Inbreng verslag schriftelijk overleg over voortgang Nationale Grondstoffenstrategie (Kamerstuk 32852-291)
Grondstoffenvoorzieningszekerheid
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2024D05928, datum: 2024-02-15, bijgewerkt: 2024-02-21 13:25, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiƫle HTML versie (nds-tk-2024D05928).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: C. Stoffer, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (SGP)
- Mede ondertekenaar: I. van Tilburg, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2023Z20958:
- Indiener: M.A.M. Adriaansens, minister van Economische Zaken en Klimaat
- Medeindiener: G.E.W. van Leeuwen, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
- Medeindiener: V.L.W.A. Heijnen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
- Volgcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- Volgcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken
- 2024-01-23 15:30: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-01-23 17:00: Procedurevergadering commissie Economische Zaken en Klimaat (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2024-02-15 14:00: Voortgang Nationale Grondstoffenstrategie (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2024-05-21 17:00: Procedurevergadering Economische Zaken en Klimaat (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat (2017-2024)
- 2024-11-07 10:00: Economische Veiligheid en strategische autonomie (Commissiedebat), vaste commissie voor Economische Zaken
- 2024-11-14 00:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (š origineel)
2024D05928 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over Voorgang Nationale Grondstoffenstrategie (Kamerstuk 32Ā 852, nr.Ā 291).
De fungerend-voorzitter van de commissie,
Stoffer
De adjunct-griffier van de commissie,
Van Tilburg
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
II Antwoord / Reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Voortgangsrapportage over de Nationale Grondstoffenstrategie en hebben hierover nog enkele vragen en opmerkingen aan het kabinet.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het goed om te lezen dat Nederland (en Europa) vooralsnog geen ernstige gevolgen ondervinden aan de Chinese exportrestricties op gallium, germanium en grafiet. Toch vragen deze leden hoe de Minister deze toenemende restricties interpreteert. Ziet zij deze restricties als antwoord op exportrestricties die door Nederland zijn ingesteld? Op welke manier probeert de Minister te voorkomen dat de Chinese exportrestricties niet dermate escaleren dat Nederland en Europa hier binnenkort wel hinder van ondervinden? Spant de Minister zich actief in voor de-escalatie?
De leden van de GroenLinks-PvdA fractie vragen in dit kader ook wanneer zij de resultaten kunnen verwachten van het onderzoek naar het verminderen van de afhankelijkheden van specifieke grondstoffen zoals als gallium en germanium kunnen, naar aanleiding van motie-Thijssen/Kuiken (Kamerstuk 32Ā 852, nr.Ā 259).
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen hoe het er op dit moment voor staat met de toegankelijkheid tot kritieke grondstoffen voor de energietransitie. Zijn de doelen zoals gesteld in de Nationale Grondstoffenstrategie in lijn met het behalen van de klimaatdoelen en de huidige plannen voor de energietransitie? Wordt het ambitieniveau van de grondstoffenstrategie hier ook op afgesteld? En wordt hier ook bij meegewogen dat stappen die worden gezet richting een circulaire economie een positief effect hebben op de energietransitie en andersom?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn het met de Minister eens dat een Europese aanpak op het gebied van kritieke grondstoffen belangrijk is. In dat licht vragen deze leden wat de verwachtingen van de Minister zijn over de inwerkingtreding van de Critical Raw Materials Act (CRMA) in het voorjaar van 2024. Heeft de Minister het idee dat er veel aanmeldingen zullen zijn voor de zogeheten Ā«strategische projecten? Wat doet de Minister om deelname aan deze projecten door het bedrijfsleven en kennisinstellingen aan te moedigen? Stelt zij hiervoor ook middelen beschikbaar? En is haar inschatting dat de doelen zoals gesteld in de CRMA tijdig zullen worden gehaald?