[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de reactie op verzoek commissie over een afschrift van het antwoord op de brief OV-NL en DOVA met betrekking tot de vergoeding voor de studentenreisvoorziening (Kamerstuk 24724-215)

Studiefinanciering

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2023D42816, datum: 2023-10-17, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2023D42816).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2023Z15916:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2023D42816 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 25 september 2023 inzake Reactie op verzoek commissie over een afschrift van het antwoord op de brief OV-NL en DOVA met betrekking tot de vergoeding voor de studentenreisvoorziening (Kamerstuk 24 724, nr. 215).

De voorzitter van de commissie,

Michon-Derkzen

De adjunct-griffier van de commissie

Meester-Schaap

Inhoud

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

Inbreng van de leden van de D66-fractie

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie en GroenLinks-fractie

Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie

Inbreng van de leden van de BBB-fractie

II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief «Reactie op verzoek commissie over een afschrift van het antwoord op de brief OV-NL1 en DOVA2 met betrekking tot de vergoeding voor de studentenreisvoorziening». Deze leden hebben hierover nog een aantal vragen.

De leden van de VVD-fractie constateren dat de brieven verwijzen naar een stijging in het aantal studenten dat vanaf het nieuwe studiejaar gebruikmaakt van de basisbeurs. Wat is het totale aantal studenten per jaar dat de afgelopen vier jaar gebruik heeft gemaakt van de prestatiebeurs, opgesplitst naar het type onderwijsniveau (wo3, hbo4, mbo5)? Wat zijn de verwachte aantallen studenten die huidig studiejaar en het komende studiejaar gebruik zullen maken van de prestatiebeurs? Is deze verwachting meegewogen in de berekening van het gemiddelde reisgedrag van studenten in de komende jaren?

De Minister heeft aangekondigd de werkurennorm voor internationale studenten te verlagen. De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister verwacht dat hierdoor meer internationale studenten gebruik zullen maken van de prestatiebeurs. Hoeveel internationale studenten hebben de afgelopen vier jaar gebruik gemaakt van de prestatiebeurs en wat zijn de verwachtingen voor de komende jaren?

De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister, op basis van de voorspelde studentenaantallen, kan inschatten in hoeverre de resultaten van het herijkingsonderzoek representatief zullen zijn voor de komende jaren. Verwacht de Minister dat de resultaten van het herijkingsonderzoek, gebaseerd op de verwachte studentenaantallen, een adequate weerspiegeling zullen bieden voor de toekomst? In het licht van het voorstel om het herijkingsonderzoek te vervroegen naar 2025: verwacht de Minister dat tegen die tijd het gemiddelde reisgedrag van studenten wezenlijk zal zijn veranderd?

De leden van de VVD-fractie zijn benieuwd naar de resultaten van het herijkingsonderzoek. Wat is het oude gemiddelde reisgedrag van studenten en wat is het gemiddelde reisgedrag van studenten dat naar voren komt in het herijkingsonderzoek? Wat zal de financiële impact zijn van de verminderde vraag naar reisvoorzieningen voor het contract dat het Ministerie van OCW6 heeft met de spoorvervoerders? Kan de Minister de uitkomsten van het herijkingsonderzoek met de Kamer delen?

De leden van de VVD-fractie zien dat het herijkingsonderzoek op regelmatige basis wordt uitgevoerd. Wat zijn de resultaten geweest van voorgaande herijkingsonderzoeken? Zijn er bij vorige herijkingsonderzoeken aanpassingen geweest in het gemiddelde reisgedrag van studenten?

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het antwoord van de Minister op de brief van OV-NL en DOVA met betrekking tot de vergoeding voor de studentenreisvoorziening. Daartoe hebben deze leden enkele vragen aan de Minister van OCW. Aangezien dit thema raakt aan het openbaar vervoer hebben zij ook enkele vragen aan de Staatssecretaris van I&W7.

