Verslag Informele Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, 10 tot en met 12 januari 2024 te Namen
Bijlage
Nummer: 2024D04300, datum: 2024-02-06, bijgewerkt: 2024-02-19 10:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Verslag Informele Raad WSB 10-12 januari 2024 (2024D04299)
Preview document (🔗 origineel)
Verslag Informele Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, 10 tot en met 12 januari 2024 te Namen
De Informele Raad WSBVC in Namen van 10 tot en met 12 januari jl. stond in het teken van gedachtewisselingen over een breed scala aan onderwerpen. Op donderdag is ‘s ochtends van gedachten gewisseld over de prioriteiten voor een sociaal Europa in aanloop naar de vaststelling van de Strategische Agenda van de Europese Raad van Regeringsleiders medio 2024. Daarna woonde ik een break-outsessie bij over arbeidsmarkttekorten. Op vrijdagochtend werd gesproken over sociaal beleid in relatie tot EU-uitbreiding en de Internationale Arbeidsorganisatie. Daarna werd gesproken over de Europese Pijler voor sociale rechten in relatie tot de economische governance van de Unie.
Tijdens de Informele Raad waren naast EU-lidstaten en de Europese Commissie ook kandidaat-lidstaten Oekraïne en Moldavië vertegenwoordigd, evenals de EFTA-lidstaten Noorwegen, Zwitserland en IJsland, de Commissie Werkgelegenheid en Sociale Zaken (EMPL) van het Europees Parlement en de Europese sociale partners. Ik heb de Informele Raad ook gebruikt om mijn bilaterale contacten met mijn collega’s aan te halen.
Plenaire sessie 1: ‘de Europese Pijler voor Sociale Rechten en de Strategische Agenda’
In het discussiestuk stelt het Belgisch EU-Voorzitterschap dat de sociale markteconomie een sleutelkenmerk is van de Europese Unie en haar lidstaten. Om het belang van de ‘sociale dimensie’ van het Europees sociaal model te onderstrepen hebben de Europese Commissie, de Raad en het Europees Parlement de Europese Pijler van sociale rechten (hierna: de Pijler) vastgesteld op de Top van Göteborg in 2017.1 Het Voorzitterschap stelt dat de Pijler een kompas is geweest voor de Europese beleidsvorming op werkgelegenheids- en sociaal gebied. Het Voorzitterschap vraagt in het kader van oriëntatie op toekomstige prioriteiten aandacht voor vier megatrends; klimaatverandering en de groene transitie, digitalisering, de veranderende wereld van werk, en demografische uitdagingen. Het Voorzitterschap vraagt de lidstaten vervolgens om toe te lichten wat de belangrijkste ontwikkelingen in de afgelopen jaren zijn geweest en welke prioriteiten zij zien voor de verdere implementatie van de principes van de Pijler.
Veel lidstaten onderschreven de notie van het Voorzitterschap dat de principes van de Pijler leidend zijn als kompas in de oriëntatie op de prioriteiten voor een volgende Commissie. Lidstaten erkenden dat de afgelopen jaren reeds veel is bereikt op EU-niveau en dat nu aandacht dient uit te gaan naar goede en consequente implementatie van de overeengekomen wetgeving en aanbevelingen. Daarnaast hebben lidstaten hun eigen prioriteiten voor de komende Commissieperiode ingebracht, waarbij onder meer aandacht werd gevraagd voor het versterken van grensoverschrijdende handhavingsinstrumenten, gezondheid en veiligheid op de werkvloer, het versterken van de nationale en Europese concurrentiekracht, de impact van digitalisering op de arbeidsmarkt, de noodzaak tot het ontwikkelen van vaardigheden middels om- en bijscholing, het belang van sociale investeringen, en het waar mogelijk beperken van administratieve lasten voor burgers, bedrijven en overheden. Ook vroegen sommige lidstaten aandacht voor het behalen van de 2030 Porto-doelstellingen ten aanzien van werkgelegenheid, vaardigheden en armoedebestrijding.2
Namens Nederland heb ik toegelicht welke prioriteiten Nederland heeft gesteld op het sociale domein, in lijn met de kabinetsinzet richting de volgende Commissie zoals beschreven in de Geannoteerde Agenda voor deze Informele Raad.3 Ik heb uitgesproken dat, hoewel afgelopen jaren reeds veel is bereikt, structurele ongelijkheden binnen onze samenlevingen de sociale cohesie onder druk zetten. Ik heb daarom opgeroepen te zorgen voor welzijn, inclusie en gelijke kansen en voor het aanpakken van polarisatie. Hiervoor is, naast de nodige nationale initiatieven, ook een sociaal Europa nodig. Vervolgens heb ik de zes prioriteiten van Nederland toegelicht; arbeidsmigratie en grensoverschrijdende handhaving, gezond en veilig werken, de impact van digitalisering op de arbeidsmarkt, modernisering van sociale zekerheidscoördinatie, vaardigheden, en inburgering en integratie.