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het goed om te lezen dat de Nationale Grondstoffenstrategie in samenhang wordt gezien met het Nationaal Plan Circulaire Economie. Omdat er weinig kritieke grondstoffen in de Nederlandse bodem zitten en er ook niet veel ruimte is om kritieke grondstoffen te verwerken, zien deze leden vooral toekomst in het spaarzamer en zorgvuldiger omgaan met de kritieke grondstoffen die al in omloop zijn. Voor bedrijven is het helaas nog altijd vaak niet lonend om circulair te worden. Hoe zorgt de Minister ervoor dat het voor bedrijven gaat lonen om zuiniger met kritieke grondstoffen om te gaan? Hoe zorgt de Minister ervoor dat het voor bedrijven rendabeler wordt om hergebruikte kritieke grondstoffen in te kopen in plaats van nieuw gewonnen kritieke grondstoffen? Wat zijn andere manieren waarop de Minister het hergebruik van kritieke grondstoffen door bedrijven bevordert?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het bemoedigend om te zien dat er wordt gekeken naar waardetoevoeging op het Afrikaanse continent in lijn met motie-Thijssen (Kamerstuk 29Ā 237, nr.Ā 195). Het past in een bredere trend van Europese beleidsmakers en politici die pleiten voor meer downstream verwerking in Afrika ā dat biedt ook ontwikkelingskansen. Kan de Minister meer delen over concrete acties, instrumenten en investeringen die worden opgezet om dit ook daadwerkelijk in de praktijk te brengen? En is de Minister bereid om meer in te zetten op eerste verwerking van grondstoffen in producerende landen, ook als dat ten koste gaat van verwerkingscapaciteit (bij bedrijven) in Europa en Nederland? Hoe kan de ambitie voor meer lokale waardetoevoeging worden gerijmd met de Europese ambitie, in het voorstel voor de Critical Raw Materials Act, dat 40 procent van de verwerking van belangrijke mineralen binnen de EU moet plaatsvinden (zogenaamde lokale content-bepalingen)?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de Minister rondetafelgesprekken heeft gevoerd. Kan zij iets delen over de inzichten of uitkomsten van de rondetafels? Er wordt daarnaast aangegeven dat Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BuHa-Os) voornemens is een derde ronde tafel te organiseren over internationale partnerschappen. Wat is de rol van het maatschappelijk middenveld (in Nederland en uit grondstofrijke landen) in dit overleg? Worden de inzichten en zorgen van het maatschappelijk middenveld over wat waardetoevoeging behelst ook meegenomen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen hoe de Nationale Grondstoffenstrategie zich verhoudt tot het feit dat Nyrstar, de zinkfabriek in Budel, de productie heeft stilgelegd door hoge energiekosten. Gaat de Minister in het kader van verminderen van de ongewenste afhankelijkheid op het gebied van kritieke grondstoffen actie ondernemen om deze fabriek in Nederland te houden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de voortgangsrapportage over de uitvoering van de Nationale Grondstoffenstrategie. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie vinden het van groot belang om onze economische weerbaarheid te vergroten en risicovolle strategische afhankelijkheden te verminderen. Nederland is op dit moment hiervoor namelijk in grote mate afhankelijk van andere landen. Dit maakt ons kwetsbaar en is niet goed voor onze strategische autonomie. De energietransitie is een historische kans om onafhankelijker te worden, maar op dit moment is dat nog niet het geval. Deze leden willen het kabinet dan ook aansporen om zo snel mogelijk verder uitvoering te geven aan de Nationale Grondstoffenstrategie.
De leden van de VVD-fractie vinden het positief dat het kabinet nadrukkelijk inzet op een aanpak op Europees niveau. Dit is logisch aangezien er op die manier meer mogelijkheden en slagkracht zijn. Nu de Critical Raw Materials Act is aangenomen, willen deze leden graag weten hoe het kabinet hier invulling aan gaat geven en op welke termijn dit zal gebeuren. Tegelijkertijd ontslaat dit het kabinet niet van het maken van nationale beleidskeuzes. Deze leden lezen dat er wordt samengewerkt met het bedrijfsleven om onze nationale grondstoffendoelen te realiseren. Hoe worden de verschillende ronde tafels nu doorvertaald naar actie? Hoe zal de samenwerking met het bedrijfsleven verder vorm worden gegeven?
De leden van de VVD-fractie vinden het positief dat circulariteit onderdeel vormt van de nationale grondstoffenstrategie. Op deze manier kan er zo efficiƫnt mogelijk worden omgegaan met de vraag naar grondstoffen. Deze leden willen graag weten hoe in het bijzonder de innovaties op het gebied van circulariteit in de chemische industrie worden betrokken bij de mogelijkheden die er zijn om de grondstoffendoelen te realiseren.
