt vooruitgelopen op de verwachte verlenging van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming tot 4 maart 2025.

Reservering Woningbouwimpuls

In 2022 zijn vanuit de reservering Woningbouwimpuls middelen beschikbaar gesteld voor de transformatie van bestaande gebouwen en de bouw van nieuwe flexwoningen ten behoeve van huisvesting van Oekraïense ontheemden. Omdat deze woningen ook in 2024 nodig zijn voor de huisvesting van Oekraïense ontheemden en niet beschikbaar komen voor de reguliere huisvestingsopgave, wordt 33 miljoen euro weer toegevoegd aan de reservering Woningbouwimpuls.

Wetsvoorstellen Regie en Betaalbare Huur

Tijdens de voorjaarsbesluitvorming 2023 is afgesproken dat de uitvoeringskosten voor de wetsvoorstellen Versterking Regie op de Volkshuisvesting en Betaalbare huur worden gedekt door een ombuiging op de huurtoeslag. Om ervoor te zorgen dat de verhoging van de eigen bijdrage stapsgewijs plaatsvindt, is bij de Voorjaarsnota incidenteel 390 miljoen euro op de Aanvullende Post gereserveerd. De kosten van de wetsvoorstellen zijn inmiddels bekend en de gereserveerde middelen worden overgeboekt naar de begroting van BZK.

Kasschuiven

Kasschuif Klimaatfonds

Om de uitgaven voor de klimaatmaatregelen in de juiste kasritmes over te hevelen van het Klimaatfonds naar departementale begrotingen is een kasschuif benodigd. Dit laat een verschuiving zien van latere jaren naar eerdere jaren; dit sluit aan bij de ambitie om klimaatdoelstellingen in 2030 te halen.

Kasschuif Brexit Adjustment Reserve

Dit betreft een kasschuif voor de verwachte uitvoeringskosten in 2024 voor de regelingen van het Brexit Adjustment Reserve.

Kasschuif Digitale Veiligheid

Dit betreft een kasschuif in verband met verwachte uitgaven in 2024 op het gebied van digitale veiligheid.

Kasschuif reservering spreidingswet

De middelen voor de spreidingswet zijn in afwachting van parlementaire goedkeuring bij de Voorjaarsnota 2023 op de Aanvullende Post gereserveerd. De parlementaire behandeling vond nog niet plaats, daarom zijn de middelen van 2023 voor de bonussen aan gemeenten en de uitvoeringskosten naar 2024 geschoven.

18 Taakopdrachten IBO's

Bijlage taakopdrachten interdepartementale beleidsonderzoeken (IBO’s) 2023-2024

Interdepartementale beleidsonderzoeken (IBO’s) zijn ambtelijke, onafhankelijke onderzoeken die beleidsopties ontwikkelen op uiteenlopende beleidsterreinen. IBO’s vinden plaats in opdracht van het kabinet en worden uitgevoerd door interdepartementale werkgroepen. De IBO-rapporten en kabinetsreacties zijn te vinden op www.rijksfinanciën.nl.

Deze bijlage presenteert taakopdrachten van de nieuwe ronde IBO's. Daarnaast bevat de bijlage de IBO-spelregels en een beschrijving van de opvolging van de afgelopen IBO-rondes.

De komende ronde vinden IBO’s plaats naar:

  1. Breder instrumentarium woningbouw en grond
  2. Bedrijfsfinanciering
  3. Doelmatig hoger onderwijs
  4. Pensioenopbouw
  5. Problematische schulden

IBO-spelregels

Bij de uitvoering van IBO’s gelden de volgende spelregels:

  1. Het ministerie van Financiën coördineert het IBO-proces en publiceert de taakopdrachten die in de Ministerraad zijn vastgesteld als bijlage bij de Miljoenennota.
  2. IBO’s worden uitgevoerd door een interdepartementale werkgroep, eventueel aangevuld met onafhankelijke experts, onder leiding van een onafhankelijke voorzitter.
  3. De voorzitter wordt ondersteund door een onafhankelijk secretariaat, bestaande uit secretarissen van het ministerie van Financiën en de meest betrokken vakdepartementen.
  4. De werkgroepleden nemen deel zonder last- of ruggespraak.
  5. Er geldt een non-vetoprincipe voor de beleidsopties die worden aangedragen in de werkgroep. Werkgroepleden mogen beleidsopties inbrengen en andere leden mogen deze beleidsopties dus niet blokkeren.
  6. De beleidsopties zijn in de regel budgetneutraal en er wordt tenminste één besparingsvariant van -10 tot -20 procent uitgewerkt, waarbij het principe van ‘comply or explain’ geldt. De besparingsvariant dwingt de werkgroep om met creatieve oplossingen te komen die niet per se passen binnen de gebaande paden en/of uitsluitend een efficiencytaakstelling betreffen. Indien relevant en gewenst, kan er in de taakopdracht ook afgesproken worden om een intensiveringsvariant op te nemen.
  7. IBO’s worden na afronding zo snel mogelijk maar uiterlijk binnen 14 dagen door het meest betrokken departement naar de Tweede Kamer gestuurd, gevolgd door een kabinetsreactie. De maximale termijn hiervoor bedraagt 8 weken na afronding.

Taakopdracht IBO Breder instrumentarium woningbouw en grond

Aanleiding

Mensen willen en moeten kunnen wonen in Nederland. In veel gebieden in Nederland is het de laatste jaren echter steeds moeilijker geworden om een woning te kopen of te huren. ABF research raamt in haar jongste prognose een statische woontekort van 4,8 procent in 2023. Voor de komende jaren t/m 2027 verwachten ze dat het woningtekort vrijwel niet zal dalen. In 2027 raamt ABF een tekort van 4,7 procent. Hierna zal het tekort dalen naar 3,8 procent in 2031 en 2,2 procent in 2038.22 Als het kabinetsstreven van 900.000 woningen in 2030 wordt behaald loopt het tekort in 2031 terug naar 3,0 procent. Dit betekent dat – onder voorbehoud van alle onzekerheden zoals migratieontwikkeling – pas na 2038 het niveau wordt bereikt wat ABF adviseert om acceptabele zoek- en wachttijden te hebben. Ook de Brede Maatschappelijke Heroverweging (BMH) ‘Ruimte voor wonen’ (2020) geeft aan dat Nederland om het woningtekort in te lopen de komende jaren voor een forse bouwopgave staat.

Daarom heeft het huidige kabinet afgesproken om tot en met 2030 ongeveer 900.000 woningen te bouwen en te transformeren.23 De jaarlijkse realisatie van nieuwbouw, met als graadmeter het aantal uitgegeven (nieuw)bouwvergunningen, dreigt echter achter te blijven bij de ambitie terwijl de opgave inmiddels groter is geworden. Stijgende woningprijzen hebben in Nederland maar nauwelijks impact op het bouwtempo. Afnemende vraag en dalende woningprijzen vertalen zich echter wél snel in vertraagde of geannuleerde nieuwbouwprojecten. Dit duidt op een asymmetrische aanbodelasticiteit. De ontwikkeling van nieuwe woningen is in Nederland onderhevig aan grote uitdagingen, zoals dure of ongeschikte grond of langdurige juridische procedures. Ook door de stijging van de bouwkosten en de rente de afgelopen periode wordt een terugval in de woningbouw verwacht. Daarnaast kan ook stikstof en dan met name de recente ‘Porthos-uitspraak’ op specifieke locaties een dempend effect op realisatie van nieuwbouw en infrastructurele ontsluiting hiervan.

De overheid heeft in het verleden vaak actiever de regie gehad en subsidie-instrumenten gebruikt om woningbouw tot stand te laten komen. In de praktijk blijkt het lastig te bewijzen welk effect het beleidsinstrumentarium gehad heeft. Het idee achter dit IBO is om expliciet breder naar het instrumentarium voor het stimuleren van woningbouw te kijken, waarbij gekeken wordt naar subsidies, maar bijvoorbeeld ook naar een opkoopfonds, juridische en fiscale mogelijkheden, het ruimtelijk beleid en manieren om de verwervingskosten van gronden omlaag te krijgen. Het huidige kabinet heeft ingezet op afspraken met medeoverheden, woningcorporaties, extra middelen voor infrastructurele ontsluiting, meer regie pakken op de volkshuisvesting, inzet van Rijksvastgoed en bestaande instrumenten in de vorm van het Volkshuisvestingsfonds en de Woningbouwimpuls om sneller en meer betaalbare woningen te realiseren.24 Een andere instrumentenmix is mogelijk effectiever. Zo is het ook mogelijk om via fiscale maatregelen woningbouw te stimuleren of de eisen aan bouw aan te passen of harmoniseren.25 Daarnaast zijn er ook juridische mogelijkheden in het kader van ruimtelijke ordening zoals het aanwijzen van woningbouwlocaties die vervolgens ontwikkeld kunnen worden.26

Het blijft lastig om inzicht te krijgen in de effectiviteit van verschillende instrumenten. Zo geeft de Algemene Rekenkamer aan dat de doelmatigheid en doeltreffendheid van de Woningbouwimpuls niet goed valt te bewijzen. Ondanks dat er bijvoorbeeld onderzoeken zijn geweest naar de rol van de grondmarkt, blijft het ook voor andere instituten lastig om onderbouwde uitspraken te doen over de bestaande instrumenten voor de aanbodkant van de woningmarkt. Tegelijkertijd zal de woningbouw ook de komende jaren nog steeds een prangend thema zijn. Het in kaart brengen van de knelpunten aan de aanbodkant van de woningmarkt en de verschillende voor- en nadelen van mogelijke instrumenten en maatregelen kan daarom zorgen voor evenwichtiger en beter geïnformeerd beleid om de woningbouwopgave inclusief infrastructurele ontsluiting te realiseren.

Doel van het IBO en opdracht aan de werkgroep

Het doel van dit IBO is om in kaart te brengen welke bestaande en mogelijk nieuwe instrumenten er bestaan voor een goed functionerende – dat wil zeggen het woningaanbod sluit aan en reageert op de vraag – aanbodkant van de woningmarkt en op basis hiervan te inventariseren wat mogelijke concrete beleidsopties en pakketten zijn om het woningaanbod te stimuleren. De werkgroep wordt hiervoor gevraagd de volgende zaken te onderzoeken:

  1. Hoofdvraag: Wat zijn effectieve instrumenten om woningbouw te stimuleren op korte en lange termijn?
  2. Deelvraag I: Waarom is het woningaanbod lager dan de vraag? D.w.z. waarom komen er minder woningen tot stand dan waar behoefte aan is? Hierbij komen de volgende vragen terug:

    1. Wat is de beste manier om het woningtekort te becijferen en hoe moet dit worden geïnterpreteerd?
    2. Hoe komt de woningprijs tot stand en hoe werkt de grondmarkt?
    3. Welke rol spelen ruimtelijke ordening in brede zin en (actief) grondbeleid hierin?
    4. Hoe reageert de bouwsector op economische ontwikkelingen, en hoe sluit dit aan bij de doelstellingen en het beleid van het kabinet? (E.g. aanbodelasticiteit in hoog- en laagconjunctuur verschillen, anticyclisch bouwen?)
    5. Hoe kan er in het woningbouwbeleid van een kabinet balans gecreëerd worden tussen een markt die flexibel en vraaggericht is, en tegelijkertijd ook voldoende schokbestendig is?
  3. Deelvraag II: Wat zijn mogelijke concrete instrumenten c.q. beleidsopties om de woningbouw en infrastructurele ontsluiting te faciliteren? De werkgroep wordt gevraagd om in ieder geval in te gaan op de volgende instrumenten:

    1. Subsidies om de woningbouw te stimuleren, incl. een mogelijk opkoopfonds;
    2. Fiscale maatregelen, zoals maar niet gelimiteerd tot overdrachtsbelasting, afschaffen vrijstellingen OZB of een planbatenheffing;
    3. Juridische instrumenten in het kader van ruimtelijke ordening zoals splitsen/omzetten, de aanwijzingsbevoegdheid door het Rijk of aanpassingen van het zelfrealisatieverweer en de erfpacht;
    4. Beleidsvoorstellen die zijn gedaan in het rapport “Cycliciteit van de woningmarkt”27;
    5. Eisen voor (nieuw)bouw zoals het Bouwbesluit of (gemeentelijke) bovenwettelijke eisen;
    6. Alternatieve bekostiging voor gebiedsontwikkeling of infrastructurele ontsluiting zoals tolheffing, tariefdifferentiatie of -opslag voor openbaar vervoer of lokale OZB heffing28;
    7. Afspraken met woningcorporaties over het aantal te bouwen woningen, waarbij ook de financiële positie van woningcorporaties wordt meegenomen.

    NB. Hierbij moet in ieder geval worden gekeken wat het effect is van de verschillende instrumenten op het verwachte woningaanbod en op welke termijn. Vallen er verder bijvoorbeeld uit de literatuur of de praktijk uit andere landen goede voorbeelden te halen die ook in Nederland ingevoerd zouden kunnen worden ten behoeve van de woningbouwopgave?

Grondslag

De budgettaire middelen vanuit het Rijk aan de aanbodkant van de woningbouw zijn op dit moment volledig incidenteel van aard. Daardoor is een grondslagopgaaf voor deze taakopdracht minder relevant. Voor de volledigheid gaat het dan in de huidige kabinetsperiode om de Woningbouwimpuls (incidenteel 1 mld. Euro gereserveerd) en enkele kleinere regelingen. Ook is er tijdens de huidige kabinetsperiode 7,5 mld. beschikbaar gesteld voor infrastructurele ontsluiting van woningbouw. Gezien de volledig incidentele grondslag is dit IBO uitgezonderd van de spelregel om een besparingsvariant uit te werken, maar dient wel gekeken te worden naar belasting-verhogende maatregelen.

Organisatie van het onderzoek

De werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van FIN, BZK, AZ, EZK, SZW en IenW. Ook worden DNB, CPB, PBL verzocht deel te nemen in de werkgroep. Stakeholders en externe experts worden op een passende manier betrokken. De werkgroep staat onder leiding van een onafhankelijke voorzitter. De voorzitter wordt ondersteund door secretarissen van FIN en BZK. Er wordt aan de werkgroep gevraagd om rond de jaarwisseling een (tussen)product op te leveren waar in ieder geval het instrument opkoopfonds in is uitgewerkt. De werkgroep start in september 2023 en rondt haar eindrapport uiterlijk in mei 2024 af. De omvang van het rapport is niet groter dan 50 bladzijden plus een samenvatting van maximaal 5 bladzijden.

Taakopdracht IBO Bedrijfsfinanciering

Aanleiding

Ondernemerschap is een drijvende kracht voor een sterke economie. Ondernemers zijn onder andere onmisbaar bij het aanpakken van maatschappelijke uitdagingen door middel van verduurzaming, innovatie en digitalisering. Hiervoor is goede toegang tot financiering een cruciale randvoorwaarde. In principe is het aan de markt om bedrijven van financiering te voorzien, omdat marktpartijen de risico’s het beste kunnen waarderen en beprijzen. Op een goed werkende bedrijfsfinancieringsmarkt is overheidsingrijpen niet nodig of zelfs verstorend. In de praktijk is te zien dat de bedrijfsfinancieringsmarkt zonder overheidsingrijpen niet altijd goed werkt (als gevolg van mogelijk marktfalen,29 systeemfalen of transitiefalen) waardoor het nodig is dat de overheid inspringt.

Het huidige bedrijfsfinancieringsbeleid is deels historisch gegroeid om verschillende knelpunten op de bedrijfsfinancieringsmarkt te adresseren. Het doel van het bedrijfsfinancieringsinstrumentarium is om de toegang tot financiering te vergroten voor (specifieke onderdelen van) het bedrijfsleven, evenals het bevorderen van de concurrentiekracht. In het huidige stelsel is dit instrumentarium verdeeld over een aantal departementen (elk met eigen aanleiding, opzet en doelen). Het is opportuun om periodiek het bedrijfsfinancieringsinstrumentarium integraal te evalueren op basis van de actuele ontwikkelingen.

Doelstelling

Het doel van dit interdepartementale beleidsonderzoek (IBO) is om integraal te beoordelen of het huidige bedrijfsfinancieringsbeleid het mogelijke marktfalen, het systeemfalen en de knelpunten op de bedrijfsfinancieringsmarkt op een doelmatige en doeltreffende wijze aanpakt. Hierbij wordt onderzocht of het huidige bedrijfsfinancieringsinstrumentarium het meest effectieve en efficiënte middel is om de beleidsdoelen te bevorderen. Er wordt ook aandacht geschonken aan de positie van kredietinstellingen binnen deze markt. Belangrijk is dat het IBO uiteindelijk op basis van de analyse concrete beleidsopties in kaart brengt.

Opdracht van de werkgroep

Het IBO behandelt twee kernvragen en meerdere deelvragen, benaderd vanuit de economische theorie van marktfalen en publieke belangen.

  1. Kan de hierboven beschreven publieke rol in het bedrijfsfinancieringslandschap doelmatiger en doeltreffender ingericht worden? Met daarbij een open en realistische blik op het huidige bedrijfsfinancieringsinstrumentarium, de ontwikkelingen van en op de financieringsmarkt, de wet- en regelgeving en het prudentieel toezicht voor de financiële sector.
  2. Welke rol heeft het bedrijfsfinancieringsbeleid of kan het bedrijfsfinancieringsbeleid hebben bij het bevorderen van de toegang tot financiering, de concurrentiekracht, en aanpalende maatschappelijke doelen?

Tijdelijke financierings- en schuldregelingen (ten behoeve van bijvoorbeeld de corona- en energiecrisis) vallen buiten de reikwijdte van dit IBO.

Bij de onderstaande deelvragen wordt gekeken naar de bestaande en toekomstige rol van de overheid in het bedrijfsfinancieringslandschap, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen vreemd vermogen en (quasi) eigen vermogen financiering. De analyse wordt niet uitgebreid naar het bredere ondernemers- of vestigingsklimaat, wel is dit natuurlijk de relevante context waarin dit beleid gezien moet worden.

  1. Hoe ziet het bedrijfsfinancieringslandschap en de bijbehorende regelgeving voor Nederlandse bedrijven eruit, zowel privaat als publiek?

    1. Hoe ziet het huidige bedrijfsfinancieringsinstrumentarium eruit?
    2. Hoe heeft de Nederlandse bedrijfsfinancieringsmarkt zich de afgelopen jaren (2008-2023) ontwikkeld? Hieronder valt de ontwikkeling van de vraag naar en aanbod van bankfinanciering en non-bancaire financiering. Hoe verhoudt dit zich in de Europese context, bijvoorbeeld ten aanzien van mededinging en de ontwikkelingen ten aanzien van de Kapitaalmarktunie (KMU).
    3. Wat is de invloed van het nastreven van andere maatschappelijke doelen die via ander instrumentarium worden nageleefd, zoals het borgen van financiële stabiliteit, het bevorderen van eigen woningbezit en het pensioenstelsel, op de hoeveelheid kapitaal die beschikbaar is, én komt, voor het bedrijfsleven?
    4. Welke beleidsontwikkelingen in het prudentieel toezicht en wet- en regelgeving voor de financiële sector speelden een rol in de ontwikkeling van de Nederlandse financieringsmarkt in de afgelopen jaren (2008-2023)? Welke ontwikkelingen speelden omtrent het beleid om knelpunten op de financieringsmarkt voor ondernemers weg te nemen? Denk hierbij aan het financieel toezicht (DNB, AFM, Basel, Wft en Wwft), het insolventierecht, eigendomsrecht en zekerhedenrecht en het mededingingstoezicht (ACM). Wat is het effect van de ontwikkelingen op de vraag en het aanbod van financiering en wat is het effect op de marktwerking? Hoe verhoudt de Nederlandse (implementatie van) wet- en regelgeving zich tot andere vergelijkbare landen?
    5. Hoe verhoudt het huidige Nederlands bedrijfsfinancieringsinstrumentarium voor de verschillende groepen, het grootbedrijf, brede mkb en het innovatieve mkb (start- en scale-ups) zich tot dat in andere vergelijkbare landen? Bij de analyse wordt ook de beschikbaarheid van instrumenten in EU-verband betrokken, evenals inzichten uit relevante rapporten zoals het Comité van Ondernemerschap.
    6. Op welke knelpunten en beleidsdoelen heeft het financieringsbeleid zich gericht en in hoeverre zijn de knelpunten verholpen en doelen geadresseerd? Is het huidige beleid doeltreffend en doelmatig?
    7. In hoeverre is overheidsingrijpen gerechtvaardigd en welke toegevoegde waarde kan het bedrijfsfinancieringsinstrumentarium daarbij hebben t.o.v. de markt en ander overheidsinstrumentarium?
  2. Welk beleid is het meest geschikt voor het borgen van aan bedrijfsfinanciering te relateren publieke belangen via het bedrijfsfinancieringsinstrumentarium?

    1. Komen er vormen van markt- en systeemfalen voor op de Nederlandse bedrijfsfinancieringsmarkt en zo ja, welke?
    2. Bij welke vormen van markt- en systeemfalen is overheidsingrijpen gerechtvaardigd vanuit de optiek van het publieke belang, rekening houdend met mogelijk overheidsfalen?
    3. In hoeverre is een gelijkwaardig internationaal speelveld van belang bij de inrichting van het Nederlandse bedrijfsfinancieringsinstrumentarium?
    4. Welke rol heeft het bedrijfsfinancieringsinstrumentarium in het bevorderen van maatschappelijke doelen?
    5. Hoe zou het Nederlandse bedrijfsfinancieringsinstrumentarium in de ideale situatie (geredeneerd vanuit een blanco vel papier) vormgegeven kunnen worden om de markt- en systeemfalen (of de gevolgen daarvan) te voorkomen en de beleidsdoelen te bevorderen?
    6. Wat zijn de voor- en nadelen van het bestaande bedrijfsfinancieringsinstrumentarium voor de financiële sector gezien de ontwikkeling van de financieringsmarkt, het prudentieel toezicht en de wet- en regelgeving?

    Voor de onderstaande vragen wordt vanuit doelmatigheid en doeltreffendheid van de instrumenten geredeneerd.

  3. Welke mogelijkheden zijn er om het stelsel te verbeteren (door een vergelijking te maken van het huidig instrumentarium uit deelvraag 1 met de ideale inrichting uit deelvraag 2)?

    1. In hoeverre kunnen niet-financiële elementen (w.o. wet- en regelgeving) bijdragen aan goed ingerichte randvoorwaarden, voor het optimaal functioneren van de bedrijfsfinancieringsmarkt, zodat ondernemers passende toegang hebben tot financiering?
    2. In hoeverre zijn verschillende typen publieke regelingen, fondsen en deelnemingen complementair aan elkaar? In welke mate overlappen ze en is deze mate van overlap wenselijk, mede bezien vanuit een Europese en internationale focus?
    3. Is ontvlechting of stroomlijning van de verschillende typen publieke regelingen, fondsen en deelnemingen wenselijk?
    4. Welke mogelijkheden zijn er om de doelmatigheid en doeltreffendheid van het bedrijfsfinancieringsinstrumentarium te vergroten door aanpassing en stroomlijning?
    5. Is het huidige stelsel logisch, doelmatig en doeltreffend in de uitvoering?

Grondslag

Op hoofdlijnen is de grondslag verdeeld onder meerdere departementen. Hieronder is een overzicht van deze instrumenten opgenomen. In dit IBO worden beleidsopties in kaart gebracht. Er wordt een budget neutrale variant, één besparingsvariant van ‒ 10% tot ‒ 20% en één intensiveringsvariant van +10% tot +20% uitgewerkt.30 De besparing of intensivering an sich is niet het doel van het IBO. Het gaat om de mogelijke verbetering van het gehele stelsel. Gedane (meta-)evaluaties en aankomende evaluaties van beleidsinstrumenten zullen niet worden herhaald, maar de conclusies zullen dienen als input voor de integrale beoordeling van dit IBO. Hieronder volgt per departement een puntsgewijze opsomming van in elk geval relevante instrumenten en (fiscale) regelingen.

EZK kent de volgende relevante instrumenten:

  1. Qredits
  2. ROMs
  3. Borgstelling MKB Kredieten (BMKB) (garanties)
  4. Groeifaciliteit (garanties)
  5. Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) (garanties)
  6. Vroege Fase Financiering (VFF)
  7. Innovatiekredieten
  8. Seed Capital regeling
  9. Dutch Venture Initiative (DVI)
  10. Dutch Future Fund (DFF) (Uitvoerder EIF)
  11. Deep Tech Fund (Uitvoerder Invest-NL)
  12. Dutch Alternative Credit Instrument  (DACI) (Uitvoerder EIF)

Financiën kent verschillende relevante instrumenten en (fiscale) regelingen:

  1. Exportkredietverzekering (EKV)31
  2. InvestNL32
  3. Innovatiebox
  4. Afdrachtvermindering loonbelasting en korting inkomstenbelasting (WBSO)
  5. MKB-winstvrijstelling
  6. Energie-investeringsaftrek (EIA)
  7. Milieu-investeringsaftrek (MIA)
  8. VAMIL
  9. Landbouwvrijstelling in de winstsfeer

Daarnaast kent BZ/BHOS ook enkele relevante instrumenten:

  1. (Internationaal) Maatschappelijk verantwoord ondernemen
  2. Programma Internationaal ondernemen
  3. Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) (ondergebracht bij Invest International)33
  4. Dutch Good Growth Fund (DGGF) (ondergebracht bij Invest International)

Tot slot kent LNV nog enkele relevante instrumenten:

  1. Het nationaal Groenfonds
  2. Borgstelling MKB-Landbouwkredieten Bijdrage borgstellingsreserve
  3. Borgstelling MKB-Landbouwkredieten Verliesdeclaraties borgstellingsfaciliteit

Organisatie van het onderzoek

De werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van EZK, FIN, AZ, BZ, SZW en LNV. CPB en CBS worden ook verzocht om deel te nemen. Daarnaast kunnen expertsessies worden georganiseerd met DNB, AFM en ACM en andere relevante instituten of personen. De werkgroep staat onder leiding van een onafhankelijk voorzitter. De voorzitter wordt ondersteund door secretarissen van de ministeries van FIN en EZK. Het onderzoek start in september 2023. De werkgroep rondt haar eindrapport af voor juni 2024.

Taakopdracht IBO Doelmatig hoger onderwijs

Aanleiding

De Nederlandse overheid streeft naar een toegankelijk, kwalitatief hoogwaardig en doelmatig hoger onderwijs. Dit betekent kwalitatief hoogwaardig en toegankelijk onderwijs met een zo doelmatig mogelijke inzet van middelen. Deze drie doelen zijn verbonden met elkaar en kunnen ook op gespannen voet met elkaar staan.

De instroom in het hoger onderwijs heeft de afgelopen twintig jaar te maken gehad met grote groei, maar in de toekomst is de verwachting dat het aantal studenten zal gaan dalen (met name in het hbo, terwijl het aantal studenten in het wo in de toekomst nog lijkt te stijgen) en deze ontwikkelingen kunnen sterk verschillen tussen regio’s. Daarnaast is sprake van langdurige arbeidsmarktkrapte, met name in de sectoren zorg, onderwijs en de techniek die bijvoorbeeld relevant is voor de beoogde energietransitie. Terwijl de arbeidsmarkt roept om extra arbeidskrachten, doet een deel van de studenten in het hoger onderwijs relatief lang over het behalen van het diploma.34

Wat betekenen deze ontwikkelingen voor de rol van het hoger onderwijs en de manier waarop er vanuit de instellingen zelf en de overheid gestuurd wordt op een doelmatig hoger onderwijs?

Zo beïnvloeden de demografische ontwikkelingen de doelmatigheid van het hoger onderwijs(aanbod). Aan de ene kant leidt de toename van studenten bij bepaalde studies tot capaciteitsproblemen. Aan de andere kant leidt de afname van studenten in het hbo ertoe dat het verzorgen van een dekkend onderwijsaanbod in bepaalde regio’s moeilijker wordt. De grote (toekomstige) arbeidsmarktkrapte roept daarnaast de vraag op of – in combinatie met de demografische ontwikkelingen – het opleidingsaanbod vanuit maatschappelijk perspectief gezien nog voldoende aansluit bij de arbeidsmarktvraag.

De onderwijsinstellingen plegen op allerlei manieren inzet om met het onderwijs zo goed mogelijk in te spelen op de genoemde ontwikkelingen. Het hoger onderwijs heeft daarbij niet alleen een rol in het accommoderen van bestaande maatschappelijke en arbeidsmarktgerelateerde verwachtingen, maar hoort die verwachtingen ook, in het licht van haar academische vrijheid, kritisch te bevragen en soms te veranderen. Een responsieve, wendbare universiteit of hogeschool weet daar een goede balans in te vinden.35

De overheid heeft ook verschillende mogelijkheden om te sturen op doelmatigheid in het hoger onderwijs. Dit kan bijvoorbeeld via wetgeving, bestuurlijke afspraken en vormen van bekostiging. Ook wordt beleid gevoerd ten borging van de macrodoelmatigheid, zijnde de aansluiting van opleidingen op de behoefte van de arbeidsmarkt, maatschappij en wetenschap en de mate waarin hoger onderwijsinstellingen samenwerken aan een voldoende dekkend en divers aanbod en een doelmatige taakverdeling daarin. Bovengenoemde ontwikkelingen roepen de vraag op of de huidige beleidsinstrumenten, bijvoorbeeld de macrodoelmatigheidstoets, nog wel passend zijn.

De sturing van de overheid op de doelmatigheid van het hoger onderwijs staat centraal in dit IBO. Dit IBO beoogt de vraag te beantwoorden op welke manier de sturing op de doelmatigheid van het hoger onderwijs kan worden verbeterd met het oog op deze ontwikkelingen.

Opdracht aan de werkgroep

De hoofdvraag voor dit IBO is:

Hoe kan de sturing op de doelmatigheid van het hoger onderwijs worden verbeterd, in het licht van ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en demografische en regionale ontwikkelingen (zoals krimp van het aantal jongeren en structurele krapte)?

Vragen daarbij zijn:

Beschrijving van relevante trendmatige demografische en regionale ontwikkelingen en trendmatige ontwikkelingen op de arbeidsmarkt

  1. Welke demografische ontwikkelingen hebben impact op het hoger onderwijs?
  2. Welke regionale ontwikkelingen hebben betrekking op het hoger onderwijs?
  3. Wat zijn de verwachte arbeidsmarktontwikkelingen in (inter)nationaal perspectief en hoe sluit het hoger onderwijs daarop aan?

(Macro)doelmatigheid van het stelstel

  1. Wat wordt verstaan onder de doelmatigheid van het hoger onderwijs?
  2. Welke rol heeft het hoger onderwijs bij het sturen op doelmatigheid en hoe vult het hoger onderwijs haar rol in, ten aanzien van de genoemde ontwikkelingen?
  3. Wat betekent dit voor de rol van de overheid in de sturing op doelmatigheid?
  4. Op welke manieren wordt vanuit de overheid gestuurd op de (macro)doelmatigheid van het hoger onderwijs? Aan welke knoppen kan worden gedraaid ten behoeve van de doelmatigheid?

    1. Denk in ieder geval aan macrodoelmatigheidsbeleid nieuw en bestaand opleidingsaanbod, sectorplannen, studiekeuze(informatie), financiële maatregelen, numerus fixus, LLO-beleid.
  5. Specifiek over bekostiging: In hoeverre zetten de verschillende onderdelen van de bekostiging36 van het hoger onderwijs aan tot doelmatigheid (zoals gedefinieerd en afgebakend in dit onderzoek)? En welke invloed hebben financiële ontwikkelingen op de doelmatigheid gehad?
  6. In hoeverre wordt in het sturingsinstrumentarium nu al rekening gehouden met de genoemde ontwikkelingen?
  7. Wat zijn de gewenste en ongewenste effecten van deze sturingsinstrumenten?

Relevante overwegingen/vragen ten aanzien van verbetering van de sturing op doelmatigheid

  1. In hoeverre kan de sturing vanuit de onderwijsinstellingen en de overheid op de (macro)doelmatigheid van het hoger onderwijs worden verbeterd, mede in het licht van deze ontwikkelingen?
  2. Zijn er betere alternatieven mogelijk om de doelmatigheid op lange termijn te borgen? Hierbij worden in ieder geval de volgende subvragen beantwoord:

    1. Hoe gaan we om met kleine opleidingen die wel van groot maatschappelijk, wetenschappelijk en of regionaal belang zijn of juist grote opleidingen die tegen capaciteitsproblemen aanlopen?
    2. Is de stelselbenadering nog steeds passend of is meer aandacht voor regionale en sectorale verschillen in onze sturing van belang?
    3. Zou er meer moeten worden gestuurd op specialisering van het opleidingsaanbod vanuit instellingen of is juist een bredere portefeuille doelmatiger?
    4. Welke rol speelt de verwevenheid van onderwijs en onderzoek hierbij?
    5. Met het oog op genoemde ontwikkelingen, is het wenselijk om meer te sturen op onderwijslocatie / spreiding van opleidingen?
    6. Welke factoren zijn van invloed op de studiekeuze van een student? Is het met het oog op de beschreven ontwikkelingen wenselijk om daar meer op te sturen?
    7. Wat betekent meer sturing op opleidingsaanbod en studiekeuze voor de studiekeuzevrijheid en toegankelijkheid en de autonomie van de instellingen? Wat zijn de afruilen hierin in termen van maatschappelijke kosten en baten?
    8. Is het wenselijk om meer inzet te plegen om het studentensucces te verhogen en welke factoren zijn daarop van invloed?
    9. Zijn er vanwege bovenstaande ontwikkelingen redenen om de manier waarop het hoger onderwijs wordt bekostigd aan te passen?

Mogelijke beleidsopties ter verbetering van de sturing op doelmatigheid

  1. Wat zijn de mogelijke beleidsopties gelet op bovengenoemde overwegingen?
  2. Aspecten die bij de opties in elk geval in kaart kunnen worden gebracht: inhoudelijke gevolgen voor onderwijs en onderzoek, budgettaire gevolgen, gevolgen voor uitvoerbaarheid, verwachte gedragseffecten van de opties en verwachte effecten voor specifieke groepen (zoals studenten, docenten en medewerkers van universiteiten en hoge scholen).