Verzoek van de provincies en vervoerders om te herijken in 2024

De leden van de D66-fractie constateren dat het IPO8 en aanbieders van stads- en streekvervoer ontevreden zijn over het besluit van de Minister om de contractvergoeding voor de studentenreisvoorziening niet te herijken. De Minister heeft voorgesteld om een herijking toe te passen in 2025. Deze leden hebben hierover enkele vragen. Wat is het standaardproces uit de hoofdovereenkomst tussen de Minister en de vervoerders? Wordt hiervan afgeweken en waarom wel of niet? Hoe beoordeelt de Minister het verzoek van OV-NL en DOVA om aankomend jaar al een herijking te doen? Waarom heeft de Minister gekozen voor een herijking in 2025? Is het voor de Minister mogelijk om te voldoen aan het verzoek van de vervoerders? Is voor deze herijking alleen het aantal studenten maatgevend of ook het gemiddeld aantal kilometers dat deze studenten reizen? Kan de Minister aangeven welk effect de jaarlijkse herijking van het aantal kaarthouders op de voorgenomen vergoeding van het studentenreisproduct heeft, rekening houdend met de driejaarlijkse herijking van het aantal gereisde kilometers?

Ontwikkelingen regionaal openbaar vervoer

De leden van de D66-fractie hebben zorgen over de staat van het regionaal openbaar vervoer. Deze leden zijn van mening dat deze context belangrijk is om het verzoek van het IPO aan de Minister goed te beoordelen. Daarom hebben zij ook enkele vragen aan de Staatssecretaris van I&W9. Hoe heeft het voorzieningenniveau en de bereikbaarheid van de regio zich de afgelopen tien jaar ontwikkeld? Is dit verbeterd of verslechterd? Wat zijn hiervan de belangrijkste oorzaken? Kan de Staatssecretaris van I&W ingaan op de ontwikkeling van het aandeel studenten binnen het openbaar vervoer? Zijn er gebieden waar overwegend meer of minder vervoersbewegingen plaatsvinden met de SOV10? Is er een verschil waarneembaar in het vervoersaanbod in gebieden van vervoersautoriteiten die worden gefinancierd door de Brede Doel Uitkering enerzijds en het Provinciefonds anderzijds? Zo ja, waar wijdt de Staatssecretaris van I&W die verschillen aan? Welke vervoerregio’s hebben op dit moment de grootste financiële uitdagingen? Waar staan de voorzieningen en bereikbaarheid het meest onder druk? Zijn hiervoor specifieke oorzaken aan te wijzen? Welke financieringsstromen zijn er richting de vervoerregio’s? Hoe heeft het aandeel van de bijdrage van de Minister voor het studentenreisproduct aan de vervoerregio’s zich ontwikkeld?

Het IPO stelt dat sommige regio’s voor ruim 25% afhankelijk zijn van opbrengsten uit het studentenreisproduct. Kan de Staatssecretaris van I&W of de Minister van OCW aangeven om welke regio’s dit gaat? Kan de Staatssecretaris van I&W per vervoerregio een overzicht geven van de afhankelijkheid van de verschillende vervoerregio’s van het studentenreisproduct?

Effecten op het regionaal vervoer & mitigeren daarvan

De leden van de D66-fractie constateren dat het IPO stelt dat een korting van € 200 miljoen ernstige schade zou berokkenen aan het voorzieningenniveau en de bereikbaarheid van onderwijsinstellingen en andere OV11-gebruikers als het aanbod verschraalt. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris van I&W om het voorzieningenniveau en de bereikbaarheid van regio’s op niveau te houden? Wat heeft de Staatssecretaris van I&W de afgelopen kabinetsperiode ondernomen om het regionale en streekvervoer te verbeteren? In hoeverre is het amendement van het lid Bikker12, dat (indien aangenomen) € 300 miljoen beschikbaar stelt per 2024 voor het openbaar vervoer, een oplossing in deze? Is er voldoende materiaal en personeel voorhanden om de extra middelen van het amendement van het lid Bikker in combinatie met het financieringsniveau van 2019 voor het studentenreisproduct te doen vertalen in extra vervoersaanbod?