De leden van de VVD-fractie hechten aan het maken van snelheid. Onze afhankelijkheid kunnen we niet vandaag of morgen afbouwen. Dit zal jaren duren. Daarom moet Nederland op alle vlakken inzetten om onafhankelijker te worden voor onze grondstoffenbehoefte. Als Nederland niet voortvarend aan de slag gaat met het uitvoeren van de Nationale Grondstoffenstrategie dan vissen wij achter het net. Deze leden zouden dan ook graag meer zicht krijgen op welke concrete acties het kabinet voornemens is om de aankomende tijd te nemen om de nationale grondstoffendoelen te realiseren en waar ruimte is voor versnelling. Hoe staat het met de Grondstoffenscanner?
De leden van de VVD-fractie willen ook vragen naar de mogelijkheden om strategische reserves aan te leggen voor kritieke grondstoffen. Kritieke grondstoffen zijn cruciaal voor bijvoorbeeld de energietransitie. Onze afhankelijkheid kan de uitvoering van de transitie in gevaar brengen. Deze leden zijn dan ook van mening dat het aanleggen van strategische voorraden van groot belang is en willen dan ook graag weten wat het kabinet hierop doet. Aanvullend willen deze leden ook graag weten hoe het staat met de uitvoering van de motie-Erkens/Boucke (Kamerstuk 29Ā 826, nr.Ā 184). Het is niet alleen van belang om voldoende grondstoffen tot onze beschikking te hebben voor de energietransitie, maar Nederland moet ook in staat zijn om deze te kunnen verwerken. Deze leden hebben bijvoorbeeld gepleit om partnership te sluiten met AustraliĆ« en Duitsland of de Afrikastrategie hiervoor te gebruiken. Hoe staat het hiermee? Worden er naast AustraliĆ« en Duitsland ook nog andere landen overwogen om een bilateraal partnerschap mee te sluiten? Zijn er ook al gesprekken gevoerd?
De leden van de VVD-fractie erkennen dat het niet mogelijk zal zijn om onze afhankelijkheden geheel af te bouwen. Om onze grondstoffenbehoefte veilig te stellen, zouden deze leden het kabinet willen aansporen om te kijken waar zij langetermijncontracten kan afsluiten met andere landen. Wordt hier al aan gewerkt door het kabinet? Welke landen zouden hiervoor in aanmerking kunnen komen? Kunt u toezeggen hiermee aan de slag te gaan?
Tot slot, merken de leden van de VVD-fractie op dat er op het gebied van diepzeemijnbouw nog veel mogelijk is. Deze leden hebben al vaker bepleit dat het kabinet moet werken aan en investeren in de randvoorwaarden voor wat verantwoorde diepzeemijnbouw Ć¼berhaupt kan zijn. Hoe staat het hiermee? Welke acties heeft het kabinet op dit vlak ondernomen? Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Erkens/Bontenbal (Kamerstuk 32Ā 852, nr.Ā 253)? Aan welke onderdelen wordt al vervolg gegeven en op welke termijn bent u voornemens om uitwerking te geven aan de andere onderdelen? Welke acties zult u aanvullend op het gebied van diepzeemijnbouw nemen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voortgang van de Nationale Grondstoffenstrategie. Circulariteit en innovatie zijn wat deze leden betreft de belangrijkste pijlers onder een concrete en effectieve grondstoffenstrategie. Wat deze leden betreft wordt er te weinig concrete actie ondernomen om het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE) verder te concretiseren en om te komen tot concrete maatregelen ter verbetering van onze leveringszekerheid van kritieke grondstoffen. Hierover hebben deze leden een aantal vragen.
