Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad 8 en 9 november 2023, EFTA-bijeenkomst en EU-voorstel nieuwe eigen middelen (Kamerstuk 21501-07-1986)
Raad voor Economische en Financiële Zaken
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2023D45312, datum: 2023-11-01, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2023D45312).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (VVD)
- Mede ondertekenaar: A.H.M. Weeber, griffier
Onderdeel van zaak 2023Z18741:
- Indiener: S.A.M. Kaag, minister van Financiën
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2023-11-01 14:00: Eurogroep/Ecofinraad (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Financiën
- 2023-12-06 13:50: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2023-12-21 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2024-01-18 15:20: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2023D45312 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 1 november 2023 enkele vragen en opmerkingen aan de Minister van Financiën voorgelegd over de geannoteerde agenda voor de Eurogroep/Ecofinraad d.d. 8 en 9 november 2023 (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1986) en enige andere stukken.
De voorzitter van de commissie,
Tielen
De griffier van de commissie,
Weeber
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken ten behoeve van de vergaderingen van de eurogroep en de Ecofinraad van 8 en 9 november 2023. Zij hebben daarover nog de volgende vragen.
De leden van de D66-fractie zijn bezorgd over de constatering dat de arbeidsproductiviteitsgroei sterker vertraagt dan in andere delen van de wereld. Zij wijzen hierbij ook op achterlopende investeringen in research and development (R&D). Kan de Minister een overzicht geven van de cijfers op basis waarvan deze stelling is gedaan? Welke acties onderneemt het kabinet om in Europees verband het aandeel investeringen in R&D te verhogen?
Kan de Minister nader ingaan op de voortgang in het voltooien van de kapitaalmarktunie, aangezien innoverende bedrijven nu sterk afhankelijk zijn van financiering buiten de EU om hun bedrijven te kunnen opschalen?
De leden van de D66-fractie kunnen zich vinden in de positie van Nederland dat er voldoende aandacht dient te zijn voor de aanpak van onnodige regeldruk en administratieve lasten. Op welke terreinen vindt de Minister dat dat nog onvoldoende het geval is? Doet Nederland voorstellen om de aandacht te vergroten?
Kan de Minister daarnaast ingaan hoe de constateringen dat de EU achterloopt op arbeidsproductiviteit op bijvoorbeeld de Verenigde Staten stroken met het recente onderzoek van Bruegel dat de arbeidsproductiviteitsgroei juist geconvergeerd is naar de VS in de afgelopen jaren, wanneer gecorrigeerd wordt voor koopkracht?
De leden van de D66-fractie wijzen op het grote belang om tot een goede overeenkomst te komen over de herziening van het Europese begrotingsraamwerk. Is er inmiddels al meer duidelijkheid of er compromisteksten beschikbaar zijn voorafgaand aan de Ecofinraad en kan de Minister deze doen toekomen aan de Kamer, inclusief (korte) appreciatie? Kan de Minister uiteenzetten wat het tijdspad wordt als de opgave om te komen tot een algemene oriëntatie inderdaad te ambitieus blijkt te zijn, zoals de voornoemde leden lezen in de geannoteerde agenda? Welke voortgang is er geboekt sinds de vorige vergadering? Ziet het kabinet het belang in van een goede oplossing zodat er een nieuw effectief begrotingsraamwerk komt? Welke acties heeft de Minister reeds ondernomen sinds de vorige Ecofinraad, of is zij nog voornemens om te gaan ondernemen, om een dergelijke oplossing dichterbij te brengen? Is de analyse correct dat er vooral een akkoord tussen Duitsland en Frankrijk nodig is, en welke rol ziet Nederland daarin voor zichzelf om (wellicht met gelijkgestemde landen zoals Spanje) een bemiddelende rol in te spelen ten behoeve van effectieve regels die noodzakelijke hervormingen en investeringen stimuleren? Klopt het dat er een alternatief voorstel ligt vanuit Denemarken? Zo ja, wat is daarvan dan de inhoud, bestaat daarvoor draagvlak en hoe luidt de Nederlandse positie?