Effecten voor de Rijksbegroting

De leden van de D66-fractie constateren dat een herijking effect zou kunnen hebben op de begroting van de Rijksoverheid. Is een mogelijke stijging van de kosten van het studentenreisproduct voorzien in de begroting van het Ministerie van OCW? Wat zou het effect zijn voor onderwijs, cultuur of wetenschap als de Minister hogere kosten moet dekken? Is een mogelijke stijging de kosten van het OV-stelsel voorzien in de begroting van het Ministerie van I&W? Wat zou het effect zijn als het Ministerie van I&W hogere kosten moet dekken?

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie maken zich grote zorgen over de intentie van de Minister om de bijdrage aan het OV landelijk met € 200 miljoen terug te schalen. De Minister heeft besloten gebruik te maken van de mogelijkheid om het SOV-contract te herijken. Deze leden vragen hoe de uitkomst van de herijking (€ 200 miljoen korten van de bijdrage van de Minister aan het landelijk OV) verenigbaar is met de wens van de Kamer om € 300 miljoen beschikbaar te stellen om de prijsverhogingen in het OV te voorkomen. Met deze korting zullen het amendement van het lid Bikker13 en de motie van het lid Grinwis c.s.14, waarbij dus deze € 300 miljoen is uitgetrokken om de prijsverhogingen in het OV tegen te gaan, teniet worden gedaan. De leden horen graag waarom het kabinet denkt dat dit verenigbaar is.

De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd hoe de Minister denkt over het gekozen ijkmoment. De cijfers die zijn gebruikt, zijn achterhaald en een aantal «bijzondere omstandigheden» maken dat de cijfers niet representatief zijn voor de actuele situatie in het OV. De omstandigheden zijn onder andere: de nadagen van corona die nog steeds invloed hebben op het OV, het terugkeren van de studiebeurs (wat zorgt voor een veel grotere instroom van studenten dan verwacht) en de woningnood bij onder andere studenten (woningtekorten maken dat studenten thuis blijven wonen of niet in de buurt van hun opleiding wonen, wat resulteert in een groeiende behoefte aan het studentenreisrecht). Deze «bijzondere omstandigheden» zorgen ervoor dat het ijkmoment niet representatief is en dat de behoefte aan goed OV voor studenten juist groeit. Deze leden vragen zich af waarom de Minister in zijn reactie op de brief OV-NL/DOVA niet is ingegaan op de onderbouwde «bijzondere omstandigheden» tijdens de meetperiode, waardoor volgens OV-NL/DOVA een niet representatief beeld ontstaat. De leden van de CDA-fractie zijn ook benieuwd of de Minister de mening deelt dat dit bijzondere factoren zijn, dat het ijkmoment niet representatief is en dat een herijking op basis van actuele gegevens een beter en vollediger beeld zal geven dan het gebruik van de oudere cijfers. Deze leden ontvangen graag een nauwgezette en volledige onderbouwing.

De leden van de CDA-fractie benoemen dat volgens het Kennisinstituut Mobiliteitsbeleid forensen vaker thuis zijn gaan werken en dat dit een flink effect heeft op het OV-gebruik. Gelijktijdig lag het OV-gebruik de afgelopen drie weken op 92% ten opzichte van 2019. Deze leden horen graag hoe het kabinet verklaart dat studenten desondanks minder zouden reizen volgens het onderzoek. Dit wordt immers niet gestaafd door de cijfers van Translink.

De leden van de CDA-fractie willen ook graag weten of het niet mogelijk is om een nieuw herijkingsmoment te kiezen, en anders of de Minister bereid is om tot de OCW-begrotingsbehandeling 2024 geen onomkeerbare stappen te nemen. Tevens heeft de Minister voorgesteld om de volgende herijking vervroegd te laten plaatsvinden, namelijk in januari 2025, om zo de openbaarvervoerbedrijven en decentrale overheden tegemoet te komen. Deze leden zijn benieuwd of de Minister de opvatting deelt dat een dergelijk aanbod alleen zinvol is als het huidige contract – dus zónder de aangekondigde korting – tot die tijd bevroren wordt. Indien dit niet het geval is, horen de leden graag waarom dit niet zo is en of de Minister bereid is dit toe te zeggen.