De leden van de D66-fractie vragen wanneer het kabinet volledig opvolging verwacht te hebben gegeven aan motie-Hagen (Kamerstuk 32Ā 852, nr.Ā 256) die oproept de nationale grondstoffenstrategie verder uit te werken tot het niveau van concrete maatregelen, in deze uitwerking een massabalans grondstoffen op te nemen en om in deze uitwerking een duidelijk plan van aanpak op te nemen voor de ontwikkeling van een circulaire industrie in Nederland. Hoe staat het met de opvolging van motie-Hagen (36Ā 200Ā XII, nr.Ā 56) die de regering verzoekt om met een voorstel voor een circulaire-economiewet te komen? Wanneer kan de Kamer de contourennota verwachten? Hoe kijkt het kabinet naar de conclusies van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (RLI), de Sociaal-Economische Raad (SER) en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) dat de circulaire maatregelen zoals omschreven in het Nationaal Programma Circulaire Economie niet voldoende zijn? Welke concrete stappen heeft de Staatssecretaris gezet en welke stappen gaat zij nog zetten naar aanleiding van deze rapporten van de RLI, de SER en het PBL? Is reeds bekend wat de ruimtelijke gevolgen zijn van de benodigde circulaire maatregelen ter versterking van onze leveringszekerheid van kritieke grondstoffen? Zo niet, kan het kabinet in kaart brengen hoeveel fysieke ruimte hiervoor nodig zou zijn? Kan het kabinet een overzicht geven van alle middelen die beschikbaar zijn voor het stimuleren van de circulaire economie?
De leden van de D66-fractie merken op dat uit onderzoek van het Centraal Planbureau (CPB) gebleken is dat, voor Nederland, Rusland de grootste directe leverancier is van kritieke grondstoffen. In 2022 ging dit om een totale import vanuit Rusland van 1,2Ā miljard euro, een significante stijging ten opzichte van eerdere jaren toen de import tussen de 100 euro en 250Ā miljoen euro lag. Deze significante stijging van import uit Rusland ten tijde van een door Rusland gevoerde oorlog roept grote vraagtekens op bij deze leden. Hoe verklaart het kabinet deze significante stijging in de afhankelijkheid van Rusland wat betreft de import van kritieke grondstoffen? Zijn er reeds cijfers bekend over 2023? Zo niet, is het kabinet bereid dit zo snel mogelijk in kaart te brengen? Hoe verhoudt deze Nederlandse afhankelijkheid van Rusland zich tot andere EU-lidstaten?
De leden van de D66-fractie kijken met interesse uit naar de verdere verkenning voor het inzetten van de exportkredietverzekering (ekv), DRIVE en D2B ten behoeve van de Nationale Grondstoffenstrategie. Deze leden wijzen de Minister daarbij op de aangenomen motie-Hammelburg/Van der Lee (Kamerstuk 35Ā 925Ā XVII, nr.Ā 59) en vragen haar in de verkenning expliciet uiteen te zetten hoe een eventuele inzet van het instrumentarium binnen de grenzen van deze motie blijft.
De leden van de D66-fractie merken op dat de leveringszekerheid van kritieke grondstoffen aan veel verschillende ministeries raakt. Daarom is het wat deze leden betreft belangrijk dat er een duidelijk overzicht is welke stappen op dit gebied worden gezet. Kan het kabinet een overzicht geven van alle onderzoeken die er op dit moment nog worden gedaan op het gebied van kritieke grondstoffen? Kan het kabinet daarbij aangeven wanneer de Kamer de resultaten van deze onderzoeken zal ontvangen? Ook op Europees niveau worden er met de Critical Raw Materials Act stappen gezet op het gebied van kritieke grondstoffen. Welke gevolgen heeft het aannemen van de Critical Raw Materials Act voor Nederland? Welke concrete acties komen daar voor Nederland uit voort?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de brief van het kabinet aangaande de Voortgang van de Nationale Grondstoffenstrategie. Deze leden lezen bij de eerste resultaten dat er onderzoek gestart is naar de mogelijkheden voor raffinagecapaciteit en aanleg van strategische voorraden in Nederland. Deze leden zijn benieuwd naar de opzet van het onderzoek en wanneer de resultaten verwacht kunnen worden.
De leden van de BBB-fractie lezen over de samenwerking met het bedrijfsleven dat de Minister van Economische Zaken en Klimaat en de Staatssecretaris van Infrastructuur & Waterstaat rondetafelgesprekken hebben georganiseerd, en de Minister voor BuHa-Os voornemens is een derde te organiseren. Deze leden horen graag welke vervolgstappen de Ministers hebben genomen of willen nemen naar aanleiding van deze rondetafelgesprekken.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de voortgang van de Nationale Grondstoffenstrategie en hebben daarover nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie zijn blij met het feit dat het kabinet de mogelijkheden voor het aanleggen van strategische voorraden voor kritieke grondstoffen onderzoekt, ook in EU-verband. Deze leden wijzen erop dat zij eerder al hebben gepleit voor het aanleggen van strategische voorraden in Europees verband. Deze leden vragen de Minister om aan te geven hoe andere EU-lidstaten aankijken tegen het aanleggen van Europese strategische voorraden. Welke andere lidstaten zijn daar een voorstander van en op welke wijze zoekt de Minister de samenwerking met deze lidstaten op?