Het Belgisch EU-Voorzitterschap heeft daarnaast mondeling toegelicht hoe zij voornemens is om de Strategische Agenda vanuit de Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid te voeden. Het Werkgelegenheidscomité (Employment Committee, EMCO) en het Sociale Beschermingscomité (Social Protection Committee, SPC) zijn door het Voorzitterschap gevraagd om op basis van de discussie een opinie voor te bereiden over de sociale prioriteiten. Aanname van de opinie is voorzien op de Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 11 en 12 maart a.s. Daarnaast organiseert het Voorzitterschap op 15 en 16 april een high-level conferentie in Terhulpen (La Hulpe) met als doel om met consensus een interinstitutionele verklaring aan te nemen met de Europese instellingen (Europese Raad van Ministers, Europees Parlement, en de Europese Commissie), de Europese sociale partners en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld. Deze verklaring dient als inbreng vanuit de Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid voor de Strategische Agenda van de Europese Raad van Regeringsleiders.
Break-outsessie 1: arbeidsmarkttekorten
In kleiner verband woonde ik met een aantal ministers van EU-lidstaten en vertegenwoordigers van andere aanwezige organisaties een discussie bij over het tegengaan van arbeidsmarkttekorten. Het Belgisch voorzitterschap had mij verzocht plenair verslag uit te brengen over deze deelsessie. Arbeidsmarkttekorten zijn voor alle lidstaten een uitdaging, zij het in verschillende mate en vormen. Voor het tegengaan van tekorten dient zowel naar de vraagkant als de aanbodkant gekeken te worden. In algemene zin werd gesproken over vier mogelijke oplossingsrichtingen. Allereerst het aanspreken van onbenut arbeidspotentieel en de noodzaak tot een meer inclusieve arbeidsmarkt. Ten tweede is het noodzakelijk om goede randvoorwaarden te bieden met betrekking tot kinderopvang, een goede werk-privébalans, het voorkomen van burn-outs, en het verbeteren van arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden. Ten derde moet worden ingezet op om- en bijscholing en het vergroten van de arbeidsproductiviteit, waarbij technologische ontwikkelingen ook als kans gezien moeten worden. Ten slotte is gesproken over legale migratie, dat indien gericht ingezet een deel van de oplossing kan bieden voor de lidstaten die daar behoefte aan hebben. Tegelijkertijd werd door deelnemers gesteld dat legale migratie geen panacee is voor het adresseren van arbeidsmarkttekorten.