De leden van de CDA-fractie vragen hoe de Minister de uitspraken uit de beslisnota bij de Ontwerpconcessie Hoofdrailnet 2025–2033 dat het «ondoelmatig is om grote wijzigingen in het studentenreisproduct door te voeren» en «de relatief beperkte besparing voor OCW weegt niet op tegen de impact op het hele OV» interpreteert.15 Deze leden horen graag of dit in de ogen van de Minister het beeld bevestigt dat de voorgenomen korting op het studentenreisproduct onvoldoende doordacht is en een veel grotere impact heeft op het OV voor studenten en het OV als geheel. Zij zien hier graag een gedetailleerde toelichting.

De leden van de CDA-fractie vragen ook wat de gevolgen zullen zijn van deze korting. Deze leden vragen of de Minister onderzocht heeft welke gevolgen de voorgenomen korting op het budget voor de OV-studentengelden heeft voor het aanbod van OV door de openbaarvervoerbedrijven. Zo ja, dan horen de leden graag hoe het kabinet beziet hoe de bedrijven en regionale overheden hier naar verwachting op gaan reageren en wat dit betekent voor het aanbod aan studenten en andere reizigers. Ook horen zij graag of er in kaart is gebracht welke buslijnen en treinen worden geschrapt en of de studenten hun opleiding op tijd kunnen bereiken. Eveneens horen de leden graag in welke mate deze lijnen geïsoleerd zijn, dat wil zeggen: bedoeld voor studenten en voor het bereiken van een studentenlocatie. Daarbij zijn sommige opleidingen zoals ROC’s16 veel decentraler gelegen dan de meeste hogescholen en universiteiten. De leden van de CDA-fractie horen graag of dit zou betekenen dat verminderd gebruik van met name de buslijnen in de regio ervoor zou kunnen zorgen dat er hele lijnen geschrapt worden, waardoor anderen ook gedupeerd worden. Deze leden horen graag dat als de Minister dit niet onderzocht heeft, waarom het kabinet dit niet heeft laten onderzoeken en of het kabinet de opvatting deelt dat het minstens onzorgvuldig is om een substantiële korting op te leggen zonder dat de gevolgen daarvan grondig onderzocht zijn.

Tevens zijn de leden van de CDA-fractie benieuwd of de Minister over de gevolgen van de voorgenomen korting afstemming heeft gezocht met de bewindspersonen van het Ministerie van I&W en zo ja, wat hiervan de uitkomst was. Deze leden horen graag of de Minister de belangen van de studenten heeft meegewogen in de beslissing om een dergelijke korting op te leggen en wat volgens de Minister nog de waarde is van het studentenreisrecht als er onvoldoende openbaar vervoer naar het onderwijs voorhanden is. Openbaarvervoerbedrijven hebben een vervoerplicht, ook voor studenten. Bovendien, zodra de OV-bedrijven moeten gaan afschalen, zullen niet alleen de studenten daar last van hebben, maar ook sommige regio’s die voor ruim 25% afhankelijk zijn van studentenopbrengsten. Het gaat om groot geld en substantiële impact op het voorzieningenniveau. Met name regio’s buiten de Randstad worden extra getroffen en de groep is dus breder dan alleen studenten. Het OV in deze gebieden zal naar verwachting verschralen. De leden van de CDA-fractie horen graag een nadrukkelijke reflectie van het kabinet op elk van deze punten. Ook horen deze leden graag of de Minister verwacht dat de OV-bedrijven invulling gaan geven aan deze vervoersplicht als deze bedrijven vanuit het Rijk worden gekort. Zij zijn benieuwd hoe de Minister hierover denkt.