Grondslag

Onderwijsbegroting Artikel 6 en 7 Hoger Onderwijs. De totale begroting voor hoger onderwijs bedraagt in 2023 11,7 miljard euro . Het IBO zal concrete beleidsopties in kaart brengen.

Organisatie van het onderzoek

De werkgroep bestaat uit leden van AZ, OCW, FIN, SZW, EZK, VWS en BZK. CPB en SCP worden verzocht deel te nemen. De werkgroep staat onder leiding van een onafhankelijk voorzitter. De voorzitter wordt ondersteund door secretarissen van de ministeries van FIN en OCW. Daarnaast kunnen bijvoorbeeld externe experts worden geraadpleegd. Het onderzoek start uiterlijk in oktober. De werkgroep rondt haar eindrapport uiterlijk juni 2024 af.

Het IBO houdt rekening met lopend verwant onderzoek, zoals onderzoek in het kader van de toekomstverkenning hoger onderwijs (zoals het traject Talentvraag 2040) en de motie-Van der Woude, die vraagt naar een analyse van verschillende bekostigingsscenario’s. Het IBO is erop gericht om overlap te voorkomen, maar kan juist gebruik maken van input uit dit onderzoek, of eventuele vervolgvragen beantwoorden. De werkgroep kan daarom in de startnotitie de precieze vraagstelling en afbakening aan de hand van de resultaten hiervan nader invullen.

De IBO spelregels zijn van toepassing, die beschrijven dat de beleidsopties of -varianten in de regel budgetneutraal zijn. Er wordt in dit IBO tenminste één besparingsvariant (-10 tot ‒ 20%) uitgewerkt en één intensiveringsvariant, waarbij het principe van ‘comply or explain’ geldt.

Taakopdracht IBO Pensioenopbouw

Inleiding

Met de Wet toekomst pensioenen (Wtp) wordt het pensioenstelsel persoonlijker en transparanter, en sluit het beter aan op de veranderende arbeidsmarkt. Deze wet biedt naar verwachting echter nog onvoldoende oplossing voor de grote groep werknemers (vast/flex) en zelfstandigen zonder pensioen of met te weinig pensioenopbouw.37,38 Per amendement (bij de Wtp) is de ambitie aan de wet toegevoegd om de ‘witte vlek’39 te halveren, met daarbij een zorgplicht voor de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen. Als bij een tussenevaluatie in 2025 blijkt dat dit doel onvoldoende op schema ligt, zal op basis van dit amendement in het kader van aanvullende maatregelen een algemene pensioenplicht moeten worden onderzocht. Bovendien zijn de verschillen in pensioenopbouw tussen groepen mensen – huizenbezitters en huurders, zelfstandigen en werknemers – groot.

Werkenden zonder of met een lage pensioenopbouw lukt het niet in alle gevallen om een bepaalde levensstandaard vast te houden na pensionering (een van de doelen van het pensioenstelsel). Zij kunnen te maken krijgen met een sterke inkomensterugval, waar ze zelf mogelijkerwijs niet op geanticipeerd hebben en daarmee financiële kwetsbaarheid. Zij doen dan in een latere levensfase vaker een beroep op inkomensafhankelijke regelingen en toeslagen. Geen, of te weinig pensioenopbouw40 zorgt daarmee voor druk op de overheidsfinanciën. De verwachting is dat dit in de toekomst zal toenemen wanneer grote groepen zonder adequate pensioenopbouw de AOW-gerechtigde leeftijd bereiken (denk bijvoorbeeld aan de toename in de afgelopen 20 jaar van het aantal zelfstandigen, die nu nog niet de pensioengerechtigde leeftijd hebben behaald). 

Aan de andere kant bouwt een groep Nederlanders tijdens het werkende leven juist relatief veel illiquide vermogen op in de vorm van pensioen, eigen woning of onderneming terwijl op dat moment ook het consumptiepatroon vanuit de levensloop bezien hoger ligt. Daarbij ontvangen mensen met hoge lonen gedurende hun loopbaan relatief meer fiscale subsidie op een relatief hoge pensioenopbouw. Na pensionering, wanneer uitgaven aan kinderen en woonlasten gemiddeld genomen lager liggen, heeft deze groep dan relatief veel te besteden.41 De illiquiditeit van pensioenopbouw tijdens het werkende leven zorgt daarnaast voor verminderd aanpassingsvermogen van huishoudens in tijden van crisis. Het gevolg daarvan was dat er tijdens de financiële crisis relatief grote en procyclische economische fluctuaties waren.42

Doel van het IBO en opdracht aan de werkgroep

Op dit moment zijn de consequenties van geen of weinig pensioenopbouw niet in kaart gebracht. Ook geeft de huidige ‘druk op de overheidsfinanciën’ vanwege geen of een te lage pensioenopbouw geen accurate weergave voor de toekomst omdat de arbeidsmarkt in de tussentijd is veranderd: de toenemende groep arbeidsmigranten heeft een onvolledige AOW-opbouw en mogelijk ook geen aanvullend pensioen, en daarnaast maken zelfstandigen ook een steeds groter onderdeel uit van de beroepsbevolking. Tenslotte legt het nieuwe pensioenstelsel meer nadruk op de eerste jaren van pensioenopbouw. Dit terwijl jongeren zijn oververtegenwoordigd in de witte en grijze vlek (wel actieve opbouw, maar te weinig), waardoor de ‘grijze vlek problematiek’ een groter effect kan gaan hebben. 

Het doel van het IBO is te onderzoeken of de pensioenopbouw ‘in balans’ is, en in het geval dat dat niet zo is in kaart te brengen wat de consequenties daarvan zijn en wat concrete beleidsopties zijn om deze balans te beïnvloeden.43 Dat wordt onderzocht binnen twee deelonderwerpen. Ten eerste, het beter inzichtelijk maken van de verwachte pensioenopbouw (1ste, 2de, 3de en 4de pijler)44 van alle werkenden. Daarbij aangeven of een vervangingsratio van 75 procent voor alle werkenden passend is, en welke groepen het niet lukt deze vervangingsratio te behalen, en bezien wat een ‘passende’ vervangingsratio zou kunnen zijn (al dan niet gedifferentieerd voor verschillende inkomensgroepen).45 Ten tweede, het volledig in kaart brengen van de gevolgen voor de overheidsfinanciën op de lange termijn. Zowel de gevolgen van de groepen waarvan de pensioenopbouw niet adequaat is als de gevolgen van de groep die (fiscaal gestimuleerd) overspaart. Voor beide doelen worden concrete en toepasbare beleidsopties uitgewerkt. Daarbij wordt tenminste een pensioenplicht met minimale inleg onderzocht en een optie om fiscaal gestimuleerd oversparen te beperken. Conform de IBO-spelregels wordt tenminste één besparingsvariant van ‒ 10 tot ‒ 20% uitgewerkt.

Grondslag

SZW begroting artikel 8: Oudedagsvoorzieningen

  1. Overbruggingsregeling AOW (OBR)
  2. Algemene Ouderdomsverzekering (AOV) (Caribisch Nederland)
  3. Algemene Ouderdomswet (AOW)
  4. Inkomensondersteuning AOW (IOAOW)

Extracomptabele fiscale regelingen:

  1. Pensioen niet-belaste premie
  2. Pensioen belaste uitkering
  3. Pensioen vrijstelling box 3
  4. Lijfrente premieaftrek
  5. Lijfrente belaste uitkering
  6. Lijfrente vrijstelling box 3
  7. Nettopensioen en nettolijfrente

Organisatie van het onderzoek

De werkgroep bestaat uit vertegenwoordigers van AZ, FIN, SZW, EZK en BZK. Ook worden experts van CPB en DNB verzocht om deel te nemen in de werkgroep. De werkgroep staat onder leiding van een onafhankelijke voorzitter. De voorzitter wordt ondersteund door secretarissen van FIN en SZW. Het onderzoek start in september 2023. De werkgroep rondt haar eindrapport uiterlijk mei 2024 af. Indien gewenst kan een tussenrapportage voor de kerst 2023 worden opgeleverd. De omvang van het rapport is niet groter dan vijftig bladzijden plus een samenvatting van maximaal vijf bladzijden.

Taakopdracht IBO Problematische schulden

Aanleiding

In 2021 had 7,6 procent van de Nederlandse huishoudens geregistreerde problematische schulden.46 Dat percentage is sinds 2015 nauwelijks gedaald, ondanks economische voorspoed en dalende armoede. De snelle stijging van de energierekening, de gestegen inflatie, de na-ijleffecten van de coronacrisis en de oplopende rente kunnen de financiële positie van huishoudens (verder) verslechteren. Mede hierdoor kan de bestaanszekerheid van mensen onder druk komen.

De maatschappelijke gevolgen van problematische schulden en hoe we daar mee omgaan zijn substantieel. Kredietverstrekkers zijn doorgaans goed beschermd, wat bijdraagt aan hun stabiliteit. De signaalwerking die hiervan uit gaat, kan de betalingsmoraal versterken.47 Daar staat tegenover dat huishoudens die in de problemen komen veelal veel stress ervaren, wat kan leiden tot het nemen van minder goede beslissingen  en mentale en fysieke klachten. Dat terwijl huishoudens ook (deels) buiten hun schuld om in de schulden kunnen raken, bijvoorbeeld door een samenloop met levensgebeurtenissen (e.g. overlijden partner), of met andere problematiek (e.g. laaggeletterdheid of gezondheidsproblemen). Uit pogingen de maatschappelijke kosten en baten van onze omgang met (problematische) schulden te kwantificeren blijkt dat er potentieel ruimte is voor substantiële welvaartswinst.48

Mede naar aanleiding hiervan is de (demissionaire) minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen in 2022 gestart met de kabinetsaanpak geldzorgen, armoede en schulden. Het plan bevat een breed pakket aan maatregelen, met ambitieuze doelen. Het kabinet beoogt het aantal huishoudens met problematische schulden in 2030 te halveren ten opzichte van 2015.49 Om dat te bereiken worden reeds meerdere maatregelen getroffen. Zo wordt de lengte van Wsnp- en Msnp-trajecten ingekort tot 1,5 jaar, wordt er ingezet op aanbieden van meer schuldentrajecten, ook voor jongeren en zelfstandigen, en wordt gewerkt aan het onderzoeken van een breed moratorium. We zien, ook in het licht van het nauwelijks afnemende aandeel huishoudens met problematische schulden, ruimte voor een IBO dat kijkt naar het totaalbeeld en de samenhang van deze maatregelen en dat aanvullende opties verkent die in het maatschappelijk debat worden genoemd. Ook kan een IBO breder reflecteren op de rol van schulden en betalingsverplichtingen in de samenleving.

Opdracht aan de werkgroep

Doel van het IBO is om meer inzicht te krijgen in (i) het ontstaan, de opstapeling van en de gevolgen van problematische schulden bij huishoudens en (ii) de effectiviteit van schuldhulpverlening, en om (iii) beleidsopties te schetsen. Met als doel om in samenhang met het lopende beleid:

  1. Inzicht te krijgen in welke schulden en betalingsverplichtingen maatschappelijk gezien toegevoegde waarde hebben
  2. Problematische schulden te voorkomen
  3. Problematische schulden sneller te signaleren en op te lossen

Om tot beleidsopties te komen, zal de werkgroep gevraagd worden om in ieder geval de onderstaande thema’s te onderzoeken. Om de praktische toepasbaarheid van beleidsopties te borgen, zal de werkgroep daarbij expertise uit de praktijk bij het IBO betrekken. Bij verschillende onderzoeksvragen zijn er recent verkenningen uitgevoerd. De insteek is om aanvullend te zijn ten opzichte van het bestaande materiaal. Bij onderstaande vragen is een internationaal perspectief mogelijk ook nuttig.

Nut en noodzaak van schulden en oorzaken problematische schulden

  1. Wanneer is kredietverstrekking/leningen ‘nuttig’ (welvaartsverhogend) voor een huishouden, en wanneer ook voor de maatschappij als geheel? Zijn er vormen van kredietverlening (of situaties waarin leningen worden aangegaan) waarvan we vanuit economische theorie zouden stellen dat ze minder nuttig zijn? Is het wenselijk dat huishoudens (relatief kleine) leningen (kunnen) afsluiten voor consumptieve goederen?
  2. Hoe wijdverspreid is het hebben van kredieten en (problematische) schulden?

    1. Hoe veel huishoudens hebben ze, hoe groot zijn ze, en waar worden ze voor gebruikt (hypothecair, consumptief, BNPL, uitgesteld betalen, etc.).
    2. Voor welke productcategorieën staan consumptieve schulden zoal uit?
    3. Welk deel van schulden is problematisch? Hoe en waar ontstaan problematische schulden? Hoe is de schuld verdeeld tussen ‘originele schuld’ en opbouw van rente en boetes? Wat zijn kenmerken van huishoudens met problematische schulden? Welke rol spelen andere maatschappelijke actoren hierin, zoals de overheid (als schuldeiser), deurwaarders of kredietverstrekkers?
  3. Wat zijn de actuele maatschappelijke- (waaronder bedrijfskosten) en overheidskosten van problematische schulden bij huishoudens?50
  4. Welk effect heeft het huidige (schulden)beleid op de betalingsmoraal?
  5. Op welke manieren worden problematische schulden niet-problematisch? Hoeveel mensen vragen bij problematische schulden jaarlijks om hulp aan gemeenten en hoeveel mensen vragen niet om hulp? En hoeveel mensen ronden een hulpvorm succesvol (een concrete problematische schuldensituatie is (duurzaam) opgelost) af? Hoe lang duurt het tot mensen zich melden, geholpen worden, en van de schulden af zijn?

Beleidsopties (in aanvulling op het huidige beleid en de kabinetsaanpak geldzorgen, armoede en schulden)

  1. Hoe kan het aantal/de fractie huishoudens met problematische schulden verder worden teruggebracht, dan wel worden voorkomen?
  2. Hoe is de balans tussen rechten voor crediteuren en debiteuren, waarom is die balans op die manier, zijn er alternatieven en wat zijn de gevolgen en risico’s van een alternatieve balans, ook voor de stabiliteit van het financiële stelsel?
  3. Hoe werkt de keten van (vroegsignalering tot) schuldsanering in de praktijk? In hoeverre verschillen de Msnp en Wsnp van elkaar, en is het wenselijk deze meer in lijn te brengen? Is het optimaal om de beleidsverantwoordelijkheid over meerdere ministeries te verdelen?
  4. Zijn er verschillen in (het bereik van) schuldhulptrajecten tussen gemeenten? Wat zijn de voor- en nadelen van een gelijke toegang van schuldenaars tot gemeentelijke schuldhulpverlening en hoe kan dit geborgd worden?
  5. Zijn er lessen te trekken over de omgang met (problematische) schulden uit andere landen, zowel in het beleid als in de uitkomsten daarvan?
  6. Wat zijn de voor- en nadelen van het wijzigen van de rechtspositie van schuldeisers, schuldenaren en de overheid (waaronder de Belastingdienst)?
  7. Waarom daalt het aantal Wsnp-trajecten en persoonlijke faillissementen? Hoe werken de Wet homologatie onderhands akkoord (WHOA) of de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (WGS) hierop in?
  8. Is het wenselijk de toegankelijkheid van de Wsnp te verbreden, bijvoorbeeld tot iedereen met problematische schulden?
  9. Kunnen de prikkels die uitgaan van de Wsnp worden verfijnd? Bijvoorbeeld kwijtschelding na goed gedrag, differentiatie in duur voor kwijtschelding tussen goed en slecht gedrag (zoals tijdig aflossen van een deel van de schuld)? En welke positieve en negatieve effecten en risico’s gaan hiermee gepaard?

Hierbij kan gebruik gemaakt worden van bestaand en lopend onderzoek, zoals de evaluatie van vroegsignalering (verwacht in 2024), het onderzoek Vergroten bereik schuldhulp (samenwerkingsverband NVVK, VNG, Divosa en SZW),51 onderzoek positie schuldeisers bij schuldregelingen en wettelijk schuldsaneringen, evaluatie WHOA, monitor Wsnp, rapportages door Aanjager aanpak problematische schulden van ondernemers Tideman, Van schuld naar schone lei (RVS) en onderzoek naar preferentie binnen schuldregelingen.

Grondslag

De beleidsopties die uit dit IBO naar voren komen hebben mogelijk gevolgen voor overheidsuitgaven. Vooral indirecte besparingen zijn potentieel substantieel: zo verhogen de problematische schulden de uitgaven aan uitkeringen met 6 mld. euro en de ziektekosten met 2 mld. euro (SZW 2011). Daarnaast verhogen zij de kosten die de overheid maakt door het verhalen van schulden op burgers. Denk aan vorderingsoverzichten, incassokosten en de kosten van deurwaarders. Het ligt voor de hand deze effecten waar mogelijk te ramen. De rechtstreeks relevante budgettaire middelen van overheden zijn bescheidener: ongeveer 50 mln. euro voor armoede en schulden bij SZW, uitgaven van gemeenten (Gemeentefonds, onbekend bedrag, recentelijk nog 40 mln struc toegevoegd aan het GF) en bij J&V uitgaven voor Wsnp-trajecten (ruim 10 mln.) en de Rechtspraak voor Wsnp-zaken en schuldenbewinden (circa 25 mln.).52 Gezien de beperkte directe grondslag ligt een besparingsvariant conform de IBO-spelregels niet voor de hand. Wel dient het IBO varianten in kaart te brengen die kunnen leiden tot substantiële indirecte besparingen.  Beleidsopties kunnen leiden tot hogere directe uitgaven. De business case zit dan in het effect op de lagere indirecte uitgaven. Zie betalingsregeling die CJIB heeft.

Organisatie van het onderzoek

De werkgroep bestaat uit leden van AZ, FIN, J&V, SZW en BZK. Ook wordt het SCP verzocht deel te nemen in de werkgroep. EZK draagt bij als lid van een klankbordgroep. De werkgroep staat onder leiding van een onafhankelijk voorzitter. De voorzitter wordt ondersteund door secretarissen van de ministeries van FIN, SZW en J&V. Daarnaast zullen medeoverheden actief worden betrokken bij het traject en andere experts regelmatig worden geraadpleegd. Het onderzoek start in oktober. De werkgroep rondt haar eindrapport uiterlijk mei af.

Politieke besluitvorming

Hieronder wordt ingegaan op de voortgang van de politieke besluitvorming over de resultaten van de rondes 2020 tot en met 2023.

Ronde 2022-2023

In de ronde 2022-2023 zijn IBO’s opgestart naar Klimaat, Biodiversiteit en de Toekomstbestendigheid van het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). Het IBO Klimaat en het IBO Biodiversiteit zijn inmiddels afgerond.

IBO Klimaat

Het IBO-rapport «Scherpe doelen, scherpe keuzes» is op 13 maart 2023 direct na afronding, zonder kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden.53 Dit voorjaar heeft het kabinet een besluit genomen over een integraal pakket aanvullende klimaatmaatregelen, waarbij zowel is gekeken naar normering, beprijzing als subsidiëring (via het Klimaatfonds). Daarin zijn de resultaten van dit IBO meegenomen.54

IBO Biodiversiteit

Het IBO-rapport «Snel aan de slag!» is vanwege de demissionaire status van het kabinet zonder kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden.

Ronde 2021-2022

IBO Publieke investeringen in een politiek-bestuurlijke context

Het IBO-rapport «Waar voor ons geld» is op 18 juli 2022 met kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden.55 Hierin kondigde de minister van Financiën aan dat de werkwijze en de instrumenten overprogrammering en het investeringsplafond worden geëvalueerd om te borgen dat het doel van het beleid centraal staat. Daarnaast meldde het kabinet voornemens te zijn in de departementale begrotingen, jaarverslagen, de Miljoenennota en het Financieel Jaarverslag van het Rijk te rapporteren over investeringen uit het Coalitieakkoord die onder het investeringsplafond vallen. In de Miljoenennota 2023 is dit voornemen tot uitvoering gebracht in Bijlage 1. Tot slot zei het kabinet toe bij de wetvoorstellen en de bijbehorende memorie van toelichting voor het Klimaatfonds en het Transitiefonds heldere keuzes maken over de vormgeving van de fondsen.

IBO Vermogensverdeling

Het IBO-rapport «Licht uit, spot aan: de vermogensverdeling» is direct na het gereedkomen op 8 juli 2022 aan de Tweede Kamer aangeboden.56 De kabinetsreactie volgde bij Prinsjesdag 2022 (20 september 2022), zoals aangegeven bij de aanbieding van het rapport aan de Tweede Kamer.57 In de Voorjaarsnota 2022 kondigde het toenmalige kabinet aan op basis van dit IBO en de evaluatie van de  bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) te kijken naar de wijze waarop de verhouding tussen lasten op vermogen en arbeid meer in balans kan worden gebracht.58 Het kabinet hanteert hierbij een gefaseerde aanpak. Met het pakket aan maatregelen in het Belastingplan 2023 heeft het kabinet een belangrijke stap gezet in het evenwichtiger belasten van inkomen uit arbeid en inkomen uit vermogen en in het herstel van het globale evenwicht in de belasting van verschillende werkenden.59 Verder gaat het kabinet zich de komende jaren inzetten om opmerkelijke belastingconstructies en oneigenlijk gebruik van fiscale regelingen aan te pakken. Hiervoor geldt een taakstellende opdracht oplopend van 162 miljoen euro in 2024 tot structureel 550 miljoen euro vanaf 2027. Onderdeel daarvan is in ieder geval het standaard aanmerken van verhuurd vastgoed als beleggingsvermogen in de BOR in de schenk- en erfbelasting en de doorschuifregeling (DSR) in de inkomstenbelasting. In het Belastingplan 2023 is al een eerste concrete stap gezet in het aanpakken van belastingconstructies door voor periodieke giften een plafond in te voeren van 250.000 euro.60 Daarnaast is het kabinet begonnen met het jaarlijks opstellen van een lijst met opmerkelijke belastingconstructies die als bijlage mee wordt gestuurd bij de Voorjaarsnota en heeft het kabinet het CBS verzocht jaarlijks tegelijk met de Voorjaarsnota een infographic met relevante figuren te publiceren. Ook werkt het kabinet aan continue verbetering van benodigde data voor monitoring en evaluaties. Tot slot acht het kabinet het van belang om voortdurend kritisch te blijven kijken naar het belastingstelsel en daarmee ook de vormgeving van het boxenstelsel. Het kabinet neemt dan ook de aanbeveling uit het IBO ter harte om de herziening van het boxenstelsel te onderzoeken en daarbij de vraag of het mogelijk is om tot een stelsel te komen waarbij inkomen uit werk en verschillende vermogensvormen neutraler worden behandeld centraal te stellen. Voor het kabinet is het nu eerst prioriteit om het toekomstige stelsel op basis van werkelijk rendement in box 3 vorm te geven. Het belasten van het werkelijk rendement op vermogen in box 3 volgt uit het Coalitieakkoord Rutte IV en wordt omarmt door het IBO en past bij een evenwichtiger belastingstelsel.

IBO Jeugdcriminaliteit

Het IBO-rapport «Werken aan effectievere detentie van jeugdigen» is najaar 2022 afgerond en op 24 februari 2023 met kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden.61 In de kabinetsreactie wordt door de minister voor Rechtsbescherming onder andere aangekondigd dat wordt ingezet op het naar binnen halen van zorgpartners die voorafgaand aan de vrijheidsbeneming betrokken zijn. Daarnaast worden er verschillende aanvullende verkenningen uitgevoerd. Zo onderzoekt het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) belemmeringen in het integraal oppakken van signalen. Ook wordt er samengewerkt met OCW, bijvoorbeeld door in 2023 een tijdelijke landelijke coördinator aan te stellen die de samenwerking tussen JJI’s en mbo-instellingen faciliteert. Op 7 juli 2023 is de kamerbrief brede preventieaanpak jeugdcriminaliteit verstuurd.62 Hierin wordt o.a. extra geïntensiveerd in de domeinoverstijgende en gebiedsgerichte preventieve aanpak jeugdcriminaliteit. Dit sluit ook aan bij de aanbevelingen uit het IBO om de inzet van preventie te stroomlijnen en vroegsignalering te verbeteren.

IBO Sturing op kwaliteit van onderwijs

Op 18 april 2022 is het IBO-rapport «Koersen op kwaliteit en kansengelijkheid» met kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden. In de kabinetsreactie geeft de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs zijn visie op de sturing op onderwijskwaliteit en kansengelijkheid in het funderend onderwijs. Daarbij kijkt hij ook naar de grote samenhangende sturingsvraagstukken op het gebied van bekostiging, zeggenschap en arbeidsvoorwaardenvorming.63

IBO Ouderenzorg

Op 3 juli 2022 is het IBO-rapport «Niets doen is geen optie» met kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden. In dit IBO is een aantal keuzes in beeld gebracht om de beheersbaarheid van de ouderenzorg te vergroten, zowel op financieel, personeel als maatschappelijk vlak. Het rapport brengt bestaande inzichten in kaart en vult deze aan met analyses, beleidsopties en aanbevelingen. In de kabinetsreactie wordt het advies om nader onderzoek te doen ter harte genomen. Er wordt onder andere onderzocht of ouderenzorg onder kan worden gebracht in een ander domein en welke interventies effectief zijn.64

IBO Vereenvoudiging Sociale Zekerheid

Op 9 juni 2023is het IBO-rapport «Moeilijk makkelijker maken» met kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden. In de kabinetsreactie wordt de noodzaak om het sociaal vangnet eenvoudiger te maken onderschreven. Het toenmalige kabinet heeft in deze reactie een nieuw interdepartementaal programma Vereenvoudiging Inkomensondersteuning voor mensen (VIM) aangekondigd. Dit programma heeft als doel om, samen met uitvoerders en gemeenten, tot scenario’s te komen voor een eenvoudigere inkomensondersteuning op de lange termijn. Ook pakt het programma knelpunten op die ontstaan als mensen te maken hebben met een samenloop van regelingen. Daarnaast werkte het kabinet aan de renovatie van bestaande regelingen en de dienstverlening. Verkend wordt hoe het arbeidsongeschiktheidsstelsel, de kindregelingen, de Participatiewet en de WW in de toekomst vereenvoudigd kunnen worden. Ook wordt de handhaving herijkt.65

Ronde 2020-2021

IBO Financiering energietransitie

Op 28 april 2021 is het IBO-rapport «Beleidsmatige keuzes in kosten, prikkels en verdeling» aan de Tweede Kamer aangeboden.66 In het IBO werd onder andere aanbevolen om versterking van de kapitaalbasis van de regionale netwerkbedrijven door de Staat uit te werken. De Staat heeft inmiddels een afsprakenkader kapitaalbehoefte regionale netwerkbedrijven vastgesteld dat vastlegt hoe de staat om zal gaan met een verzoek tot kapitaalstorting door de netwerkbedrijven.67

IBO Vastgoed Defensie

Op 16 april 2021 is het IBO-rapport «Toekomstvast – goedbeheerd, naar een toekomstbestendige vastgoedportefeuille voor Defensie» aan de Tweede Kamer aangeboden.68 Het IBO beveelt aan om de basis op orde te brengen door de informatievoorziening en governance te versterken, de vastgoedportefeuille met 35-40 procent te reduceren en het Defensievastgoed onder te brengen bij het Rijksvastgoedbedrijf (RVB). Met het Coalitieakkoord Rutte IV heeft het kabinet geld vrijgemaakt om de achterstanden in het vastgoed weg te werken. De kabinetsreactie is opgenomen in het Strategisch Vastgoedplan 2022 dat op 2 december 2022 aan de Tweede Kamer is aangeboden.69 Defensie is gestart met het (half)jaarlijks rapporteren over de voortgang van het verbeteren van het vastgoedbeheer. Daarnaast heeft Defensie het principebesluit genomen om over te gaan op een nog nieuw te ontwikkelen stelsel bij het RVB. Het nieuwe stelstel zal in de komende periode door Defensie en het RVB worden uitgewerkt. Belangrijke voorwaarden daarbij zijn het behoud van zeggenschap over beschikbaarheid en gebruik en een budget-neutrale en gefaseerde overgang.

IBO Onderwijshuisvesting

Op 9 april 2021 is het IBO-rapport «Een vak apart. Een toekomstbestendig onderwijshuisvestingstelsel» aan de Tweede Kamer aangeboden.70 Op 21 december 2021 reageerde de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media op het IBO.71 Er blijkt sprake te zijn van een aanzienlijk aantal verouderde schoolgebouwen. Er komt een plan om die gebouwen aan te pakken. Er is onder andere een wetsvoorstel onderwijshuisvesting in de maak. Deze wet werkt voorstellen voor het aanpassen van de governance-relatie voor onderwijshuisvesting verder uit. Dit wetsvoorstel is nog niet aan de Tweede Kamer aangeboden. Naast deze wet wordt gewerkt aan de verbetering van informatievoorziening. Ook is er een verkenning gedaan naar de ervaren knelpunten in de regeling Specifieke Uitkering Ventilatie in Scholen (SUVIS). De uitkomsten hiervan zijn verwerkt in de opvolger van de SUVIS, de Maatwerkregeling ventilatie in scholen. Tevens hebben scholen in de lumpsum middelen gekregen voor de aanschaf van een CO2-melder.

IBO Ruimtelijke ordening

Op 12 mei 2021 is het IBO-rapport «Van woorden naar daden, over de governance van de ruimtelijke ordening» aan de Tweede Kamer aangeboden. Vanwege de demissionaire status van het toenmalige kabinet is er toen geen kabinetsreactie met het IBO meegestuurd.72 Op 12 november 2021 reageerde de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op het IBO. In navolging van de aanbeveling om bindende prestatieafspraken van Rijk en regio op te stellen worden er definitieve verstedelijkingsstrategieën opgesteld.73

IBO Agentschappen

Op 19 mei 2021 is het IBO-rapport «Samen werken aan publieke waarde» aan de Tweede Kamer aangeboden.74 Het onderwerp van dit IBO heeft grote samenhang met de het onderzoek «Brede evaluatie van organisatiekaders op afstand» dat 9 december 2021 aan het Parlement is verzonden.75 Derhalve is de inhoudelijke reactie op het IBO Agentschappen samen met de kabinetsreactie op de Brede evaluatie van organisatiekaders aangeboden op 9 september 2022. Conform de aanbevelingen van het IBO Agentschappen is het afgelopen jaar onderzocht of verruiming in de kaders van toegevoegde waarde kan zijn.76 In 2024 zal het kader hierop worden aangepast.

Ronde 2020

IBO Deeltijdwerk

Op 29 april 2020 is het IBO-rapport «De(el)tijd zal het leren» met kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden.77 In het rapport worden drie beleidsterreinen aangewezen waarmee de overheid de arbeidsduurbeslissing kan beïnvloeden: het belasting- en toeslagstelsel, kinderopvang en onderwijs, en verlofregelingen. Het Coalitieakkoord Rutte IV bevatte verschillende maatregelen op deze terreinen. Zo is het betaald ouderschapsverlof voor werknemers van 50 procent naar 70 procent uitgebreid en is de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) afgeschaft voor nieuwe gevallen na 2024. Ook was in dit Coalitieakkoord afgesproken om het financieringsstelsel van de kinderopvang te herzien met een inkomensonafhankelijke vergoeding voor alle werkende ouders. Het IBO-rapport heeft, samen met andere rapporten zoals de Scenariostudie Vormgeving Kindvoorzieningen (SVK) en het rapport Alternatieven voor Toeslagenstelsel, bouwstenen voor deze maatregelen aangereikt.78

IBO Toeslagen deel 2

Op 30 april 2020 is het IBO-rapport «Eenvoud of maatwerk. Alternatieven voor het bestaande toeslagenstelsel» met kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden.79 Inmiddels zijn de Wet hardheidsaanpassing Awir en de Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen aangenomen. In het Coalitieakkoord Rutte IV zijn hervormingen van het toeslagenstelsel aangekondigd. De ministers van BZK en SZW hebben de Tweede Kamer geïnformeerd over de stand van zaken. Conform de motie van de leden Van Dijk en Maatough wordt er een contourennota opgesteld met een analyse van de problemen met het huidige toeslagenstelsel en een actualisatie van varianten voor aanpassingen van het stelsel.80

19 Monitor Investeringen

Inleiding

In het voorjaar van 2022 zijn er bij de start van Rutte IV miljarden euro’s beschikbaar gesteld voor nieuwe investeringen. De budgetten van de reeds bestaande fondsen, Mobiliteitsfonds, Deltafonds en Defensiematerieelbegrotingsfonds, konden via coalitieakkoordmiddelen met meerdere miljarden euro's worden opgehoogd en andere coalitieakkoordmiddelen zijn beschikbaar gesteld voor de oprichting van nieuwe fondsen: het Klimaatfonds en het Transitiefonds.

Sindsdien hebben deze middelen een specifieke bestemming gekregen op de verschillende begrotingshoofdstukken, fondsen en de Aanvullende Post. Op aanbeveling van het IBO Publieke investeringen wordt de ontwikkeling van deze coalitieakkoordmiddelen onder het investeringsplafond gemonitord.

Algemeen

Figuur 1 geeft het totaal aan investeringen weer onder het investeringsplafond bij de huidige stand van Miljoenennota 2024 vergeleken met de begrote stand bij Voorjaarsnota 2022. In 2023 wordt uiteindelijk minder uitgegeven dan werd verwacht bij Voorjaarsnota 2022. Hierin werd verwacht dat, indien gecorrigeerd wordt voor inflatie, circa 23 miljard euro zou worden uitgegeven. Inmiddels is de verwachting dat in 2023 circa 18 miljard euro tot uitgave komt onder het Investeringsplafond. Dat is ruim 20% minder dan eerder geraamd. Diverse plannen van het kabinet komen door vertraging later tot uitvoering dan aan het begin van de kabinetsperiode werd voorzien. In de onderstaande toelichting zijn de veranderingen per fonds uitgelegd.