De leden van de D66-fractie hebben begrip voor de stellingname van Nederland om bij hoger dan verwachte uitgaven bij de Europese Unie eerst ook te kijken waar er geld bespaard kan worden, net zoals dat nationaal de regel is. Zij hebben vernomen dat Zweden een voorstel voor bezuinigingen heeft gedaan. Kan de Minister nader ingaan op de inhoud van dat voorstel, het draagvlak hiervoor en de Nederlandse appreciatie daarvan? Klopt het dat vooral onderzoeksprogramma Horizon geraakt zal worden door bezuinigingen in dit voorstel? Vindt de Minister ook dat middelen voor onderzoek en innovatie van groot belang zijn voor de Nederlandse academia en economie? Hoe verhoudt een dergelijk voorstel zich tot de aangenomen motie-Van Weyenberg/Van der Lee1 over prioriteit geven aan modernisering van de Europese begroting in gesprekken over het MFK? Zal Nederland een tegenvoorstel doen, waarbij de belangen van Nederland beter geborgd zijn?
De leden van de D66-fractie hebben met grote teleurstelling kennisgenomen van het bericht dat het de regeringsleiders niet mogelijk is gebleken om een akkoord te bereiken over steun aan Oekraïne. Het is voor deze leden moeilijk te verkroppen dat vanwege het vetorecht regeringsleiders zoals die van Hongarije en Slowakije de rest van de EU kunnen gijzelen op een dermate belangrijk onderwerp. Betekent dit voor Nederland dat de discussie over veto’s binnen de Europese Unie weer gestart dient te worden? Welke opties bestaan er nog meer om ervoor te zorgen dat Oekraïne de benodigde steun krijgt, zonder te hoeven toegeven aan de eisen van Hongarije en Slowakije. Welke stappen zet Nederland bijvoorbeeld om alle mogelijkheden te onderzoeken hoe bevroren Russische tegoeden kunnen aangewend om Oekraïne te steunen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de fractie GroenLinks-PvdA danken het kabinet voor de geannoteerde agenda. Zij hebben hierover enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen welke diplomatieke strategie het kabinet gaat hanteren om te helpen te voorkomen dat Hongarije en Slowakije de hernieuwing van de Oekraïne-faciliteit blijven blokkeren. Zij vragen bovendien zeer scherp te zijn op het voornemen van de Commissie om aan Hongarije dan maar een deel van het RRF- en MFF-geld beschikbaar te stellen; zo wordt de chantagestrategie van Hongarije immers enkel beloond en blijven we in de toekomst tegen dezelfde chantage aanlopen. Graag ontvangen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hierop een reactie.
De genoemde leden vragen aan voorts welke strategieën op dit moment wordt gewerkt (bijvoorbeeld enhanced cooperation?) om een blijvende Hongaars-Slowaakse blokkade te kunnen omzeilen en Oekraïne alsnog de financiële steun te bieden die het zo hard nodig heeft.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen welke mogelijkheden het kabinet ziet om Russische bevroren tegoeden (of de rendementen daarop) te vorderen en in te zetten voor steun aan Oekraïne in de oorlog. Welke stappen worden hier op dit moment (zowel ambtelijk als politiek) al op gezet?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken inzake de herziening van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) op dat er een voorstel ligt van Denemarken dat ziet op een achtervang om voldoende schuldafbouw te realiseren. In dit voorstel zouden landen in de jaren na de aanpassingsperiode verplicht een gemiddelde jaarlijkse schuldreductie dienen te realiseren van 1–1.5% (van het bbp) in het geval dat (1) de schuld na de aanpassingsperiode hoger is dan 60% en (2) uit de schuldhoudbaarheidsanalyse blijkt dat de schuldhoudbaarheid onvoldoende geborgd is. Deze leden vragen naar de Nederlandse positie ten aanzien van dit voorstel. Zij beklemtonen dat te allen tijde voorkomen moet worden dat de regels tot anticyclisch beleid dwingen. Hier kan bij een jaarlijks te realiseren reductiepercentage wel sprake van zijn. Onderschrijft het kabinet deze lezing?