Tot slot zijn de leden van de CDA-fractie benieuwd of de Minister heeft onderzocht welke kosten het naderhand weer moeten opschalen van de OV-lijnen met zich meebrengen voor OV-bedrijven en regionale overheden. Deze leden horen graag of het kabinet het in het licht van die kosten niet verstandiger acht om de huidige budgetten te bevriezen, een nieuwe herijking te doen per 1 januari 2025 en dan verdere stappen te nemen, met inachtneming van alle met de voorgenomen korting samenhangende kosten en gevolgen. Zij horen graag waarom het kabinet dit wel of niet verstandiger acht.

De leden van de PvdA-fractie en GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige brief. Deze leden hechten eraan dat studenten gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer, maar vinden het niet nodig dat aan de studentenreisvoorziening meer onderwijsgeld wordt besteed dan strikt noodzakelijk. Het baart de leden echter zorgen dat de gehele OV-sector voorziet het aanbod van openbaar vervoer te moeten verschralen (blijkens de brief van OV-NL), nu de Minister een forse korting van € 200 miljoen wil doorvoeren op de contractvergoeding voor de studentenreisvoorziening. OV-NL noemt de meting die ten grondslag ligt aan de verwachte herijking van het aantal studenten dat gebruik maakt van het reisrecht «niet representatief», omdat er met ingang van september 2023 aanmerkelijk méér studenten zouden zijn door de herintroductie van de basisbeurs en omdat studenten in verband met de verhoogde rente op de studieschuld per 1 januari 2023 slechts tijdelijk hun studentenreisproduct zouden hebben stopgezet. Hoe beoordeelt de Minister de opvatting van de vervoerders en decentrale overheden dat de Minister werkt met een niet-representatieve ijkperiode? Klopt het dat volgens DUO17 bij de start van het nieuwe studiejaar ruim 19.000 studenten méér dan verwacht de basisbeurs hebben aangevraagd? Klopt het dat door de krapte op de kamermarkt meer studenten langer in het ouderlijk huis blijven wonen? Klopt de veronderstelling van OV-NL dat dit juist vraagt om meer beschikbaar openbaar vervoer in plaats van de afschaling daarvan? Hoe verhoudt die toename zich dan volgens de Minister tot zijn voornemen om juist te korten op de budgetten? Hoe beoordeelt de Minister de bijzondere omstandigheden tijdens de meetperiode waar OV-NL en DOVA op wijzen in hun brief? Is de vrees van stads- en streekvervoerders terecht dat zij nu hun aanbod moeten afschalen, waarbij niet alleen studentenlijnen, maar ook andere lijnen die van groot belang zijn voor werkende jongeren en de overige regionale bevolking in gevaar komen? Heeft de Minister onderzocht welke gevolgen dat heeft voor onderwijsinstellingen, welke instellingen en welke OV-verbindingen hierdoor geraakt worden en in welke mate en wat dit betekent voor de betrokken studenten? Zo nee, waarom niet en is de Minister bereid om dat alsnog samen met de vervoerders te onderzoeken en de Kamer daarover te informeren? Is de Minister tevens bereid om hangende dit onderzoek en de gesprekken met decentrale overheden en vervoerders daarover de huidige budgetten te bevriezen zodat de onzekerheid voor 2024 wordt weggenomen en er een dienstregeling op regulier niveau kan worden gehandhaafd, zoals OV-NL wil? Zo nee, kan de Minister dan toelichten waarom niet? Kan de Minister zijn antwoorden gedetailleerd toelichten? Deelt de Minister de opvatting van OV-NL dat voor bepaling van de reisbehoefte en bijbehorende financiering in 2024 uitgegaan moet worden van genormaliseerde en realistisch verwachte reizende studenten en de bijbehorende vereiste financiering van het studentenreisproduct? Zo nee, waarom niet? Waarom is de Minister gegeven de omstandigheden en de dreigende afschaling niet bereid om alsnog uit te gaan van realistische getallen zoals die zullen gelden voor 2024 en daartoe voorlopig de budgetten uit 2023 te bevriezen, zoals de decentrale overheden en de vervoerders verzoeken?

