Toelichtende nota
Bijlage
Nummer: 2024D03766, datum: 2024-02-02, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden,ten behoeve van Sint Maarten, en de Republiek Finland; ās-Gravenhage, 1 juni 2023 (herdruk) (2024D03764)
Preview document (š origineel)
Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Republiek Finland; ās-Gravenhage, 1 juni 2023 (Trb. 2023, 67)
TOELICHTENDE NOTA
I. Inleiding
Het Verdrag inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van Sint Maarten, en de Republiek Finland (hierna: Verdrag) is het resultaat van onderhandelingen tussen de luchtvaartautoriteiten van Sint Maarten en Finland. De onderhandelingen vonden plaats op 11 december 2013 tijdens de International Civil Aviation Negotiations (ICAN) in Durban, Zuid-Afrika. Aanleiding voor die besprekingen was de wens van de twee verdragsluitende partijen om de luchtvaartrelatie tussen Sint Maarten en Finland te regelen in een nieuw Verdrag om daarmee handel, toerisme en investeringen te bevorderen. Het Verdrag vervangt bij inwerkingtreding, in de relatie tussen Sint Maarten en Finland, de op 25 februari 1949 te Helsinki tot stand gekomen Luchtvaartovereenkomst tussen Nederland en Finland (Stb. 1950, 512) (hierna: Overeenkomst). Voor het Europese en Caribische deel van Nederland, Aruba en CuraƧao blijft de Overeenkomst van kracht. De luchtvaartautoriteiten van CuraƧao en Finland hebben op 18 november 2014 tijdens de International Civil Aviation Negotiations (ICAN) op Bali, Indonesiƫ, onderhandelingen afgerond over de tekst van een Luchtvaartverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden, ten behoeve van CuraƧao, en de Republiek Finland. Aruba heeft (nog) niet aangegeven met Finland in onderhandeling te willen treden over een verdrag inzake luchtdiensten.
Het Verdrag strekt ertoe de luchtvaartverbindingen tussen Sint Maarten en Finland te regelen en valt vanwege de liberale inhoud in de categorie āOpen Skiesā, waarin wordt voorzien in een zo groot mogelijke operationele en commerciĆ«le vrijheid voor luchtvaartmaatschappijen. Het afsluiten van een nieuw Verdrag werd door beide verdragsluitende partijen noodzakelijk geacht teneinde tegemoet te komen aan de ontwikkelingen in de luchtvaart en meer in het bijzonder om tegemoet te komen aan de commerciĆ«le en operationele wensen van de luchtvaartsector van beide verdragsluitende partijen. Tevens zijn in het Verdrag de standaardbepalingen ten aanzien van veiligheid en beveiliging van de luchtvaart opgenomen teneinde te voldoen aan de internationale verplichtingen ter zake.
Het Verdrag betreft verplichtingen tussen staten, maar bevat naar het oordeel van de regering een ieder verbindende bepalingen in de zin van de artikelenĀ 93 en 94 van de Grondwet, die aan de door Finland aangewezen luchtvaartmaatschappijen het recht toekent op de verlening van een vergunning voor de exploitatie van de overeengekomen luchtdiensten (artikel 3, tweede lid, aanhef, onder a en c), in combinatie met het recht van Sint Maarten tot het intrekken van vergunningen (artikel 4, eerste lid, aanhef, onder a en c), het aanvangen van de exploitatie van de overeengekomen luchtdiensten (artikel 3, derde lid) op de in de Bijlage bij het Verdrag omschreven routes. Verder worden aan de door de respectieve verdragsluitende partijen aangewezen luchtvaartmaatschappijen rechtstreeks rechten toegekend of plichten opgelegd in de bepalingen met betrekking tot de toepasselijkheid van wetgeving en voorschriften (artikel 5, eerste tot en met derde lid), vrijstelling van belastingen, douanerechten en andere heffingen (artikel 6, eerste tot en met zesde lid), bepalingen inzake capaciteit (artikel 7, eerste en tweede lid), tarieven (artikel 8, eerste lid), vertegenwoordiging en verkoop door luchtvaartmaatschappijen (artikel 9), grondafhandeling (artikel 10), intermodale diensten (artikel 14) en eerlijke concurrentie (artikel 15).
II. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 (Begripsomschrijvingen)
Artikel 1 bevat omschrijvingen van enkele in het Verdrag voorkomende, voor luchtvaartverdragen gebruikelijke, begrippen.