Figuur 1

Toelichting per fonds

Leeswijzer Figuren

De figuren laten per begroting zien hoe de begrotingsjaren 2023 tot en met 2027 zich ontwikkeld hebben ten opzichte van de raming in de Voorjaarsnota 2022. De raming bij de Voorjaarsnota 2022 is gecorrigeerd naar het prijspeil van 2023 (hetzelfde prijspeil als de Voorjaarsnota en Miljoenennota 2023) en vormt de basis (100 procent). Als de rode of donkerblauwe lijn onder de 100 procent zit betekent het dat bij dat begrotingsmoment het begrotingstotaal sinds de Voorjaarsnota 2022 reeël is gedaald en middelen naar latere jaren zijn geschoven. Als de lijn boven de 100 procent zit betekent het dat bij dat begrotingsmoment het begrotingstotaal sinds de Voorjaarsnota 2022 is gestegen. Dit kan doordat middelen zijn toegevoegd (vanuit andere begrotingen), middelen uit latere jaren naar voren zijn gehaald of middelen uit eerdere jaren naar achter zijn geschoven.

Mobiliteitsfonds

In het coalitieakkoord van Rutte IV zijn onder andere middelen toegevoegd voor instandhouding en de ontsluiting van woningbouw. Deze investeringen zijn ambitieus en kunnen niet volledig worden waargemaakt in het oorspronkelijk beoogde ritme. Bij de Voorjaarsnota 2023 was de verwachting dat in 2023 circa 10% minder wordt besteed dan werd verwacht bij Voorjaarsnota 2022. Bij de Miljoenennota 2024 blijkt dat de uitgaven nog meer worden vertraagd: in 2023 wordt bijna 20% minder besteed dan werd verwacht bij de Voorjaarsnota 2022. De additionele daling komt onder andere door vertraging bij werkzaamheden in het beheer en onderhoud van de netwerken van Rijkswaterstaat. In 2023 wordt 500 miljoen euro doorgeschoven naar latere jaren wegens aanpassing van de programmering. De aanpassing heeft onder andere te maken met de krappe arbeidsmarkt. De 500 miljoen euro wordt grotendeels naar 2025 (250 miljoen euro) en 2027 (200 miljoen euro) geschoven, waardoor de verwachting nu is dat in die jaren meer wordt uitgegeven dan werd verwacht bij de Voorjaarsnota 2023. Ook wordt 350 miljoen euro voor de ontsluiting van woningbouw doorgeschoven naar 2024. De Tweede Kamer heeft verzocht geen onomkeerbare stappen te zetten totdat een schriftelijke vragenronde over de SPUK voor woningbouw is afgerond. De planning om de volledige middelen in 2023 uit te keren wordt hierdoor niet meer realistisch geacht. Eerder zijn er meerdere projecten van het Nationaal Groeifonds in een realistische programmering gezet; circa 2,1 miljard euro is van 2023-2025 naar 2029-2033 geschoven.

Figuur 2 visualiseert de reële ontwikkelingen op het Mobiliteitsfonds ten opzichte van Voorjaarsnota 2022. Deze afbeelding maakt duidelijk dat de ambities van de Voorjaarsnota 2022 niet in de aankomende jaren wordt waargemaakt, maar pas in 2027 en later.

Figuur 2 Mobiliteitsfonds

Defensiematerieelbegrotingsfonds

Bij de Miljoenennota 2024 zijn de verwachte uitgaven van het Defensiematerieelbegrotingsfonds in 2024 op ca. 10,5 miljard euro vastgesteld. Dat is meer dan bij de Voorjaarsnota 2023 was vastgesteld voor 2024. Dit wordt met name verklaard door de toevoeging van middelen waarmee de vervanging van uit eigen voorraad geschonken militair materieel aan Oekraïne wordt betaald. Verder valt op dat voor de jaren 2023, 2024 en 2025 de begrote uitgaven zijn gedaald ten opzichte van wat er in de Voorjaarsnota 2022 voor die jaren begroot stond. Dat komt doordat er kasschuiven zijn toegepast vanwege het Strategisch Vastgoedplan en vertraagde investeringen over de gehele defensieorganisatie.

Figuur 3 Defensiematerieelfonds

Nationaal Groeifonds

Voor het Nationaal Groeifonds zijn de verwachte uitgaven bij Voorjaarsnota 2023 licht naar beneden bijgesteld. Bij Miljoenennota 2024 zijn de verwachte uitgaven, met name in 2023, verder naar beneden bijgesteld. De middelen voor verschillende uitgaven en nog onverdeelde middelen zijn naar latere jaren verplaatst. De belangrijkste oorzaak hiervoor is de aangepaste verwachting voor uitfinanciering van bestaande projecten en de wijziging in de planning van de vierde ronde. Op deze manier sluit dit meer aan bij de verwachte uitgaven per jaar.

Op de fondsbegroting van het NGF staat, naast de middelen voor projecten die een voorwaardelijke toekenning hebben ontvangen, nog circa 8 miljard euro aan onverdeelde middelen die bestemd zijn voor ronde 4 en 5. Ook is op de fondsbegroting nog circa 3 miljard euro aan middelen gereserveerd voor projecten die nog geen (voorwaardelijke) toekenning hebben ontvangen.

Deltafonds

In de Voorjaarsnota 2022 zijn er coalitieakkoordmiddelen beschikbaar gesteld voor instandhouding en er is een incidenteel bedrag (300 miljoen euro) beschikbaar gesteld voor waterveiligheid en daarmee samenhangende klimaatadaptatie in de beekdalen van zijrivieren van de Maas. De middelen voor instandhouding zijn onveranderd en staan in het beoogde ritme. De middelen voor waterveiligheid staan grotendeels (288 miljoen euro) op de Aanvullende Post.

Klimaatfonds

Voor het klimaatfonds is de raming voor alle begrotingsjaren bij Miljoenennota 2024 fors gestegen ten opzichte van Voorjaarsnota 2022. Dit komt voornamelijk doordat bij Voorjaarsnota 2023 besloten is over een Klimaatpakket. Bij Miljoenennota 2024 zijn deze middelen overgeheveld naar verschillende departementen. Dit verklaart het verschil ten opzichte van Voorjaarsnota 2022.

Transitiefonds

Sinds Voorjaarsnota 2022 hebben enkele overhevelingen van de Aanvullende Post naar de LNV-begroting plaatsgevonden. Hierbij is budget naar voren geschoven omdat er voor 2022 geen budget in het transitiefonds gereserveerd was, maar er al wel direct begonnen is met (het voorbereiden van) maatregelen in het kader van natuurherstel. Zo is een uitvraag gedaan onder provincies, terreinbeheerders en waterschappen voor versnellingsvoorstellen, vooruitlopend op de nog op te leveren gebiedsprogramma’s. Het kabinet heeft hier vervolgens een bedrag van 504 miljoen euro uit het transitiefonds beschikbaar voor gesteld. Daarnaast heeft het kabinet 572 miljoen euro ingezet voor de uitvoering van de transitie. Verder is cumulatief 226,6 miljoen euro overgeheveld van de Aanvullende Post (Transitiefonds) naar de LNV-begroting ten behoeve van maatregelen voor de toekomst van de landbouw. Ook is in het kader van de piekbelastersaanpak cumulatief 1 miljard euro overgeheveld naar de LNV-begroting voor de landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties-plus. Voor de aankoop van (landbouw)grond, om daarmee verplaatsing mogelijk te maken, is 200 miljoen euro geraamd voor 2023. De helft van dit budget, 100 miljoen euro, komt niet meer tot besteding in 2023 en is doorgeschoven naar 2024.

20 Integraal overzicht klimaat

De klimaatverandering is een grote uitdaging en het aanpakken hiervan is een van de prioriteiten van dit demissionaire kabinet. Het demissionaire kabinet neemt daarom op diverse terreinen maatregelen die bijdragen aan het behalen van de klimaatdoelen.

In de bijlage worden deze maatregelen integraal gepresenteerd. In de Miljoenennota staat de begroting centraal. Deze bijlage licht daarom de klimaatmaatregelen toe die via de begroting plaatsvinden. Achtereenvolgens geeft de bijlage een weergave van uitgaven gerelateerd aan klimaat en fiscale maatregelen. De klimaatuitgaven zijn in tabel 19.1 tot en met 2028 weergegeven, omdat dit een combinatie is van reguliere middelen voor klimaatbeleid, maatregelenpakketten voor Urgenda, maatregelen uit het klimaatakkoord, en maatregelen gefinancierd uit het Klimaatfonds. De verschillende uitgaven worden op de betreffende departementale begrotingen toegelicht. Een deel van de middelen staat nog gereserveerd op de Aanvullende Post. Tabel 19.2 bevat een overzicht van lasten verhogende maatregelen die raken aan klimaat en saldo verbeterend zijn. Tabel 19.3 bevat een overzicht van fiscale stimulerende regelingen die grotendeels saldo verslechterend zijn.

De geraamde opbrengsten en lasten van de verschillende regelingen in tabel 19.2 en 19.3 hebben in sommige gevallen een bredere reikwijdte dan alleen broeikasgasreductie of verduurzaming van de energievoorziening.

RESTEREND OP DE AANVULLENDE POST: KLIMAATFONDS 0 100.000 336.530 2.395.637 3.583.491 3.605.333 3.707.258
RESTEREND OP DE AANVULLENDE POST: UITVOERINGSKOSTEN KLIMAAT EN PLANBUREAU'S 0 2.059 3.497 6.250 32.283 26.699 26.699
TOTALE UITGAVEN IN HET KADER VAN KLIMAATBELEID 5.087.842 5.586.904 6.184.632 5.999.090 7.910.422 7.518.922 7.323.863
ELEKTRICITEIT 3.922.290 2.400.751 1.861.113 1.758.233 4.475.995 4.489.158 4.519.243
[EZK, art 4, subsidie] SDE 474.419 0 200.000 0 530.000 506.000 473.000
[EZK, art 4, subsidie] SDE+ (incl. flankerend beleid en Net op Zee) 398.502 485.275 307.428 591.688 2.825.146 2.748.955 2.631.795
[EZK, art 4, subsidie] SDE++ (incl. kolenmaatregelen en statistische overdracht) 0 832.375 280.367 91.875 658.286 967.592 1.115.512
[EZK, art 4, subsidie] Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE) 496 0 0 6.000 7.691 14.839 19.372
[EZK, art.4 ,storting] Storting in begrotingsreserve duurzame energie 2.626.555 226.000 0 0 0 0 0
[EZK, art 4, subsidie] ISDE-regeling 249.518 591.320 686.290 806.950 272.900 97.700 97.700
[EZK, art 4, subsidie] Missiegedreven Onderzoek Ontwikkeling en Innovatie (MOOI) 59.862 63.602 55.465 56.635 49.303 46.855 43.200
[EZK, art 4, subsidie] Demonstratieregeling Klimaat en Energie-innovatie (DEI+) 71.256 77.226 90.251 126.609 87.770 66.937 99.761
[EZK, art 4, subsidie] Hernieuwbare Energietransitie (HER+) 29.610 45.319 42.000 25.540 0 0 0
[EZK, art 4, subsidie] NGF-project Circulaire zonnepanelen 0 0 135.000 0 0 0 0
[EZK, art 4, opdracht] Programma Opwerk Energie op Rijksvastgoed (OER) 0 14.391 16.805 16.805 16.805 16.805 16.805
[EZK, art 4, opdracht] Onderzoek en opdrachten 12.072 65.243 47.507 36.131 28.094 23.475 22.098
INDUSTRIE 83.958 910.004 1.203.764 1.115.699 973.966 913.398 873.202
[EZK, art 2, subsidie] Verduurzaming industrie 45.380 61.810 79.322 92.025 94.732 76.925 88.700
[EZK, art 2, subsidie] Urgendamaatregelen Industrie 90 5.200 11.940 0 0 0 0
[EZK, art 2, subsidie] Infrastructuur duurzame industrie (PIDI) 285 1.200 0 0 0 0 0
[EZK, art 2, subsidie] NGF - project Groenvermogen van de Nederlandse economie 10.706 314.876 84.879 13.917 13.703 0 0
[EZK, art 2, subsidie] NGF - project Circulaire Plastics 0 77.540 23.040 21.170 0 0 0
[EZK, art 2, subsidie] Investeringen Verduurzaming Industrie - Klimaatfonds 0 25.971 134.210 227.933 197.529 154.714 118.909
[EZK, art 2, opdracht] Verduurzaming industrie 0 0 1.120 920 920 0 0
[EZK, art 4, subsidie] Carbon Capture Storage CCS 2.677 3.170 4.664 3.780 5.113 5.380 5.380
[EZK, art 4, subsidie] MIEK 1.039 5.908 14.450 13.040 1.500 0 0
[EZK, art 4, subsidie] Subsideregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS) 3.307 3.424 1.696 1.696 1.696 1.696 0
[EZK, art 4, subsidie] Opschalingsinstrument waterstof 0 1.000 389.000 318.000 268.000 275.000 202.000
[EZK, art 4, subsidie] Investeringen waterstofbackbone 0 36.700 34.500 53.300 118.300 155.800 277.200
[EZK, art 4, subsidie] IPCEI Waterstof 45 175.724 396.815 354.716 259.271 241.515 178.645
[EZK, art 4, subsidie] Subsidieondersteuning verduurzaming MKB 8.424 5.489 9.000 0 0 0 0
[EZK, art 4, subsidie] Energie-efficiency 1.273 2.624 2.368 2.368 2.368 2.368 2.368
[EZK, art 4, garantie] Garantie CCS/Porthos 0 175.600 0 0 0 0 0
[EZK, art 4, bijdrage mede-overheden] Regeling toezicht energiebesparingsplicht 10.732 13.768 16.760 12.834 10.834 0 0
GEBOUWDE OMGEVING 608.686 1.240.294 1.696.424 1.510.759 982.929 729.419 598.533
[BZK, art 4, subsidie] Subsidie verduurzaming en onderhoud huurwoningen 109 10.716 26.770 37.500 38.600 24.200 20.500
[BZK, art 4, subsidie] Nationaal isolatie Programma 0 0 25.980 25.980 0 0 0
[BZK, art 4, subsidie] Energiebeparing Koopsector 6.951 15.618 47.270 30.700 14.500 10.500 5.000
[BZK, art 4, subsidie] Energiebesparing Huursector 10.636 369 0 0 0 0 0
[BZK, art 4, subsidie] Verduurzaming Maatschappelijk Vastgoed 37.167 126.830 384.800 356.600 361.800 293.800 275.100
[BZK, art 4, subsidie] Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie 0 0 6.000 6.000 0 0 0
[BZK, art 4, subsidie] Energietransitie en duurzaamheid 24.801 29.227 12.732 3.577 4.502 4.552 4.552
[BZK, art 4, subsidie] Renovatieversneller 1.000 7.739 24.198 34.290 28.773 11.250 10.000
[BZK, art 4, subsidie] SAH 3.773 11.700 20.500 30.000 17.000 39.500 29.500
[BZK, art 4, subsidie] Warmtefonds 85.600 155.390 93.000 77.000 77.000 103.000 77.000
[BZK, art 4, subsidie] Nationaal Groeifonds 0 11.925 24.022 31.758 11.989 6.460 0
[BZK, art 4, subsidie] Biobased Bouwen 0 2.000 10.450 6.850 0 0 0
[BZK, art 4, opdracht] Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie 0 1.500 750 0 0 0 0
[BZK, art 4, opdracht] Energietransitie en duurzaamheid 5.681 3.250 3.800 2.600 3.100 3.200 3.200
[BZK, art 4, bijdrage aan medeoverheden] Nationaal Isolatie Programma (Lokale aanpak woningisolatie) 0 376.579 632.893 469.180 0 0 0
[BZK, art 4, bijdrage aan medeoverheden] Ondersteuning aanpak energiearmoede 358.689 186.173 0 0 0 0 0
[BZK, art 4, bijdrage aan medeoverheden] Verduurzaming Maatschappelijk Vastgoed 16.488 0 65.000 500 15.000 500 10.500
[BZK, art 4, bijdrage aan medeoverheden] Nationaal Programma Lokale Warmtetransitie 0 16.500 9.000 9.000 0 0 0
[BZK, art 4, bijdrage aan medeoverheden] Nationaal Isolatie Programma (Soortenmanagement) 0 44.000 3.940 4.430 0 0 0
[BZK, art 4, bijdrage aan medeoverheden] Verduurzaming Groningen en Noord-Drenthe 0 0 50.000 50.000 50.000 0 0
[BZK, art 4, bijdrage aan agentschappen] RVO (Uitvoering Energieakkoord) 0 1.789 12.294 9.476 9.584 8.015 8.425
[BZK, art 4, bijdrage aan agentschappen] Dienst Publiek en Communicatie 1.052 113 1.000 960 0 0 0
[BZK, art 4, bijdrage aan agentschappen] RVO (Energiestransitie en Duurzaamheid) 33.664 24.478 11.565 7.964 7.012 6.913 6.823
[BZK, art 4, bijdrage aan agentschappen] RVB 970 3.540 22.240 7.850 5.050 2.850 6.250
[BZK, art 4, bijdrage aan agentschappen] Verduurzaming Maatschppelijk Vastgoed 4.605 1.775 16.625 0 0 0 0
[BZK, art 4, bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken] Verduurzaming Maatschappelijk Vastgoed 0 0 0 152.700 103.500 52.200 28.600
[BZK, art 4, bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken] EGO (innovatie) 0 4.287 5.475 12.844 21.819 25.139 22.399
[BZK, art 4, bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken] Handhaving Energielabel C 0 425 0 0 1.600 1.600 1.600
[EZK, art 4, subsidie] Warmtenetten investeringssubsidie (WIS) 0 130.000 110.000 60.000 80.000 80.000 40.000
[EZK, art 4, subsidie] Uitbreiding ontwikkelfonds energiecoöperaties warmteprojecten 0 26.551 0 0 0 0 0
[EZK, art 4, subsidie] NGF-project NieuweWarmteNu! 0,00 17.820 37.620 49.500 39.600 25.740 29.084
[EZK, art 4, subsidie] Aardwarmte 17.500 30.000 37.500 12.500 12.500 0 0
[EZK, art 4, subsidie] Geothermie (Klimaatfonds) 0 0 1.000 21.000 80.000 30.000 20.000
MOBILITEIT 145.419 222.946 438.741 393.452 247.849 164.915 133.875
[IenW, art 14, subsidie] Elektrisch vervoer 79.464 127.686 113.124 44.420 28.400 13.100 6.000
[IenW, art 14, subsidie] Duurzame mobiliteit 22.555 14.790 7.123 1.450 0 0 0
[IenW, art 14, opdracht] KF: (Slimme) Laadinfrastructuur 0 4.376 31.660 77.680 89.180 88.680 82.680
[IenW, art 14, opdracht] Reservering Klimaatakkoord 0 1.672 64.294 77.344 42.329 40.221 29.341
[IenW, art 14, opdracht] Programma Vergroening Reisgedrag 1.371 5.736 42.532 37.106 29.875 12.208 12.294
[IenW, art 14, opdracht] Duurzame energiedragers in mobiliteit 818 1.238 1.323 1.333 1.334 1.175 579
[IenW, art 14, opdracht] Duurzame logistiek 7.719 3.604 15.197 0 0 0 0
[IenW, art 14, bijdrage aan medeoverheden] Duurzame mobiliteit 5.547 13.500 7.300 6.600 6.600 4.800 800
[IenW, art 14, bijdrage aan medeoverheden] KF: Slimme Laadinfra 0 8.624 0 0 0 0 0
[IenW, art 14, bijdrage aan agentschappen] Overige bijdragen aan agentschappen 12.945 14.835 382 382 381 381 381
[IenW, art 18, subsidie] NGF: Maritiem Masterplan 0 0 29.011 59.254 8.700 0 0
[IenW, art 18, subsidie] NGF: Zero-emissie binnenvaart batterij-elektrisch 9.500 15.600 25.100 0 0 0 0
[IenW, art 18, subsidie] Walstroom (deels KF) 5.500 11.285 100.415 86.437 38.550 2.850 300
[IenW, art 18, opdracht] NGF: Maritiem Masterplan 0 0 142 146 1.000 0 0
[IenW, art 18, opdracht] KF: Verplicht Emissielabel Binnenvaart 0 0 700 1.000 1.500 1.500 1.500
[IenW, art 18, bijdrage aan agentschappen] NGF: Maritiem Masterplan 0 0 438 300 0 0 0
LANDBOUW EN LANDGEBRUIK 80.148 146.880 192.645 189.990 195.714 200.377 194.024
[LNV, art 21, subsidie] Glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen 68.437 87.836 111.751 120.451 124.791 130.594 124.394
[LNV, art 21, opdracht] Glastuinbouw en weerbare planten en teeltsystemen 18 0 0 0 0 0 0
[LNV, art 22, subsidie] Natuur en Biodiversiteit Grote Wateren 0 3.900 3.900 2.100 0 0 0
[LNV, art 22, opdracht] Natuur en Biodiversiteit Grote Wateren 6.585 19.934 34.056 34.215 36.964 35.511 35.559
[LNV, art 22, opdracht] Duurzame visserij 570 29.217 36.940 29.918 30.653 30.966 30.765
[LNV, art 22, opdracht] Klimaatimpuls Natuur en Biodiversiteit 4.538 5.993 5.998 3.306 3.306 3.306 3.306
SECTOROVERSTIJGENDE EN OVERIGE MAATREGELEN 247.341 666.029 791.945 1.030.957 1.033.969 1.021.655 1.004.986
[IenW, art 21, subsidie] Subsidies duurzame productieketens 19.639 9.955 18.865 20.650 15.226 15.803 7.703
[IenW, art 21, subsidie] KF: Plastics norm 0 0 11.900 23.800 16.650 6.250 3.000
[IenW, art 21, subsidie] KF: DEI+CE 0 525 3.170 9.137 16.025 15.500 10.100
[IenW, art 21, opdracht] KF: Circulair doen en gedrag 0 0 2.200 3.300 5.100 5.100 6.000
[IenW, art 21, opdracht] Uitvoering duurzame productieketens 8.220 11.736 11.726 14.775 7.022 6.999 7.049
[IenW, art 21, opdracht] KF: Biobased bouwen 0 0 1.600 1.400 0 0 0
[EZK, art 4, subsidie] Projecten Klimaat en Energieakkoord 2.227 5.802 13.452 8.490 2.847 4.447 4.447
[EZK, art 4, subsidie] Green Deals 45 462 500 500 500 500 500
[EZK, art 4, subsidie] Overige subsidies 57.565 92.897 62.391 57.391 77.393 75.058 50.133
[EZK, art 4, lening] Lening EBN 61.400 19.000 24.000 17.000 0 0 0
[EZK, art 4, bijdrage aan agentschappen] Bijdrage RVO 90.998 121.214 96.476 93.367 91.255 91.149 91.149
[EZK, art 4, bijdrage aan agentschappen] Bijdrage Nea 7.197 15.214 18.432 18.860 18.272 18.270 12.823
[EZK, art 4, bijdrage aan mede-overheden] Uitvoeringskosten klimaat medeoverheden 50 389.224 527.233 762.287 783.679 782.579 812.082

Inkomsten klimaat

BELASTINGEN OP EEN MILIEUGRONDSLAG 4.387 4.515 1.237 7.048 8.182 8.690 8.665 8.736 8.894
w.v. CO2-heffing* 0 0 0 0 0 0 0 0 0
w.v. Afvalstoffenbelasting** 221 249 240 250 273 277 282 285 289
w.v. Waterbelasting 302 320 309 335 368 380 396 410 425
w.v. Vliegbelasting** 0 69 164 615 710 768 812 856 899
w.v. Energiebelasting* 3.863 3.876 525 5.849 6.831 7.266 7.176 7.185 7.281
OPSLAG DUURZAME ENERGIE EN KLIMAATRANSITIE (ODE)* 2.542 3.078 2.826 225 5 0 0 0 0
EMISSIONS TRADING SYSTEM (ETS)* 441 894 1.136 1.350 1.400 1.450 1.700 5.250 4.300
BELASTING OP PERSONENAUTO'S EN MOTORRIJWIELEN (BPM)** 1.503 1.501 1.463 1.464 1.485 1.970 2.390 2.471 2.435
MOTORRIJTUIGENBELASTING (MRB)** 4.227 4.323 4.362 4.599 4.946 5.038 5.691 5.872 6.047
BELASTING OP ZWARE MOTORRIJTUIGEN** 187 199 198 213 213 215 218 220 222
BRANDSTOFACCIJNZEN** 7.368 7.644 6.916 7.419 9.011 9.098 9.312 9.390 9.483
TOTAAL LASTEN 20.656 22.153 18.138 22.317 25.241 26.461 27.976 31.939 31.383
  1. *Categorie 1 – Maatregelen die volledig toezien op de reductie van broeikasgassen en de verduurzaming van de energievoorziening (los van de inkomstdoelstellingen van milieugerelateerde belastingen) energievoorziening.
  2. **Categorie 2 – Maatregelen die deels toezien op de reductie van broeikasgassen en de verduurzaming van de energievoorziening.
  3. ETS: Het ETS is geen fiscale maatregel, maar wel een belangrijk beprijzingsinstrument. Het veilen van de emissierechten leidt tot een budgettaire opbrengst van de overheid. Deze opbrengsten staan op de begroting van EZK (zie tabel 37 van de EZK-ontwerpbegroting 2024).
EIA* ‒ 146 ‒ 186 ‒ 297 ‒ 249 ‒ 259 ‒ 441 ‒ 470 ‒ 464 ‒ 490
MIA** ‒ 75 ‒ 101 ‒ 206 ‒ 192 ‒ 192 ‒ 194 ‒ 194 ‒ 219 ‒ 219
VAMIL** ‒ 15 ‒ 18 ‒ 23 ‒ 25 ‒ 25 ‒ 25 ‒ 25 ‒ 25 ‒ 25
FISCALE STIMULERING EV PERSONENAUTO'S (KA-pakket)* 38 ‒ 332 ‒ 390 ‒ 378 ‒ 483 ‒ 730 0 0 0
FISCALE STIMULERING EV (niet toepassen HADK, stimulering meer richten op particulieren i.p.v. zakelijk)* ‒ 20 ‒ 191 ‒ 217 ‒ 16 0 0 0
EB – salderingsregeling* ‒ 454 ‒ 502 ‒ 335 ‒ 607 ‒ 564 ‒ 376 ‒ 355 ‒ 304 ‒ 258
EB – verlaagd tarief laadpalen EV* ‒ 8 ‒ 14 ‒ 9 ‒ 30 ‒ 41 0 0 0 0
EB – verlaagd tarief lokaal opgewerkte duurzame energie* ‒ 7 0 0 0 0 0 0 0 0
TOTAAL LASTEN ‒ 667 ‒ 1.153 ‒ 1.280 ‒ 1.672 ‒ 1.781 ‒ 1.782 ‒ 1.044 ‒ 1.012 ‒ 992
  1. *Categorie 1 – Maatregelen die volledig toezien op de reductie van broeikasgassen en de verduurzaming van de energievoorziening (los van de inkomstdoelstellingen van milieugerelateerde belastingen) energievoorziening.
  2. **Categorie 2 – Maatregelen die deels toezien op de reductie van broeikasgassen en de verduurzaming van de energievoorziening.
  3. EB-salderingsregeling: In deze budgettaire reeks is rekening gehouden met een afbouw van de salderingsregeling per 1 januari 2025 naar nihil in 2030.
  4. EB-verlaagd tarief laadpalen EV: Deze regeling kent een horizonbepaling. Vandaar dat alleen het budgettaire belang van de regeling in de jaren tot en met het jaar 2024 is gepresenteerd. In 2022 is de omvang lager doordat de reguliere energiebelasting tarieven zijn verlaagd.

Bredere investeringen in de energietransitie

De energietransitie gaat – net als elke andere transitie – gepaard met verschillende kosten en baten. Er zijn kosten verbonden aan het onderhouden van de onderdelen van het bestaande systeem die we willen behouden, en het opbouwen van een uitgebreid, nieuw systeem vraagt om grote investeringen. In de tabellen hierboven is het overzicht van de directe Rijksuitgaven en fiscale maatregelen voor de energietransitie weergegeven. Daarnaast worden publieke middelen ook indirect besteed aan de energietransitie. Zo verzorgen de landelijke en regionale netbeheerders essentiële onderdelen van de energie-infrastructuur en dus ook energietransitie. Om die reden is dan ook bij wet vastgelegd dat de aandelen van netbeheerders direct of indirect in publieke handen zijn. De netbeheerders zullen de komende jaren fors moeten investeren wil Nederland zijn klimaatdoelen kunnen halen en tegelijkertijd economische groei kunnen faciliteren.

Landelijke netwerkbedrijven TenneT en Gasunie zijn 100% staatsdeelnemingen met een wettelijke taak om elektriciteits-of gasnetten aan te leggen. TenneT is de beheerder van het hoogspanningsnet in Nederland op land en het net op zee. Om de elektriciteitsvraag van de energietransitie te kunnen faciliteren, groeien de jaarlijkse investeringen van TenneT in het Nederlandse hoogspanningsnet ten opzichte van 2021 met circa 50% naar gemiddeld 2,4 miljard euro per jaar in de komende 10 jaar.81 Gasunie beheert het Nederlandse gasnetwerk. Sinds kort is Gasunie ook aangewezen als ontwikkelaar en toekomstig beheerder van het landelijke waterstofnetwerk. Gasunie verwacht tot 2050 ca. 2 miljard euro in het waterstofnetwerk te investeren. Afhankelijk van de ontwikkelingen op de waterstofmarkt kan dit nog toenemen. Dit soort investeringen worden in principe achteraf vergoed via de nettarieven, maar moeten wel door de netbeheerders voorgefinancierd worden. Over de precieze gevolgen hiervan wordt u later geïnformeerd. Naast de investeringen in het net maken de netbeheerders operationele kosten in het transport, beheer en onderhoud van het net. Met name door toegenomen prijzen voor energie maken netbeheerders in toenemende mate hoge kosten voor het compenseren van de netverliezen, het handhaven van de netbalans en het mitigeren van congestie op de netten. Bijvoorbeeld, de totale netkosten van TenneT in de eerste helft van 2022 bedroegen 900 miljoen euro. Dit is een verdriedubbeling ten opzichte van de eerste helft van 2021. Ook deze kosten worden bekostigd via de nettarieven. Het voornemen is om deze kosten in de volgende miljoenennota nog inzichtelijker te maken via een meerjarige tabel.

Naast de landelijke netbeheerders die 100% staatsdeelnemingen zijn, zijn ook de regionale netwerkbedrijven, die lokale netwerken beheren, een belangrijk onderdeel van de energietransitie. In totaal verwachten de drie grootste regionale netwerkbedrijven – Alliander, Enexis, Stedin - tot 2030 circa 30 miljard euro te moeten investeren in de uitbreiding en verzwaring van het net. Op de lange termijn verdienen de netwerkbedrijven de efficiënte investeringen plus een redelijk rendement terug via de nettarieven, maar op de korte termijn moeten zij de investeringen voorfinancieren. De investeringsopgave en dus de behoefte aan externe financiering voor regionale netwerkbedrijven is groot. In een recente Kamerbrief heeft de Nederlandse staat de strategische intentie uitgesproken om een deelneming in de regionale netwerkbedrijven verder te onderzoeken. Hierbij wordt ook onderzocht in hoeverre mitigerende maatregelen, waaronder een bijdrage van medeoverheden, de kapitaalbehoefte kunnen reduceren. Verdere analyses zijn nodig om de exacte financieringsbehoefte op lange termijn te kunnen inschatten. Wel is inmiddels duidelijk dat één van de netwerkbedrijven, Stedin, in 2023 al kapitaal nodig heeft om haar A minus rating te behouden. Om die reden reserveert het kabinet nu 500 miljoen Euro in 2023 voor de kapitaalsversterking van Stedin dat hiermee naar verwachting haar investeringen op peil kan houden. Het instrument dat ingezet zal worden, wordt later dit jaar uitgewerkt. In lijn met de kamerbrief is een aandelenparticipatie hierbij het uitgangspunt, maar ook andere opties worden overwogen als dit Stedin, en de Staat, voldoende financiële zekerheid biedt.

21 Uitgavenoverzicht stikstof

Uitgavenoverzicht stikstof

Deze bijlage geeft een uitgavenoverzicht voor stikstof. De verschillende regelingen worden op de betreffende departementale begrotingen toegelicht. Een deel van de middelen staat nog gereserveerd op de Aanvullende Post.