Plenaire sessie 2: ‘sociaal beleid en sociale rechtvaardigheid buiten de
EU-grenzen’
Deze plenaire sessie werd bijgewoond door de directeur-generaal van de Internationale Arbeidsorganisatie, de heer Gilbert Houngbo. In het discussiestuk schetst het Belgisch EU-Voorzitterschap dat de EU enerzijds handelt binnen een multilateraal systeem gebaseerd op internationale normen, dat de EU en/of haar lidstaten onderschrijven. Aan de andere kant is de Pijler een leidend instrument voor de bilaterale betrekkingen met niet-EU-landen, inclusief de buurlanden en de uitbreidingspartners, en definieert zij het hoge niveau van sociale normen waar de EU voor staat. In het kader van het EU-uitbreidingsproces merkt het Voorzitterschap op dat voldoende aandacht moet worden besteed aan het arbeids- en sociaal beleid, maar ook dat er efficiënte manieren moeten worden gevonden om de kandidaat-lidstaten te ondersteunen bij het implementeren van de Pijler. Dit is in het belang van het bevorderen van opwaartse sociaaleconomische convergentie via een versterkte interne markt. Het Voorzitterschap acht het ook essentieel om ervoor te zorgen dat bedrijven in de EU niet hoeven te concurreren met bedrijven die de minimumnormen, inclusief fundamentele arbeidsnormen, niet respecteren. Daarom is het volgens het Voorzitterschap van groot belang om een beter evenwicht te bereiken tussen de economische, sociale en ecologische dimensies van duurzame ontwikkeling, en om de ongelijkheid en de armoede aanzienlijk terug te dringen. Tegen deze achtergrond heeft de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) een Global Coalition for Social Justice ingesteld.4 De coalitie zal een platform bieden voor meer politieke actie en concrete initiatieven in de richting van sociale rechtvaardigheid en het bevorderen van fatsoenlijk werk.
De lidstaten spraken hun steun uit voor het openen van de toetredingsonderhandelingen met Oekraïne en Moldavië. Lidstaten die relatief recent zijn toegetreden hebben aangeboden om hun ervaringen te delen zodat het toetredingsproces zo efficiënt en effectief mogelijk kan verlopen.
Daarnaast hebben een groot aantal lidstaten hun steun uitgesproken voor de Global Coalition for Social Justice. In dat kader vroegen zij aandacht voor fatsoenlijke werkomstandigheden en duurzame verantwoordelijkheid van bedrijven in de keten.
Ik heb namens Nederland in de gedachtewisseling ingebracht dat Nederland het toetredingsperspectief van toekomstig EU-lidmaatschap voor alle (potentiële) kandidaat-lidstaten ondersteunt en dat Nederland het besluit van de Europese Raad om de toetredingsonderhandelingen met Oekraïne en Moldavië te openen verwelkomt. Het kabinet hanteert een strikt, fair en betrokken uitbreidingsbeleid. De Kopenhagencriteria en overname, implementatie en handhaving van het EU-acquis vormen de basis voor voortgang van kandidaat-lidstaten in het toetredingsproces. In het kader van de discussie in de Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid heb ik aandacht gevraagd voor het waarborgen van de integriteit van de interne markt. Een sterke rechtsstaat en goede handhaving van de regels van de interne markt, inclusief regels met betrekking tot het vrije verkeer van werknemers en diensten en met betrekking tot werkgelegenheid en arbeidsomstandigheden, zijn van cruciaal belang om oneerlijke concurrentie en negatieve sociaaleconomische gevolgen te voorkomen. Daarnaast heb ik steun uitgesproken voor de Global Coalition for Social Justice van de ILO. In het licht van toegenomen geopolitieke spanningen blijft een inclusieve internationale sociale dialoog van groot belang. Ik heb de EU-lidstaten opgeroepen om sociale rechtvaardigheid als prioriteit op de agenda van multilaterale organisaties en internationale financiële instellingen te plaatsen. Daarbij moeten we investeren in de ontwikkeling, implementatie en handhaving van internationale arbeidsnormen, in het bijzonder de fundamentele principes van de ILO.