Artikel 2 (Verlening van rechten)
In artikel 2 worden de (vervoers)rechten opgesomd die de aangewezen luchtvaartmaatschappijen onder het Verdrag mogen uitvoeren. Deze rechten vallen alleen toe aan een luchtvaartmaatschappij wanneer die overeenkomstig artikel 3 is aangewezen door het eigen land en voldoet aan de voorwaarden van artikel 3. Het vierde lid bepaalt dat het niet toegestaan is om passagiers en/of vracht tussen bestemmingen op het grondgebied van de andere verdragsluitende partij te vervoeren (cabotage). Verder is in het vierde lid geregeld dat de door Finland aangewezen luchtvaartmaatschappijen niet het recht hebben om de overeengekomen diensten uit te voeren tussen Sint Maarten en Nederland (inclusief Saba, Sint Eustatius en Bonaire), Sint Maarten en CuraƧao en Sint Maarten en Aruba. Het vijfde lid bepaalt dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen op de overeengekomen routes, commercieel vervoer mogen uitvoeren tussen twee andere landen, op een route die begint of eindigt in het eigen land (vijfde vrijheidsrecht).
Artikel 3 (Aanwijzing en verlening van vergunningen)
Voor het uitvoeren van de overeengekomen luchtdiensten wordt in het eerste lid van artikel 3 de aanwijzing van een of meer luchtvaartmaatschappijen geregeld. In het tweede lid wordt bepaald onder welke voorwaarden de benodigde exploitatievergunningen worden verleend. Op basis van de hoofdvestiging van de luchtvaartmaatschappij en daadwerkelijke zeggenschap kunnen de verdragsluitende partijen luchtvaartmaatschappijen aanwijzen.
Artikel 4 (Intrekking van vergunningen)
Artikel 4 geeft de luchtvaartautoriteiten van elke verdragsluitende partij het recht om de exploitatievergunningen die zijn verstrekt aan de op grond van artikel 3 de andere verdragsluitende partij aangewezen luchtvaartmaatschappijen in te trekken, op te schorten, te beperken of daaraan voorwaarden te verbinden.
Artikel 5 (Toepasselijkheid van wetgeving en voorschriften)
In artikel 5 wordt bepaald dat bij het vliegen met en de exploitatie van de luchtvaartuigen van de door de ene verdragsluitende partij aangewezen luchtvaartmaatschappijen dient te worden voldaan aan wetgeving en voorschriften van de andere verdragsluitende partij ten aanzien van binnenkomst op, verblijf op, doorreis door of vertrek vanuit het grondgebied van deze verdragsluitende partij. Dit geldt ook voor passagiers, bemanning, vracht en post.
Artikel 6 (Vrijstelling van belastingen, douanerechten en andere heffingen)
Artikel 6 bepaalt dat luchtvaartuigen van de aangewezen luchtvaartmaatschappijen die op de internationale routes onder het Verdrag opereren, alsmede de normale uitrustingsstukken, reserveonderdelen, voorraden brandstof en smeermiddelen en boordproviand (inclusief luchtwinkels) vrijgesteld zijn van belastingen, douanerechten en andere rechten en heffingen op het grondgebied van de andere verdragsluitende partij op voorwaarde dat de in het tweede lid genoemde goederen aan boord van het luchtvaartuig blijven of onder toezicht van de douane blijven totdat zij weer worden uitgevoerd of overeenkomstig douanevoorschriften een andere bestemming hebben gekregen.
Artikel 7 (Bepalingen inzake capaciteit)
Artikel 7 bepaalt dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen op een eerlijke en gelijke wijze moeten kunnen concurreren op de in het Verdrag overeengekomen internationale luchtdiensten. Verder bepaalt het derde lid van dit artikel dat er geen eenzijdige beperkingen opgelegd mogen worden ten aanzien van omvang van het capaciteit, frequentie of regelmatigheid van internationale luchtdiensten of van het type luchtvaartuig, tenzij dit nodig is vanwege redenen op het gebied van douane, techniek, exploitatie of milieu uit hoofde van uniforme voorwaarden die in overeenstemming zijn met artikel 15 van het Verdrag van Chicago.
Artikel 8 (Tarieven)
Artikel 8 bepaalt onder welke voorwaarden de aangewezen luchtvaartmaatschappijen de tarieven zelfstandig kunnen vaststellen en onder welke voorwaarden de verdragsluitende partijen kunnen interveniƫren.
Artikel 9 (Vertegenwoordiging en verkoop door luchtvaartmaatschappijen)
Artikel 9 bepaalt dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen de mogelijkheid hebben om commerciƫle activiteiten uit te voeren zoals het hebben van kantoren bestemd voor verkoop van luchtdiensten op het grondgebied van de andere verdragsluitende partij, en om gespecialiseerd personeel te zenden naar en te doen verblijven op het grondgebied van de andere verdragsluitende partij in overeenstemming met de wetten en voorschriften van de andere verdragsluitende partij. Het derde lid bepaalt dat de inkomsten uit verkoopactiviteiten van een aangewezen luchtvaartmaatschappij mogen worden uitgevoerd tegen de op dat moment geldende wisselkoers en dat deze niet worden belast, afgezien van de normaal door banken in rekening gebrachte kosten voor inwisselen en overboeking.