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat de Franse Minister Le Maire gezegd heeft dat op dit moment diplomatiek gezien vooral een akkoord tussen Frankrijk en Duitsland nodig lijkt om de onderhandelingen over het SGP verder te brengen. Welke constructieve rol gaat Nederland hierin spelen? En op welke manier kan het nog helpen dat Nederland zich in zijn diplomatieke allianties op dit dossier (zie bijv. het non-paper met Spanje) nadrukkelijk breder heeft georiënteerd?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen naar het risico van een gelijk speelveld tussen landen binnen de Europese markt van het toestaan van een golden rule enkel en alleen voor landen die én een begrotingsevenwicht én een laag tot middelhoog schuldhoudbaarheidsrisico hebben. Dat vergroot die ongelijkheid toch juist? Wat vindt Nederland daarvan, omdat een gelijk speelveld voor Nederland immers ook een speerpunt is. De investeringsopgave waar een gulden financieringsregel ruimte voor kan geven is toch uiteindelijk vooral een Europese investeringsopgave?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen welke steun er in de Raad is voor het meenemen van klimaatinvesteringen als relevante factor in het al dan niet openen van een buitensporigtekortprocedure. Ook vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hoe voorkomen wordt dat het meenemen van defensie als relevante factor in het openen van een buitensporigtekortprocedure aan de productiezijde vooral de wens inwilligt van bijvoorbeeld de Franse defensie-industrie om haar eigen orderboek een boost te geven. Welke waarborgen gaan er aan het gebruik van defensie als relevante factor gesteld worden?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen hoe met het «meenemen» van defensie als relevante factor een buitensporigtekortprocedure op voorspelbare wijze geopend zal worden.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen een reactie van het kabinet op de kritiek van de het Europees Begrotingscomité (European Fiscal Board, EFB) dat het voorstel tot herziening van begrotingsregels niet voorziet in de stimulering van gezamenlijke strategische publieke goederen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat de Commissie recentelijk geconcludeerd heeft dat het effect van de Amerikaanse Inflation Reduction Act (IRA) op de Europese (macro-)economie tot nu toe ondanks vele waarschuwingen (vanuit de industrie) beperkt is. Deelt het kabinet deze conclusie? En hoeveel kunnen we uit deze voorlopige conclusie afleiden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de stukken ten aanzien van de Eurogroep en Ecofinraad. Naar aanleiding hiervan hebben deze leden nog enkele vragen.
Allereerst merken de leden van de PVV-fractie op dat de motie van het lid Tony van Dijck over niet instemmen met een verdergaande collectieve schulduitgifte in EU-verband2 is aangenomen. Zij willen weten op welke wijze uitvoering zal worden gegeven aan deze motie.
De leden van de PVV-fractie merken tevens op dat de motie van het lid Tony van Dijck over niet instemmen met BEFIT (het EU-voorstel voor een richtlijn «Business in Europe: Framework for Income Taxation») en dat ook onomwonden kenbaar maken aan de Europese Commissie3 is aangenomen. Ook hierbij willen zij weten op welke wijze uitvoering zal worden gegeven aan deze motie.
In het verlengde hiervan willen de leden van de PVV-fractie weten waarom het demissionaire kabinet in het fiche over het BEFIT-voorstel4 alsnog positief staat tegenover BEFIT, terwijl de voordelen daarvan duidelijk niet opwegen tegen de nadelen. De nadelen die genoemd worden door het demissionaire kabinet zijn o.a. dat sprake is van een stapeling van wetgeving; dat het nog jaren gaat duren om systemen van de Belastingdienst aan te passen; dat de voorgestelde wijze van winsttoerekening aan EU-lidstaten niet proportioneel is; dat de winsttoerekening kan leiden tot een onvoorspelbare belastinggrondslag in Nederland; dat er zeer grote kosten gemaakt moeten worden om een nieuwe administratieve infrastructuur op te zetten en dat het naar eigen inzicht inrichten van het belastingstelsel voor bedrijven in Nederland, die onder de richtlijn vallen, beperkt wordt.
