[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over vervolg proces concentratie interventies bij aangeboren hartafwijkingen (Kamerstuk 31765-841)

Kwaliteit van zorg

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2024D12259, datum: 2024-03-28, bijgewerkt: 2024-04-04 10:35, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2024D12259).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2024Z02831:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2024D12259 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Medische Zorg (MZ) over Vervolg proces concentratie interventies bij aangeboren hartafwijkingen.1

De fungerend voorzitter van de commissie,

Agema

Adjunct-griffier van de commissie,

Heller

Inhoudsopgave

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

II. Reactie van de Minister

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister inzake het vervolg van het proces om interventies bij aangeboren hartafwijkingen te concentreren. Deze leden zijn blij dat de Minister niet in beroep gaat tegen de rechterlijke uitspraak van 11 januari 2024 om de kinderhartcentra van de universitaire ziekenhuizen van Utrecht en Leiden/Amsterdam niet te sluiten. Over het vervolgproces hebben deze leden echter nog wel enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de PVV-fractie vragen te beginnen wat de Minister geleerd heeft van het hele proces en hoe zij denkt de gemaakte fouten recht te zetten.

De leden van de PVV-fractie lezen in de brief dat de Minister in gesprek is met alle betrokken partijen om tot gezamenlijke afspraken over concentratie te komen. Is dit niet een herhaling van zetten, zo vragen deze leden. Er zijn immers al tientallen jaren gesprekken gevoerd en omdat de partijen het niet eens konden worden namen twee voormalige Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) zelf een besluit. Nu dat besluit niet zorgvuldig is gebleken kan deze Minister toch niet weer dezelfde weg bewandelen? Graag een reactie.

De leden van de PVV-fractie begrijpen dat de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) al met een eerste plan is gekomen, waarvan de Minister aangeeft dat zij daar alle vertrouwen in heeft. Waar baseert de Minister dit vertrouwen op? En wil zij dit plan met de Kamer delen? Deze leden lezen verder dat de Minister inzet op een bestuurlijk akkoord. Kan zij dat akkoord toelichten? En waarom dient dat akkoord gedragen te worden door zorgverzekeraars? Wat is hun rol hierin? Wordt er een prijskaartje aan concentratie in de zorg gehangen?

De leden van de PVV-fractie verbazen zich over de inzet van de Minister om afspraken te maken over hoe de kwaliteit en toegankelijkheid op korte termijn geborgd kunnen blijven worden. De kwaliteit van alle kinderhartcentra is toch goed? De mortaliteit van 2,6 procent op jaarbasis is naar internationale maatstaven toch laag? Waarom denkt de Minister dat dit op korte termijn niet meer geborgd zou zijn?

De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister inmiddels ook een onderzoek gestart is naar de bredere gevolgen van de concentratie zoals het voortbestaan van een kinder intensive care in Leiden/Amsterdam en Utrecht. Waarin rekening gehouden wordt met de kennis en ervaring van het personeel in de kinderhartcentra die ook worden ingezet voor bijvoorbeeld specialistische ingrepen bij kinderen met kanker? En waarbij ook verder gekeken wordt dan alleen naar het aantal operaties, kwaliteit bestaat immers uit veel meer factoren?

De leden van de PVV-fractie missen verder nog een tijdsplanning voor de komende jaren. Welke stappen verwacht de Minister dat er op korte termijn gezet kunnen worden en wat zijn de stappen voor de langere termijn? Hoe staat het nu met de vergunningen voor de kinderhartcentra? Deze leden willen tot slot de Minister oproepen om nu geen overhaaste stappen te zetten en geen onrust te veroorzaken onder personeel en patiënten.

Allereerst willen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie nogmaals het belang van een kinderhartcentrum in Groningen benadrukken. Vanuit de continuïteit van acute zorg in Noord-Nederland is dat cruciaal.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben verder kennisgenomen over het vervolgproces rond de concentratie van interventies bij aangeboren hartafwijkingen. Deze leden hebben gedurende het gehele proces van concentratie kritisch gekeken naar de stappen van de Minister. Het was voor deze leden erg belangrijk dat zo’n ingrijpend besluit boven alle twijfel verheven zou zijn. De rechter heeft echter besloten dat het besluit van de Minister onvoldoende onderbouwd was. Ook deze leden hebben telkens kritische vragen over de onderbouwing van het besluit gesteld, bijvoorbeeld in de kwestie over concentratie naar twee of drie centra.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie betreuren de gang van zaken op dit dossier en vragen de Minister naar de lessen die zij uit de loop van dit proces trekt. Deze leden hopen overigens wel, net als de Minister, dat het veld nu zelf met een oplossing kan komen voor de kwestie van concentratie van kinderhartcentra. Maar zij zijn ook benieuwd waarom de Minister denkt dat dit nu zal gaan lukken, omdat dit eerder in het proces erg ingewikkeld is gebleken.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over het vervolg van het proces omtrent de concentratie interventies bij aangeboren hartafwijkingen.