Artikel 10 (Grondafhandeling)
Artikel 10 bepaalt dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen de mogelijkheid hebben grondafhandelingsactiviteiten uit te voeren op het grondgebied van de andere verdragsluitende partij.
Artikel 11 (Gebruikersheffingen)
In artikel 11 wordt overeengekomen dat de gebruikersheffingen rechtvaardig, redelijk en niet-discriminatoir moeten zijn en proportioneel verdeeld moeten worden over alle categorieƫn gebruikers van de desbetreffende luchthavens en luchthavensystemen.
Artikel 12 (Operationele Veiligheid) en Artikel 13 (Veiligheid van de Luchtvaart)
De bepalingen over de operationele veiligheid en de beveiliging van de luchtvaart zijn neergelegd in de artikelen 12 en 13. Hierin zijn een procedure en een aanpak geregeld (inclusief de zogenaamde platforminspecties) indien een verdragsluitende partij twijfels heeft over de wijze waarop de veiligheids- en beveiligingsstandaard door de andere verdragsluitende partij wordt nageleefd en gecontroleerd. Bij gerede twijfel kan overleg plaatsvinden. Indien maatregelen uitblijven, bieden het vierde lid van artikel 12 en het zesde lid van artikel 13 de mogelijkheid om de vluchtuitvoering door de luchtvaartmaatschappijen van en naar elkaars grondgebied te schorsen of daarvan af te wijken dan wel de exploitatie- of technische vergunningen te weigeren, in te trekken, op te schorten, te beperken of daaraan voorwaarden te verbinden. Verder wordt in beide artikelen verwezen naar de door de Internationale Organisatie voor de Burgerluchtvaart (ICAO) vastgestelde veiligheids- en beveiligingsstandaarden (de zogenaamde minimumnormen), die voor zover van toepassing bij de wederzijdse luchtvaartbetrekkingen tussen Sint Maarten en Finland, in acht genomen moeten worden.
Artikel 14 (Intermodale diensten)
De aangewezen luchtvaartmaatschappijen kunnen ervoor kiezen intermodale diensten en vervoer van vracht door de lucht en over land en/of water uit te voeren of om regelingen te treffen met andere intermodaal vervoerders voor het aanbieden van dit intermodaal vervoer.
Artikel 15 (Eerlijke concurrentie)
In artikel 15 zijn de verdragsluitende partijen overeengekomen dat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen op een eerlijke en gelijke wijze concurreren en alle vormen van discriminatie voorkomen ten aanzien van de in het Verdrag overeengekomen luchtdiensten.
Artikelen 16 tot en met 22 (Procedurele bepalingen)
De artikelen 16 tot en met 22 bevatten louter procedurele standaardbepalingen met betrekking tot overleg en regeling van geschillen (artikel 16), wijzigingen (artikel 17), multilaterale verdragen (artikel 18), beƫindiging (artikel 19), registratie bij de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (artikel 20), toepasselijkheid (artikel 21) en inwerkingtreding (artikel 22). Het tweede lid van artikel 22 bepaalt dat de op 25 februari 1949 te Helsinki tot stand gekomen Luchtvaartovereenkomst, in de relatie tussen Sint Maarten en Finland, wordt beƫindigd op de datum waarop het Verdrag in werking treedt. Zoals in de inleiding vermeld blijft de Overeenkomst van kracht in de relaties tussen Finland en het Europese deel van Nederland en het Caribische deel van Nederland (de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba), CuraƧao en Aruba.
Bijlage
De Bijlage bij het Verdrag, die een integrerend onderdeel van het Verdrag vormt, bevat de routetabel die de overeengekomen diensten specificeert voor de aangewezen luchtvaartmaatschappijen van beide verdragsluitende partijen. Punt 4 staat de aangewezen luchtvaartmaatschappijen toe onder voorwaarden samenwerkingsregelingen op het gebied van de verkoop aan te gaan, zoals vast af te nemen plaatsen en code-sharing met een luchtvaartmaatschappij van elk van de partijen en onder voorwaarden met een luchtvaartmaatschappij van een derde land. De luchtvaartautoriteiten en de luchtvaartmaatschappijen kunnen ter invulling van deze Bijlage alleen binnen de door het Verdrag gestelde kaders opereren.
De Bijlage bij het Verdrag is, voor zover het de routetabel betreft, aan te merken als uitvoerend van aard. Verdragen tot wijziging van de bijlage, voor wat betreft de routes, behoeven op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot goedkeuring terzake voorbehouden.
III. Koninkrijkpositie
Het Verdrag zal ingevolge artikel 21 van het Verdrag voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, alleen voor Sint Maarten gelden.
De Minister van Buitenlandse Zaken,