2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 2030 2031 2032 2033 2034 2035
Totaal beschikbare middelen 63 391 863 1.941 2.121 2.373 3.985 3.722 3.755 3.755 3.753 1.000 1.000 1.000 1.000 988
Totale reeks op departementale begrotingen 63 391 863 1.801 1.309 1.693 895 544 445 386 389 33 33 25 22 12
Totale reeks reservering Aanvullende Post (AP) 0 0 0 140 813 680 3.090 3.178 3.310 3.369 3.364 967 967 975 978 976
Bronmaatregelen Verantwoordelijke departement
Programma natuur LNV 193 251 300 300 300 300 300 300 300 300
Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (srv stikstofdeel) LNV 35 48 7
Landelijke beëindigingsregel veehouderij (LBV) LNV 254 117 313 264 52
Waarvan overgeboekt naar begroting LNV 254 117 313 93 52
Waarvan resterend op AP 171
Verlagen Ruw eiwitgehalte veevoer LNV 2 5 6 29 20 9 4 3
Vergroten aantal uren weidegang LNV 1 2 1
Verdunnen mest LNV 1 38 2 32
Stalmaatregelen LNV 33 36 36 35 35 35 35 35
Waarvan overgeboekt naar begroting LNV 6 20 24 18 8
Waarvan resterend op AP 27 17 12 17 28 35 35 35
Omschakelprogramma1 LNV 12 7 24 31 32 32 36
Mestverwerking LNV 2 2 2 5 1 1 1 1
Programmakosten Landelijk Gebied en Stikstof LNV 18 17 17 22 21 18 15 15 15 15 15
PAS-melders LNV 4 256 5 5
Gerichte opkoop LNV 96 124 1 185 62
Natuurbank2 LNV 1 2 2 24 48
Natuurimpuls LNV 38 9 16 25 21 10
Actieprogramma nitraatrichtlijn LNV 24 31 38 41
Onverdeeld 134 62 7
Waarvan overgeboekt naar begroting LNV 93 2
Waarvan resterend op AP 41 60 7
Piekbelasters industrie EZK 25 5 10
Retrofit binnenvaart IenW 5 15 19 13 13 13 13 2 2
Gerichte handhaving Adblue IenW 1 2 2 2 2 2 2 2 2 2
Waarvan overgeboekt naar begroting IenW 1 2
Waarvan resterend op AP 2 2 2 2 2 2 2 2
Walstroom zeevaart IenW 6 39 10 8
Elektrisch taxiën IenW 7 1 1 1
Waarvan overgeboekt naar begroting IenW
Waarvan resterend op AP 7 1 1 1
Innovatieregeling bouw en GWW IenW 4 11 10
Bouwmaatregelen IenW 47 132 113 113 114 115 98 98 98
Waarvan overgeboekt naar begroting IenW 47 62 63 58 54 40 33 33 38
Waarvan resterend op AP 70 50 55 60 75 65 65 60
Bouwmaatregelen BZK 4 13 17 13 6 6 8 3 3 3
Projectspecifieke mitigerende maatregelen voor MIRT projecten IenW 15
Resterend op AP 140 136 77 251 106 102 102 97
Transitiefonds maatregelen
Totaal 230 573 1.097 1.300 3.100 3.140 3.300 3.300 3.300 1.000 1.000 1.000 1.000 1.000
Uitvoeringskosten LNV 27 96 100 61 33 33 33 33 33 33 33 25 22 12
Versnellingsvoorstellen provincies3 LNV 203 301
Kamerbrief Toekomst Landbouw4 LNV 111 114
Grondbeleid LNV 28 35 59
Piekbelastersaanpak (LBV+) LNV 60 206 636 200
Maatregelen toekomt landbouw LNV 50 42 36 36 11
Overig LNV 5
Resterend op AP 627 562 2.803 3.036 3.197 3.267 3.267 967 967 975 978 988
  1. Een deel van deze middelen (€ 153 mln.) worden ingezet voor uitvoeringskosten van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid.
  2. Een deel van deze middelen (€ 65 mln.) moet nog gerealloceerd worden naar de maatregel piekbelasters industrie, zoals aangekondigd in de Kamerbrief over de opvolging van de Porthos uitspraak (Kamerstukken II 2022/23, 34682, nr. 108)
  3. Kamerstukken II 2021/22, 35925 XIV nr. 161
  4. Kamerstukken II 2022/23, 30252, nr. 77

22 Update Voorjaarsnota inzake herstel Toeslagen en Groningen: schade en versterken

In de Voorjaarsnota 2021 heeft het demissionaire kabinet middelen voor een aantal maatschappelijke opgaven waarvan de besluitvorming niet kan wachten op een nieuw kabinet ter beschikking gesteld. In deze bijlage wordt een update van de twee van de maatschappelijke opgaven uitgelicht: herstel Toeslagen en schade en versterken Groningen.

22.1 Bijlage Herstel Toeslagen

Het kabinet zet zich in voor mensen die gedupeerd zijn door de problemen die zijn ontstaan rondom de kinderopvangtoeslag. Om gedupeerden recht te doen is ruimhartige compensatie en emotioneel herstel cruciaal. In onderstaande tabel 22.1 is een uitsplitsing opgenomen van de beschikbare middelen per regeling van de hersteloperatie en het totaal. Om een integraal overzicht te geven van de financiën laat het overzicht zowel de geraamde uitgaven als de verwachte inkomstenderving zien.

Het totaal beschikbare budget is weinig veranderd ten opzichte van het overzicht in de Voorjaarsnota 2023. De enige wijziging op de totale omvang is een creditnota door Sociale Banken Nederland (SBN) voor een deel van het betaalde voorschot voor de private schuldenaanpak (circa 22 miljoen euro). Dit vanwege de verwachting dat door het huidige bevoorschottingsschema de liquide middelen van SBN te hoog worden ten opzichte van de verplichtingen.

Daarnaast is in het overzicht de herschikking van middelen in het kader van het project Versneld Duidelijkheid voor Ouders opgenomen. Hiervoor is onder andere ruimte bij de middelen voor de private schuldenaanpak en het betalen van dwangsommen gebruikt. Deze ruimte was er vanwege (verwachte) meevallers in de ramingen. Ook is er een herschikking geweest voor het voortzetten van de aanpak van multiproblematiek (doorbraakmethode), voor de uitbreiding van de rechtsbijstandregeling en de schade-expert pool. Deze ruimte is eveneens gevonden bij de middelen voor de private schuldenaanpak. Verder is er een aantal kasschuiven gedaan om de beschikbare middelen aan te laten sluiten bij het actuele ritme van de verschillende regelingen.

Voor de eerste toets en de Kindregeling zijn er meer middelen in 2023 nodig. Voor onder andere de ex-toeslagpartnerregeling, de HZK-regeling (huurtoeslag, zorgtoeslag en kindgebonden budget) en de publieke schuldenaanpak zijn middelen deels naar latere jaren geschoven vanwege het verschuiven van geplande werkzaamheden. Van de Aanvullende Post (AP) zijn middelen overgeboekt naar de begrotingen van Financiën en Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het gaat daarbij om circa 142 miljoen euro voor het project Versneld Duidelijkheid voor Ouders, 34,5 miljoen euro voor het schuldhulpverleningsaanbod voor jongeren met problematische schulden (motie Kat) en circa 18 miljoen euro voor het kwijtschelden van publieke schulden.

In de 15e voortgangsrapportage wordt uitgebreider ingegaan op de hierboven beschreven ontwikkelingen, deze wordt naar verwachting eind september met de Kamer gedeeld.

(in miljoenen euro's) 93 1.271 1.025 2.072 1.603 781 283 35 7.163
Verwerkt in departementale begrotingen 93 1.271 1.025 2.072 1.457 464 175 35 6.592
Programma 47 1.136 780 1.731 1.026 310 112 29 5.172
w.v. 30k, IB, aanvullende compensatie (incl. uitvoering VSO-route) en overig 36 713 303 360 353 91 76 29 1.960
w.v. Kindregeling 74 535 131 740
w.v. Kwijtschelden publieke schulden (incl. uitvoering; rijksbreed) 369 162 349 283 68 6 1 1.238
w.v. Kwijtschelden private schulden (incl. uitvoering) 41 173 175 113 50 7 559
w.v. Andere toeslagen 2 54 1 56
w.v. Ex-partners 11 130 31 1 173
w.v. Ondersteuning door gemeenten 11 14 34 105 87 39 12 301
w.v. Reservering ondersteuning rechtsbijstand 1 3 14 19 10 47
w.v. Dwangsommen 19 19 38
w.v. Ouders in het buitenland (incl. uitvoering) 5 9 12 3 30
w.v. Uithuisplaatsingen kinderen (incl. uitvoering; J&V) 10 3 14
w.v. Schade-expert pool 9 7 16
Apparaat 46 135 245 341 431 154 63 6 1.420
Reservering op AP 146 317 108 571
Financiën 104 299 108 511
Rijksbreed (kwijtschelden publieke schulden) 42 18 60

22.2 Bijlage Groningen Schade en Versterken

Deze bijlage geeft een overzicht van ontwikkelingen m.b.t. Groningen voor schade en versterken en de kabinetsreactie PEGA.

Op basis van de geactualiseerde verwachtingen over de schadeafhandeling en de uitvoering van de versterkingsoperatie is de raming in het voorjaar opnieuw herijkt en is uitvoeringsjaar 2029 toegevoegd in tabel 22.2. De beleidsmatige ontwikkelingen n.a.v. de kabinetsreactie op het eindrapport van de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen (PEGA) zijn nog niet verwerkt in deze ramingsbijstelling, hiervoor is een aparte tabel opgenomen. Ook komen de middelen die aan de regio ten goede komen vanuit de Bestuurlijke Afspraken uit 2020 (1,5 miljard euro)en de 1,15 miljard euro voor het Nationaal Programma Groningen hier nog bovenop. Deze zijn respectievelijk bij de Voorjaarsnota 2021 en 2018 toegevoegd.

Ten opzichte van de Miljoenennota 2023 stijgen de geraamde uitgaven voor schade en versterken met circa 1,1 miljard euro. De meerkosten ten opzichte van de eerdere raming worden in onderstaande tabel toegelicht. De ophoging van de schaderaming wordt met name verklaard door enkele vernieuwde inzichten over het verloop van de schadeafhandeling en het toevoegen van uitvoeringsjaar 2029. De raming voor de uitgaven van de versterkingsoperatie is opgesteld op basis van een nieuw ramingsmodel, te weten het Meerjarenversterkingsbegroting-model (MJVB). Dit model gaat uit van de huidige planning van de versterkingsoperatie (Meerjarenversterkingsplan, MJVP). De raming volgt daarbij de 11 mijlpalen van het versterkingsproces, gebruikt concrete projectramingen en waar dat niet mogelijk is, de gemiddelde kosten per type huis. Het nieuwe ramingsmodel is betrouwbaarder en makkelijker te actualiseren aan de hand van nieuwe uitvoeringsinformatie. Volgens de huidige verwachting wordt de versterkingsoperatie in 2028 afgerond.

# Omschrijving 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 Cumulatief
1 Actualisatie raming schade 39 ‒ 14 87 98 239 65 96 612
2 Waarvan excl. btw 41 ‒ 11 86 96 237 63 92 604
3 Waarvan btw ‒ 2 ‒ 3 1 2 2 3 4 8
4 Actualisatie raming versterking 238 58 146 37 ‒ 79 61 461
5 Waarvan excl. btw 188 31 127 33 ‒ 67 53 365
6 Waarvan btw 49 27 19 4 ‒ 11 8 96
7 Juridische bijstand novelle 5 5
8 Waarvan excl. btw 4 4
9 Waarvan btw 1 1
10 Totale actualisatie (1+4+7) 277 44 234 136 160 126 96 1.078
11 Totale actualisatie excl. btw (2+5+8) 230 20 213 129 169 116 96 973
12 Totale btw (3+6+9) 47 25 20 7 ‒ 9 10 5 106

Tabel 22.3 toont de dekking van de ramingsbijstelling. De kosten voor schade en versterken worden (exclusief btw) doorbelast aan de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM), die namens de Maatschap Groningen (NAM en beleidsdeelneming EBN) verantwoordelijk is voor het betalen van de kosten voor schade en versterken. Tot en met eind 2022 bedraagt de hoogte van de onvolledig betaalde facturen van de NAM ca. 400 miljoen euro. In lijn met de economische verhoudingen binnen de Maatschap komt 40% van de kosten voor rekening van EBN. De bij EBN aanwezige voorziening is niet toereikend om het EBN-deel van de geraamde uitgaven voor schade en versterken te voldoen. Om die reden wordt vanaf 2027 een kapitaalinjectie aan EBN opgenomen. In de Voorjaarsnota 2021 is deze systematiek toegelicht. Ook deze raming wordt jaarlijks bijgesteld op basis van de actualisatie van de ramingen voor schade en versterken.

1a Ontvangstenraming schade excl. btw 564 657 563 562 431 328 124 92 3.321
1b Ontvangstenraming versterken excl. btw 651 458 773 716 647 547 668 4.461
2 40% van 1 t/m 3 is aandeel EBN 486 446 535 511 431 350 317 37 3.112
3 EBN-deel uit resultaat lopend jaar (niet over voorziening lopend) 263 218 142 74 72 180 949
4 Aanspreken voorziening (4-5) 223 228 393 437 357 1.637
5 Nieuwe reeks voor kapitaalinjectie EBN (VJN 2023) 0 0 0 0 3 170 317 37 526
6 Stand kapitaalinjectie EBN (VJN 2022) 0 0 0 0 0 109 65 175
7 Mutatie (7-8) 0 0 0 0 3 61 252 37 352

Tabel 22.4 toont het resultaat van de mutatie op de totale raming. Deze tabel gaat enkel in op de bijstelling van de ramingen voor schade en versterken en de daarmee samenhangende kapitaalinjectie aan EBN. Dat betekent dat er t/m 2029 in totaal circa 7,7 miljard euro aan de wettelijke taken begroot is voor de schadeafhandeling en versterkingsoperatie. Op artikel 5 van de EZK-begroting (Groningen) staat nog ca. 400 miljoen euro voor overige posten, zoals de bijdragen aan uitvoeringsorganisaties, knelpuntenbudgetten en compensatie aan gemeenten en provincie. In totaal komt dit neer op ca. 8,1 miljard euro aan bestaande middelen voor Groningen t/m 2029.

In de periode t/m 2022 is in totaal een bedrag van ruim 1,5 miljard euro aan schade uitgegeven, dit betreft zowel de vergoedingen voor waardedaling als voor fysieke en immateriële schade, inclusief de vaste schade vergoeding. Voor de versterkingskosten is t/m 2022 ruim 800 miljoen euro uitgegeven. Het totaal van de uitgaven voor de bovengenoemde posten incl. de nog geraamde kosten bedraagt daarmee voor de periode t/m 2029 ca. 10,5 miljard euro.

# Omschrijving 2023 2024 2025 2026 2027 2028 2029 Cumulatief
1 Totale raming schade 674 579 578 442 336 130 96 2.834
2 Waarvan excl. btw 657 563 562 431 328 124 92 2.757
3 Waarvan btw 17 16 16 10 7 6 4 77
4 Totale raming versterking 1.051 888 828 718 602 742 4.828
5 Waarvan excl. btw 914 772 720 625 524 645 4.200
6 Waarvan btw 137 116 108 93 78 97 629
7 Juridische bijstand novelle 5 5 5 5 5 5 5 34
8 Waarvan excl. btw 4 4 4 4 4 4 4 28
9 Waarvan btw 1 1 1 1 1 1 1 6
10 Totale raming (1+4+7) 1.730 1.472 1.410 1.164 942 877 101 7.697
11 Totale raming excl. btw (2+5+8) 1.575 1.339 1.285 1.060 857 773 96 6985
12 Totale btw (3+6+9) 155 133 125 104 86 104 5 712

Naast de bestaande middelen voor schade en versterken, heeft het kabinet in april haar kabinetsreactie gestuurd op het eindrapport van de parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen. Hierin neem het kabinet maatregelen om de schadeafhandeling milder, makkelijker en menselijker te maken [Kamerstukken 35561-17h]. Hiervoor is bij de Voorjaarsnota een reeks op de Aanvullende Post gereserveerd die in totaal optelt tot 11,5 miljard. Deze reeks bestaat uit 4 miljard incidentele middelen voor de periode tot en met 2028 voor schade en versterken, verduurzaming en sociaal en economisch perspectief. Daarnaast is er gedurende 30 jaar 250 miljoen euro per jaar gereserveerd voor generatielange betrokkenheid, eveneens voor verduurzaming en sociaal en economisch perspectief. Deze middelen komen bovenop de reeds bestaande middelen voor Groningen die zijn gereserveerd op de begroting van EZK en op de middelen die geherprioriteerd worden bij andere departementen. In onderstaande tabel is te zien dat de totale omvang van de bestaande en nieuwe maatregelen uitkomt op 22,35 miljard euro.

Schade en versterken 12.629
Staand beleid 8.073
Nieuwe raming en eindejaarsmarge over 2022 1.556
Kabinetsreactie 3.000
Verduurzaming 150 1.500
Kabinetsreactie – verduurzaming – vanuit BZK 150
Kabinetsreactie – generatielange betrokkenheid 1.500
Mentaal en sociaal 500 3.000
Kabinetsreactie 500
Kabinetsreactie – generatielange betrokkenheid 3.000
Economisch perspectief 1.576 3.000
Staand beleid 516
Kabinetsreactie – versterking NPG 250
Kabinetsreactie – generatielange betrokkenheid 3.000
Kabinetsreactie – N33 Midden (bijdrage IenW, uitgaande van cofinanciering regio) 145
Kabinetsreactie – N33 Noord incl. oeververbinding (bijdrage generaal) 250
Kabinetsreactie – Nedersaksenlijn Fase 1 (bijdrage IenW, uitgaande van cofinanciering regio) 85
Kabinetsreactie – specifieke projecten (campussen, lifelines, inpassing waterstof, eerstvolgende tranche van de regiodeals, strategische bedrijvigheid, NOM + Economic Board) 330
Nieuw beleid (kabinetsreactie, nieuwe raming) 6.266 7.500 13.766
Staand beleid 8.588 8.588
Eindtotaal (2023-2055) 22.354

Bij de Miljoenennota 2024 worden de eerste middelen overgeboekt van de AP naar de begroting van EZK en I&W en in het juiste kastritme gezet voor de PEGA-maatregelen waar in 2023 mee gestart kan worden. Dit staat nader toegelicht in de ontwerpbegroting 2024 van EZK.

In tegenstelling tot de bijlage Groningen uit Miljoenennota 2023 is in deze bijlage geen update over het Norg Akkoord opgenomen. Vanaf 2023 dalen de volumes waarover een vergoeding aan Shell en Exxon wordt betaald en ook door de dalende gasprijs nemen de kosten fors af. Meer informatie over het Norg Akkoord is te vinden in de Ontwerpbegroting van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat.

23 Uitgavenoverzicht Oekraïne

In onderstaande tabel is het rijksbrede uitgavenoverzicht opgenomen met alle uitgaven en niet-belastingsontvangsten die direct verband houden met de oorlog in Oekraïne. Niet-belastingontvangsten zijn als negatieve (-) uitgaven opgenomen. Wanneer een 0 is opgenomen betreft het een uitgaven of niet-belastingontvangst van kleiner dan 0,5 miljoen euro.

De maatregelen worden toegelicht in de departementale ontwerpbegrotingen.

Buitenlandse Zaken (incl. ontwikkelingssamenwerking) 377 93 93 95 97
Bijdrage NAVO Ukraine Comprehensive Assistance Package Trust Fund 75
Bijdrage wederopbouw door Nederlands bedrijfsleven 50
Bijdragen aan IFIs (WB, IFC, EBRD) voor steun Oekraine 140
Council of Europe Development Bank (CEB) 22
Directoraat Generaal Oekraïne en Nationale Opvangorganisatie (NOO)
Europees Vredesfaciliteit 91 93 95 97
Humanitaire en psychosociale hulp 30
Ondersteuning van het cultuurbeleid in Oekraine 1
Ontmijning 10
Tegengaan straffeloosheid van internationale misdrijven 14
Tweede steunpakket Oekraïne 35 2
Justitie en Veiligheid 3.190 3.248
Basisregistratie Personen (BRP)
Directoraat Generaal Oekraïne en Nationale Opvangorganisatie (NOO) 47 21
Gemeentelijke en particuliere opvang 2.893 2.984
Subsidies NGO's 11 31
Tolken 2
Uitvoeringskosten IND 18 18
Uitvoeringskosten NIDOS 5 5
Veiligheidsregio's en GGD'en 78 54
Regeling Medische zorg Ontheemden (RMO) 137 135
Binnenlandse Zaken 53
Realisatie van extra woningen 45
Taskforce versnelling tijdelijke huisvesting 8
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 251 97
Leerlingenvervoer 21
Nieuwkomersonderwijs 191 97
Ondersteuning van het cultuurbeleid in Oekraine 4
Tijdelijke onderwijshuisvesting 24
Voorschoolse educatie 10
Financiën 77 116 41 41 5 ‒ 39
Begrotingssteun via EU 41 41 41 41
EBRD Crisis Response Special Fund 25 75
Lening aan Oekraïne via IMF ‒ 37 ‒ 39
LNG invoercapaciteit in de Eemshaven 4 4 4 4 4
Premieontvangsten garantie Gasunie ‒ 4 ‒ 4 ‒ 4 ‒ 4 ‒ 4
Tweede steunpakket Oekraïne 52
Defensie 1.069 1.146 536 296 ‒ 16 441
Militaire goederen 1.069 1.146 536 296 ‒ 16 441
Infrastructuur en Waterstaat 5
Tweede steunpakket Oekraïne 5
Economische Zaken en Klimaat 88 340 105 ‒ 148 ‒ 148 ‒ 148
Gasopslag Bergermeer 70 340 105 ‒ 148 ‒ 148 ‒ 148
Winterisation 18
Sociale Zaken en Werkgelegenheid 25
Kindregelingen 10
Taallessen 15
Volksgezondheid, Welzijn en Sport 62 31
Meerkostenregeling gemeentelijke zorg 46 23
Transport medische evacuees 4 2
Zorg aan onverzekerden (SOV) 12 6
Aanvullende Post 1.214 100
Reservering gemeentelijke en particuliere opvang 1.214 100
Totaal 5.196 5.073 1.989 384 ‒ 63 253

24 Corona

Coronagerelateerde uitgavenmaatregelen

Onderstaande tabel 24.1 toont de ramingen van de uitgaven aan coronagerelateerde maatregelen die relevant zijn voor het EMU-saldo. Voor 2023 is het de verwachting dat deze uitgaven circa 3,0 miljard euro zullen bedragen en voor 2024 worden de uitgaven geraamd op 0,5 miljard euro. In 2020 bedroegen deze uitgaven 27,8 miljard euro, in 2021 31,1 miljard euro en in 2022 11,2 miljard euro. De totaal (geraamde) EMU-relevante uitgaven aan coronagerelateerde maatregelen bedragen in totaal circa 74 miljard euro.

Justitie en Veiligheid 3 1
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 1.468 71 50 40
Nationaal Programma Onderwijs 1.304 52 50 40
Diversen 164 19
Financiën en Nationale Schuld 121 ‒ 65 ‒ 53 ‒ 113 ‒ 99 14
Defensie ‒ 1
Infrastructuur en Waterstaat 88 ‒ 35
Beschikbaarheidsvergoeding OV 80 ‒ 35
Diversen 8
Economische Zaken en Klimaat 390 92 84 38 13 18
TVL 114 2 2 2 2
Diversen 276 91 82 36 11 18
Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit 36
Sociale Zaken en Werkgelegenheid ‒ 543 53 6 0 0 1
NOW ‒ 585 44 3 1 0
Diversen 42 9 4 ‒ 1 0 1
Volksgezondheid, Welzijn en Sport 1.228 430 62 40 ‒ 1
GGD'en en veiligheidsregio's 655 212
Onderzoek inzake Covid-19 90 35 2
Vaccin ontwikkeling en medicatie 224 81 58 47
Overige maatregelen (plafond Rijksbegroting) 259 102 2 ‒ 7 ‒ 1
Gemeentefonds 133
Reserveringen Aanvullende post 47 ‒ 0
2.971 547 150 5 ‒ 87 32

Naast de EMU-relevante corona uitgaven zijn er ook uitgaven die niet EMU-relevant zijn. Dit zijn leningen waarvan de verwachting is dat deze (vrijwel volledig) op een later moment worden terugbetaald. In tabel 24.2 is een overzicht opgenomen van deze niet EMU-relevante uitgaven.

Koninkrijksrelaties en BES fonds 76
Liquiditeitssteun Aruba, Curaçao, Sint Maarten 76
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ‒ 15
Nationaal Programma Onderwijs ‒ 15
Financiën en Nationale Schuld 0
Lening KLM 0
Economische Zaken en Klimaat ‒ 64 ‒ 67 ‒ 247 ‒ 37 62
Leningen 3 ‒ 180 30 62
Voucherkredietfaciliteit reissector ‒ 67 ‒ 67 ‒ 67 ‒ 67
Sociale Zaken en Werkgelegenheid ‒ 34 ‒ 41 ‒ 42 ‒ 43 ‒ 29 ‒ 3
Leningen TOZO ‒ 34 ‒ 41 ‒ 42 ‒ 43 ‒ 29 ‒ 3
Volksgezondheid, Welzijn en Sport 1
Verlaging invorderingsrente Zorgtoeslag 1
‒ 21 ‒ 108 ‒ 289 ‒ 95 33 ‒ 3

25 Fossiele subsidies

Introductie

Nederland staat voor de grote uitdaging om het gebruik van fossiele energie af te bouwen om de gestelde doelen in de Klimaatwet te halen en toe te bewegen naar een klimaatneutrale samenleving en klimaatneutraal energiesysteem. Verbranding van fossiele brandstoffen, procesemissies en niet-fossiele emissies dragen bij aan klimaatverandering en veroorzaken lokale milieuschade. De afgelopen tijd is er dan ook steeds meer maatschappelijke discussie over voordelen voor gebruikers van fossiele brand- en grondstoffen waardoor duurzame alternatieven onvoldoende tot stand kunnen komen. Het kabinet heeft in het coalitieakkoord afgesproken om onderzoek te doen naar afbouw van de financiële prikkels voor fossiele brandstoffen en de financiële stimulering voor deze brandstoffen waar mogelijk te beëindigen, zoveel mogelijk in samenspraak met andere landen met oog op het voorkomen van weglek. In 2020 is reeds een eerste brief (Kamerstuk 32 813, nr. 566) naar de Tweede Kamer gestuurd. Hierin schetst het kabinet dat er verschillende definities bestaan voor fossiele subsidies, wat leidt tot uiteenlopende bedragen en verschillende overzichten met regelingen die kunnen worden aangemerkt als fossiele subsidies. Dit leidt tot veel vragen, terwijl transparantie van groot belang is.

Het kabinet heeft daarom in het voorjaarspakket klimaat (Kamerstuk 32813, nr. 1230) aangekondigd dat het is gestart met een nieuwe inventarisatie. Nederland kent geen structurele directe prijssubsidies op brandstoffen. Wel zijn er diverse uitgavenregelingen (indirect) gelieerd aan fossiel energieverbruik, fiscale fossiele vrijstellingen, kortingen en aangepaste belastingtarieven. Deze inventarisatie is opgenomen in deze bijlage van de Miljoenennota 2023 en zal ieder jaar gelijktijdig met de Miljoenennota opnieuw worden geactualiseerd. Het is hiermee nadrukkelijk een dynamische lijst, waarbij in latere jaren op basis van nieuwe inzichten regelingen aan de lijst kunnen worden toegevoegd of juist kunnen worden verwijderd. De samenstelling van de nieuwe lijst is gebaseerd op een ambtelijke analyse, input van stakeholders en een nieuwe conceptstudie door het Centraal Planbureau (CPB) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). De inventarisatie komt uit op een bedrag van 39,746,4 miljard euro uit hoofde van de regelingen die leiden tot fossiele voordelen. Het gaat hierbij om het budgettair belang, waarin nog geen rekening is gehouden met gedragseffecten. In de praktijk zal de budgettaire opbrengst bij afschaffing van deze regelingen daarom veel lager uitvallen. Deze inventarisatie komt op een moment dat Nederland de transitie naar een klimaatneutrale samenleving heeft ingezet met doelen voor 2030 en 2050. Deze transitie kost tijd. Dat betekent dat de inventarisatie van fossiele subsidies ook in het licht moet worden gezien van de opbouw van duurzame alternatieven.

Het CPB en PBL brengen momenteel op eigen initiatief fossiele subsidies in Nederland in kaart. De resultaten komen te laat om mee te nemen in het overzicht van de Miljoenennota 2023. Bij het opstellen van de lijst is getracht zoveel mogelijk gebruik te maken van de conceptresultaten van het CPB en PBL. In dit verband is een concept tabel met door CPB en PBL gekwantificeerde fossiele energiesubsidies in relatie tot beprijzingsinstrumenten geraadpleegd. De inventarisatie die nu voor het eerst in de Miljoenennota wordt opgenomen, zal jaarlijks worden geactualiseerd. Aan PBL zal worden verzocht om na te gaan in hoeverre het mogelijk is om jaarlijks een actualisering van de analyse op te stellen zodat nieuwe inzichten mee kunnen worden genomen in de toekomstige overzichten.

Deze bijlage bestaat uit vier blokken. Het eerste blok beschrijft het bredere perspectief van beprijzing van broeikasgasemissies. Het tweede blok gaat in op de verschillende beleidsafwegingen die spelen bij het wel of niet afbouwen van bepaalde fossiele subsidies. In het derde blok wordt ingegaan op de verschillende definities van fossiele subsidies die in omloop zijn. Tot slot zijn in het vierde blok de overzichtstabellen met de verschillende regelingen opgenomen.

Met deze bijlage geeft het kabinet invulling aan de motie-Klaver van 20 december 2022 die vraagt om te berekenen wat de totale omvang van fossiele subsidies is in Nederland, en indien daar aannames voor nodig zijn verschillende varianten uit te werken (Kamerstuk 36 250, nr. 24) en de mondelinge vraag-Teunissen om in te gaan op het onderzoek van Metten met een nog hogere ingeschatte omvang van fossiele subsidies in Nederland. Ook zijn de aanbevelingen die Ex’tax doet in haar rapportage bestudeerd en zijn er gesprekken gevoerd met Ex'Tax over hun fiscale vergroeningsvoorstellen. Deze analyse en gesprekken hebben mede de basis gevormd voor het IBO klimaat. Hiermee is de motie van het lid Koffeman afgedaan (Kamerstukken I 2022-2023, 36202-N). Daarnaast voldoet het kabinet met de toelichting in deze bijlage bij de vrijstelling van accijns voor luchtvaart (kerosine), zeevaart (zware stookolie) en binnenvaart (gasolie) aan de toezegging aan de leden De Boer (GroenLinks) en Koffeman (PvdD) tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan 2023 (Kamerstukken I 2022-2023, T03617). Tot slot geeft het kabinet hiermee een reactie op de initiatiefnota-Van Raan van 25 mei 2023 over fossiele subsidies en hoe ze af te schaffen (Kamerstuk 36 366, nr. 2).

Box 24.1 Afbouw fossiele subsidies reeds ingezet en voorgenomen

Het kabinet heeft al een aantal stappen gezet in de afbouw van fiscale en niet-fiscale regelingen die invloed hebben op fossiel energiegebruik. De teruggaafregeling in de energiebelasting op elektriciteit ten gunste van energie-intensieve bedrijven is per 1 januari 2023 afgeschaft. Ook de zogenoemde indirecte kostencompensatie voor ETS-bedrijven is afgebouwd naar nul. In het coalitieakkoord is afgesproken om de energiebelasting minder degressief te maken en om een aantal uitzonderingen in de sfeer van de energiebelasting af te schaffen. Het gaat daarbij om het afschaffen van het verlaagd tarief in de energiebelasting op aardgas voor de sector glastuinbouw, de vrijstelling voor mineralogische en metallurgische procedés ten aanzien van de energiebelasting op aardgas, de vrijstelling voor metallurgische processen ten aanzien van de energiebelasting op elektriciteit, en de vrijstelling voor elektriciteit gebruikt voor chemische reductie en elektrolytische procedés. Daarnaast is afgesproken om de bestaande inputvrijstelling ten aanzien van de energiebelasting op aardgas voor toepassing in installaties voor zogenoemde warmtekrachtkoppeling (WKK’s) te beperken. Tenslotte is in het voorjaarspakket Klimaat afgesproken om de vrijstelling duaal en non-energetisch verbruik kolen af te schaffen.

NB. Naast de afbouw van bestaande regelingen is op nationaal niveau per 2021 een vliegbelasting en CO2-heffing industrie ingevoerd.

Breder perspectief op beprijzing

Breder perspectief op beprijzing belangrijk bij analyseren fossiele subsidieregelingen

Het is belangrijk om het overzicht van fossiele subsidies in een bredere context van CO2-emissiebeprijzing te bekijken. Wanneer beleidsmatig wordt overwogen of specifieke fossiele subsidieregelingen moeten worden afgeschaft, is het cruciaal om de doelmatigheid van deze beslissing te plaatsen tegen de achtergrond van de bredere CO2-beprijzingsniveaus die de verschillende sectoren kennen in Nederland.

Beprijzing is een hoeksteen voor klimaatbeleid

Beprijzing van klimaat- en milieuschade biedt prikkels om op verschillende manieren bij te dragen aan emissiereductie. Het maakt het fossiele productieproces duurder, wat (concurrerende) producenten aanzet tot schonere productieprocessen. Tevens maakt het producten met een hoge voetafdruk relatief duur, wat consumenten aanzet tot verschuiving en/of vermindering van consumptie ervan.

Beprijzing is een hoeksteen voor een succesvolle transitie, maar staat niet op zichzelf. Beprijzingsprikkels zijn effectief als er handelingsperspectief is, en ze producenten daadwerkelijk tot groenere productie aanzetten en consumenten tot groenere consumptie. Financiële prikkels zijn onderdeel van een integraal beleidspakket met ook normering en subsidiëring. En vanzelfsprekend zijn keuzes van bedrijven en consumenten meer dan een optelling van (financiële) prikkels.

De optelling van instrumenten geeft een accurater beeld van de beprijzingstekorten

Zoals hiervoor geschetst is beprijzing van de broeikasgassen belangrijk voor het realiseren van de klimaatdoelen. Voor het totaal aan prikkels is de centrale vraag of er sprake is van een beprijzingstekort van broeikasgasuitstoot wanneer alle beleidsinstrumenten in samenhang worden bezien. Het PBL-rapport 'Klimaatverandering in de prijzen: actualisatie?’ biedt het overzicht van opgetelde impliciete en expliciete CO2-beprijzing voor de situatie in 2021 (zie figuur 1), waarmee beprijzingsverschillen kunnen worden geïdentificeerd. Samen met andere beleidsinstrumenten zoals subsidies en normering kan worden bezien of er een beprijzingstekort resteert, en in hoeverre aanvullende beprijzing de efficiëntie van de beleidsmix kan vergroten.

Uit het overzicht van PBL is op te maken dat de opgetelde beprijzing in sommige gevallen relatief hoog is. Dit geldt bijvoorbeeld voor de personenauto’s waarvoor een combinatie geldt van de brandstofaccijnzen, de bpm (aanschafbelasting) en de motorrijtuigenbelasting (belasting op bezit). Tegelijkertijd valt op dat de emissies in de veehouderij en akkerbouw nog helemaal niet worden beprijsd. Deze emissies zijn niet gelieerd aan fossiele brand- en grondstoffen en komen hierdoor niet terug in de discussie rondom fossiele subsidies.

