[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Aanbiedingsbrief

Bijlage

Nummer: 2024D07599, datum: 2024-03-01, bijgewerkt: 2024-03-05 10:09, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Antwoord op vragen van het lid Vermeer over de gang van zaken met betrekking tot de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm (2024D07598)

Preview document (🔗 origineel)


Geachte voorzitter,

Hierbij zend ik u de antwoorden op de schriftelijke vragen van het Kamerlid Vermeer (BBB) over het overgangsrecht in de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm (ingezonden op 1 februari 2024 met kenmerk 2024Z01595).

Deze wet heeft tot doel om de financiële prikkel weg te nemen om namens een belanghebbende een bezwaarprocedure te starten of door te procederen met de overwegende reden om een proceskostenvergoeding of een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn te verkrijgen. De wet regelt (i) een verlaging van de vergoedingen ter tegemoetkoming in de kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, (ii) een verlaging van de hoogte van de vergoeding van immateriële schade, en (iii) dat uitbetalingen die voortvloeien uit een beslissing op bezwaar of een uitspraak in een beroepsprocedure uitsluitend plaatsvinden op een bankrekening die op naam staat van de belanghebbende.

Voor de eerste twee maatregelen is in overgangsrecht voorzien, omdat het recht op een vergoeding al ontstaat op het moment dat de proceskosten worden gemaakt of de redelijke termijn wordt overschreden. Voor de derde maatregel is niet in overgangsrecht voorzien. Dat betekent dat alle uitbetalingen die vanaf 1 januari 2024 worden gedaan, aan de belanghebbenden moeten worden gedaan. Het niet voorzien in overgangsrecht op het punt van rechtstreeks uitbetalen maakt geen inbreuk op de rechten van belanghebbenden, maar versterkt juist hun informatiepositie.

In de beantwoording heb ik deze argumentatie nog nader toegelicht. Ik zie daarom geen aanleiding om een wetsvoorstel in te dienen die het overgangsrecht op dit punt aanpast.

Hoogachtend,

de staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst,





Marnix L.A. van Rij