Plenaire sessie 3: ‘een sterkere sociale Pijler voor een sterkere
economische governance’
Het Voorzitterschap stelt in het discussiestuk dat het bevorderen van de concurrentiekracht van de Unie hand in hand dient te gaan met inspanningen om een meer inclusief en duurzaam groeimodel op te bouwen. De Covid-19-crisis, en meer recentelijk de hoge energieprijzen en de stijgende kosten van levensonderhoud, laten volgens het Voorzitterschap zien dat succesvolle beleidsreacties grotendeels afhangen van goed functionerende nationale arbeidsmarkten en effectieve socialezekerheidsstelsels. De Pijler behoort tot de gemeenschappelijke prioriteiten die zijn opgenomen in de herziening van het Europese begrotingsraamwerk. Tot slot vraagt het Voorzitterschap aandacht voor een goede integratie van de Pijler in het raamwerk van het Europees Semester en roept zij in dit kader op tot nauwe samenwerking tussen de Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid en de Raad Economische en Financiële Zaken. Het Voorzitterschap nodigt daarom ministers van beide Raadsformaties uit voor een gezamenlijke gedachtewisseling over bovengenoemde thema’s op 12 maart a.s. in Brussel.
Diverse lidstaten waren van mening dat de Pijler goed geplaatst is in het herziene raamwerk, mede gelet op het feit dat de Pijler één van de EU-doelstellingen is op basis waarvan lidstaten in geval van een relevante set hervormingen en investeringen hun schuldafbouwpad kunnen verlengen. In de gedachtewisseling benadrukten verschillende lidstaten dat economische belangen en sociale belangen geen tegenstelling hoeven te vormen, maar elkaar kunnen versterken. Daarbij spraken zij steun uit om sociale investeringen goed te verankeren in de herziening van het begrotingsraamwerk. In het geval nieuwe werkvormen worden ontwikkeld om het Semester in te richten dient rekening gehouden te worden met toegevoegde waarde, effectiviteit en het zoveel als mogelijk beperken van administratieve lasten. De lidstaten hebben de uitnodiging van het Voorzitterschap voor een gezamenlijke gedachtewisseling met de Raad Economische en Financiële Zaken verwelkomd.
Namens Nederland heb ik in de gedachtewisseling gesteld dat investeringen en hervormingen een positieve impact kunnen hebben op de economische groei, de productiviteit en het concurrentievermogen, en daarmee ook op termijn bijdragen aan de houdbaarheid van overheidsfinanciën. De herziening van het begrotingsraamwerk vereist onder meer voorgestelde investeringen en hervormingen die aantoonbaar bijdragen aan opwaartse sociaaleconomische convergentie - het overkoepelende doel van de Pijler. Lidstaten moeten daarnaast ook maatregelen nemen ter uitvoering van de landenspecifieke aanbevelingen, die over het algemeen bijdragen aan het behalen van de beginselen van de Pijler. De Pijler is daarmee in wezen al sterk verweven in de context en het proces van het herzien begrotingsraamwerk.
Daarnaast heb ik mijn steun uitgesproken voor nauwe samenwerking tussen de Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid en de Raad Economische en Financiële Zaken, waarbij met name kan worden ingezet op het wederzijds leren van elkaar. Ten slotte heb ik het Voorzitterschap bedankt voor de uitnodiging om op 12 maart gezamenlijk van gedachten te wisselen met de Raad Economische en Financiële Zaken.
EU-informatievoorziening aan het parlement
Recente ontwikkelingen op EU-richtlijnvoorstel verbetering arbeidsvoorwaarden bij platformwerk
In het Coreper van 22 december jl. kon het onder Spaans EU-Voorzitterschap bereikte voorlopig akkoord5 helaas niet rekenen op voldoende steun. De lidstaten die het voorlopige akkoord niet konden steunen vonden het voorlopige akkoord op het punt van het weerlegbaar rechtsvermoeden teveel afwijken van de algemene oriëntatie die met een nipte gekwalificeerde meerderheid werd bereikt in juni 2023.6
Het Belgisch EU-Voorzitterschap heeft een compromistekst7 voorgelegd in het Coreper van 24 januari jl. gebaseerd op het voorlopig akkoord. De door het Voorzitterschap voorgestelde compromistekst bevatte enkele inhoudelijke wijzigingen die zagen op het weerlegbaar rechtsvermoeden. Deze wijzigingen betroffen o.a. de formulering van de criteria van het weerlegbaar rechtsvermoeden, de discretionaire bevoegdheid van bevoegde nationale autoriteiten om zich te baseren op het weerlegbaar rechtsvermoeden en de gevolgen van besluiten die zien op de juiste kwalificatie van de arbeidsrelatie. Voor die tekst bestond onvoldoende steun. Daarop heeft het Voorzitterschap een nieuwe versie van de compromistekst8 voorgelegd in het Coreper van 26 januari jl. Op basis van die tekst, die ten aanzien van de criteria voor het weerlegbaar rechtsvermoeden vrijwel identiek was aan de algemene oriëntatie, kreeg het Voorzitterschap mandaat voor het hervatten van de triloog met het Europees Parlement op 31 januari jl.