Richting 2030 neemt de beprijzing van broeikasgasemissies in de elektriciteitssector, industrie, transport en de gebouwde omgeving reeds aanzienlijk toe. De belangrijkste bijdrage daaraan is het Europese Fit-For-55 pakket. De ETS-prijs is ten opzichte van het 2021-gemiddelde inmiddels bijna verdubbeld. Sinds december 2021 schommelt de ETS-prijs tussen de 70 en 100 euro per ton CO2. Het huidige emissiehandelssysteem (ETS1) wordt verbreed naar zeevaart. ETS-hervormingen en de Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) versnellen de onvermijdelijke uitfasering van gratis emissierechten. Er komt een tweede emissiehandelssysteem (ETS2) voor overig fossiel energiegebruik in de gebouwde omgeving, het wegtransport en de niet ETS-industrie, met een opt-in mogelijkheid voor meerdere sectoren. Tevens bieden Europese CO2-emissienormen directe impliciete beprijzing van voertuigen (verordening CO2-normen auto’s), zeevaartbrandstoffen (verordening Fuel EU Maritime) en luchtvaartbrandstoffen (verordening ReFuel Aviation).

Voor het bepalen van een mogelijk beprijzingstekort is een referentie nodig. Hiervoor zijn verschillende mogelijkheden. Ten eerste kan worden gekeken naar de omvang van de externe effecten die onder andere in het handboek milieuprijzen (CE Delft 2023) zijn berekend. De totale opbrengst van de mix aan belastingen en emissierechten moet in deze benadering minimaal gelijk zijn aan de omvang van de kosten van de externe effecten. Dat gaat dan om zowel broeikasgasuitstoot, lokale milieuvervuiling zoals fijnstof en externe effecten zoals congestie en verkeersveiligheid. Een tweede mogelijkheid is om te kijken naar de doelen die in de nationale Klimaatwet zijn verankerd. De centrale vraag in deze benadering is of het totaal aan instrumenten, waaronder beprijzing, het doelbereik van de Klimaatwet voldoende borgt. Als dat het geval is, dan is er geen beprijzingstekort. Tezamen met PBL zal het kabinet nader verkennen hoe de mate van beprijzing en eventuele beprijzingstekorten structureel in beeld kunnen worden gebracht.

Figuur 24.1 CO2-beprijzing in de verschillende sectoren (2021)

Figuur 24.1 visualiseert de CO2-beprijzing in 2021 in de verschillende sectoren. De horizontale as toont de totale uitstoot van broeikasgassen, die de relevante basis is voor de beprijzing, gebaseerd op de uitstoot als gevolg van het gebruik van fossiele brandstoffen en andere emissies die niet gerelateerd zijn aan energie. Op de verticale as wordt de aangepaste hoogte weergegeven voor zowel de expliciete als impliciete prijzen per ton CO2. Elk vak in de figuur komt overeen met een bepaald deel van de emissies waarvoor dezelfde CO2-prijs geldt. De breedte van de vakken geeft aan welk deel van de emissies onderhevig is aan deze CO2-prijs. De kleuren geven aan welke beleidsinstrumenten bijdragen aan welk gedeelte van de totale effectieve CO2-prijs. Het overzicht van PBL bekijkt de situatie in 2021, en bevat daarom niet alle recente beleidsontwikkelingen.

In tekstvak 24.2 wordt tot slot, ter illustratie, geschetst hoe in Denemarken onderzoek is gedaan naar het beprijzingsniveau en mogelijkheden om het belastingniveau te vergroenen.

Box 24.2 Expertgroep Green Tax Reform in Denemarken

In het kader van de Green Tax Reform, die is gericht op 70% CO2-reductie in 2030 ten opzichte van 1990, heeft Denemarken een expertgroep ingesteld. Deze expertgroep speelt een belangrijke adviesrol bij de totstandkoming en uitvoering van de Green Tax Reform. Zo heeft de expertgroep een model ontwikkeld om de energiebelastingen om te zetten in CO2-belastingen. Uitgaande van zoveel mogelijk uniforme beprijzing heeft de expertgroep een voorstel gedaan hoe het vereiste beprijzingsniveau kan worden uitgebreid naar andere sectoren en ook mogelijke terugsluismaatregelen in kaart gebracht. De expertgroep adviseerde in februari 2022 over een CO2-belasting op energie gerelateerde emissies (deel 1) en zal dit najaar over de niet-energie gerelateerde emissies in de landbouw adviseren (deel 2).[1] Uitgangspunt van dit advies is een zoveel mogelijke uniforme tariefstelling voor emissies uitgedrukt in CO2-equivalenten voor alle sectoren waardoor beprijzingstekorten worden voorkomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de uitbreiding en aanscherping van het EU ETS-systeem en koolstoflekkage. Bij de tariefvaststelling is uitgegaan van een vaste nationale CO2-prijs die onafhankelijk is van de prijsschommelingen in het ETS. Een meerderheid in het Deense parlement heeft ingestemd met een akkoord dat in grote lijnen de conclusies (deel 1) van de expertgroep volgde. De komende jaren zal het advies over de energieproducten worden uitgewerkt in wetgeving. Deze wetgeving moet in januari 2025 in werking treden met een geleidelijke infasering tot 2030. Ter compensatie zullen er gerichte subsidies worden ingevoerd.

In onderstaande tabel zijn de voorgestelde cumulatieve tarieven (in Deense kroon) per sector opgenomen.

Momenteel kijkt de genoemde expertgroep naar het belasten van de niet energie-gerelateerde emissies in de landbouwsector. Het advies van de expertgroep zal in het najaar van dit jaar worden afgerond. De landbouw in Denemarken stoot relatief veel emissies uit in vergelijking met de andere sectoren.  

Figuur 4 Bestaande CO2-beprijzing in Denemarken

Figuur 5 Voorgenomen CO2-beprijzing in Denemarken na de green tax reform

Beleidsoverwegingen bij afbouwpad fossiele subsidies

Naast het vaststellen van de lijst en omvang van fossiele subsidies is de vraag of, en zo ja, hoe deze regelingen moeten worden afgebouwd. Het kabinet heeft daarom in de Kamerbrief over het voorjaarspakket klimaat (Kamerstuk 32813, nr. 1230) aangekondigd in de Miljoenennota per fiscale vrijstelling voor fossiel aan te geven of, en zo ja, hoe deze regeling wordt afgebouwd. Inmiddels is het kabinet demissionair. Een besluit over een eventueel afbouwpad is daarom aan het volgende kabinet. Ter onderbouwing van toekomstige beleidskeuzes zijn in dit blok wel de belangrijkste beleidsoverwegingen rondom het wel of juist niet afbouwen van fossiele subsidies weergegeven. In een aantal studies is reeds de impact onderzocht van een afbouw van een aantal fiscale regelingen, zie ook hieronder. De studies zijn op 19 september 2023 met de Tweede Kamer gedeeld.

  1. Impactanalyse afschaffen verlaagd tarief glastuinbouw, beperken inputvrijstelling aardgas en afschaffen vrijstelling voor metallurgische/mineralogische procedés en chemische reductie (Trinomics)
  2. Impactanalyse afschaffen raffinaderijvrijstelling, vrijstelling energiebelasting non-energetisch verbruik aardgas, vrijstelling duaal en non-energetisch verbruik kolen, introductie heffing nafta (koolwaterstof) (Kalavasta)
  3. Impactanalyse afschaffen accijnsvrijstelling gebruik van brandstoffen in de commerciële luchtvaart en afschaffen accijnsvrijstelling gebruik van brandstoffen in de commerciële scheepvaart (zeevaart en binnenvaart) (CE Delft)
  4. Impactanalyse afschaffen teruggaafregeling energiebelasting voor instellingen (CE Delft)
  5. Impactanalyse afschaffen accijnsverschil benzine – diesel (Revnext)
  6. Impactanalyse afschaffen inputvrijstelling aardgas voor elektriciteitsopwekking en vrijstelling kolenbelasting voor gebruik kolen bij elektriciteitsopwekking (Berenschot)
  7. Impactanalyse tariefaanpassingen energiebelasting (1,2 Mton CO2-reductie) (CE Delft)
  8. Analyse naar verduurzamingsopties fossiele feedstock (Berenschot)

In aanvulling op de hiervoor genoemde uitgevoerde impactanalyses heeft in 2021 een reguliere beleidsevaluatie van de bijzondere regelingen in de autobelastingen plaatsgevonden (zie ook Kamerstukken II 2021-2022, 32800-76). Tot slot is in juni 2023 een ambtelijk rapport verschenen over de mogelijkheden om (onder andere) de landbouwemissies te normeren en te beprijzen.82

Beleidsoverweging 1: Beprijzing van externe effecten

Beprijzing van externe effecten, zoals de CO2-uitstoot, is een effectief instrument voor het realiseren van CO2-reductie. Door het afschaffen van fossiele subsidies wordt het gebruik van fossiele brandstoffen duurder. Hiermee wordt een financiële prikkel gegeven om het gebruik van fossiele brandstoffen (en indirect de CO2-uitstoot) te verminderen. Hierbij moet wel worden gekeken naar het samenspel met andere beleidsinstrumenten zoals de nationale CO2-heffing voor de industrie en het Europese emissiehandelssysteem (ETS). Uit een aantal impactanalyses (zie hierboven) blijkt dat deze instrumenten op zichzelf al een afdoende prijsprikkel geven aan bedrijven om hun emissies te reduceren. Daarnaast is de CO2-reductie op mondiaal niveau afhankelijk van de mate van weglek (zie volgende beleidsoverweging).

Naast de uitstoot van broeikasgassen kunnen fossiele subsidies en beprijzingsgaten effect hebben op onder meer de lucht-, water en bodemkwaliteit die weer effect hebben op onder andere de volksgezondheid en biodiversiteit. Het afbouwen van fossiele subsidies kan daarmee ook een positieve bijdrage leveren aan onder meer de volksgezondheid en biodiversiteit.

Beleidsoverweging 2: Realiseren van een budgettaire opbrengst

Afbouw van fossiele subsidies kan leiden tot een extra budgettaire opbrengst voor de overheid. Deze extra financiële middelen kan de overheid inzetten voor andere beleidsdoelen zoals ondersteuning van lage inkomens of het helpen verduurzamen van bedrijven en huishoudens. Een belangrijke kanttekening is dat bij de berekening van de budgettaire cijfers in onderstaande overzichten geen rekening is gehouden met het gedragseffect (verduurzaming en risico op weglek). Met name bij een aantal regelingen rondom de industrie en scheepvaart is het risico op weglek groot en leidt afschaffing in de praktijk tot geen of een lagere budgettaire opbrengst.

Beleidsoverweging 3: Handelingsperspectief, weglekeffect en speelveld

De doeltreffendheid van beprijzing voor transitiedoelen en budgettaire doelen is sterk afhankelijk van de vormgeving en context.

Ten eerste is het belangrijk dat bedrijven en burgers voldoende handelingsperspectief hebben. Met het afbouwen van de fiscale vrijstellingen wordt een prikkel tot verduurzaming gecreëerd. Het is daarbij ook relevant in welke mate op die prikkel kan worden geacteerd: als er (nog) geen technische alternatieven voor bedrijven beschikbaar zijn kan de prikkel niet aanzetten tot verduurzaming in de productie en leidt deze uitsluitend tot lastenverzwaring bij de betreffende bedrijven. Afhankelijk van het product en de markt kan die kostenverhoging doorwerken in de prijs of niet. Bij doorwerking in de prijs zal door consumenten in hun aankoopbeslissing meer rekening worden gehouden met de externe kosten die gepaard zijn gegaan bij het maken van het product. Het beprijzen van de emissies in de luchtvaart zal er bijvoorbeeld naar verwachting voor zorgen dat de vraag daalt en de CO2-uitstoot op mondiale schaal substantieel afneemt.

Een tweede aandachtspunt betreft het internationaal speelveld: De oorsprong van veel fiscale vrijstellingen betreft de bescherming van het internationale speelveld. Bij het door Nederland unilateraal afbouwen of afschaffen van fiscale vrijstellingen wordt het internationale speelveld en daarmee de internationale concurrentiepositie van bedrijven aangepast.

In aansluiting op het aandachtspunt van een gelijk speelveld is het weglekrisico een beperkende factor. Stringenter beprijzingsbeleid kan leiden tot het verplaatsen van consumptie of productie naar plaatsen met minder streng beleid, waardoor de uitstoot niet afneemt maar verplaatst. Het beoogde doel (zij het transitieborging, overheidsinkomsten genereren of uitvoering geven aan het principe van ‘de vervuiler betaalt’) wordt dan niet of beperkt bereikt. Beleid dat gepaard gaat met weglek verschuift ‘ons’ vervuilingsprobleem, belemmert de mondiale transitie en zorgt voor minder bedrijvigheid binnen Nederland.

Via verschillende varianten en een combinatie van instrumenten kunnen beprijzingsprikkels worden geboden aan producenten en consumenten en kunnen de weglekrisico’s tevens worden beperkt. Beprijzing kan bijvoorbeeld worden ingericht op verschillende schaalniveaus en plekken in de keten. Beleid op Europese schaal is de meest geschikte optie om weglekrisico’s te beperken. Een andere optie die veelvuldig op nationaal niveau is toegepast is het vrijstellen van een deel van de uitstoot bij producenten binnen sectoren die gevoelig zijn voor weglek (heffen ‘aan de marge’), zodat weglekrisico’s kleiner worden. Dit kan worden gecombineerd met separate (nationale) beprijzing van de eindproducten, zodat de volledige milieukosten worden meegenomen bij keuzes van consumenten. Zij wijken voor hun consumptie doorgaans minder snel uit naar plaatsen met minder beprijzing.

De huidige beprijzing van de productie en consumptie van elektriciteit is een voorbeeld. Beprijzing van weglekgevoelige productie is doeltreffend op Europees niveau. Het EU ETS geeft de prijsprikkel voor opschaling van CO2-vrije elektriciteit. De nationale energiebelasting geeft aanvullende prijsprikkels richting gebruikers om zuinig met energie om te gaan, en zo de Nederlandse voetafdruk te beperken.

Beleidsoverweging 4: Rechtvaardigheid

In het kader van rechtvaardigheid wordt ten eerste vaak het principe van de «vervuiler betaalt» genoemd. De marktprijs van duurzame producten is vaak hoger, omdat er extra kosten zijn gemaakt om de externe effecten te minimaliseren. Deze producten kunnen daardoor op prijs moeilijk concurreren met conventionele, vervuilende producten. Door het beprijzen van de externe effecten betaalt de vervuiler en wordt het prijsverschil met duurzame producten kleiner wat zorgt voor eerlijke concurrentie tussen duurzamere en vervuilende producten. Duurzame bedrijven krijgen hierdoor meer kans om hun activiteiten te ontplooien in Nederland en zo een nieuwe en duurzame industrie op te bouwen.

In het kader van rechtvaardigheid wordt daarnaast vaak gewezen op de verdeling van de lasten tussen burgers en bedrijven. De fossiele subsidies zien voor een belangrijk deel op (grote) bedrijven uit de sectoren energie, mobiliteit en industrie (een deel van de fossiele subsidies ziet ook op burgers, zoals de belastingvermindering in de energiebelasting). In de energiebelasting betalen bedrijven met een groot energieverbruik door de degressieve tariefstructuur en vrijstellingen bijvoorbeeld per hoeveelheid aardgas of kWh elektriciteit relatief weinig energiebelasting vergeleken met burgers. Afbouw van deze regelingen in de energiebelasting zorgt voor een gelijkere relatieve lastenverdeling tussen huishoudens en bedrijven. Daarnaast zorgt onder andere de afbouw van gratis rechten onder het ETS ervoor dat industriële bedrijven de komende jaren financieel meer gaan bijdragen.

Binnen de groep burgers varieert de relatieve impact van beprijzing tot slot sterk per inkomensgroep. In de regel worden armere huishoudens relatief zwaarder geraakt door beprijzingsbeleid. De impact varieert afhankelijk van de dienst of het product dat wordt beprijsd. Extra beprijzing op de energierekening en op vliegtickets zal bijvoorbeeld verschillend uitpakken voor verschillende inkomensgroepen. De uiteindelijke impact hangt af van vormgeving van de beprijzing, en flankerend beleid om ongewenste inkomenseffecten tegen te gaan.

Beleidsoverweging 5: Juridische belemmeringen

Sommige regelingen kunnen uitsluitend worden aangescherpt na aanpassing van internationale verdragen en richtlijnen, waar Nederland zich aan heeft gecommitteerd. Voorbeelden zijn onder andere de vrijstelling van accijns op stookoliegebruik in de zeevaart, de vrijstelling van accijns op het gebruik van brandstoffen in het internationale luchtverkeer en het verbruik van aardgas en minerale oliën als brandstof binnen een bedrijf dat aardgas en minerale oliën produceert. Op deze brandstoffen is de EU-Richtlijn Energiebelastingen (ETD) van toepassing. Voor het gebruik van gasolie (diesel) in de binnenvaart geldt dat de vrijstelling van accijns is verplicht op basis van de Akte van Mannheim en/of het Gasolieprotocol. Voor de btw-vrijstelling geldt dat deze is verplicht op grond de btw-richtlijn.

Beleidsoverweging 6: Uitvoerbaarheid

Tot slot moet bij de keuze rondom het afschaffen van fossiele subsidies goed worden gekeken naar de uitvoerbaarheid. Dit geldt in het bijzonder wanneer een regeling op nationaal niveau alleen gedeeltelijk kan worden afgeschaft, omdat een ander deel verplicht is vrijgesteld in internationale verdragen of richtlijnen. Een voorbeeld hiervan betreft de btw-vrijstellingsregeling voor internationaal personenvervoer, waarbij juridisch gezien alleen btw geheven kan worden op het gedeelte van de luchtvaartuigen dat boven Nederlands grondgebied vliegt, wat in de praktijk vrijwel onmogelijk te monitoren is.

Inventarisatie fossiele subsidies

Welke regelingen zijn fossiele subsidies: verschillende definities

Het kabinet heeft een brede inventarisatie uitgevoerd naar regelingen die mogelijk zijn te kwalificeren als fossiele subsidies. Internationale studies hanteren uiteenlopende definities van fossiele subsidies. In de kamerbrief van 2020 (Kamerstuk 32 813, nr. 566) is zoveel mogelijk aangesloten bij een traject van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), waarin werd gekeken naar subsidies voor fossiele brandstoffen. Voor de definitie van subsidies werd aangesloten bij de definitie van de Wereldhandelsorganisatie (WTO). De WTO heeft een algemene definitie van subsidies ontwikkeld die zich niet specifiek op energie richt maar breed toepasbaar is. De WTO spreekt van een subsidie als:

  1. er sprake is van een financiële tegemoetkoming door de Rijksoverheid of een ander overheidslichaam, die leidt tot een directe stroom van fondsen (leningen, overheidsgaranties, giften) vanuit overheden naar private partijen (dit zijn de prijssubsidies, die het Internationaal Energieagentschap (IEA) regelmatig onderzoekt),
  2. er gemiste overheidsinkomsten zijn (bijvoorbeeld belastingteruggaven en – vrijstellingen),
  3. overheden goederen en diensten leveren of specifieke goederen inkopen, of
  4. overheden bijdragen aan specifieke fondsen.

In Nederland is uitsluitend sprake van gemiste overheidsinkomsten (variant 2) voortkomend uit verschillen in beprijzing. Nederland kent geen structurele directe prijssubsidies op brandstoffen. Het tijdelijke prijsplafond energie kan wel als een directe prijssubsidie op gas en daarmee als fossiele subsidie worden aangemerkt. Deze regeling is echter tijdelijk, want eindigt per 1 januari 2024. De varianten (3) en (4) komen in Nederland niet voor. In het eerste overzicht in deze bijlage zijn alle fiscale fossiele brandstofsubsidies opgenomen en wordt nauw aangesloten bij de definitie van de OESO en de WTO.

Naast de regelingen die onder bovenstaande definitie vallen, wordt in het maatschappelijk debat over fossiele subsidies ook gerefereerd aan andere regelingen. Waar in de Kamerbrief van 2020 bijvoorbeeld alleen is gekeken naar regelingen met betrekking tot fossiele brandstoffen, gelden er ook fiscale regelingen voor fossiele grondstoffen. Daarnaast zijn er fiscale regelingen die indirect leiden tot een lagere belasting van gebruik van fossiele brandstoffen, zoals de bijzondere regelingen in de autobelastingen. Om een zo breed mogelijk beeld te geven is daarom een tweede overzicht opgenomen met overige fiscale regelingen met betrekking tot non-energetisch en indirect gebruik van fossiele brandstoffen.

Hoogte van de fossiele subsidie: keuze voor de benchmark

Naast de vraag welke regelingen wel of niet kunnen worden gekwalificeerd als fossiele subsidie, speelt bij fiscale regelingen ook de vraag welke maatstaf moet worden gebruikt om de omvang van de fossiele subsidie vast te stellen.

Voor fiscale vrijstellingen of verlaagde tarieven kan ten eerste het reguliere nationale belastingtarief als benchmark worden gekozen. In de vrijstelling van de kolenbelasting voor duaal verbruik wordt bijvoorbeeld gekeken welke hoeveelheid kolen nu onder de vrijstelling valt en welk regulier belastingtarief in de kolenbelasting geldt. Kanttekening bij deze benadering is dat de tarieven in de milieubelastingen historisch zo gegroeid zijn en in termen van euro per ton CO2 onderling grote verschillen kennen. Er kan daarom bijvoorbeeld ook voor worden gekozen om 1 gelijk tarief in termen van externe kosten toe te passen als benchmark.

In het geval van de degressieve tariefstructuur van de energiebelasting en het accijnsverschil tussen benzine/diesel is de maatstaf die wordt gebruikt extra relevant. De tarieven in de energiebelasting liggen in Nederland namelijk in alle verbruiksschijven ruim boven de minimumtarieven uit de huidige ETD, die overigens erg laag liggen en sinds 2003 niet voor inflatie zijn gecorrigeerd. Wanneer de tarieven zouden worden vergeleken met het tarief uit de hoogste (vijfde) verbruiksschijf dan is de omvang van de fossiele subsidie nul, terwijl de omvang van het voordeel groot is bij vergelijking met het tarief van de laagste (eerste) verbruiksschijf. In het overzicht is ervoor gekozen de omvang van de fossiele subsidies af te meten aan het reguliere tarief. Bij een vrijstelling in de energiebelasting wordt bijvoorbeeld gekeken tegen welk belastingtarief dat aardgasverbruik zou worden belast zonder die vrijstelling. Voor het accijnsverschil tussen benzine en diesel speelt een soortgelijk vraagstuk: wanneer het dieseltarief als maatstaf wordt gebruikt (of het benzinetarief naar het niveau van diesel zou worden verlaagd) is de omvang van de fossiele subsidie nul, terwijl de omvang groot is bij het accijnstarief voor benzine als benchmark.

Tot slot speelt de vraag in hoeverre bij de omvang van fossiele subsidies rekening moet worden gehouden met andere maatregelen die ook (indirect) leiden tot beprijzing. Tegenover het lagere accijnstarief voor diesel staat bijvoorbeeld voor personenauto’s een dieseltoeslag in de motorrijtuigenbelasting (mrb). Daarnaast geldt voor de energiebelasting dat, hoewel er sprake is van een degressieve tariefstructuur, veel grootverbruikers onderhevig zijn aan ETS- en CO2-heffingen. Als ook naar beprijzing voor externe kosten wordt gekeken, dan zou de omvang van de fossiele subsidie hiervoor gecorrigeerd moeten worden.

Box 24.3: vergelijking omvang fossiele subsidies met analyse kamerbrief 2020, analyse Metten en analyse SOMO

Het overzicht en de berekende omvang van de fossiele subsidies in dit overzicht verschillen op een aantal punten van de Kamerbrief uit 2020, de analyse van Metten (2030) en de analyse van SOMO/Milieudefensie (2023). De belangrijkste verschillen worden hieronder kort benoemd. Hoewel de schattingen van fossiele subsidies in de verschillende onderzoeken aanzienlijk variëren door factoren zoals definities en benchmarks, kan in de beleidscontext beter worden gekeken naar het totale beprijzingsniveau van externe effecten in Nederland (inclusief instrumenten als het ETS en de CO2-heffing) en het gewenste niveau voor de gestelde klimaatdoelen.

Belangrijkste verschillen t.o.v. overzicht Kamerbrief 2020 (4,5 mld.)

  1. Naar aanleiding van de nieuwe inventarisatie zijn een aantal regelingen toegevoegd aan het overzicht met fiscale fossiele brandstofsubsidies en is een geheel nieuw overzicht met fiscale regelingen met betrekking tot non-energetisch en indirect gebruik van fossiele brandstoffen toegevoegd.
  2. In het nieuwe overzicht wordt 2023 als zichtjaar gehanteerd. Specifiek voor 2023 geldt dat in reactie op de hoge energieprijzen een tijdelijk prijsplafond is ingesteld. Deze regeling is ook opgenomen in het nieuwe overzicht.

Belangrijkste verschillen t.o.v. analyse Metten (30 mld.)

  1. In de analyse van Metten wordt het budgettair belang van de vrijstellingen in de energiebelasting berekend op basis van het tarief in de 1e schijf (= hoogste tarief). In het nieuwe overzicht van de MJN wordt het reguliere belastingtarief als benchmark gebruikt. Voor het budgettair belang van de degressieve tariefstructuur wordt wel in beide analyses gekeken naar de eerste schijf.
  2. In de analyse van Metten leidt de belastingvermindering in de energiebelasting tot een lagere omvang van de fossiele subsidies, terwijl deze regeling in het nieuwe overzicht van de MJN juist is aangemerkt als een fiscale regeling dat mogelijk tot fossiel voordeel leidt.
  3. In de analyse van Metten wordt de doorwerking van de vrijstellingen op de btw-opbrengst meegenomen. De btw die over de energiebelasting moet worden betaald is bijv. lager door de diverse fiscale regelingen. In het nieuwe overzicht van de MJN is dit niet meegenomen. De doorwerking van de btw over de andere belastinggrondslagen is een tweede orde gedragseffect en wordt niet meegenomen in de budgettaire raming.
  4. Tot slot is in het nieuwe overzicht van de MJN ook gekeken naar fiscale regelingen rondom non-energetisch en indirect verbruik van fossiele brandstoffen, terwijl dit niet het geval is voor het overzicht van Metten.

Belangrijkste verschillen t.o.v. SOMO analyse (37,5 mld.)

  1. De lijst met fiscale fossiele regelingen zijn in beide overzichten grotendeels gelijk. Uitzondering vormen de belastingvermindering en de bijzondere regelingen in de autobelastingen (o.a. kwarttarief voor kampeerauto’s). Deze regelingen zijn wel opgenomen in het overzicht van de MJN, maar niet in de analyse van SOMO.
  2. Het voornaamste verschil zit in welke benchmark voor het tarief wordt gebruikt:

    1. Vrijstellingen in de energiebelasting worden afgezet tegen het tarief in de 1e schijf i.p.v. tegen het reguliere belastingtarief (zoals in het MJN overzicht). Ook andere fiscale regelingen worden in de SOMO analyse niet altijd tegen het reguliere tarief afgezet.
    2. In de SOMO analyse wordt ook gekeken naar het tariefverschil tussen de verschillende energiedragers, zoals aardgas versus elektriciteit en stookolie versus gasolie. In het nieuwe overzicht van de MJN is dit alleen gedaan voor benzine en diesel.
  3. In het nieuwe overzicht van de MJN is op basis van een impactanalyse van onderzoeksbureau Kalavasta een nieuwe inschatting gemaakt van het non-energetisch verbruik van minerale oliën (waaronder nafta) in stoomkrakers. Het budgettair belang is geraamd op 14 mld. en veel hoger dan het bedrag in het rapport van SOMO.

Overzichtstabellen lastenkant

Hieronder wordt een overzicht gegeven van de regelingen aan de lastenkant. Zoals in de voorgaande blokken toegelicht, is het overzicht gesplist in twee tabellen:

  1. Tabel 1: fiscale fossiele brandstof subsidies
  2. Tabel 2: overige fiscale regelingen m.b.t. non-energetisch en indirect gebruik fossiele brandstoffen

De budgettaire omvang is voor het jaar 2023 berekend, waarbij als benchmark het reguliere belastingtarief is genomen (tenzij anders aangegeven). Bij de budgettaire omvang gaat het daarnaast om het budgettaire belang. Er is niet gekeken naar de vraag of deze overheidsinkomsten bij afschaffing van een belastingteruggave of -vrijstelling daadwerkelijk tot stand zouden komen. De uitwerking van de analyse mag dus niet worden gezien als directe gemiste overheidsinkomsten.

Aan het eind van de tabel is per regeling een korte toelichting opgenomen met 1) een korte beschrijving van de maatregel, 2) eventuele juridische aandachtspunten en 3) een inschatting van de termijn waarop de regeling op z’n vroegst kan worden afgeschaft vanuit uitvoeringstechnisch oogpunt.

Een definitief oordeel over het eerst mogelijke moment vanuit uitvoeringstechnisch oogpunt van afschaffing van een maatregel volgt uit een uitvoeringstoets, waarbij ook naar de mogelijke stapeling van maatregelen moet worden gekeken. De datum waarop een regeling op z’n vroegst vanuit uitvoeringstechnisch oogpunt kan worden afgeschaft, zegt niets over de beleidsmatige wenselijkheid.

Energiebelasting
Verlaagd EB tarief glastuinbouw* € 171 miljoen Ja CO2-heffing glastuinbouw( per 2025) en mogelijk ETS2 vanaf 2027.
Vrijstellingen EB voor metallurgische en mineralogische procedés* € 123 miljoen Ja ETS1, CO2-heffing industrie
Vrijstelling voor elektriciteit gebruikt voor chemische reductie en elektrolytische procedés* € 12 miljoen Ja ETS1, CO2-heffing industrie
Inputvrijstelling aardgas elektriciteitsopwekking*

Benchmark 1: gehele inputvrijstelling: €491 miljoen

Benchmark 2: vrijstelling gerelateerd aan gas gebruikt voor warmte, eigen gebruik en omzettingsverliesverlies: € 159 miljoen

Ja. De inputvrijstelling is vastgelegd in de ETD, maar kan Nederland - mits uit milieubeleidsoverwegingen – zelf op nationaal niveau aanpassen. Verschilt per belastingplichtig: deels ETS1 en deels (vanaf 2027) ETS2
Belastingvermindering energiebelasting (vast bedrag per elektriciteitsaansluiting)

Benchmark 1: gehele belastingvermindering € 4.191 miljoen

Benchmark 2: Afslag voor aandeel hernieuwbare energie van 46%: 2.263 miljoen

Ja

ETS1 en CO2-minimumprijs (voor elektriciteitsproducenten)

Degressieve tariefstructuur energiebelasting aardgas € 2.387 miljoen Ja, mits tarieven minimaal gelijk zijn aan de minimumbelastingtarieven uit de ETD ETS2 (vanaf 2027)
Degressieve tariefstructuur energiebelasting elektriciteit

Benchmark 1: tarief 1e schijf: € 6.633 miljoen

Benchmark 2: tarief afslag voor aandeel hernieuwbaar elektriciteit van 46%: € 3.582 miljoen

Ja, mits tarieven minimaal gelijk zijn aan de minimumbelastingtarieven uit de ETD

ETS1 en CO2-minimumprijs (voor elektriciteitsproducenten)

Teruggaafregeling energiebelasting voor instellingen € 32 miljoen Ja ETS2 vanaf 2027
Raffinaderijvrijstelling – energiebelasting € 74 miljoen Nee, restgassen zijn verplicht vrijgesteld onder de ETD (zie ook hieronder). Scope 1 emissies vallen onder ETS1 en CO2-heffing
Vrijstelling voor restgassen die op eigen inrichting zijn ontstaan en daar weer worden ingezet (artikel 59) De energie-inhoud van de restgassen die ontstaan in raffinaderijen, bij gebruik van kolen in de staalproductie en in stoomkrakers zijn in de andere posten in dit overzicht reeds meegenomen.

Nee, art. 21, lid 3 ETD:

Het verbruik van energieproducten binnen een bedrijf dat energieproducten produceert, wordt niet beschouwd als een belastbaar feit waardoor belasting verschuldigd wordt, indien dat verbruik bestaat uit binnen het bedrijf geproduceerde energieproducten.

Scope 1 emissies vallen onder ETS1 en CO2-heffing
Teruggaafregeling energiebelasting voor gebruik aardgas als brandstof voor vaartuigen op communautaire wateren (inclusief visserij, exclusief particuliere pleziervaartuigen) € 0, afgelopen jaren geen verzoeken geweest. Nee, in overeenstemming met artikel 14, lid 1 c van Richtlijn 2003/96/EG ('Energy Taxation Directive', 'ETD'), komen exploitanten van commerciële schepen die aardgas als brandstof gebruiken voor de vaart op communautaire wateren in aanmerking voor teruggave van energiebelasting. Deze teruggave is van toepassing op aardgas dat wordt gebruikt als brandstof voor vaartuigen, inclusief de visserij, en geldt niet voor particuliere pleziervaartuigen. Geen ander relevant beprijzend beleid.
Kolenbelasting
Vrijstellingen in de kolenbelasting voor duaal verbruik* Regulier tarief kolenbelasting € 71 miljoen Ja Scope 1 emissies vallen onder ETS1 en de CO2-heffing
Vrijstelling gebruik van kolen voor elektriciteitsopwekking

Variant 1: gehele inputvrijstelling: € 79 miljoen

Variant 2: vrijstelling gerelateerd aan gas gebruikt voor warmte, eigen gebruik en omzettingsverliesverlies: € 42 miljoen

Ja, voorwaarde vanuit ETD is wel dat dit uit «milieubeleidsoverwegingen» wordt gedaan)

Interfereert daarnaast met de lopende rechtszaken over het wettelijk verbod op gebruik van kolen bij elektriciteitsproductie per 2030.