De leden van de PvdA-fractie en GroenLinks-fractie vragen of de Minister de mening deelt dat voor het bepalen van de financieringsbehoefte voor het studentenreisproduct niet geleund kan worden op cijfers en aannames die stammen uit het verleden waarin de genoemde «bijzondere omstandigheden» de realiteit beïnvloeden. Zo nee, waarom niet? Is de Minister bereid om op grond van de gesignaleerde problemen een herberekening te maken ten behoeve van de contractvergoeding?

De leden van de PvdA-fractie en GroenLinks-fractie vragen of het niet vreemd is dat het kabinet na een motie van de Kamer enerzijds, die € 420 miljoen vrijmaakt voor versterking van het openbaar vervoer18, vrijwel gelijktijdig € 260 miljoen daarvan terughaalt door de voorgenomen korting op het studentenreisproduct.

Heeft de Minister ook overlegd met de Staatssecretaris van I&W vóórdat hij zijn besluit heeft genomen? Hoe weegt de Staatssecretaris van I&W de bezwaren, overwegingen en argumenten van OV-NL in dezen? Zouden beide bewindslieden ook willen bezien of er voor studenten met een beperking of andere bijzondere omstandigheden een OV-kaart voor de hele week kan komen en zij niet per se een keuze moeten maken tussen een weekendkaart of een kaart voor door de week? Zo nee, waarom niet?

Inbreng van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de brieven van OV-NL en DOVA met betrekking tot de vergoeding voor de studentenreisvoorziening en het antwoord van de Minister. De leden vinden bereikbaarheid middels het openbaar vervoer namelijk van groot belang, zowel voor studenten als voor andere reizigers en zien dat een verlaging van de contractvergoeding zal leiden tot verschraling van het OV-aanbod.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Minister kan toelichten waarom hij heeft besloten het verzoek van OV-NL en DOVA tot bevriezing van de contractvergoeding en uitstel van de herijking af te wijzen. Heeft de Minister daarin de mogelijke na-effecten van de coronamaatregelen en het tijdelijke stopzetten van de studiefinanciering en OV-reisproducten door veel studenten meegewogen? Kan de Minister ook toelichten waarom het gegeven dat volgens recente cijfers van DUO 19.000 studenten meer dan verwacht een basisbeurs hebben aangevraagd geen aanwijzing is dat de vervoersbehoefte wellicht hoger is dan uit de herijking zou blijken?19

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de brief van OV-NL en DOVA dat deze verwachten dat de contractvergoeding naar verwachting verlaagd zal worden met € 260 miljoen. Verwacht de Minister dit ook? Zo nee, wat is de verwachting van de Minister omtrent de verandering van de contractvergoeding?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe de Minister reflecteert op het standpunt van de Staatssecretaris van I&W, die aangeeft dat de aangenomen motie van het lid Bikker c.s.20 niet goed wordt uitgevoerd als er wordt gekort via de herijking. Heeft de Minister hierover gesproken met de Staatssecretaris van I&W? Wat waren de uitkomsten van dit gesprek?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen in de beslisnota bij onderhavige brief dat I&W aangeeft dat het aanbod voor een extra herijking in 2025 weinig soelaas biedt voor de korte termijn. Waarom is dit voor de Minister geen reden om van het voorgenomen besluit af te wijken en de contractvergoeding voor het studentenreisproduct van 2023 te bevriezen voor het jaar 2024?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister of hij kan toelichten hoe hij de toegankelijkheid en bereikbaarheid van onderwijsinstellingen, maar ook van zorginstellingen die in de nabijheid van universiteiten zijn gevestigd, kan garanderen als de vervoerders worden gedwongen frequenties van (studenten)lijnen fors te verlagen. Wil de Minister onderbouwen hoe alle studenten en overige reizigers straks nog passen in het resterende OV-aanbod, bijvoorbeeld middels concrete afspraken met vervoerders?

Inbreng van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op het verzoek van de commissie over een afschrift van het antwoord op de brief OV-NL en DOVA met betrekking tot de vergoeding voor de studentenreisvoorziening, evenals de bevindingen en conclusies die de Minister hieruit trekt. Deze leden hebben nog een aantal vragen.