De leden van de CDA-fractie lezen met tevredenheid dat het kabinet inzet op circulariteit, bijvoorbeeld op het gebied van hergebruik en hoogwaardige recycling van kritieke grondstoffen, en op innovatie, zoals met het Kennis- en Innovatieconvenant. Deze leden vragen de Minister preciezer aan te geven hoe Nederland gaat inzetten op innovatie. Hoe kijkt de Minister bijvoorbeeld aan tegen het specifiek ondersteunen van onderzoek en initiatieven die zich richten op het ontwikkelen van alternatieve hoogwaardige producten en technieken op basis van grondstoffen die juist de strategische afhankelijkheden en milieu-impact verminderen? Verder vragen deze leden welke rol Nederland volgens de Minister kan spelen bij het aanjagen van duurzame innovatie en het verminderen van milieu-impact en strategische afhankelijkheden op het gebied van de grondstoffenwinning? Welke (economische) kansen ziet de Minister daarbij voor Nederland?
De leden van de CDA-fractie merken op dat de impact op mens, dier en milieu een belangrijke voorwaarde is bij EU-partnerschappen met onder andere Argentiniƫ, Chili en Congo. Deze leden vragen de Minister wat de specifieke EU-inzet in dit kader is op het gebied van het verbeteren van arbeidsrechten en het verkleinen van de milieu-impact. Kan de Minister voorbeelden noemen van projecten, landen en/of ketens waarbij dit al succesvol gebeurd is?
De leden van de CDA-fractie zijn voorstander van het aangaan van internationale partnerschappen op basis van gelijkwaardigheid en wederzijds voordeel. Deze leden steunen het feit dat het kabinet actief de mogelijkheden verkent voor het sluiten van strategische partnerschappen op het gebied van kritieke grondstoffen. Wel vragen deze leden de Minister om toe te lichten wat de (sociale) voorwaarden zijn voor deze bilaterale grondstoffen partnerschappen en hoe deze tot stand komen. Worden bij het opstellen van deze voorwaarden bijvoorbeeld ook (lokale) vakbonden betrokken? Voorts vragen deze leden hoe zowel het Nederlandse bedrijfsleven als het maatschappelijk middenveld worden betrokken bij het afsluiten van bilaterale strategische partnerschappen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voortgangsrapportage nationale grondstoffenstrategie.
De leden van de PvdD-fractie willen graag de aandacht vestigen op een belangrijk aspect dat volgens hen niet voldoende terugkomt in de voortgangsrapportage: besparing van grondstoffen. Er wordt wel genoemd dat een politiek akkoord is bereikt op de Critical Raw Materials Act (CRMA), maar bij de nadere toelichting wordt alleen gesproken over recyclen. Ook in de rest van het rapport wordt vooral bericht over verminderen van vraag door recyclen, wat heel belangrijk is, maar de beste manier om de vraag naar grondstoffen te verminderen is minder produceren. Is de Minister bereid in te zetten op deze vorm van vermindering van vraag ā bijvoorbeeld minder grondstoffen voor batterijen als we inzetten op deelautoās in plaats van individuele elektrische autoās? En als we het hebben over het stimuleren van recycling, welke regeling binnen de aangeraden regelingen uit de Right to Repair denkt de Minister te zullen aanwenden om dit te stimuleren (vouchers, verlaging btw op reparatie, communicatie campagne of financiĆ«le middelen)? In het kader van Right to Repair wordt de garantieperiode van producten na reparatie ook met een jaar verlengd en kunnen lidstaten een langduriger verlenging zelf regelen. Zal in Nederland gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om de garantieperiode na reparatie nog meer te verlengen? Zo ja, hoe lang zal de garantieperiode dan worden? Zo nee, waarom niet?