ETS1 en de CO2-minimumprijs
Accijns

Raffinaderijvrijstelling – accijns

€ 26 miljoen Deels: de vrijstelling voor minerale oliën die extern worden ingekocht en vervolgens direct energetisch in het proces worden ingezet, kan op nationaal niveau worden afgeschaft. De vrijstelling voor minerale oliën die in de raffinaderij zelf worden geproduceerd en energetisch worden ingezet, is verplicht volgens de ETD. Scope 1 emissies vallen onder ETS1 en de CO2-heffing.

Lager accijnstarief voor diesel, dan voor benzine

Benchmark 1: tarief benzine: € 2.013 miljoen

Benchmark 2: tarief benzine, inclusief hogere mrb diesel:

€ 1.281 miljoen

Ja

Dieseltoeslagen bpm/mrb

ETS2 (per 2027)

Lager accijnstarief voor LPG dan voor benzine

Benchmark 1: tarief benzine:

€ 276 miljoen

Benchmark 2: tarief benzine, inclusief hogere mrb CNG/LPG:

€ 245 miljoen

Ja ETS2 (per 2027)
Vrijstelling gebruik van kerosine in het internationale luchtverkeer € 2.182 miljoen Nee, verplicht vrijgesteld in de ETD. Daarnaast geldt dat wederuitvoer of uitvoer onder de accijns geen belastbare feiten zijn, waardoor de kerosine voor vluchten buiten de EU evengoed niet belast kan worden.

ETS 1: Binnenlandse en internationale vluchten tussen Europese luchthavens

CORSIA: internationale luchtvaart

Vrijstelling gebruik van stookolie (met name zeevaart)

€ 429 miljoen Nee, verplicht vrijgesteld in de ETD. Daarnaast geldt dat wederuitvoer of uitvoer onder de accijns geen belastbare feiten zijn, waardoor de stookolie voor scheepvaart naar buiten de EU evengoed niet belast kan worden. ETS1 (vanaf 2024)
Vrijstelling gebruik van diesel (met name binnenvaart en werktuigen op schepen/pontons) € 162 miljoen binnenvaart en € 1.583 miljoen voor de internationale marine Mogelijk, momenteel wordt onderzocht of aanpassing van de Akte van Mannheim nodig is (zie ook toelichting). Mogelijk ETS2 vanaf 2027
Btw
Btw-vrijstelling kerosine € 553 miljoen Nee, er geldt een verplicht btw-nultarief in de Europese btw-richtlijn. Vliegbelasting
De doorwerking van de btw over de andere belastinggrondslagen is een tweede orde gedragseffect en wordt niet meegenomen in de budgettaire raming. Een lagere btw-opbrengst over energie door de degressieve tariefstructuur van de energiebelasting is daarom bijvoorbeeld buiten beschouwing gelaten in het overzicht.

Toelichting regelingen tabel 1

Verlaagd energiebelastingtarief glastuinbouw

Voor verbruik van aardgas in de glastuinbouw geldt onder voorwaarden een verlaagd tarief in de eerste en tweede schijf van de energiebelasting. Deze verlaagde tarieven zijn geïntroduceerd om de belastingdruk op energie in de glastuinbouw gelijk te houden met de belastingdruk op energie in de energie-intensieve industrie. De glastuinbouw kent namelijk veel kleine energie-intensieve bedrijven, waardoor er een relatief hoog tarief voor energiebelasting wordt betaald. Als tegenprestatie heeft de sector een CO2-kostenvereveningssysteem ingevoerd. Bij overschrijding van het CO2-plafond betalen de bedrijven voor de overschrijding. De Europese Commissie heeft de verlaagde tarieven voor de glastuinbouw als geoorloofde staatssteun beoordeeld. De Europese Commissie heeft een goedkeurende beschikking van staatssteun verleend tot en met 2024. In het Belastingplan 2024 is een voorstel opgenomen om deze vrijstellingen per 1 januari 2025 af te schaffen.

Vrijstellingen EB voor metallurgische en mineralogische procedés

Voor aardgas voor mineralogische en metallurgische processen en elektriciteit voor metallurgische processen gelden vrijstellingen van de energiebelasting. Het gaat dan bijvoorbeeld om het verwarmen van ovens voor keramische processen of het smelten van staal. Dit verbruik valt buiten de werkingssfeer van de ETD, dus het staat de Europese lidstaten vrij om hier een eigen fiscale behandeling voor te kiezen. De meeste Europese lidstaten kiezen er voor om dit verbruik vrij te stellen. In het Belastingplan 2024 is een voorstel opgenomen om deze vrijstellingen per 1 januari 2025 af te schaffen.

Vrijstelling EB voor elektriciteit gebruikt voor chemische reductie en elektrolytische procedés

Voor elektriciteit die wordt gebruikt voor chemische reductie en elektrolytische procedés geldt een vrijstelling van de energiebelasting. Dit verbruik valt buiten de werkingssfeer van de ETD, dus het staat de Europese lidstaten vrij om hier een eigen fiscale behandeling voor te kiezen. De meeste Europese lidstaten kiezen er voor om dit verbruik vrij te stellen. In het Belastingplan 2024 is een voorstel opgenomen om deze vrijstellingen per 1 januari 2025 af te schaffen.

Inputvrijstelling aardgas elektriciteitsopwekking

Het aardgasverbruik dat wordt ingezet in een installatie waarmee elektriciteit wordt opgewekt is vrijgesteld van energiebelasting, mits de omzettingsefficiëntie naar elektriciteit van deze installatie meer dan 30% is. Gedachte achter deze vrijstelling is dat wordt voorkomen dat zowel belasting wordt geheven op gas als de elektriciteit die daarmee wordt opgewekt en geleverd via het net, dus dat er twee maal in de keten wordt belast. Het aardgasverbruik dat wordt omgezet in warmte output wordt daardoor ook niet belast, terwijl dit niet later in de keten wordt belast. In het Belastingplan 2024 is een voorstel opgenomen om de inputvrijstelling tussen 2025 ‒ 2030 gefaseerd in te perken.

Belastingvermindering energiebelasting

De energiebelasting kent een teruggave van energiebelasting per elektriciteitsaansluiting op een WOZ-object met een verblijfsfunctie. Alle huishoudens en bedrijven met een elektriciteitsaansluiting ontvangen deze belastingvermindering. Huishoudens profiteren relatief meer van deze teruggave dan bedrijven. Momenteel is de energiemix in Nederland voor aardgas en elektriciteit nog overwegend van fossiele oorsprong. Naarmate de energiemix duurzamer wordt, neemt de omvang van het fossiele voordeel binnen de belastingvermindering af. In 2023 bedraagt de belastingvermindering € 493,27 exclusief btw. Het volledig afbouwen van de regeling zou uitvoeringstechnisch per 1 januari 2025 gerealiseerd kunnen worden middels een parameteraanpassing, indien daar in het voorjaar van 2024 toe besloten wordt en dit besluit in het Belastingplan 2025 opgenomen wordt. Het afschaffen van de regeling is een structuuraanpassing, dit vergt een implementatietermijn van 4 tot 18 maanden en kan dus op zijn vroegst 1 januari 2026 gerealiseerd worden.

Degressieve tariefstructuur energiebelasting aardgas en elektriciteit

In de energiebelasting wordt een degressieve tariefstructuur gehanteerd. De oorspronkelijke reden is het gelijke speelveld van grotere afnemers van gas en elektriciteit ten opzichte van hun buitenlandse concurrenten. Ook is ervoor gekozen het tarief voor huishoudens hoger te stellen en het koopkrachteffect via de belastingvermindering in de energiebelasting en elders in de fiscaliteit te compenseren. In de meeste EU-lidstaten liggen de EB-tarieven veel lager dan in Nederland en wordt onderscheid gemaakt tussen zakelijk en niet-zakelijk verbruik, waarbij het zakelijke verbruik lager belast wordt. Het volledig afbouwen van de regelingen zou uitvoeringstechnisch per 1 januari 2025 gerealiseerd kunnen worden middels een parameteraanpassing, indien daar in het voorjaar van 2024 toe besloten wordt en dit besluit in het Belastingplan 2025 opgenomen wordt. Het afschaffen van de regelingen is een structuuraanpassing, dit vergt een implementatietermijn van 4 tot 18 maanden en kan uitvoeringstechnisch dus op zijn vroegst 1 januari 2026 gerealiseerd worden.

Teruggaafregeling energiebelasting voor instellingen

De teruggaafregeling van energiebelasting over het gas- en elektriciteitsverbruik geldt voor het verbruik in een onroerende zaak die is bestemd voor een openbare eredienst of het houden van een bezinningsbijeenkomst van levensbeschouwelijke aard of die in gebruik is door een algemeen nut beogende instelling. Uitgezonderd zijn instellingen die werkzaam zijn op het gebied van sport, gezondheidszorg of onderwijs. Het gaat dus hoofdzakelijk om kerkgebouwen of non-profit instellingen. Deze hebben recht op teruggaaf van de helft van de door hen betaalde energiebelasting. Het afschaffen van de regeling is een structuuraanpassing, dit vergt een implementatietermijn van 4 tot 18 maanden en kan dus op zijn vroegst 1 januari 2026 gerealiseerd worden.

Raffinaderijvrijstelling – energiebelasting

Met de raffinaderijvrijstelling worden twee aparte regelingen in de energiebelasting en accijns (zie ook hieronder) bedoeld. Voor raffinaderijen geldt een uitzondering voor de restgassen die ontstaan op de productielocatie zelf (artikel 51 Wet belastingen op milieugrondslag). Naast deze specifieke vrijstelling geldt in algemene zin (dus niet alleen voor raffinaderijen) een nihiltarief voor restgassen die ontstaan en worden ingezet op de eigen locatie (zie ook hieronder). Indien dus alleen artikel 51 Wet belastingen op milieugrondslag zou worden afgeschaft, dan wordt vanwege het nihiltarief (dat volgt uit de ETD) alsnog geen belasting betaald over de restgassen.

Vrijstelling voor restgassen die op eigen inrichting zijn ontstaan en daar weer worden ingezet (artikel 59)

In de energiebelasting is een nihiltarief opgenomen voor restgassen de zijn ontstaan op de inrichting waar ze worden verbruikt. Het gaat dan bijvoorbeeld om restgassen uit een productieproces die voor ondervuring worden gebruikt. De facto is dit verbruik daarmee van heffing vrijgesteld. Deze verplichte vrijstelling valt onder de ETD en Nederland kan deze daarom niet zelfstandig afschaffen.

Raffinaderijvrijstelling – accijns

De accijns moet worden betaald wanneer het accijnsgoed wordt uitgeslagen tot verbruik. Dat is in principe het geval als de goederen de accijnsgoederenplaats verlaten. In een accijnsgoederenplaats kunnen onder schorsing van accijns accijnsgoederen worden geproduceerd of verwerkt. Als voorbeeld is bij de levering van benzine aan het benzinestation sprake van uitslag tot verbruik en dient de leverancier accijns te betalen. Accijns is alleen verschuldigd bij minerale oliën die worden gebruikt als motorbrandstof of verwarmingsbrandstof (energetische verbruik van accijnsgoederen, bijvoorbeeld de inzet van benzine in auto’s). Niet-energetisch gebruik van minerale oliën, bijvoorbeeld gebruik als grondstof, valt niet onder de accijns. Ruwe olie wordt niet gebruikt als motorbrandstof of verwarmingsbrandstof, maar wordt eerst verwerkt in een raffinaderij tot bruikbare producten. Ruwe olie valt daarmee niet onder de reikwijdte van accijns.

Wanneer minerale oliën als brandstof worden gebruikt voor het produceren/verwerken van minerale oliën, dan geldt er in de wet accijns een vrijstelling (artikel 2, lid 9). In dit kader kan worden gedacht aan minerale oliën die in raffinaderijen worden gebruikt voor de verhitting van benodigde installaties.

De vrijstelling onder artikel 2, lid 9 kan worden gesplitst in twee delen:

  1. Minerale oliën die extern worden ingekocht en vervolgens direct energetisch worden ingezet in het raffinaderijproces, bijvoorbeeld ter ondervuring. Dit deel van de vrijstelling is optioneel onder de ETD en kan Nederland dus zelfstandig afschaffen. Naar verwachting zal de budgettaire opbrengst nihil zijn, omdat raffinaderijen vrijwel niet minerale oliën extern inkopen en direct energetisch inzetten. Dit deel van de vrijstelling zou uitvoeringstechnisch afgeschaft kunnen worden drie maanden nadat de wetgeving met de datum van afschaffing in het Staatsblad is gepubliceerd.
  2. De minerale oliën die binnen de raffinaderij worden geproduceerd en in plaats van levering aan externe partij deels zelf energetisch worden ingezet in de raffinaderij. Dit deel is verplicht vrijgesteld onder de Europese Richtlijn Energiebelastingen (ETD) en Nederland kan dit dus niet zelfstandig afschaffen.

Accijns – Lager accijnstarief voor diesel, dan voor benzine

In de Wet op de accijns is voor diesel een lager accijnstarief per 1.000 liter opgenomen dan voor benzine. De lagere brandstofaccijns voor diesel vindt zijn oorsprong in het internationale karakter van het zakelijke (vracht) verkeer, dat voornamelijk op diesel rijdt. Met de brandstoftoeslagen in de autobelastingen (in de bpm en mrb) is vervolgens beoogd het verschil in fiscale druk op het autorijden ingeval van personenauto’s en motorrijwielen bij gebruik van diesel enerzijds en benzine anderzijds te verminderen. Het volledig afbouwen van het tariefverschil zou uitvoeringstechnisch per 1 januari 2025 gerealiseerd kunnen worden middels een parameteraanpassing, indien daar in het voorjaar van 2024 toe besloten wordt en dit besluit in het Belastingplan 2025 opgenomen wordt.

Teruggaafregeling energiebelasting voor gebruik aardgas als brandstof voor vaartuigen op communautaire wateren (inclusief visserij, exclusief particuliere pleziervaartuigen)

In overeenstemming met artikel 14, lid 1 c van Richtlijn 2003/96/EG (‘Energy Taxation Directive’, ‘ETD’), komen exploitanten van commerciële schepen die aardgas als brandstof gebruiken voor de vaart op communautaire wateren in aanmerking voor teruggave van energiebelasting. Deze teruggave is van toepassing op aardgas dat wordt gebruikt als brandstof voor vaartuigen, inclusief die van de visserij, en geldt niet voor particuliere pleziervaartuigen.

Vrijstellingen in de kolenbelasting voor duaal gebruik en non-energetisch gebruik van kolen

Non-energetisch en duaal gebruik van kolen zijn vrijgesteld in de kolenbelasting. De ETD voorziet in de mogelijkheid daartoe. Het overgrote deel van het vrijgestelde kolengebruik valt onder de cokes-, ijzer- en staalindustrie. Voor buitenlandse concurrenten gelden ook vrijstellingen. Emissies van deze sectoren worden op Europees niveau beprijsd onder het EU ETS. In het pakket Belastingplan 2024 is een voorstel opgenomen om vanaf 1 januari 2028 de vrijstellingen in de kolenbelasting voor duaal gebruik en non-energetisch gebruik van kolen af te schaffen.

Vrijstelling gebruik van kolen voor elektriciteitsopwekking

Gebruik van kolen voor elektriciteitsopwekking is vrijgesteld in de kolenbelasting. De gedachte achter deze vrijstellingen is dat wordt voorkomen dat zowel belasting wordt geheven op de kolen als de elektriciteit die daarmee wordt opgewekt en geleverd via het net. Het voorkomen van dubbele belasting volgt uit de ETD, maar de vrijstelling is niet in de richtlijn niet verplicht Het afschaffen van de regeling is een structuuraanpassing, dit vergt een implementatietermijn van 4 tot 18 maanden en kan dus op zijn vroegst 1 januari 2026 gerealiseerd worden.

Accijns – Lager accijnstarief voor LPG, dan voor benzine

In de Wet op de accijns is voor LPG een lager accijnstarief per 1.000 liter opgenomen dan voor benzine.83 Ten opzichte van diesel is er bij LPG een voordeel wat betreft de uitstoot van NOX. Vergeleken met benzine heeft LPG een CO2-voordeel. Het volledig afbouwen van het tariefverschil zou uitvoeringstechnisch per 1 januari 2025 gerealiseerd kunnen worden middels een parameteraanpassing, indien daar in het voorjaar van 2024 toe besloten wordt en dit besluit in het Belastingplan 2025 opgenomen wordt.

Vrijstelling van het commercieel gebruik van brandstoffen in het internationale luchtverkeer

Kerosine die wordt geleverd voor gebruik als brandstof in de commerciële luchtvaart is op grond van de ETD verplicht vrijgesteld van accijns. Plezierluchtvaart is uitgezonderd en niet vrijgesteld op grond van deze richtlijn.

Lidstaten zijn vrij om kerosine gebruikt voor binnenlandse commerciële vluchten te belasten. Een accijns op vliegtuigbrandstoffen voor vluchten tussen lidstaten binnen de EU is op grond van de ETD evenwel mogelijk als de EU-lidstaten onderling bilaterale overeenkomsten sluiten. Bij de introductie van de vliegbelasting is aangegeven dat het kabinet destijds geen voorstander was van een lappendeken aan bilaterale regelingen binnen de EU. Dit doet namelijk afbreuk aan het concept van één interne markt, creëert onduidelijkheid over de tussen lidstaten geldende regels en kan het gelijke speelveld voor luchtvaartmaatschappijen verstoren. Daarom is het kabinet er destijds toe overgegaan een vliegbelasting in te voeren. Ter referentie: met het Belastingplan 2023 is het tarief van de vliegbelasting (7,947 euro in 2022) met 17,95 euro (prijspeil 2022) verhoogd per vertrekkende passagier. De beoogde extra budgettaire opbrengst van deze tariefverhoging bedroeg circa 400 mln. per jaar. De totale budgettaire derving door de accijnsvrijstelling van kerosine bedraagt circa 2,2 mld. euro per jaar.

Mocht de verplichte vrijstelling uit de ETD worden afgeschaft dan sorteert dit geen effect omdat voor het gebruik van kerosine voor vluchten naar buiten de EU op basis van het Douanewetboek van de Unie sprake zal zijn van wederuitvoer of uitvoer. Wederuitvoer of uitvoer zijn geen belastbare feiten waardoor de kerosine evengoed niet belast kan worden. Het gaat immers om verbruik van kerosine buiten de EU. Dit geldt ook voor de plezierluchtvaart, ook hier is sprake van wederuitvoer of uitvoer als het gaat om vluchten die de EU verlaten.

Naast de ETD zijn er luchtvaartverdragen die bijvoorbeeld het belasten van kerosine aan boord van buitenlandse luchtvaartuigen beletten. Zo bepaalt het Verdrag van Chicago voor de internationale burgerluchtvaart dat onder andere kerosine, welke zich aan boord van een luchtvaartuig van een Verdragsluitende Staat bevindt bij aankomst op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Staat en welke zich nog aan boord bevindt bij het vertrek van het grondgebied van die Staat wordt vrijgesteld van douanerechten, inspectie-kosten of soortgelijke nationale of plaatselijke rechten en kosten (zoals een accijns).

Ook in luchtvervoersovereenkomsten, waarin landingsrechten met derde landen zijn afgesproken, wordt over het algemeen de vrijstelling vastgelegd. Dit geldt bijvoorbeeld ook op grond van de Luchtvervoersovereenkomst tussen de EU en haar lidstaten en de VS (het EU-VS Open Skies luchtvaartakkoord), voor zowel extra-EU als intra-EU vluchten. Wel wordt in bilaterale- en EU-luchtvaartverdragen vastgelegd dat een accijnsheffing op vluchten binnen het Europees grondgebied in de toekomst mogelijk moet zijn.

Accijnsvrijstelling gebruik van het commercieel gebruik van brandstoffen in de zeevaart

Brandstof die wordt geleverd voor gebruik in de commerciële vaart op communautaire wateren is op grond van de ETD verplicht vrijgesteld van accijns. Dit geldt niet voor de pleziervaart, het verbruik van brandstof is niet vrijgesteld op grond van deze richtlijn.

Mocht de verplichte vrijstelling uit de ETD worden afgeschaft dan laat het voor het gebruik van brandstof voor vaarten naar buiten de EU waarbij je naar open zee vertrekt onverlet dat op basis van het Douanewetboek van de Unie sprake zal zijn van wederuitvoer of uitvoer. Wederuitvoer of uitvoer zijn geen belastbare feiten waardoor de brandstof evengoed niet belast kan worden. Het gaat immers om verbruik van brandstof buiten de EU. Dit geldt ook voor de pleziervaart, ook hier is sprake van wederuitvoer of uitvoer als het gaat om vaarten die de EU verlaten.

Accijnsvrijstelling van het commercieel gebruik van gasolie (diesel) in de binnenvaart

Brandstof gebruikt voor de commerciële vaart op binnenwateren is op grond van de Wet op de accijns vrijgesteld van accijns. Op basis van de ETD is dit een keuze die lidstaten mogen maken. De pleziervaart moet op basis van deze richtlijn evengoed belast blijven.

De vrijgestelde brandstof is gekleurd en wordt ook wel rode diesel genoemd.

In de Akte van Mannheim uit 1868 is een verbod vastgelegd op het heffen van rechten die uitsluitend op het beoefenen van de scheepvaart zijn gegrond. In het Gasolieprotocol 1952 is een specifieke regeling voor de douane- en belastingvrijstelling voor gasolie die als boordvoorraad wordt verbruikt vastgelegd, ter overbrugging van de meningsverschillen over het regime dat volgt uit de Akte zelf. In de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) is besloten om het heffingsverbod op te heffen, maar is men het (net als in 1952) niet eens over het antwoord op de vraag of de Akte van Mannheim een heffingsverbod op gasolie bevat. In de CCR wordt besproken of amendering van de Akte van Mannheim nodig is naast amendering of opzegging van het Gasolieprotocol. Een amenderingsvoorstel voor zowel de Akte als het Gasolieprotocol moet bij unanimiteit worden aangenomen. Het Gasolieprotocol kan met inachtneming van een opzeggingstermijn van één jaar door iedere partij worden opgezegd.

Btw-vrijstelling kerosine

De levering van kerosine voor luchtvaartuigen die hoofdzakelijk worden ingezet voor internationaal personenvervoer is belast tegen het btw-nultarief (Tabel II, post a-3, onderdeel e bij de Wet op de omzetbelasting 1968). Dit nultarief is verplicht op grond van de btw-richtlijn (artikel 148, onderdeel e, btw-richtlijn). Het is dus niet mogelijk om btw te heffen op de levering van kerosine voor deze luchtvaartuigen. Ook al zou heffing van btw op kerosine mogelijk zijn dan leidt dit niet tot duurdere vliegtickets. Luchtvaartmaatschappijen hebben net als iedere andere ondernemer recht op aftrek van de in rekening gebrachte btw. De btw die in rekening zou kunnen worden gebracht bij de aankoop van kerosine zou dus ook in aftrek kunnen worden gebracht.

Maatregel

Budgettaire omvang per jaar (2023)

Benchmark: reguliere tarief (tenzij anders aangegeven)

Juridisch mogelijk om nationaal aan te passen? Ander relevant beprijzend beleid voor regeling
Vrijstelling voor non energetisch verbruik van aardgas € 85 miljoen Ja Scope 1 emissies vallen onder ETS1 en CO2-heffing. Overig aardgasvebruik wordt niet beprijsd.
Niet heffen van accijns op non energetisch verbruik minerale oliën (waaronder nafta) € 14 miljard Nee, niet op het gebied van de accijns. Non-energetisch verbruik van minerale oliën is niet belast(baar) met accijns. Daarnaast is nafta geen accijnsgoed en niet belast (baar) met de accijns. Met een aparte belasting buiten de accijns om kan dit wel nationaal worden belast Scope 1 emissies vallen onder ETS1 en de CO2-heffing. Het overig deel van het non energetisch verbruik van deze de minerale oliën wordt niet beprijsd.
Btw-vrijstelling internationaal personenvervoer (schepen en luchtvaartuigen)

Luchtvaart: € 872 miljoen

Scheepvaart: € 44miljoen

Deels: Het vervoer van personen is volgens de Europese btw-richtlijn dáár belastbaar waar dat vervoer feitelijk plaatsvindt. De vrijstelling voor het deel dat zich op Nederlands grondgebied kan daarom worden afgeschaft, maar niet voor de rest van de reis.

Luchtvaart: nationale vliegbelasting en ETS1

Scheepvaart: ETS1 (vanaf 2024)

Vrijstelling in de bpm voor bestelauto ondernemers* € 935 miljoen Ja Brandstofaccijnzen, ETS2 (vanaf 2027)

Verlaagd tarief in de mrb voor bestelauto ondernemers

€ 1089 miljoen Ja Brandstofaccijnzen, ETS2 (vanaf 2027)

Overige regelingen in de bpm:

Teruggaaf politievoertuigen

Teruggaaf brandweer

Teruggaaf invalide-voertuigen

Teruggaaf ambulances

Teruggaaf lijkwagens

Teruggaaf gevangenenvervoer

Teruggaaf groep rolstoelveroer

Teruggaaf dierenambulances

Teruggaaf geldtransport

Teruggaaf bestelauto gehandicapten

€ 18 miljoen Ja Brandstofaccijnzen, ETS2 (vanaf 2027)

Overige regelingen voor verschillende doelgroepen in de mrb:

Gewichtscorrectie rolstoelinstallatie

Brandstoftoeslag nihil of verlaagd voor LNG, CNG en LPG G3

Kwarttarief kampeerauto

Halftarief kampeerauto (bedrijfsmatige verhuur)

Gematigd tarief rijdende winkel

Nihiltarief OV-autobussen op LPG of aardgas

Kwarttarief kermis- en circusvoertuigen

Kwarttarief werktuig of werkplaats

Kwarttarief paardenvervoer

Teruggaaf bedrijfsvoertuigenpark vrachtauto’s

Vrijstelling ambulance

Vrijstelling lijkwagens

Vrijstelling dierenambulances

Vrijstelling voor defensie- en politiemotorrijtuigen

Vrijstelling brandweer

Vrijstelling reinigingsdiensten

Vrijstelling wegenbouw

Vrijstelling gebruik openbare weg over geringe afstand

Vrijstelling taxi’s of openbaar vervoer

Verlaagd tarief bestelauto gehandicapten

€ 516 miljoen Ja Brandstofaccijnzen, ETS2 (vanaf 2027)

Toelichting regelingen tabel 2

Vrijstelling energiebelasting non-energetisch verbruik aardgas

In de energiebelasting geldt een vrijstelling voor het non-energetische verbruik van aardgas (artikel 64, lid 5). Het gaat hierbij onder andere om de productie van (grijze) waterstof uit aardgas. De waterstof wordt vervolgens hoofdzakelijk ingezet t.b.v. industriële processen zoals de productie van kunstmest. Deze vrijstelling is onder de ETD niet verplicht, dus kan Nederland zelf op nationaal niveau afschaffen. Het afschaffen van de regeling is een structuuraanpassing, dit vergt een implementatietermijn van 4 tot 18 maanden en kan uitvoeringstechnisch dus op zijn vroegst 1 januari 2026 gerealiseerd worden.

Niet heffen van accijns op non-energetisch verbruik minerale oliën

Op basis van de ETD is accijns op minerale oliën alleen verschuldigd als die minerale oliën worden gebruikt als motor- of verwarmingsbrandstof. Het verbruik van minerale oliën als grondstof (non-energetisch) is daarom niet belast met accijns. Denk bijvoorbeeld aan de toepassing in verf.

Niet heffen van accijns over non-energetisch gebruik nafta

Op basis van de ETD is accijns op minerale oliën alleen verschuldigd als die minerale oliën worden gebruikt als motor- of verwarmingsbrandstof. Nafta wordt niet als zodanig gebruikt. Het verbruik van nafta (non-energetisch) is daarom niet belast met accijns. Nafta wordt onder andere gebruikt voor het produceren van grondstoffen voor plastics.

Btw op vliegtickets

Het vervoer van personen is dáár belastbaar waar dat vervoer feitelijk plaatsvindt (artikel 6c, eerste lid van de Wet op de omzetbelasting 1968 en artikel 48, btw-richtlijn). Voor het vervoer van personen per vliegtuig en per zeeschip moet voor het btw-tarief onderscheid worden gemaakt tussen binnenlandse- en buitenlandse vluchten/bootreizen. Binnenlandse vluchten/bootreizen zijn belast tegen het algemene btw-tarief. Vluchten/bootreizen naar of vanuit het buitenland zijn belast tegen het btw-nultarief (Tabel II, post b-3 behorende bij de Wet op de omzetbelasting 1968). Dit btw-nultarief houdt in dat ondernemers geen btw in rekening hoeven te brengen over hun diensten, maar wel recht hebben op aftrek van voorbelasting. Vanwege uitvoeringsproblematiek maken lidstaten gebruik van het btw-nultarief voor vluchten naar of vanuit het buitenland. De toepassing van het btw-nultarief is echter niet verplicht op grond van de btw-richtlijn. In theorie is het dus denkbaar dat Nederland afziet van het toepassen van dit btw-nultarief. Dit zou echter betekenen dat voor alle vluchten vanuit en naar Nederland moet worden vastgesteld welk gedeelte boven Nederlands grondgebied is gevlogen, want alleen dat gedeelte is belastbaar met Nederlandse btw. Dit is echter vrijwel niet uitvoerbaar. Bovendien is het gedeelte van een internationale reis dat plaatsvindt op of boven Nederlands grondgebied veelal beperkt, wat gevolgen heeft voor de afweging van heffing versus uitvoering. De discussie over btw op luchtvaart wordt in Europees verband al tientallen jaren gevoerd, tot op heden echter zonder dat dit heeft geleid tot een andere werkwijze.

Vrijstelling in de bpm voor bestelauto ondernemers

De bpm kent een vrijstelling voor nieuwe bestelauto’s die door ondernemers worden aangeschaft. Per 1 januari 2025 vervalt deze vrijstelling en wordt de grondslag van de bpm voor bestelauto’s omgevormd van catalogusprijs naar CO2-uitstoot.

Verlaagd tarief in de mrb voor bestelauto ondernemers

In de mrb geldt een verlaagd tarief voor bestelauto’s van ondernemers. Dit verlaagd tarief geldt ongeacht de aandrijflijn, gezien alleen het voertuiggewicht de grondslag is. Wel zorgt deze regeling ervoor dat ook voor fossiele voertuigen een lagere mrb hoeft te worden betaald. Hierdoor wordt indirect het gebruik van fossiele brandstof lager belast. Tot en met 2024 geldt een vrijstelling voor alle emissievrije bestelauto’s. Afschaffen van het verlaagd tarief voor bestelauto ondernemers is een structuuraanpassing voor de Belastingdienst en op z’n vroegst per 1 januari 2026 mogelijk.

Overige bijzondere regelingen bpm/mrb

Er gelden een aantal bijzondere regelingen (teruggaafregelingen, kwarttarieven, etc.) in de mrb en bpm voor specifieke voertuigen. Deze regelingen zijn niet specifiek voor fossiele brandstof voertuigen. Wel zorgen deze regelingen ervoor dat voor die voertuigen geen of een lagere autobelasting hoeft te worden betaald, waardoor indirect het gebruik van fossiele brandstof lager wordt belast. Afschaffen van de bijzondere regelingen in de bpm en mrb is een structuuraanpassing voor de Belastingdienst en op z’n vroegst per 1 januari 2026 mogelijk. In het Belastingplan 2024 zit het voorstel om een aantal bijzondere regelingen te versoberen dan wel af te schaffen. Dit betreft:

  1. Het kwartarief voor kampeerauto in de MRB wordt versoberd naar een halftarief vanaf 2026.
  2. Het kwartarief in de MRB voor paardenvervoer komt te vervallen vanaf 2026,
  3. De MRB vrijstelling voor oldtimers wordt vanaf 2028 versoberd naar een vrijstelling voor auto's met bouwjaar tot 1988.
  4. De teruggave voor geldtransport in de BPM wordt per 2026 afgeschaft.
  5. Het nihiltarief in de MRB voor OV-autobussen op liquified petroleum gas (LPG) of aardgas wordt per 2030 afgeschaft.
  6. De verlaagde brandstoftoeslag personen- en bestelauto's op CNG, LNG of LPG vervalt per 2026.

Overzichtstabel uitgavenkant

Hieronder is een overzicht gegeven van de regelingen aan de uitgavenkant.

Maatregel Budgettaire omvang per jaar (2023) Juridisch mogelijk om nationaal aan te passen?
Gratis verstrekte rechten in kader van EU-ETS (EU-beleid)* € 3.553 miljoen Nee
Subsidieregeling indirecte kostencompensatie ETS* € 0 miljoen Ja
Investeringsaftrek t.b.v. opsporen en winning aardgas kleine velden Noordzee (mijnbouwheffing) Niet bekend Ja
Energieprijsplafond*

Benchmark 1: gehele belastingvermindering € 3.798 miljoen

Benchmark 2: Afslag voor aandeel hernieuwbare energie van 16,7%: 3.163

Ja

Toelichting regelingen tabel 3

Gratis verstrekte rechten in kader van EU-ETS (EU-beleid)

Binnen het ETS dienen bedrijven die rechtstreeks CO2 uitstoten te beschikken over emissierechten. Indien meer emissierechten nodig zijn dan het bedrijf beschikbaar heeft, dient een bedrijf deze certificaten te kopen of CO2-reducerende maatregelen te treffen. Om te voorkomen dat bedrijven die op de wereldmarkt concurreren investeringen naar buiten Europa verplaatsen (koolstoflekkage), krijgen bepaalde sectoren gratis emissierechten toegedeeld. Er zijn drie categorieën sectoren die gratis rechten ontvangen. Voor sectoren waar geen risico op koolstoflekkage is vastgesteld, loopt het aantal gratis emissierechten af tot nul in 2030. Voor sectoren waar wel een risico op koolstoflekkage is vastgesteld, maar de recent ingestelde Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) alternatieve bescherming biedt tegen koolstoflekkage, loopt het aantal gratis emissierechten af tot nul in 2034. Voor de overige sectoren (risico op koolstoflekkage, geen bescherming via CBAM) worden gratis emissierechten verstrekt tot en met 2040. Na 2040 is het ETS plafond nihil en worden er dus geen nieuwe ETS rechten meer verleend (gratis noch geveild).