De leden van de BBB-fractie vragen waarom de Minister een referentiemoment uit het verleden gebruikt dat niet representatief is voor het huidige aantal reizende studenten. Ook vragen deze leden welke bezwaren de Minister precies heeft tegen het bevriezen van de huidige budgetten en het gebruik van een wel representatieve referentiedatum.

Ook zijn de leden van de BBB-fractie van mening dat studentenlijnen niet benadeeld mogen worden door deze herijking. Daarom vragen deze leden of de Minister kan uitleggen bij welke verlaging de kwaliteit van het openbaar vervoer kan verslechteren en of hij specifiek kan ingaan op de mogelijke situatie van het verdwijnen van studentenlijnen.

De leden van de BBB-fractie vragen ook of het waar is dat de voorgestelde korting op de budgetten die de Minister uitkeert niet het gevolg is van een vrijwillige of verplichte bezuiniging op de begroting van OCW en dat de financiële middelen waar het hier om gaat dus gewoon beschikbaar zijn binnen de begroting van OCW.

Bij de leden van de BBB-fractie zijn er signalen ontvangen dat, indien de voorgestelde korting op de budgetten doorgaat, de sector een vermindering van 13.000 dienstregelingsuren verwacht. Vindt de Minister het gezien de impact op de beschikbaarheid van het openbaar vervoer in 2024 en daarna niet verstandiger om alsnog de huidige budgetten te bevriezen, gedegen onderzoek te doen, een juiste en representatieve referentiedatum te kiezen en pas op basis van die resultaten nieuwe besluiten te nemen?

Tot slot willen de leden van de BBB-fractie stilstaan bij de regio's. Daarom vragen deze leden welke betekenis de Minister en zijn collega's hechten aan het rapport «Elke regio telt»21, terwijl regionale overheden en vervoerders geen compensatie krijgen voor deze korting op de budgetten. Onderschrijft de Minister de opvatting dat een student die via regionaal openbaar vervoer reist net zo belangrijk is als een student die via het hoofdrailnet reist?

II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap


  1. OV-NL: Openbaar vervoer Nederland.↩︎

  2. DOVA: Samenwerkingsverband van decentrale ov-autoriteiten.↩︎

  3. wo: wetenschappelijk onderwijs.↩︎

  4. hbo: hoger beroepsonderwijs.↩︎

  5. mbo: middelbaar beroepsonderwijs.↩︎

  6. OCW: Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.↩︎

  7. I&W: Infrastructuur en Waterstaat.↩︎

  8. IPO: Interprovinciaal Overleg.↩︎

  9. I&W: Infrastructuur en Waterstaat.↩︎

  10. SOV: studentenopenbaarvervoerskaart.↩︎

  11. OV: openbaar vervoer.↩︎

  12. Kamerstuk 36 410 XII, nr. 11.↩︎

  13. Kamerstuk 36 410 XII, nr. 11.↩︎

  14. Kamerstuk 36 410 IX, nr. 14.↩︎

  15. Kamerstuk 29 984, nr. 1126, bijlage «Beslisnota's inzake Ontwerpconcessie Hoofdrailnet 2025–2033».↩︎

  16. ROC: Regionaal Opleidingscentrum.↩︎

  17. DUO: Dienst Uitvoering Onderwijs.↩︎

  18. Kamerstuk 36 410, nr. 29.↩︎

  19. DUO, «Start nieuwe studiejaar: studenten vragen massaal basisbeurs aan» (https://duo.nl/organisatie/pers/start-nieuwe-studiejaar-studenten-vragen-massaal-basisbeurs-aan.jsp).↩︎

  20. Kamerstuk 36 410, nr. 29.↩︎

  21. Raad voor de leefomgeving en infrastructuur, Raad voor het Openbaar Bestuur, Raad voor Volksgezondheid & Samenleving, maart 2023, «Elke regio telt!», (https://www.elkeregiotelt.nl/binaries/elkeregiotelt/documenten/ rapporten/2023/03/27/adviesrapport-rli-rob-rvs-elke-regio-telt/Advies_Elke+regio+telt_Rli_ROB_RVS.pdf).↩︎