De leden van de PvdD-fractie lezen dat uitgebreid ingezet wordt op uitbreiding van handelsakkoorden, waaronder onderhandelingen met Ā«de Mercosur-landenĀ». Hoe rijmt de Minister dit met de meerdere aangenomen moties van deze leden om het Mercosur verdrag met daarin de landbouw opgenomen te blokkeren? Hoe gaat de Minister bijvoorbeeld in dit kader voldoen aan de aangenomen motie om de Ontbossingsverordening niet te laten ondermijnen door afspraken in het EU-Mercosur verdrag (Kamerstuk 21501-32, nr.Ā 1582)?
De leden van de Partij voor de Dieren lezen hier ook dat er op dit moment consultaties plaatsvinden met landen in Latijns-Amerika en Afrika om de mogelijkheid tot bilaterale strategische partnerschappen op kritieke grondstoffen te verkennen. Deze leden vragen of het maatschappelijk middenveld in deze regioās in dit stadium (verkenning) al betrokken is bij de consultaties of dat dit pas bij invulling van de partnerschappen zal gebeuren. Als dit nog niet gebeurt, gaat de Minister alsnog het maatschappelijk middenveld betrekken in deze fase, specifiek als het gaat om landen waar de regering onvoldoende democratische legitimiteit heeft?
Het standpunt van het kabinet over diepzeemijnbouw baart de leden van de PvdD-fractie ernstig zorgen. Terwijl steeds meer ecosystemen op instorten staan, wil het kabinet inzetten op zogenaamde Ā«duurzameĀ» diepzeemijnbouw. Deze leden wijzen erop dat het plunderen van de diepzee per definitie niet Ā«duurzaamĀ» is. Uit recent onderzoek van het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) blijkt dat de oceaanbodem veel meer biodiversiteit bevat en dat diepzeemijnbouw veel meer leven kan verstoren dan eerder werd gedacht. Deze biodiversiteit moet worden beschermd, in plaats van dat we het ernstig schaden voor mijnbouw. Hoe reageert de Minister op het recente onderzoek van NIOZ? Is de Minister zich bewust van de onherstelbare schade die wordt aangericht aan de natuur door diepzeemijnbouw? Verder, is de Minister op de hoogte van de capaciteit van de zee om CO2 op te slaan? En, is de Minister het ermee eens dat het afbreken van natuurlijk voorkomende CO2-opslag, tegenstrijdig is met de wens van het kabinet om CO2 op te slaan? Is de Minister het ermee eens dat de kabinetsbijdrage aan ecologisch onderzoek de impact van diepzeemijnbouw niet vermindert? Met het oog op bestaand onderzoek dat al lang en breed aantoont wat de ecologische gevolgen van diepzeemijnbouw zijn, is de Minister bereid om zijn standpunt over diepzeemijnbouw te wijzigen en zich klip en klaar uit te spreken tegen diepzeemijnbouw en voor dit standpunt actief steun te vergaren bij andere landen? Wat is de reactie van de Minister op het rapport van het World Wide Fund for Nature (WWF), The future is circular, waaruit blijkt dat diepzeemijnbouw onnodig is voor de energietransitie en dat de vraag naar mineralen voor de overgang van fossiele brandstoffen naar hernieuwbare energiebronnen en batterijopslag met maar liefst 58 procent kan worden verminderd door innovaties in hernieuwbare technologie en recycling? Is de Minister bereid om in de Nationale grondstoffenstrategie, in plaats van in te zetten op plundering van de diepzeebodem, zich actief uit te spreken en in te zetten voor energiebesparing, recycling en innovaties in hernieuwbare technologie? Is de Minister het met deze leden eens dat dit een voor de toekomst veel houdbaarder inzet is dan het nog meer plunderen van onontgonnen gebieden op aarde, waarmee de leefbaarheid voor mens en dier verder wordt aangetast?
De leden van de PvdD-fractie lezen dat het PBL de milieueffecten in kritieke grondstoffenketens in kaart brengt. Kan de Minister aangeven welke methode het PBL zal toepassen om de milieu-impact in kaart te brengen? Welke drukfactoren op het milieu worden hierin meegenomen? Betreft dit bijvoorbeeld ook ontbossing, vervuiling en aantasting van waterbronnen en andere vormen van vernietiging van ecosystemen?