Subsidieregeling indirecte kostencompensatie ETS

Het Europese systeem van emissiehandel verplicht Europese elektriciteitsproducenten om emissierechten aan te kopen voor hun CO2-uitstoot. De kosten hiervan berekenen deze producenten door in de groothandelsprijzen voor elektriciteit. Europese bedrijven hebben hierdoor hogere elektriciteitskosten. Zij ervaren daarom mogelijk een concurrentienadeel ten opzichte van ondernemingen uit landen buiten Europa. Dit brengt een koolstofweglekrisico met zich mee. De regeling Indirecte Kostencompensatie ETS (IKC-ETS) verlaagt dit risico door de indirecte ETS-kosten die bedrijven maken bij hun productie te compenseren. De regeling is beschikbaar voor bedrijven uit enkele specifieke bedrijfstakken. Er is in de begroting geen budget beschikbaar gesteld voor de regeling die per 22 augustus 2022 is herzien.

Investeringsaftrek t.b.v. opsporen en winning aardgas kleine velden Noordzee (mijnbouwheffing)

De (niet-fiscale) investeringsaftrek voor investeringen in het opsporen en winnen van aardgas uit de kleine velden in de Noordzee kan alleen worden toegepast bij de berekening van de specifieke afdracht van het winstaandeel, wat een extra heffing voor mijnbouwbedrijven is krachtens de Mijnbouwwet naast de vennootschapsbelasting. Dit leidt voor mijnbouwondernemingen tot een hoge(re) effectieve belastingdruk dan voor andere ondernemingen die alleen vennootschapsbelasting afdragen. Met de investeringsaftrek wordt beoogd het opsporen en winnen van aardgas uit de kleine velden in de Noordzee te stimuleren. De verwachting is dat aardgas de komende decennia nog noodzakelijk is voor bijvoorbeeld de productie van elektriciteit en de energie- en warmtebehoefte van huishoudens in Nederland. Gaswinning uit kleine velden op de Noordzee maakt Nederland minder afhankelijk van gaswinning uit het buitenland en draagt daarmee bij aan energieleveringszekerheid. Daarnaast is de CO2-voetafdruk van geïmporteerd gas  door de lange transportafstanden aanzienlijk groter dan die van in Nederland gewonnen gas. Uit de analyse van CE-Delft (november 2022) blijkt dat gaswinning op de Noordzee per saldo een positief effect heeft op de uitstoot van emissies vergeleken met de situatie waarin gas uit Rusland of de Verenigde Staten wordt geïmporteerd.

Energieprijsplafond

In september 2022 heeft het kabinet besloten tot het instellen van een zogenoemd energieprijsplafond voor het gebruik van aardgas en elektriciteit om de fors negatieve gevolgen voor huishoudens en bedrijven voor de sterk gestegen energieprijzen te matigen. Het kabinet schaft dit energieprijsplafond af per 1-1-2024.

Tekstvak 24.4: Gasopslagen

Vulmaatregelen 2022, 2023 en 2024

Het kabinet heeft vorig jaar en dit jaar een aantal maatregelen genomen om te stimuleren dat de gasopslagen in Nederland bij aanvang van de winter (1 november 2022 en 2023) voor minstens 90% gevuld waren. Dit is een verplichting op basis van de ‘EU-verordening 2022/1032 tot wijziging van Verordeningen (EU) 2017/1938 en (EG) nr. 715/2009 wat betreft gasopslag’ om te zorgen dat de gasleveringszekerheid in de winters zoveel mogelijk geborgd is. Het kabinet heeft daarom twee vulmaatregelen genomen:

  1. Het kabinet is gekomen met een subsidiemaatregel voor marktpartijen die gas in gasopslag Bergermeer opslaan. Deze subsidiemaatregel biedt een garantie voor het risico van een eventuele negatieve zomer/winterspread. De subsidie heeft vorig jaar geen geld gekost, omdat uiteindelijk de marktomstandigheden veranderden (de prijzen in de winter werden weer hoger dan de prijzen in de zomer, een zogeheten positieve zomer/winterspread). Voor dit jaar is een bedrag van 240 miljoen euro gereserveerd. De subsidiemaatregel is dit jaar (nog) niet ingezet.
  2. Het kabinet heeft EBN de taak gegeven om gasopslag Bergermeer te vullen (in 2023 tot maximaal 20 TWh) voor zover marktpartijen dit niet doen. Hiervoor ontvangt EBN subsidie. In 2022 heeft deze taak netto geen geld gekost. Voor 2023 is voor deze taak 520,4 miljoen euro gereserveerd. Een deel hiervan komt dit jaar vanwege gunstige marktomstandigheden niet tot besteding en wordt doorgeschoven naar 2024 en 2025, vanwege de verlenging van deze taak voor EBN.  

Beide maatregelen hebben in het laatste realisatiejaar (2022) netto niet tot kosten voor de rijksoverheid geleid en zijn daarom niet opgenomen in het overzicht met fossiele subsidies. De andere gasopslagen (Norg, Grijpskerk, PGI Alkmaar, EnergyStock) zijn en worden gevuld zonder verdere bijdrage van de overheid.

Afspraken m.b.t. gasopslagen uit Groningensysteem

  1. Opslag Norg: Het Rijk en NAM spraken middels het Norg akkoord af dat de gasberging vanaf gasjaar 2019/2020 alleen nog maar zou worden gevuld met gas uit een andere bron dan het Groningenveld. NAM is eigenaar van gasopslag Norg en kon de gasopslag voordien commercieel inzetten. Door het Norg akkoord is de winning van 11,9 Nm³ uit het Groningenveld voorkomen en daarmee werd de weg geëffend om het Groningenveld jaren eerder te sluiten. Het Rijk heeft de NAM in gasjaar 2022/2023 1.277 miljoen euro (incl. BTW) betaald. Met deze vergoeding wordt NAM in dezelfde positie gebracht als wanneer er geen Norg-akkoord gesloten zou zijn. Met deze vergoeding wordt aangesloten bij het nadeelcompensatierecht.
  2. Opslag Grijpskerk: De gasopslag Grijpskerk zal ingezet worden als opslag van laagcalorisch gas in plaats van een opslag voor hoogcalorisch gas uit het Groningenveld. Hier is door het Rijk geen financiële vergoeding voor betaald.

26 Fondsenoverzicht

Op 4 april 2023 heeft een beleidsdebat van de Eerste Kamer met de ministers van Financiën en Economische Zaken en Klimaat over fondsen plaatsgevonden. De minister van Financiën heeft de Eerste Kamer in het debat een overzicht van de diverse fondsen op de Rijksbegroting toegezegd. Het fondsenoverzicht geeft eenmalig - alleen deze Miljoenennota - invulling aan deze toezegging. Daarbij gaat het om fondsen in de brede zin van het woord. Het fondsenoverzicht is ingedeeld in twee onderdelen, te weten onderdeel A en onderdeel B.

Onderdeel A bevat begrotingsfondsen op grond van artikel 2.11 van de CW 2016, revolverende fondsen, en andere daadwerkelijke fondsconstructies. Begrotingsfondsen werken in beginsel net als andere posten op de Rijksbegroting. Het is niet zo dat op één moment in de tijd kapitaal wordt geïnvesteerd, zoals de term fonds in de volksmond impliceert. Uitgaven en ontvangsten worden net als andere posten zo realistisch mogelijk geraamd op de Rijksbegroting. Begrotingsfondsen tellen net als andere begrotingen mee als totale geraamde uitgaven van de Rijksoverheid in een begrotingsjaar. Afgezet tegen de geraamde inkomsten van het Rijk leidt dat tot een saldo en een kapitaalbehoefte, wat van invloed is op de staatschuld. Vaak is er ook sprake van structureel geld. Het belangrijkste verschil met de departementale begrotingen is een instellingswet nodig is voor de oprichting en dat over- of onderbesteding via het uit de wet volgende fondssaldo wordt meegenomen naar het volgende begrotingsjaar. Voorbeelden van begrotingsfondsen zijn het Mobiliteitsfonds, Deltafonds en het Defensiematerieelbegrotingsfonds. Sommige begrotingsfondsen zijn zogeheten verdeelfondsen, en ooit opgericht om algemene middelen aan andere onderdelen van de overheid te verdelen. Voorbeelden hiervan zijn het Provinciefonds, het Gemeentefonds en het BES-fonds. Revolverende fondsen worden - na een eerste storting - gevoed door inkomsten die terugkomen van bijvoorbeeld leningen die het fonds eerder heeft uitgegeven. Revolverende fondsen kunnen op de Rijksbegroting worden beheerd, waarbij de inkomsten en uitgaven via het budgetrecht aan uw Kamer worden voorgelegd. Een voorbeeld hiervan is het Dutch Good Growth Fund. Daarnaast zijn er revolverende fondsen zich buiten de Rijksbegroting bevinden na een initiële storting via de Rijksbegroting, zoals het Toekomstfonds. Met daadwerkelijk fondsconstructies wordt bedoeld dat er sprake is van beheerd kapitaal waarmee activiteiten worden gefinancierd. Dit verschilt van een revolverend fonds buiten de Rijksbegroting wanneer er geen afspraken zijn dat de middelen terug keren om opnieuw te worden geïnvesteerd.

Onderdeel B bevat reguliere budgetten op de Rijksbegroting die fonds heten. In sommige gevallen is er sprake van 100%-eindejaarsmarge, waardoor een regulier budget zich in de praktijk gedraagt als middelen op een begrotingsfonds. In andere gevallen is de keuze voor het woord fonds puur semantisch en zijn er geen gevolgen voor de begrotingssystematiek.

Onderdeel A

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Doel Financiering van Nederlands midden- en kleinbedrijf dat ontwikkelingsrelevante investeringen wil doen in lage- en middeninkomenslanden.
Oprichtingsjaar 2014
Verantwoordelijk minister Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking
Fondsbeheerder Invest International
Einddatum Onbepaald
Begrotingshoofdstuk en -artikel Hoofdstuk 17, artikel 1
Bijdrage in 2022, 2023, 2024 2022: 10,0 mln.
2023: 28,0 mln.
2024: - mln.
Vermogen binnen/buiten het Rijk Buiten
Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk Buiten
Evaluaties 2020: Evaluation of the Dutch Good Growth Fund
Website www.dggf.nl
Hoe zit het revolverend fonds in elkaar en hoe revolveert de rijksbijdrage? Het betreft een subsidieregeling die namens de minister wordt uitgevoerd door Invest International. De rijksbijdrage revolveert bij Invest International.
Hoe vaak revolveert de rijksbijdrage? 1-2 keer
Wie is de uitvoerder? Invest International
Hoe is het toezicht georganiseerd? Het toezicht is op basis van een opdrachtovereenkomst.
Beheerskosten en de kostenratio Niet beschikbaar
Doel Financiering van midden- en kleinbedrijf in lage- en middeninkomenslanden.
Oprichtingsjaar 2014
Verantwoordelijk minister Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking
Fondsbeheerder Triple Jump/PwC
Einddatum Onbepaald
Begrotingshoofdstuk en -artikel Hoofdstuk 17, artikel 1
Bijdrage in 2022, 2023, 2024 2022: 54,3 mln.
2023: 34,0 mln.
2024: - mln.
Vermogen binnen/buiten het Rijk Buiten
Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk Buiten
Evaluaties 2020: Evaluation of the Dutch Good Growth Fund
Website www.dggf.nl
Hoe zit het revolverend fonds in elkaar en hoe revolveert de rijksbijdrage? Het fonds wordt als een lening verstrekt aan het consortium Triple Jump/PwC. De rijksbijdrage revolveert bij het consortium.
Hoe vaak revolveert de rijksbijdrage? 1-2 keer
Wie is de uitvoerder? Triple Jump/PwC
Hoe is het toezicht georganiseerd? Het toezicht is op basis van een opdrachtovereenkomst.
Beheerskosten en de kostenratio Niet beschikbaar
Doel Financiering van Nederlandse bedrijven voor investeringen in niet-ontwikkelingslanden.
Oprichtingsjaar 2016
Verantwoordelijk minister Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking
Fondsbeheerder Invest International
Einddatum Onbepaald
Begrotingshoofdstuk en -artikel Hoofdstuk 17, artikel 1
Bijdrage in 2022, 2023, 2024 2022: - mln.
2023: 17,0 mln.
2024: - mln.
Vermogen binnen/buiten het Rijk Buiten
Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk Buiten
Evaluaties n.v.t.
Website www.investinternational.nl
Hoe zit het revolverend fonds in elkaar en hoe revolveert de rijksbijdrage? Het betreft een subsidieregeling die namens de minister wordt uitgevoerd door Invest International. De rijksbijdrage revolveert bij Invest International.
Hoe vaak revolveert de rijksbijdrage? 1-2 keer
Wie is de uitvoerder? Invest International
Hoe is het toezicht georganiseerd? Het toezicht is op basis van een opdrachtovereenkomst.
Beheerskosten en de kostenratio Niet beschikbaar
Doel Het (deels) financieren van infrastructuurprojecten in ontwikkelingslanden.
Oprichtingsjaar 2001
Verantwoordelijk minister Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking
Fondsbeheerder FMO
Einddatum 2028
Begrotingshoofdstuk en -artikel Hoofdstuk 17, artikel 1
Bijdrage in 2022, 2023, 2024 2022: 20,0 mln.
2023: - mln.
2024: - mln.
Vermogen binnen/buiten het Rijk Buiten
Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk Buiten
Evaluaties n.v.t.
Website www.fmo.nl/building-prospects
Hoe zit het revolverend fonds in elkaar en hoe revolveert de rijksbijdrage? Het revolverend fonds is als een subsidie verstrekt aan FMO. De rijksbijdrage revolveert bij FMO.
Hoe vaak revolveert de rijksbijdrage? 1-2 keer
Wie is de uitvoerder? FMO
Hoe is het toezicht georganiseerd? Het toezicht is op basis van de subsidiebeschikking.
Beheerskosten en de kostenratio Niet beschikbaar
Doel Het verbeteren van toegang tot financiering voor het MKB in ontwikkelingslanden.
Oprichtingsjaar 2006
Verantwoordelijk minister Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking
Fondsbeheerder FMO
Einddatum 2026
Begrotingshoofdstuk en -artikel Hoofdstuk 17, artikel 1
Bijdrage in 2022, 2023, 2024 2022: - mln.
2023: - mln.
2024: - mln.
Vermogen binnen/buiten het Rijk Buiten
Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk Buiten
Evaluaties 2020; Evaluation of the FMO-MASSIF Fund (2015-2019)
Website www.fmo.nl/massif
Hoe zit het revolverend fonds in elkaar en hoe revolveert de rijksbijdrage? Het revolverend fonds is als een subsidie verstrekt aan FMO. De rijksbijdrage revolveert bij FMO.
Hoe vaak revolveert de rijksbijdrage? 2-3 keer
Wie is de uitvoerder? FMO
Hoe is het toezicht georganiseerd? Het toezicht is op basis van de subsidiebeschikking.
Beheerskosten en de kostenratio Niet beschikbaar
Doel Het Access to Energy Fund is opgericht met als doel energietoegang voor mensen in ontwikkelingslanden te vergroten. Met behulp van risicodragend kapitaal maakt AEF investeringen in hernieuwbare energie in ontwikkelingslanden «bankable».
Oprichtingsjaar 2006
Verantwoordelijk minister Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking
Fondsbeheerder FMO
Einddatum 2028
Begrotingshoofdstuk en -artikel Hoofdstuk 17, artikel 2.3
Bijdrage in 2022, 2023, 2024 2022: 5,0 mln.
2023: - mln.
2024: - mln.
Vermogen binnen/buiten het Rijk Buiten
Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk Buiten
Evaluaties 2023
Website www.fmo.nl/aef
Hoe zit het revolverend fonds in elkaar en hoe revolveert de rijksbijdrage? Het revolverend fonds is als een subsidie verstrekt aan FMO. De rijksbijdrage revolveert bij FMO.
Hoe vaak revolveert de rijksbijdrage? 1-2 keer
Wie is de uitvoerder? FMO
Hoe is het toezicht georganiseerd? Het toezicht is op basis van de subsidiebeschikking.
Beheerskosten en de kostenratio Niet beschikbaar
Doel Climate Investor One is door FMO ontworpen om private investeringen in hernieuwbare energie projecten in ontwikkelingslanden verder te versnellen.
Oprichtingsjaar 2012
Verantwoordelijk minister Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking
Fondsbeheerder FMO
Einddatum 2037
Begrotingshoofdstuk en -artikel Hoofdstuk 17, artikel 2.3
Bijdrage in 2022, 2023, 2024 2022: - mln.
2023: - mln.
2024: - mln.
Vermogen binnen/buiten het Rijk Buiten
Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk Buiten
Evaluaties 2023
Website www.fmo.nl/governance-related-to-cio-and-cfm
Hoe zit het revolverend fonds in elkaar en hoe revolveert de rijksbijdrage? Het revolverend fonds is als een subsidie verstrekt aan FMO. De rijksbijdrage revolveert bij FMO.
Hoe vaak revolveert de rijksbijdrage? 1-2 keer
Wie is de uitvoerder? FMO
Hoe is het toezicht georganiseerd? Het toezicht is op basis van de subsidiebeschikking.
Beheerskosten en de kostenratio Niet beschikbaar
Doel Het Dutch Fund for Climate and Development is een fonds voor klimaatactie in ontwikkelingslanden gericht op het tegengaan van klimaatverandering en versterking van de weerbaarheid tegen de gevolgen van klimaatverandering, als uitvloeisel van de Nederlandse toezeggingen onder de Overeenkomst van Parijs.
Oprichtingsjaar 2019
Verantwoordelijk minister Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking
Fondsbeheerder FMO
Einddatum 2037
Begrotingshoofdstuk en -artikel Hoofdstuk 17, artikel 2.3
Bijdrage in 2022, 2023, 2024 2022: 53,0 mln.
2023: 11,0 mln.
2024: - mln.
Vermogen binnen/buiten het Rijk Buiten
Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk Buiten
Evaluaties 2023
Website www.thedfcd.com
Hoe zit het revolverend fonds in elkaar en hoe revolveert de rijksbijdrage? Het revolverend fonds is als een subsidie verstrekt aan FMO. De rijksbijdrage revolveert bij FMO.
Hoe vaak revolveert de rijksbijdrage? 0-1 keer
Wie is de uitvoerder? FMO
Hoe is het toezicht georganiseerd? Het toezicht is op basis van de subsidiebeschikking.
Beheerskosten en de kostenratio Niet beschikbaar
Doel Het Private Sector Window van dit fonds richt zich op innovatieve financiering met als doel commerciële mogelijkheden van het MKB en kleinere boerenbedrijven in de logica van lokale, nationale en internationale productketens te ontwikkelen
Oprichtingsjaar 2012
Verantwoordelijk minister Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking
Fondsbeheerder IFC
Einddatum 2026
Begrotingshoofdstuk en -artikel Hoofdstuk 17, artikel 2.1
Bijdrage in 2022, 2023, 2024 2022: - mln.
2023: - mln.
2024: - mln.
Vermogen binnen/buiten het Rijk Buiten
Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk Buiten
Evaluaties 2018: Program Evaluation Final Report
Website www.gafspfund.org
Hoe zit het revolverend fonds in elkaar en hoe revolveert de rijksbijdrage? Het revolverend fonds is als een bijdrage verstrekt aan IFC. De rijksbijdrage revolveert bij IFC.
Hoe vaak revolveert de rijksbijdrage? 1 keer
Wie is de uitvoerder? IFC
Hoe is het toezicht georganiseerd? Het toezicht is op basis van de bijdrage overeenkomst.
Beheerskosten en de kostenratio Niet beschikbaar
Doel Ontwikkelen en financieren van private infrastructuur in ontwikkelingslanden.
Oprichtingsjaar 2002
Verantwoordelijk minister Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking
Fondsbeheerder Private Infrastructure Development Group
Einddatum Onbepaald
Begrotingshoofdstuk en -artikel Hoofdstuk 17, artikel 1
Bijdrage in 2022, 2023, 2024 2022: 27,525 mln.
2023: - mln.
2024: - mln.
Vermogen binnen/buiten het Rijk Buiten
Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk Buiten
Evaluaties 2021: Beleidsdoorlichting artikel 1 van de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS)
Website www.pidg.org
Hoe zit het revolverend fonds in elkaar en hoe revolveert de rijksbijdrage? Het revolverend fonds wordt verstrekt op basis van een overeenkomst voor een geconditioneerde lening. De rijksbijdrage revolveert bij de uitvoerder.
Hoe vaak revolveert de rijksbijdrage? 1-2 keer
Wie is de uitvoerder? Private Infrastructure Development Group
Hoe is het toezicht georganiseerd? Toezicht wordt uitgevoerd op basis van de overeenkomst voor een geconditioneerde lening.
Beheerskosten en de kostenratio Niet beschikbaar
Doel Ondersteuning van kleine boeren in Afrika met de financiering van noodzakelijke activa.
Oprichtingsjaar 2018
Verantwoordelijk minister Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking
Fondsbeheerder One Acre Fund
Einddatum 2032
Begrotingshoofdstuk en -artikel Hoofdstuk 17, artikel 1
Bijdrage in 2022, 2023, 2024 2022: - mln.
2023: 14,25 mln.
2024: - mln.
Vermogen binnen/buiten het Rijk Buiten
Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk Buiten
Evaluaties 2021: Beleidsdoorlichting artikel 1 van de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS)
Website www.oneacrefund.org
Hoe zit het revolverend fonds in elkaar en hoe revolveert de rijksbijdrage? Het revolverende fonds is als een subsidie verstrekt. De rijksbijdrage revolveert bij One Acre Fund.
Hoe vaak revolveert de rijksbijdrage? 1-2 keer
Wie is de uitvoerder? One Acre Fund
Hoe is het toezicht georganiseerd? Het toezicht wordt uitgevoerd op basis van de subsidiebeschikking.
Beheerskosten en de kostenratio Niet beschikbaar
Doel Het fonds dient ter financiering van een programma voor versterking van en toegang tot financiële diensten voor kleine boeren en MKB in de agrarische sector in ontwikkelingslanden in samenwerking met het internationale bedrijfsleven.
Oprichtingsjaar 2019
Verantwoordelijk minister Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking
Fondsbeheerder IDH Farm Fit Fund B.V.
Einddatum 2034
Begrotingshoofdstuk en -artikel Hoofdstuk 17, artikel 1
Bijdrage in 2022, 2023, 2024 2022: 8,445 mln.
2023: - mln.
2024: - mln.
Vermogen binnen/buiten het Rijk Buiten
Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk Buiten
Evaluaties 2021: Beleidsdoorlichting artikel 1 van de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS)
Website www.idhsustainabletrade.com
Hoe zit het revolverend fonds in elkaar en hoe revolveert de rijksbijdrage? Het revolverende fonds is als een subsidie verstrekt. De rijksbijdrage revolveert bij Farm Fit Fund.
Hoe vaak revolveert de rijksbijdrage? 0-1 keer
Wie is de uitvoerder? IDH Farm Fit Fund B.V.
Hoe is het toezicht georganiseerd? Het toezicht wordt uitgevoerd op basis van de subsidiebeschikking.
Beheerskosten en de kostenratio Niet beschikbaar
Doel Het AGRI3 Fund heeft tot doel banken, andere financiële instellingen en
landbouwbedrijven te stimuleren zakenmodellen te ontwikkelen met
bosbescherming, herbebossing en implementatie van innovatieve landbouwoplossingen terwijl de levensstandaard van lokale boeren wordt verbeterd.
Oprichtingsjaar 2020
Verantwoordelijk minister Minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking
Fondsbeheerder Stichting Title Holder Agri3
Einddatum 2039
Begrotingshoofdstuk en -artikel Hoofdstuk 17, artikel 2.3
Bijdrage in 2022, 2023, 2024 2022: 9,56 mln.
2023: 5,82 mln.
2024: - mln.
Vermogen binnen/buiten het Rijk Buiten
Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk Buiten
Evaluaties n.v.t.
Website www.agri3.com
Hoe zit het revolverend fonds in elkaar en hoe revolveert de rijksbijdrage? Het revolverend fonds is als een subsidie verstrekt aan de uitvoerder. De rijksbijdrage revolveert bij de uitvoerder.
Hoe vaak revolveert de rijksbijdrage? 0-1 keer
Wie is de uitvoerder? Stichting Title Holder Agri3
Hoe is het toezicht georganiseerd? Het toezicht wordt uitgevoerd op basis van de subsidiebeschikking.
Beheerskosten en de kostenratio Niet beschikbaar

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Doel Middelen uitkeren aan gemeenten
Oprichtingsjaar 1929
Verantwoordelijk minister De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties samen met Minister van Financiën (gedelegeerd aan staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst)
Fondsbeheerder Zie verantwoordelijk minister
Einddatum n.v.t.
Begrotingshoofdstuk en -artikel Hoofdstuk 50, artikel 1
Bijdrage in 2022, 2023, 2024 2022: 40.736,1 mln.
2023: 40.884,2 mln.
2024: 39.615,8 mln.
Vermogen binnen/buiten het Rijk n.v.t.
Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk Binnen
Evaluaties 2018: Herziening financiële verhoudingen
Website www.rijksoverheid.nl/financien-gemeenten-en-provincies/gemeentefonds
Doel Middelen uitkeren aan provincies
Oprichtingsjaar 1948
Verantwoordelijk minister De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties samen met Minister van Financiën (gedelegeerd aan staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst)
Fondsbeheerder Zie verantwoordelijk minister
Einddatum n.v.t.
Begrotingshoofdstuk en -artikel Hoofdstuk 51, artikel 1
Bijdrage in 2022, 2023, 2024 2022: 2.833,5 mln.
2023: 3.066,5 mln.
2024: 3.007,8 mln.
Vermogen binnen/buiten het Rijk n.v.t.
Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk Binnen
Evaluaties 2018: Herziening financiële verhoudingen
Website www.rijksoverheid.nl/financien-gemeenten-en-provincies/provinciefonds
Doel Bijdragen Rijk aan de Caribische openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Oprichtingsjaar 2010
Verantwoordelijk minister De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Fondsbeheerder De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Einddatum n.v.t.
Begrotingshoofdstuk en -artikel Hoofdstuk 4, beleidsartikel BES-fonds, artikel 1
Bijdrage in 2022, 2023, 2024 2022: 67,1 mln.
2023: 73,1 mln.
2024: 71,2 mln.
Vermogen binnen/buiten het Rijk Binnen
Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk Binnen
Evaluaties Evaluatie financieel beheer BES (2023), evaluatie dient nog uitgevoerd te worden. Onderzoek naar de eilandelijk taken en financiering BES-Fonds (2023), evaluatie wordt nog opgeleverd, verwachting eind augustus 2023.
Website n.v.t.
Doel Het verstrekken van hypothecaire geldleningen aan eigenaarbewoners met een urgent funderingsprobleem.
Oprichtingsjaar 2017
Verantwoordelijk minister Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
Fondsbeheerder Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederland
Einddatum n.v.t.
Begrotingshoofdstuk en -artikel n.v.t.
Bijdrage in 2022, 2023, 2024 Niet van toepassing, eenmalige storting van €20 miljoen.
2022: 0 mln.
2023: 0 mln.
2024: 0 mln.
Vermogen binnen/buiten het Rijk Buiten
Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk Buiten
Evaluaties n.v.t.
Website www.funderingsherstelfonds.nl
Hoe zit het revolverend fonds in elkaar en hoe revolveert de rijksbijdrage? Nog niet revolverend wel intentie. Het fonds verstrekt hypothecaire geldleningen aan eigenaarbewoners en krijgt rente-inkomsten van leningnemers waarmee de fondskosten gedekt kunnen worden en in de toekomst ook nieuwe leningen mee verstrekt kunnen worden.
Hoe vaak revolveert de rijksbijdrage? Nog niet revolverend
Wie is de uitvoerder? n.v.t.
Hoe is het toezicht georganiseerd? Er is een bestuur en een raad van toezicht.
Beheerskosten en de kostenratio n.v.t.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

Doel Bevorderen van het herstel en behoud van gebouwd erfgoed in Nederland en het Caribisch deel van het Koninkrijk. Het Nationaal Restauratiefonds (hierna: NRF) en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door de bewindspersoon van OCW, hebben daartoe een koepelovereenkomst (laatst ge-update in 2021) en sub-contracten afgesloten. Dit zijn de kaders die richting geven aan het NRF om de werkzaamheden voor het ministerie van OCW uit te voeren. De kern van die werkzaamheden bestaat uit:

• het verstrekken van financieringen (restauratie, verduurzaming en herbestemming) aan eigenaren van rijksmonumenten en overige monumenten, waaronder provinciale en gemeentelijke monumenten;
• het verstrekken van aanvullende leningen onder de achterborgovereenkomst;
• het uitbetalen van subsidies;
• en het verstrekken van informatie en het delen van kennis over de financiële en procesmatige aspecten van herstel en behoud (instandhouding) van monumenten.

Inmiddels beheert het NRF namens publieke en private organisaties circa dertigtal fondsen en subsidieregelingen van waaruit het NRF eigenaren helpt aan leningen voor onderhoud, restauratie, verduurzaming of herbestemming.
Oprichtingsjaar 1985
Verantwoordelijk bewindspersoon Staatssecretaris Cultuur en Media
Fondsbeheerder Stichting Nationaal Restauratiefonds
Einddatum n.v.t.
Begrotingshoofdstuk en -artikel Hoofdstuk VIII, artikel 14
Bijdrage in 2022, 2023, 2024 2022: 152,6 mln.
2023: P.M. (tot op heden: EUR 125,8 mln.)
2024: P.M.
Vermogen binnen/buiten het Rijk Buiten
Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk Buiten
Evaluaties De minister van OCW informeert de Tweede Kamer over het NRF via periode evaluaties erfgoedbeleid, beleidsbrieven en de 4 jaarlijkse Erfgoedbalans. De Erfgoedbalans is het volgens de Erfgoedwet (en de Omgevingswet) voorgeschreven vierjaarlijkse rapport over ‘de ontwikkeling van de staat van het cultureel erfgoed in Nederland’.
2011: Evaluatie Restauratiefonds-hypotheek & Brim-subsidie
2015: De 10 succesfactoren van 30 jaar Restauratiefonds, 30 jaar revolverend financieren
2017: Eindevaluatie Restauratiefondsplus-hypotheek
2018: Samenhangende evaluatie van het financiële stelsel voor monumentenzorg
2022: Eindrapport van de Beleidsdoorlichting Erfgoed (inclusief onderdeel Erfgoedbalans)
2023: Verkenning financiering monumentenzorg
Website www.restauratiefonds.nl
Hoe zit het revolverend fonds in elkaar en hoe revolveert de rijksbijdrage? Het revolverende fonds krijgt een startkapitaal, in dit geval van de overheid, waaruit geld wordt geleend aan eigenaren van monumenten. Zij betalen het geld met rente en aflossing terug. Zo kan dezelfde subsidie-euro steeds weer opnieuw worden ingezet.
Hoe vaak revolveert de rijksbijdrage? De eerste euro uit het Revolving Fund wordt inmiddels voor de 4e keer uitgegeven. Door het ronddraaiende monumentengeld kunnen wederom eigenaren geholpen worden bij de restauratie, verduurzaming of herbestemming van hun monument.
Wie is de uitvoerder? Stichting Nationaal Restauratiefonds
Hoe is het toezicht georganiseerd? • Het NRF kent een RvT bestuursmodel met een vijftal Raad van Toezicht leden. De minister heeft goedkeuringsbevoegdheid bij de benoeming van de leden van de Raad van Toezicht, de directeur en statutenwijzigingen.
• In de Koepelovereenkomst tussen OCW en NRF is vastgelegd dat OCW de kwartaalrapportages en jaarverslagen van het NRF krijgt. Deze stukken worden besproken in de 4-jaarlijkse toezicht-overleggen tussen OCW, RCE en NRF.
• OCW, RCE en NRF komen 4-jaarlijks bijeen in het Beleidsoverleg. Dan worden beleidsonderwerpen besproken van strategisch niveau dan wel operationeel.
• Verder is het NRF een financier en valt daarmee onder toezicht van de AFM en DNB. Het NRF heeft een Wft-vergunning van de AFM voor het aanbieden van hypothecair krediet. De DNB houdt wat betreft het NRF toezicht op de uitvoering van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft).
• Bovendien vindt er informeel veel afstemming en samenwerking plaats met het NRF. De (financiële) kennis van het NRF wordt door OCW zo veel mogelijk benut bij beleidsvorming en opzetten van nieuwe regelingen. Ook heeft het NRF veel contact met monumenteneigenaren en ook die ervaringen zijn voor ons (inclusief de RCE) van grote waarde.
Beheerskosten en de kostenratio Het NRF draagt er zorg voor dat de uitvoeringskosten doelmatig en rechtmatig zijn. De RvT houdt scherp zicht op de organisatie op dit onderwerp m.b.v. rapportering (kwartaalrapportages en Jaarrekening). De uitvoeringskosten worden ieder jaar voldaan uit de baten van dat jaar t.b.v. de door het NRF namens de bewindspersoon uitgevoerde activiteiten (rente op leningen plus behandelkosten bij zowel particuliere als zakelijke klanten). De werkzaamheden van het NRF zijn breed. Dat betekent dat NRF ook taken uitvoert die niet kostendekkend zijn (zoals informeren van eigenaren en het uitbetalen van subsidies). Echter het uitvoeren van deze taken draagt wel bij aan het behalen van het beleidsdoel. Indien in enig jaar de uitvoeringskosten niet op de wijze kunnen worden voldaan, dan kan het NRF een Instellingssubsidie aanvragen.