In de triloog van 31 januari jl. is geen voorlopig akkoord bereikt. De posities van de Raad en het Europees Parlement ten aanzien van het weerlegbaar rechtsvermoeden lagen te ver uiteen. Het Voorzitterschap zal in het Coreper van 7 februari a.s. mandaat vragen voor het voortzetten van de triloog met het Europees Parlement op basis van een aangepast voorstel voor het weerlegbaar rechtsvermoeden dat in de Raadswerkgroep van 5 februari jl. is besproken9.
In verband met de vertrouwelijkheid van de onderhandelingen kan ik niet in detail ingaan op dit aangepaste voorstel. Ook kan de tekst nog wijzigen tijdens de triloog met het Europees Parlement die voorlopig staat gepland voor 8 februari a.s. Op hoofdlijnen wordt er in het aangepaste voorstel vanuit gegaan dat het principe van het weerlegbaar rechtsvermoeden nationaal moet worden ingebed, gebaseerd op gedeelde uitgangspunten. Het voorstel om te komen tot Uniewijde criteria en een drempel voor activering van het rechtsvermoeden, zou daarmee komen te vervallen. Ik ben voornemens om het Voorzitterschap in het Coreper van 7 februari a.s. steun te verlenen voor het voortzetten van de triloog op basis van dit aangepaste voorstel, waarbij ik het Voorzitterschap zal aansporen om tot een ambitieus akkoord te komen met zoveel mogelijk waarborgen voor een gelijk speelveld.
Mocht er in de triloog van 8 februari a.s. een nieuw voorlopig akkoord worden bereikt, dan zal ik uw Kamer zo spoedig mogelijk in meer detail mijn appreciatie van het akkoord doen toekomen.
Ik zal elke gelegenheid benutten om de onderhandelende partijen te steunen om onder Belgisch voorzitterschap tot een akkoord te komen waar de platformwerker daadwerkelijk baat bij heeft en waarmee de ondernemer duidelijkheid krijgt.
Voorlopig politiek akkoord herziening richtlijnen grenswaarden lood en
diisocyanaten
Op 14 november jl. werd een voorlopig politiek akkoord bereikt over de herziening van twee richtlijnen ten behoeve van grenswaarden voor lood en anorganische loodverbindingen (hierna genoemd ‘lood’) en diisocyanaten. Deze richtlijnvoorstellen werden op 13 februari 2023 door de Europese Commissie gepubliceerd. Ik ben tevreden met het onderhandelingsresultaat. Het resultaat van de onderhandelingen is in lijn met de kabinetsinzet zoals geformuleerd in het BNC-fiche.10 Met deze herziening worden werknemers beter beschermd tegen blootstelling aan deze gevaarlijke stoffen door een verlaging van de grenswaarde van lood, en de introductie van grenswaarden voor diisocyanaten. Het akkoord houdt ook rekening met werknemers die boven de herziene grenswaarde voor lood uitkomen door blootstelling uit het verleden. Tot slot voorziet de herziening in een balans tussen het beschermen van de gezondheid van ongeboren kinderen en de nakomelingen van vrouwelijke werknemers, en het waarborgen van gelijke behandeling op de arbeidsmarkt. Op 6 december jl. stemde het Coreper in met het akkoord. Na publicatie van de richtlijn in het Publicatieblad van de Europese Unie hebben lidstaten twee jaar de tijd om de nieuwe regels te implementeren in nationale wetgeving.