De leden van de PvdD-fractie zien dat het kabinet consistentie tussen wetgevende initiatieven over grondstoffen en internationale IMVO -standaarden een speerpunt vindt. Deze leden constateren echter dat het recente akkoord over de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) ambitie mist op cruciale punten: de aanpak van de klimaatcrisis is beperkt, de wet geldt beperkt voor de financiƫle sector en slachtoffers van misstanden door bedrijven hebben beperkte mogelijkheden om recht te halen. Kan het kabinet zich herinneren dat het heeft beloofd met een nationale IMVO-wet te komen? Wat is de stand van zaken omtrent het advies van de Raad van State over het gewijzigde initiatiefwetsvoorstel over deze nationale IMVO-wet? Kan het kabinet zich ook herinneren dat het eerder heeft aangegeven dat een nationale IMVO-wet ambitieuzer kan zijn dan een Europese1? Zo ja, houdt het kabinet ruimte in de grondstoffenstrategie om de strategie aan te passen aan ambitieuzere nationale IMVO-doelen?
De leden van de PvdD-fractie lezen dat het terugtrekken van bedrijven pas plaatsvindt als risicoās Ā«onbeheersbaarĀ» blijken te zijn. Bij de overweging tot terugtrekking wordt onder andere meegenomen hoe cruciaal de zakenrelatie is voor het bedrijf. Die aanpak moet zorgen voor minimale handelsverstoring. Hoe wordt rekening gehouden met de lokale impact op zowel mens als milieu wanneer een bedrijf zich terugtrekt? Is dan een transitieplan voor de locatie, de mensen en het milieu vereist?
De leden van de PvdD-fractie lezen dat de exportkredietverzekering (ekv) volgens deze voortgangsrapportage mogelijk interessant kan zijn voor het afdekken van betalingsrisicoās gepaard gaande met de export, import en investeringen in het kader van grondstoffen en halffabricaten. Deze leden zien ekvās echter als instrument totaal niet bruikbaar om gelijkwaardige partnerschappen te bevorderen, onder meer omdat lokale waardetoevoeging niet meegenomen wordt binnen het ekv-instrumentarium. Is de Minister van plan ekvās als financieringsinstrument significant te hervormen om deze te laten aansluiten bij de doelstellingen van het ontwikkelingsbeleid in de EU en Nederland en duurzaam bij te dragen aan gelijkwaardige partnerschappen met lokale waardetoevoeging? Gaat de Minister zich tevens houden aan publieke transparantie-normen en consistente rapportagediscipline ten opzichte van publieke belanghebbenden, zodat controle mogelijk is? Gezien de vele overtredingen van het eigen beleid door ekvās uit te geven die niet in lijn zijn met klimaatneutraliteit in 2050 of niet toetsen op milieu- of dierenwelzijnscriteria (zie hiervoor ook de recente schriftelijke vragen van deze leden over ekvās in de veehouderij), waarom denkt de Minister dat het hier wel lukt om ekvās duurzaam en effectief in te zetten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voortgangsrapportage Nationale Grondstoffenstrategie. Deze leden hebben daarover nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie lezen dat er een Speciaal Vertegenwoordiger zal worden geworven. Wat is de stand van zaken van het wervingsproces? En wanneer zal de Speciaal Vertegenwoordiger naar verwachting aan de slag gaan?
De leden van de SGP-fractie constateren dat gewerkt wordt aan de implementatie van de Critical Raw Materials Act. Kan de Minister aangeven hoe zij deze implementatie in Nederland ter hand wil nemen? Welke voorbereidende werkzaamheden worden daarvoor verricht cq. zijn daarvoor nodig?
De leden van de SGP-fractie zien dat bij strategische afhankelijkheden verwezen wordt naar de non-paper on the external dimensions of the Critical Raw Materials Act. Daarin valt te lezen dat Nederland de suggestie doet een subgroep in het leven te roepen die zich specifiek richt op duurzaamheid (Ā«environmental and social issuesĀ») en de CRMA-board voorziet van advies. Het compromisvoorstel (november 2023) noemt verschillende subgroepen, onder andere op circulariteit, maar geen subgroep op environmental & social issues in het algemeen. Is de conclusie juist dat de aanbeveling van het kabinet niet is overgenomen? Zo ja, waarom niet? In hoeverre ziet het kabinet ruimte om alsnog een dergelijke subgroep in te richten die de Commissie adviseert op duurzaamheidsaspecten van partnerschappen?