De leden van de PVV-fractie willen weten hoe de vele nadelen opwegen tegen het voordeel dat genoemd wordt, namelijk de lagere administratieve lasten voor bedrijven. Kan de Minister tevens nader stilstaan bij de genoemde nadelen?
Voorts lezen de leden van de PVV-fractie in de antwoorden op vragen van de commissie over het fiche over het BEFIT-voorstel5 dat de Europese Commissie na drie jaar een ander toerekeningsmechanisme kan voorstellen en dat het zou kunnen dat dit mechanisme een soortgelijke verdeelsleutel als de CCCTB kent (op basis van omzet, materiële vaste activa, arbeid en, mogelijk, immateriële activa). De leden van de PVV-fractie vragen hierop te reflecteren: hoe wenselijk is dit?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Eurogroep en Ecofinraad van 8 en 9 november 2023. Zij vinden het verstandig dat er uitvoering wordt gegeven aan de wens van de Kamer om geen onomkeerbare stappen te zetten inzake het EU-voorstel over nieuwe eigen middelen totdat de vaste commissie voor Financiën een overleg heeft kunnen voeren over de Nederlandse inzet. Wel zouden deze leden van het kabinet willen weten wat het voor de Nederlandse inbreng betekent wanneer de voorgestelde nieuwe eigen middelen niet worden doorgevoerd. Dit betekent toch niet dat Nederland steeds meer zal moeten terug onderhandelen omdat hierover nog niet over gesproken is? En wanneer we naar de netto afdracht krijgen, wat zijn dan de gevolgen wanneer de nieuw voorgestelde eigen middelen worden afgewezen en we blijven bij de huidige eigen middelen?
De leden van de CDA-fractie nemen er kennis van dat een gedachtewisseling plaatsvindt over de impact van de Russische agressieoorlog tegen Oekraïne. Zij willen graag weten hoeveel belangen Nederlandse ondernemingen nog hebben in Rusland. Worden deze nu afgebouwd? Wordt dit bijgehouden? En vinden hierover regelmatige voortgangsgesprekken plaats van de Ministeries van Economische Zaken en Financiën met bedrijven die nog belangen hebben in Rusland?
Verder wordt er melding gemaakt dat Nederland zijn «fair share» gaat bijdragen wanneer het gaat om steun aan Oekraïne op het gebied van humanitaire noden, het eerste herstel en wederopbouw. Zijn hierover al scenario’s bekend, wat gaat dit betekenen in de komende jaren? Wat betekent een fair share precies? Gaat het dan om alleen financiële afdrachten of ook in technische, juridische en economische kennis?
Tot slot hebben de leden van de CDA-fractie vragen bij de herstel- en veerkrachtfaciliteit. Deze leden zien geen enkele aanleiding om tegen de voornemens van het kabinet in te gaan om in te stemmen met de aanpassingen van Oostenrijk, Denemarken, Zweden en Litouwen. Nogmaals willen deze leden benadrukken dat zij goed begrijpen dat er aanpassingen plaatsvinden voor de inzet van deze faciliteiten. De herstel- en veerkrachtfaciliteit kent een achtergrond in de bestrijding van de gevolgen van corona. Ondertussen speelt een andere dreiging. Deze leden vinden het een gemiste kans dat bij aanpassing en inzet van deze faciliteit niet veel meer de gezamenlijke bescherming van de Europese Unie is betrokken en aanpassingen zijn gericht op de opbouw van defensie- en veiligheidstaken. Zijn er landen die wel aanpassingen hebben verricht die betrekking hadden op defensie? Zo nee, waarom niet?