Voorlopig politiek akkoord richtlijnvoorstellen voor lichamen voor
gelijke behandeling
Op 20 december jl. heeft het Coreper ingestemd met het voorlopig politiek akkoord voor het richtlijnvoorstel voor lichamen voor gelijke behandeling dat is gebaseerd op artikel 157 van het Verdrag betreffende de Werking van de Unie (VWEU). Op 17 januari jl. is op het richtlijnvoorstel voor lichamen voor gelijke behandeling dat is gebaseerd op artikel 19 VWEU een Algemene Oriëntatie in de Raad bereikt. De Algemene Oriëntatie wordt, krachtens de bepalingen van het Verdrag in artikel 19 VWEU, eerste lid, voorgelegd aan het Europees Parlement ter goedkeuring.
Ik ben tevreden met de onderhandelingsresultaten. De resultaten van de onderhandelingen is in lijn met de kabinetsinzet zoals geformuleerd in het BNC-fiche.11 Het kabinet steunt de versterking van de onafhankelijkheid en de rol en bevoegdheden van gelijkebehandelingsinstanties in de Europese Unie. Niet in elke lidstaten is een organisatie ingericht die aan de minimale vereisten voldoet. Versterking van de positie van deze organisaties is belangrijk voor de verwezenlijking van Europese kernwaarden als het recht op gelijke behandeling zoals neergelegd in artikel 2 Verdrag betreffende de Europese Unie en in de richtlijnen over gelijke behandeling. Het kabinet verwelkomt daarom dat er meer eenheid komt in de gelijkebehandelingsinstanties in de Europese Unie. Gelijkebehandelingsinstanties vervullen tevens een essentiële rol bij onder meer de inzet voor vrouwen- en lhbtiq+ rechten.12
https://data.consilium.europa.eu/doc/document/ST-13129-2017-INIT/en/pdf↩︎
Kamerstukken II, 2022/23, 21501, nr. 31-669.↩︎
Kamerstukken II, 2023/24, 21501, nr. 31-732.↩︎
https://www.ilo.org/gb/GBSessions/GB349/ins/WCMS_900856/lang--en/index.htm↩︎
Ik informeerde Uw Kamer over het voorlopig akkoord met de geannoteerde agenda voor de Informele Raad WSBVC van 10-12 januari, Kamerstukken II, 21 501-31, nr. 732.↩︎
Uw Kamer is over de algemene oriëntatie geïnformeerd met het Verslag van de Formele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, 12 juni 2023 te Luxemburg, Kamerstukken II, 21 501-31, nr. 714.↩︎
Deze documenten met kenmerk 05510/24 en 05510/24 ADD1 hebben de rubricering ’Limité’. Dat betekent dat door vroegtijdige openbaarmaking het onderhandelingsproces nadelig zou kunnen worden beïnvloed. De leden van de Eerste en de Tweede Kamer hebben toegang tot Limité-documenten via het ‘Delegates Portal’ wanneer zij het niveau van Coreper hebben bereikt.↩︎
Dit document met kenmerk 5816/24 + COR1 heeft de rubricering ’Limité’. Dat betekent dat door vroegtijdige openbaarmaking het onderhandelingsproces nadelig zou kunnen worden beïnvloed. De leden van de Eerste en de Tweede Kamer hebben toegang tot Limité-documenten via het ‘Delegates Portal’ wanneer zij het niveau van Coreper hebben bereikt.↩︎
Het document dat voorligt in Coreper heeft kenmerk ST 6002/24 heeft de rubricering ’Limité’. Dat betekent dat door vroegtijdige openbaarmaking het onderhandelingsproces nadelig zou kunnen worden beïnvloed. De leden van de Eerste en de Tweede Kamer hebben toegang tot Limité-documenten via het ‘Delegates Portal’ wanneer zij het niveau van Coreper hebben bereikt.↩︎
Kamerstukken II, 2022/23, 22112, nr. 3635.↩︎
Kamerstukken II, 2022/23, 22112, nr. 3594.↩︎
Kamerstukken II 2023/24, Z00789.↩︎