De leden van de SGP-fractie brengen in herinnering dat Nederland de totstandkoming van een Critical Raw Materials Club heeft aangemoedigd, waarmee derde landen worden uitgenodigd om een wederkerig en inclusief partnerschap aan te gaan met de EU en haar lidstaten. Wat is de status van deze Club? Welke landen hebben zich inmiddels aangesloten?
De leden van de SGP-fractie lezen dat Nederland zich strategischer op wil stellen ten aanzien van normalisatie en standaardisatie-activiteiten. Hoe wordt hieraan invulling gegeven? Kan de Minister inzicht geven in de hoofdlijnen van de Nederlandse inbreng op dit punt?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de behoefte aan schaarse grondstoffen wat betreft de energievoorziening sterk afhankelijk is van de gekozen energiebronnen en opslagsystemen. Zo zijn volgens de International Energy Agency (IAE) voor wind op zee per megawatt drie keer meer schaarse mineralen nodig dan voor kerncentrales. Deze leden horen graag of en in hoeverre het kabinet de afhankelijkheid van schaarse grondstoffen meeweegt bij beleidskeuzes ten aanzien van de energievoorziening en het energiesysteem. In het Nationaal Plan Energiesysteem heeft het kabinet aangegeven dat het verkent hoe de grondstoffenvoetafdruk beter meegewogen kan worden in de keuzes voor het energiesysteem. Deze leden horen graag hoe hier uitvoering aangegeven wordt.
De leden van de SGP-fractie lezen wat betreft het onderdeel circulariteit en innovatie vooral over de vermindering van de vraag naar grondstoffen door meer terugwinning en hergebruik. Deze leden constateren dat ook vermindering van de vraag mogelijk is door omschakeling naar al dan niet innovatieve technieken die minder of geen schaarse grondstoffen nodig hebben. Op welke wijze wordt hierop ingezet?
De leden van de SGP-fractie vinden het van strategisch belang om te voorkomen dat schaarse grondstoffen ons land uit gaan, via directe export dan wel via afvalstromen. De regels voor vrij verkeer van grondstoffen en producten op de interne markt belemmeren echter nationale maatregelen. Welke mogelijkheden ziet het kabinet om export van schaarse grondstoffen zoveel mogelijk te voorkomen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voortgang van de Nationale Grondstoffenstrategie en hebben daarover enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat strategische partnerschappen een pijler zijn onder de CRMA en de Nationale Grondstoffenstrategie. Deze leden vragen hoe (lokale) stakeholders worden gehoord en betrokken in de totstandkoming en monitoring van strategische partnerschappen tussen landen. Op welke manier wordt informatie, zoals rapporten, overeenkomsten, impact assessment, et cetera gedeeld met (lokale) maatschappelijke organisaties, gemeenschappen en andere belanghebbenden? Is Nederland bereid zich in te zetten voor transparantie en inclusiviteit van de partnerschappen?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat Nederland toegang tot beleids- en besluitvorming vanuit lokale gemeenschappen, vakbonden en (zuidelijke) maatschappelijke organisaties bevordert om beter geĆÆnformeerde keuzes te kunnen maken die bovendien op draagvlak kunnen rekenen. Deze leden lezen dat bijvoorbeeld via ambassades consultaties worden georganiseerd met relevante lokale partijen. Op basis van welke criteria worden deze relevante lokale partijen geselecteerd voor consultaties? Kan de Minister aangeven hoe dit concreet handen en voeten wordt gegeven? Hoe borgt de Minister de consistentie en de kwaliteit van deze consultaties? Hoe worden (lokale) maatschappelijke organisaties geĆÆnformeerd over de consultaties, in het bijzonder vrouwen, jongeren, inheemse en andere gemarginaliseerde groepen?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Minister stelt dat de basis is gelegd voor een Nationaal Observatorium waarin cruciale kennis wordt opgebouwd over voor Nederland kritieke grondstoffenketens, TNO werkt hiervoor de inhoudelijke reikwijdte uit en een kwartiermaker zal de bestuursstructuur verder uitwerken. Deze leden vragen de Minister wat de formele rol van het maatschappelijk middenveld ā dat veel kennis heeft over de grondstoffenketens en lokale impacts in grondstofrijke landen ā is in dit Nationaal Observatorium.
II Antwoord / Reactie van de Minister
Kamerstuk 26Ā 485, nr.Ā 381ā©ļø