Ministerie van Defensie

Doel Het DMF zorgt voor de financiering en de bekostiging van de investeringen en de instandhouding van het materieel, de infrastructuur en het vastgoed en de IT-middelen van Defensie. Door een apart fonds voor het defensiematerieel wordt beter voorzien in een meerjarig integraal beheer van de financiering en de bekostiging van de ontwikkeling, de verwerving, de instandhouding en de afstoting van het materieel, de infrastructuur en het vastgoed en de IT-middelen van het Ministerie van Defensie teneinde te komen tot een meer schokbestendige begroting
Oprichtingsjaar 2021
Verantwoordelijk minister Minister van Defensie
Fondsbeheerder Defensie
Einddatum n.v.t.
Begrotingshoofdstuk en -artikel Hoofdstuk K
Bijdrage in 2022, 2023, 2024 2022: 4.953,8 mln.
2023: 6.282,3 mln.
2024: 10.723,7 mln.
Vermogen binnen/buiten het Rijk Binnen
Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk Binnen
Evaluaties Bij de instelling van het DMF is besloten deze in 2027 te evalueren; het fonds wordt dan op doelmatigheid en doeltreffendheid beoordeeld.
Website n.v.t.

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

Doel Het fonds heeft ten doel het faciliteren van de bereikbaarheid van heel Nederland door veilige, innovatieve en duurzame mobiliteit van personen en goederen door middel van financiering en bekostiging van:
a.aanleg, verbetering, beheer en onderhoud en bediening van infrastructuur die door het Rijk wordt beheerd;
b.aanleg, verbetering, beheer en onderhoud en bediening van infrastructuur die niet door het Rijk wordt beheerd;
c.maatregelen en voorzieningen waarmee wordt beoogd de doelmatigheid of de veiligheid van het gebruik van infrastructuur als bedoeld in de onderdelen a en b, te vergroten; en
d.het inwinnen, bewerken en verspreiden van met onderdeel a samenhangende basisinformatie, onderzoek ter voorbereiding van maatregelen of voorzieningen als bedoeld in de onderdelen a, b en c, en proefprojecten en experimenten gericht op maatregelen of voorzieningen als bedoeld in de onderdelen a, b en c.
Oprichtingsjaar 2020 (daarvoor Infrastructuurfonds)
Verantwoordelijk minister Minister van Infrastructuur en Waterstaat
Fondsbeheerder Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
Einddatum n.v.t.
Begrotingshoofdstuk en -artikel A
Bijdrage in 2022, 2023, 2024 2022: 7.451,1 mln.
2023: 7.808,1 mln.
2024: 9.883,3 mln.
Vermogen binnen/buiten het Rijk Binnen
Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk Binnen
Evaluaties n.v.t.
Website n.v.t.
Doel Het Deltaprogramma heeft als doel ons land nu en in de toekomst te beschermen tegen hoog water en de zoetwatervoorziening op orde te houden. Het financieel fundament onder het Deltaprogramma is het Deltafonds.
Oprichtingsjaar 2013
Verantwoordelijk minister Minister van Infrastructuur en Waterstaat
Fondsbeheerder Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
Einddatum n.v.t.
Begrotingshoofdstuk en -artikel J
Bijdrage in 2022, 2023, 2024 2022: 1.114,0 mln.
2023: 1.538,0 mln.
2024: 1.650,2 mln.
Vermogen binnen/buiten het Rijk Binnen
Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk Binnen
Evaluaties 2016: Evaluatie Deltawet waterveiligheid en zoetwatervoorziening
Website www.deltaprogramma.nl

Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

Doel Het doel van het fonds is het beschikbaar stellen van financiële middelen om het duurzaam verdienvermogen te vergroten door het doen van investeringen op het gebied van (1) kennisontwikkeling en (2) onderzoek, ontwikkeling en innovatie.
Oprichtingsjaar 2021: Het NGF begon als een niet-departementale begroting in 2021. In 2023 werd het een begrotingsfonds.
Verantwoordelijk minister De Minister van Economische Zaken en Klimaat
Fondsbeheerder De Minister van Economische Zaken en Klimaat en De Minister van Financiën
Einddatum 2028
Begrotingshoofdstuk en -artikel Hoofdstuk L
Bijdrage in 2022, 2023, 2024 2022: n.v.t. Het NGF kent een systematiek, waarbij in verschillende rondes de voorgestelde projecten worden beoordeeld en zo mogelijk gehonoreerd. Als een project een positieve beoordeling krijgt, worden de toegekende middelen via het voedingsartikel (artikel 6 van HXIII) overgeheveld naar andere artikelen of begrotingshoofdstukken. In de begroting van het Nationaal Groeifonds (Hoofdstuk L) worden de overhevelingen en projecten toegelicht. Van de initieel beschikbaar gestelde € 20 mld voor het Nationaal Groeifonds is bij OB 2024 nog ca. € 8,2 mld beschikbaar (zie Tabel 1 van Hoofdstuk L voor het jaar 2024).
2023: n.v.t.
2024: n.v.t.
Vermogen binnen/buiten het Rijk Binnen
Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk Binnen
Evaluaties Er heeft nog geen evaluatie plaatsgevonden. In 2024 wordt de eerste, tussentijdse evaluatie van het Nationaal Groeifonds afgerond, met bijzondere aandacht voor de governance van het Nationaal Groeifonds.
Website www.nationaalgroeifonds.nl
Doel Het Toekomstfonds is onderdeel van het bedrijvenbeleid zoals beschreven in de EZK-begroting (H XIII, artikel 2), en richt zich op het vergroten en beschikbaar stellen van (risico)financiering voor bedrijven en onderzoek. Het beoogt de innovatiekracht van Nederland te versterken en mogelijk te maken door het
beschikbaar stellen van financiering voor het innovatief en snelgroeiend mkb en voor fundamenteel en toegepast onderzoek.
Oprichtingsjaar 2014
Verantwoordelijk minister De Minister van Economische Zaken en Klimaat
Fondsbeheerder De Minister van Economische Zaken en Klimaat
Einddatum Geen einddatum
Begrotingshoofdstuk en -artikel Hoofdstuk XIII, artikel 3
Bijdrage in 2022, 2023, 2024 2022: 136,2 mln (Er is strikt genomen geen sprake van een bijdrage aan een fonds, maar van een verzameling instrumenten op de EZK-begroting waarvan een deel tot doel heeft bijdrages aan investeringsfondsen te doen. De hier vermelde bedragen betreffen het uitgavenbudget van het Toekomstfonds als geheel bij OB 2024.)
2023: 596,3 mln
2024: 282,2 mln
Vermogen binnen/buiten het Rijk Binnen en buiten het Rijk
Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk Binnen
Evaluaties 2023: Kamerbrief over aanbieding evaluatie onderzoeksdeel Toekomstfonds
Website n.v.t.
Hoe zit het revolverend fonds in elkaar en hoe revolveert de rijksbijdrage? Het fonds bestaat uit een onderzoeksdeel en een bedrijvendeel, zoals ook omschreven in de doelstelling. Voor wat betreft de revolverendheid vallen de regelingen in vier categorieën:
• Regelingen beheerd door EZK/RVO die revolveren;
• Kapitaalstortingen aan de Regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) die middels dividend en eventuele verkoop van aandelen in de toekomst revolveren;
• Kapitaal dat via fund to fund bij een ROM revolveert;
• Regelingen die via Invest-NL lopen, waarbij kapitaal middels capital calls wordt opgevraagd bij EZK.
Hoe vaak revolveert de rijksbijdrage? Het Toekomstfonds bevat volledig revolverende regelingen (in 2023 besloeg dit ca. 61% van het budget), deels revolverende regelingen (34%), en regelingen voor fundamenteel en toegepast onderzoek (5%). Voor de volledig revolverende regelingen binnen het Toekomstfonds is voor wat betreft revolverendheid de prognose 32%. Kanttekening is dat deze regelingen pas 1-2 jaar zijn gestart, dus de prognose is nog onzeker. Voor de deels revolverende regelingen is de prognose voor de lange termijn rond de 60%. Voor het onderzoeksdeel is de verwachting dat de revolverendheid maximaal 60% zal bedragen. Dit deel heeft een lange looptijd waardoor deze voorspelling moeilijk te maken is.
Wie is de uitvoerder? EZK, RVO, Invest-NL, ROM's
Hoe is het toezicht georganiseerd? De beleidsdirecties van EZK houden toezicht op de uitvoering. EZK Financieel Economische Zaken (EZK/FEZ) houdt toezicht op de middelen en de beleidsdirecties. Tevens houdt het Ministerie van Financiën toezicht op de middelen in het fonds.
Beheerskosten en de kostenratio De uitvoeringskosten van het onderzoeksdeel bedragen 3,3%, ofwel €4,2 mln. Voor het bedrijvendeel is dit niet bekend.

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Doel Het DGF heeft als doel het betalen van kosten in verband met de bestrijding, bewaking en preventie van en onderzoek naar dierziekten, zoönosen, ziekteverschijnselen en resistentie in brede zin.
Oprichtingsjaar 1998
Verantwoordelijk minister Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Fondsbeheerder Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Einddatum n.v.t.
Begrotingshoofdstuk en -artikel Hoofdstuk F, artikel 1
Bijdrage in 2022, 2023, 2024 2022: 57,2mln. (betreft alleen de LNV-bijdrage aan het DGF)
2023: 12,6 mln. (betreft alleen de LNV-bijdrage aan het DGF)
2024: 12,4 mln. (betreft alleen de LNV-bijdrage aan het DGF)
Vermogen binnen/buiten het Rijk Binnen
Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk Binnen
Evaluaties 2019: Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2019
Website n.v.t.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Doel In Nederland groeit het aantal 55-plussers, en daarmee de behoefte aan levensloopbestendige of gemakkelijk aanpasbare woningen. Om zo lang mogelijk zelfstandig en prettig in een vertrouwde thuisomgeving te kunnen blijven wonen. Steeds meer 55-plussers, die nog midden in het leven staan en vitaal zijn, nemen daarom de stap om samen met anderen een innovatieve en kleinschalige geclusterde woonvorm te realiseren.
Ook is er een groeiende groep aan organisaties en ondernemers die dit soort woonvormen realiseren voor (kwetsbare) 55-plussers, vaak gecombineerd met zorg. Hierdoor kunnen zij onder gelijkgestemden in hun vertrouwde omgeving blijven wonen, met behoud van privacy.
Het huidige aanbod en de bouw van dit soort woningen blijft nog sterk achter bij de vraag. Onder andere omdat de financiering een belangrijk knelpunt bij de ontwikkeling en totstandkoming vormt. De SWZ helpt particuliere initiatiefnemers en sociale ondernemers bij de financiering van kleinschalige innovatieve woonvormen die wonen, ondersteuning en eventueel zorg combineren.
Denk aan de bouw van een woonhofje, transformatie van een leegstaand schoolgebouw of voormalig verzorgingstehuis, of gemeenschappelijk wonen in een appartementencomplex. Dit kunnen zowel huur- als koopwoningen zijn, of een combinatie hiervan, met een minimum van 5 wooneenheden.
Oprichtingsjaar 2019
Verantwoordelijk minister Minister voor Langdurige Zorg en Sport
Fondsbeheerder RVO
Einddatum Aanvragen kunnen t/m 4 april 2024 worden ingediend
Begrotingshoofdstuk en -artikel Hoofdstuk 3, artikel 1
Bijdrage in 2022, 2023, 2024 Totaal beschikbaar bedrag is 20 miljoen. Het deel wat hiervan niet is uitgeleend wordt jaarlijks meegenomen naar het volgende jaar.
Vermogen binnen/buiten het Rijk Binnen
Fondsbeheer binnen/buiten het Rijk Buiten
Evaluaties Evaluatie vindt plaats in 2023
Website www.rvo.nl/subsidies-financiering
Hoe zit het revolverend fonds in elkaar en hoe revolveert de rijksbijdrage? Het is een kredietregeling, waarbij de aflossingen ervoor zorgen dat het te lenen bedrag wordt aangevuld.
Hoe vaak revolveert de rijksbijdrage? Jaarlijks
Wie is de uitvoerder? RVO
Hoe is het toezicht georganiseerd? Toekenning en beoordeling vindt plaats door RVO
Beheerskosten en de kostenratio Uitvoeringskosten hangen af van het aantal aanvragen

Onderdeel B

Ministerie van Buitenlandse Zaken

Mensenrechtenfonds Hoofdstuk V, Artikel 1 32,8 mln. 37,1 mln. 37,0 mln.
Veiligheidsfonds Hoofdstuk V, artikel 2 1,93 mln. 1,85 mln. 1,85 mln.
Stabiliteitsfonds Hoofdstuk V, artikel 2 106,57 mln. 80,43 mln. 70,1 mln.
Nederlands Fonds voor Regionale Partnerschappen (NFRP), waaronder Matra en Shiraka en NFRP Politieke Partijen Programma Hoofdstuk V, artikel 2 26,1 mln. 33,1 mln. 31,82 mln.
Europees Ontwikkelingsfonds Hoofdstuk V, artikel 3 131,5 mln. 100,3 mln. 86 mln.
Europees Herstelfonds Hoofdstuk V, artikel 3 0 mln. 0 mln. 2636 mln.
Versterking maatschappelijk middenveld Monitoringsfonds (budgetaire reservering) Hoofdstuk XVII, artikel 3 1,0 mln. 1,0 mln. 1,0 mln.
Civic Space fund (budgetaire reservering) Hoofdstuk XVII, artikel 3 17,5 mln. 10,0 mln. 10,0 mln.
Global Fund to fight Aids Malaria and Tuberculosis (GFATM) (subsidie aan charitatieve instelling (GFATM is geen fonds) Hoofdstuk XVII, artikel 3 60,0 mln. 60,0 mln. 60,0 mln.

Ministerie van Justitie en Veiligheid

Stichting Arbeidsmarkt en Opleidingsfonds Politie Hoofdstuk VI, artikel 31.3 2,7 mln. 3,9 mln. 3,9 mln.
Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven Hoofdstuk VI, artikel 34.4 13,7 mln. 18,9 mln. 10,0 mln.
Schadefonds Geweldsmisdrijven Hoofdstuk VI, artikel 34.4 54,0 mln. 83,1 mln. 30,7 mln.

Ministierie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Waarborgfonds eigen woningen (wew) (risicovoorziening nhg) Hoofdstuk VII, artikel 3.1 61,7 mln. 49,9 mln. PM
Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) (Risicovoorziening Sanerings- en projectsteun Woningcorporaties) Hoofdstuk VII, artikel 3.1 0,5 mln. 0 mln. 0 mln.
Warmtefonds Hoofdstuk VII, artikel 4.1 85,6 mln. 155,4 mln. 93,0 mln.
Volkshuisvestingsfonds Hoofdstuk VII, artikel 3.3 en 3.1 0 mln. 281,7 mln. 294,3 mln.
Koopstartfonds (valt onder instrument subsidies: Betaalbare Koopwoningen Starters) Hoofdstuk VII, artikel 3.1 0 mln. 0 mln. 40,0 mln.

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen

Regionaal investeringsfonds Hoofdstuk 8, artikel 4 21,7 mln. 24,6 mln. 47,8 mln.
Fonds voor Onderzoek en Wetenschap Hoofdstuk 8, artikel 6,7 en 16 205,1 mln. 474,0 mln. 478,7 mln.
Stichting Vervangingsfonds en Particpatiefonds Hoofdstuk 8, artikel 1 10,8 mln. 11,2 mln. 8,3 mln.
Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie Hoofdstuk 8, artikel 14 5,9 mln. 4,2 mln. 4,2 mln.
Stichting Nederlands Fonds voor de Film Hoofdstuk 8, artikel 14 6,1 mln. 4,7 mln. 4,7 mln.
Stichting Stimuleringsfonds Creatieve Industrie Hoofdstuk 8, artikel 15 4,0 mln. 2,7 mln. 2,7 mln.
Stichting Mondriaan Fonds Hoofdstuk 8, artikel 14 6,4 mln. 4,3 mln. 4,3 mln.
Stichting Nederlands Letterenfonds Hoofdstuk 8, artikel 14 3,4 mln. 3,3 mln. 3,3 mln.
Co-productiefonds Binnenlandse Omroep Hoofdstuk 8, artikel 15 2,5 mln. 5,5 mln. 5,5 mln.
Stimuleringsfonds voor de Journalistiek Hoofdstuk 8, artikel 15 2,7 mln. 3,0 mln. 3,0 mln.
Nederlands Fonds voor Podiumkunsten Hoofdstuk 8, artikel 14 7,4 mln. 5,7 mln. 5,7 mln.
MBO-Studentenfonds Hoofdstuk 8, artikel 4 Dit betreft een regeling waar studenten aanspraak op kunnen maken. De middelen zijn onderdeel van de reguliere bekostiging van onderwijsinstellingen. Deze onderwijsinstellingen zijn zelf verantwoordelijk voor het toekennen van financiële ondersteuning aan studenten die daar recht op hebben. Omdat het budget afhankelijk is van hoeveel aanvragen er bij een onderwijsinstelling per jaar zijn en omdat de kosten onderdeel zijn van de reguliere bekostiging die instellingen ontvangen, is het niet mogelijk om een budget hieraan te koppelen.
Profileringsfonds Hoofdstuk 8, artikel 6/7 Dit betreft een regeling waar studenten aanspraak op kunnen maken. De middelen zijn onderdeel van de reguliere bekostiging van onderwijsinstellingen. Deze onderwijsinstellingen zijn zelf verantwoordelijk voor het toekennen van financiële ondersteuning aan studenten die daar recht op hebben. Omdat het budget afhankelijk is van hoeveel aanvragen er bij een onderwijsinstelling per jaar zijn en omdat de kosten onderdeel zijn van de reguliere bekostiging die instellingen ontvangen, is het niet mogelijk om een budget hieraan te koppelen.
Nationaal Museaal Aankoopfonds Hoofdstuk 8, artikel 14 41,6 mln. 0 mln. 0 mln.

Ministerie van Financiën

Btw-compensatiefonds Hoofdstuk IX, artikel 6 3.664,4 mln. 3.760,8 mln. 3.760,8 mln.

Ministerie van Defensie

Nationaal Fonds Ereschuld Hoofdstuk X, artikel 8 82,2 mln. 130,0 mln. 114,4 mln.

Ministerie van Economische Zaken en Klimaat

Cofinanciering van het EFRO (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling) Hoofdstuk XIII, artikel 2 25,7 mln. 31,5 mln. 32 mln.
Europees Defensie Fonds cofinanciering Hoofdstuk XIII, artikel 2 0 mln. 10,5 mln. 5 mln.
EU-cofinanciering JTF (Just Transition Fund) Hoofdstuk XIII, artikel 2 0 mln. 20,1 mln. 17,7 mln.
Uitbreiding ontwikkelfonds energiecoöperaties warmteprojecten Hoofdstuk XIII, artikel 4 0 mln. 26,5 mln. 0 mln.
Clustering en gebiedsfonds (bestuurlijke afspraken) Hoofdstuk XIII, artikel 5 0 mln. 251,5 mln. 121,4 mln.

Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Nationaal Groenfonds Hoofdstuk 14, artikel 22 0,350 mln. 0,322 mln. 0 mln.
Investeringsfonds Duurzame Landbouw Hoofdstuk 14, artikel 21 0 mln. 10 mln. 43,6 mln.

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Waarborgfonds Saneringskredieten Hoofdstuk 15, artikel 2 en artikel 99 6,0 mln. 6,0 mln. 6 mln.
Sociaal Innovatiefonds Hoofdstuk 15, artikel 2 2,0 mln. 0 mln. 0 mln.
Tijdelijk Noodfonds Energie Hoofdstuk 15, artikel 2 0 mln. 32,5 mln. 0 mln.
OPS-fonds Hoofdstuk 15, artikel 6 0,6 mln. 0,3 mln. 0,2 mln.

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Waarborgfonds voor de Zorgsector (garantiestelling) Hoofdstuk XVI, artikel 9 Het WfZ heeft bij de oprichting een initiële storting ontvangen vanuit de Rijksoverheid van €54,45 miljoen. In de overeenkomst «terugbetalingsverplichting» van 6 juli 2011 is vastgesteld dat wanneer het risicovermogen van het WfZ een omvang heeft bereiekt van €226,9 miljoen een terugbetalingsverplichtingin werking treedt. Deze terugbetaling heeft de vorm van een jaarlijks oplopend percentage van het gerealiseerde fiscale exploitatieresultaat. Er is dus een eenmalige bijdrage vanuit VWS geweest in de vorm van een lening. Deze wordt sinds 2015 terugbetaald, indien het fiscale exploitatieresultaat positief is. Het Rijk vergoed de gemaakte kosten van het WfZ voor het uitvoeren van de Rijksgaranties

  1. __Van Kempen, M., Badir, M. Herdefiniëring beleidsmatige lastenontwikkeling, september 2020.↩︎

  2. __HR 30 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1345.↩︎

  3. __Hierbij verdient de negatieve post bij solidariteitsbijdrage enige toelichting. Het is niet het geval dat de solidariteitsbijdrage in 2023 tot lagere ontvangsten leidt, maar het incidentele karakter in 2022 betekent dat de groei van 2022 op 2023 lager is.↩︎

  4. __Kamerstukken II, vergaderjaar 2022-2023, 36 360, nr. 1↩︎

  5. __Hoofdstuk 3 van de Miljoenennota 2018 bevat een box over de systematiek van de eerste-orde-gedragseffecten. ↩︎

  6. __Kamerstukken II, vergaderjaar 2022-2023, 36 200, nr. 2↩︎

  7. __Voor de raming van de belasting- en premieontvangsten ten behoeve van het EMU-saldo voor 2023 zijn de kasontvangsten van februari 2023 tot en met januari 2024 relevant. De inkomensheffing, de vennootschapsbelasting, erf- en schenkbelasting en de dividendbelasting zijn uitzonderingen. Van deze belastingsoorten is de EMU-definitie gelijk aan de ontvangst op kasbasis. Ook de btw is een uitzondering. De EMU-definitie voor deze belastingsoort is gelijk aan de ontvangst op transactiebasis.↩︎

  8. __De inkomensheffing neemt aanvullend daarop een aparte positie in: de verschillende onderdelen van de IH (box 1 ondernemers, box 2, box 3, hypotheekrenteaftrek, overig (voornamelijk verrekende heffingskortingen en dividendbelasting)) worden apart op transactiebasis geraamd, mede op basis van de meest recente aanslaggegevens.↩︎

  9. __Kamerstukken II, vergaderjaar 2022-2023, 36 350, nr. 1↩︎

  10. __Kamerstukken II, vergaderjaar 2019-2020, 35 300 nr. 2↩︎

  11. __Er zijn ook enkele regelingen opgenomen die de belastingopbrengst verhogen, als deze de keerzijde zijn van een belastingverminderende regeling. Bijvoorbeeld op het gebied van pensioenen wordt zowel de niet-belaste premie als de belaste uitkering gekwantificeerd, om een compleet beeld van de fiscale regelingen op dit gebied te geven.↩︎

  12. __Onderzoek fiscale regelingen | Publicatie | Rijksoverheid.nl↩︎

  13. __IBO Vermogensverdeling 2022, p. 24↩︎

  14. __Website DNB, Tabel 8.8, daaruit beschikbare middelen voor dekkingsgraad↩︎

  15. __Rijksbegrotingsvoorschriften (rijksfinancien.nl)↩︎

  16. __Rapport Evaluatiedoorlichting fiscale regelingen | Kamerstuk | Rijksoverheid.nl↩︎

  17. __Een in voldoende mate afnemende schuld is een schuld waarbij het overschot boven de 60% bbp-grens gemiddeld met 1/20e per jaar vermindert; dit staat bekend als het 1/20e schuldafbouwcriterium. Bij een schuld van 130% bbp is dit dus (130-60)/20= 3,5%-punt.↩︎

  18. __De output gap is nodig om het structureel saldo te berekenen. Deze is echter niet observeerbaar, en wordt geregeld herzien. Over de periode 2003-2013 is de output gap voor de eurozone als geheel in vrijwel ieder jaar onderschat, wat leidt tot overschatting van het structureel saldo. Zie ook: The identification of fiscal and macroeconomic imbalances - unexploited synergies under the strengthened EU governance framework (europa.eu)↩︎

  19. __Kamerstukken II, 2022-23, 36350 IX, nr. 3↩︎

  20. __Kamerstukken II, 2022-23, 36350 IX, nr. 3↩︎

  21. __Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 IX, nr. 10↩︎

  22. __Vooruitzichten bevolking, huishoudens en woningmarkt 2021-2035 - ABF Research↩︎

  23. __Coalitieakkoord «Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst» | Publicatie | Rijksoverheid.nl↩︎

  24. __Aanpak woningtekort | Rapport | Algemene Rekenkamer↩︎

  25. __Economisch perspectief voor een grondige renovatie van de woningmarkt (esb.nu)↩︎

  26. __Deze maken onderdeel uit van de nieuwe Wet regie op de volkshuisvesting die op het moment van schrijven in voorbereiding is.↩︎

  27. __Kamerstukken II, 2019-2020, 32 847, nr. 649.↩︎

  28. __Rapport Studiegroep Alternatieve Bekostiging ruimtelijke gebiedsontwikkeling, 2020↩︎

  29. __https://www.cpb.nl/sites/default/files/publicaties/download/cpb-notitie-17sept2015-financiering-van-start-ups-en-venture-capital.pdf↩︎

  30. __Spelregels interdepartementale beleidsonderzoeken (ibo’s), met dien verstande dat regelingen die negatief geëvalueerd zijn conform begrotingsregels bij intensiveringsvarianten buiten beschouwing worden gelaten.↩︎

  31. __BZ/BHOS is mede-beleidsverantwoordelijk voor de ekv.↩︎

  32. __Het aandeelhouderschap van InvestNL berust bij FIN. EZK is beleidsverantwoordelijk.↩︎

  33. __Het aandeelhouderschap van InvestINT berust voor 51% bij Financiën en voor 49% bij Staatsdeelneming FMO. BZ/BHOS is beleidsverantwoordelijk.↩︎

  34. __Zie onder andere Factsheet_studievoortgang_2022-2023.pdf (vereniginghogescholen.nl)↩︎

  35. __Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek 2019↩︎

  36. __Zoals opgenomen in het UWHW2008 en de regeling financiën hoger onderwijs. Het gaat dan o.a. om verdeelvariabelen, vaste en variabele voet, prijs per inschrijving, graad of promotie.↩︎

  37. __DNB (2022) Werkenden zonder pensioenopbouw.↩︎

  38. __De effecten van de maatregelen in de Wtp en het pensioenakkoord die beogen pensioenopbouw onder deze groep te evalueren worden gedurende pensioentransitie onderzocht.↩︎

  39. __Werknemers zonder pensioenopbouw.↩︎

  40. __‘Weinig pensioenopbouw’ dient in het onderzoek nader geoperationaliseerd te worden. Er wordt in elk geval mee bedoeld: zo weinig pensioenopbouw dat iemand aanspraak kan maken op inkomensafhankelijke regelingen en toeslagen. In het onderzoek zou, aanvullend hierop, ook een ruimere definitie geformuleerd kunnen worden. Onderzoek van Ewijk e.a. geeft hier bijvoorbeeld aanknopingspunten voor met hun definitief van een ‘maatschappelijk aanvaardbaar pensioen’. https://www.netspar.nl//assets/uploads/P20210608_Netspar_Occasional_Paper_01-2021-WEB.pdf.↩︎

  41. __https://esb.nu/pensioensysteem-zorgde-voor-flinke-toename-in-huishoudvermogen-na-1975/↩︎

  42. __cpb-discussion-paper-395-disentangling-the-effect-of-household-debt-on-consumption.pdf↩︎

  43. __Bij de uitwerking van beleidsopties dient rekening te worden gehouden met de samenloop met de pensioentransitie a.g.v. de Wtp.↩︎

  44. __De pijlers van het Nederlandse pensioenstelsel zijn: (1) AOW, (2) werknemerspensioenregelingen, (3) vrijwillige pensioenproducten (bv. lijfrente) en (4) spaargeld, beleggen, eigen huis en vermogen opgebouwd in eigen onderneming.↩︎

  45. __Hierbij zou ook rekening gehouden kunnen worden met toekomstige ontwikkelingen in de arbeidsmarkt en verschillende voorkeuren t.a.v. de uittreedleeftijd.↩︎

  46. __https://dashboards.cbs.nl/v3/SchuldenproblematiekInBeeld/. Hier wordt gehanteerd dat iemand een ‘problematische schuld’ heeft als dat het geval is volgens minstens één van de definities van de relevante organisaties (Belastingdienst, DUO, BKR, WSNP, etc.). (Per organisatie, register of traject kan de definitie echter verschillen.↩︎

  47. __Tegelijkertijd krijgen zij, op het moment dat schulden problematisch worden bij huishoudens, vaak maar een beperkt deel terug; zie de volgende voetnoot.↩︎

  48. __Zo schat SZW (2011) de maatschappelijke kosten van problematische schulden op 17 miljard euro per jaar (Dit bedrag is als volgt opgebouwd: 8 miljard extra uitkeringen, 6 miljard door arbeidsverzuim, 2 miljard extra ziektekosten en 1 miljard uitvoeringskosten en overige posten). De problematische schulden die de aanleiding zijn voor deze kosten bedragen 3,5 miljard euro, waarvan ongeveer 0,3 miljard euro uiteindelijk afgelost wordt. In een meer recente, conservatieve schatting komen Fransman en Bakker (2020) tot ruim 2 miljard euro aan jaarlijkse kosten en 3 tot 6 miljard euro aan onbetaalde schulden. Daar tegenover staan 285 tot 570 miljoen euro aan alsnog geïnde schulden en een marginale bijdrage aan de betalingsmoraal.↩︎

  49. __Van 660.000 huishoudens (8,6%) in 2015 tot 330.000 huishoudens (3,8%) in 2030; op 1 oktober 2021 lag het aantal huishoudens met problematische schulden op 620.000 (7,6%) (Antwoord Kamervragen 2023Z02233, mei 2023).↩︎

  50. __Hierbij dienen de bredere kosten en baten in ogenschouw genomen te worden, zoals bijvoorbeeld gebeurt in de Doorbraakmethode van IPW.↩︎

  51. __Zie Eerste voortgangsrapportage aanpak geldzorgen, armoede en schulden..↩︎

  52. __Het rapport «Kosten en baten van schuldhulpverlening» (SZW 2011) schat de directe kosten op 1 mld. euro.↩︎

  53. __Kamerstukken II, 2022-2023, 32 813, nr. 1177.↩︎

  54. __Kamerstukken II, 2022-2023, 32 813, nr. 1230.↩︎

  55. __Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925, nr. 173.↩︎

  56. __Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925-IX, nr. 38.↩︎

  57. __Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200-IX, nr. 4.↩︎

  58. __Kamerstukken II, 2021-2022, 36 120, nr. 1.↩︎

  59. __Kamerstukken II, 2022-2023, 36 202, nr. 6 en Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 IX, nr. 4.↩︎

  60. __Kamerstukken II, 2022-2023, 36 202, nr. 15 en Kamerstukken II, 2022-2023, 36 200 IX, nr. 47.↩︎

  61. __Kamerstukken II, 2022-2023, 28 741, nr. 92.↩︎

  62. __Kamerstukken II, 2022-2023, 28 741, nr. 106.↩︎

  63. __Kamerstukken II, 2022-2023, 31 293, nr. 669.↩︎

  64. __Kamerstukken II, 2022-2023, 29 389, nr. 118.↩︎

  65. __Kamerstukken II, 2022-2023, 29 362, nr. 328.↩︎

  66. __Kamerstukken II, 2020-2021, 32 813, nr. 689.↩︎

  67. __Kamerstukken II, 2022-2023, 32 813, nr. 1147.↩︎

  68. __Kamerstukken II, 2020-2021, 34 919, nr. 77.↩︎

  69. __Kamerstukken II, 2022-2023, 36 124, nr. 12.↩︎

  70. __Kamerstukken II, 2020-2021, 35 570-VIII, nr. 213.↩︎

  71. __Kamerstukken II, 2021-2022, 35 925-VIII, nr. 144.↩︎

  72. __Kamerstukken II, 2021-2022, 34 682-VIII, nr. 82.↩︎

  73. __Kamerstukken II, 2021-2022, 34 682, nr. 88.↩︎

  74. __Kamerstukken II, 2020-2021, 25 268, nr. 199.↩︎

  75. __Kamerstukken II, 2020-2021, 34 430, nr. AC.↩︎

  76. __Kamerstukken II, 2021-2022, 31 490, nr. 323↩︎

  77. __Kamerstukken II, 2019-2020, 35 300, nr. AM.↩︎

  78. __Kamerstukken II, 2020-2021, 31 322, nr. 424 en Kamerstukken II, 2020-2021, 31 066, nr. 760.↩︎

  79. __Kamerstukken II, 2019-2020, 31 066, nr. 624.↩︎

  80. __Kamerstukken II, 2021-2022, 31 066, nr. 1084.↩︎

  81. __TenneT verwacht in de komende tien jaar minimaal 6 miljard euro per jaar in de hoogspanningsnetten van Nederland en Duitsland te investeren (zie in dit verband ook Kamerstukken II 2021/2022, 28165, nr. 369). In 2021 investeerde TenneT in het totaal 4 miljard euro. TenneT schat in dat circa 40% van de toekomstige investeringen van TenneT betrekking hebben op het Nederlandse deel. ↩︎

  82. __Normeren en beprijzen van stikstofemissies - Sturen op stikstof | Rapport | Rijksoverheid.nl↩︎

  83. __In de Wet op de accijns is voor LPG een accijnstarief opgenomen per 1.000 kg. In de praktijk wordt vloeibaar gemaakt petroleumgas veelal verhandeld in liters. De soortelijke massa voor LPG is op basis van de beleidsregels accijns 0,54. Het tarief per 1.000 liter LPG is daarom: € 344,74 * 0,54 = € 186,16 in 2023.↩︎