De uitspraak van de rechter vinden de leden van de VVD-fractie zeer teleurstellend en deze leden sluiten dan ook aan bij de woorden van de Minister dat dit slecht nieuws is voor alle betrokkenen. Deze leden waren blij dat de Minister na jarenlange discussie én de oproep van de betrokken partijen zelf, over de concentratie van deze zorg een besluit had genomen. Dat dit besluit door de rechter is vernietigd vinden zij zorgelijk, zeker omdat alle betrokkenen recht hebben op duidelijkheid maar hierdoor nog langer in onduidelijkheid en onzekerheid zitten. Deze leden vragen wat er nodig is om de wet zodanig aan te scherpen dat de positie van de Minister in vraagstukken als deze steviger is en zij haar verantwoordelijkheid kan uitvoeren als dat nodig is.

De leden van de VVD-fractie zien de noodzaak en urgentie om deze hoogcomplexe vorm van zorg te concentreren om de hoogwaardige kwaliteit van deze interventies te kunnen blijven waarborgen. Deze leden lezen dat deze noodzaak en urgentie ook worden gevoeld in de gesprekken die de Minister voerde na de rechterlijke uitspraak en dat ook de rechter dit heeft bevestigd. Maar dat is naar de mening van deze leden geen nieuws. De gesprekken over concentratie van de hoogcomplexe zorg worden namelijk al meer dan dertig jaar gevoerd. Dat nu opnieuw een traject van gesprekken wordt gestart, baart deze leden dan ook grote zorgen. Hoe zorgt de Minister dat de betrokken partijen er nu wel uitkomen? Wat maakt dat de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) niet al eerder, ook na debatten hierover in de Kamer, een plan heeft opgesteld?

Daarnaast lezen de leden van de VVD-fractie dat de Minister het niet eens is met de rechter als het gaat om het oordeel over de volumenorm. De betrokken beroepsgroepen hebben deze volumenormen unaniem onderschreven. Wat deze leden betreft is het vreemd dat dit een punt van discussie is. Zij delen de opvatting van de Minister over het al dan niet gebruiken en ter discussie stellen van de volumenorm door partijen in het conflict. De leden van de VVD-fractie maken zich zorgen over de trend dat steeds meer zorgbestuurders en beroepsverenigingen de gang naar de rechter opzoeken. Zij vragen de Minister of zij dit herkent? Wat de leden van de VVD-fractie betreft is samenwerking zelden gebaat bij juridische conflicten.

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de Minister geen hoger beroep wil instellen maar vragen wel of zij een duidelijk tijdspad kan geven van de komende stappen. Wanneer wordt verwacht dat er duidelijkheid en zekerheid komt voor alle betrokkenen maar in het bijzonder voor de patiënten en hun familieleden? Tot slot vragen deze leden van de stand van zaken is met betrekking tot het opstellen van een totaalvisie met betrekking tot te concentreren hoogspecialistische zorg.

Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie

De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister voor medische zorg, waarin zij aangeeft geen hoger beroep in te stellen tegen de rechterlijke uitspraak inzake de concentraties van de interventies bij aangeboren hartafwijkingen bij kinderen en complexe interventies bij volwassenen met deze aandoening. Terecht geeft de Minister aan dat de noodzaak en urgentie om deze vorm te concentreren onverminderd is en dat deze mening breed wordt gedeeld. Deze leden lezen in de brief en horen van experts dat, zolang deze vorm van zorg niet is geconcentreerd, suboptimale zorg wordt geboden. Immers wordt op deze manier niet door iedere betrokken arts aan de volumenorm voldaan welke essentieel is voor het behouden van kennis en vaardigheden. Aangezien dit vraagstuk over concentratie van interventies bij aangeboren hartafwijkingen al jaren speelt en een besluit steeds wordt uitgesteld, vragen deze leden hoe lang de Minister nog toestaat dat suboptimale zorg aan kinderen en volwassenen met aangeboren hartafwijkingen wordt verleend.

De leden van de NSC-fractie vinden het een nobel streven dat de Minister langs de weg van overleg met de genoemde partijen dit vraagstuk wil oplossen, maar de geschiedenis leert ons dat gezamenlijk overleg tot nu toe verre van succesvol was. Waarom denkt de Minister dat de partijen er nu wel uit zullen komen, vragen deze leden. En kan de Minister «op korte termijn» nader specificeren? Voor welke datum verwacht de Minister dat universitair medisch centra (umc’s) verdere stappen zetten? En met welke verdere stap is de Minister pas echt tevreden? En, vragen deze leden, welke opties zijn voor de Minister bespreekbaar als zij het heeft over «interventies voor patiënten met een aangeboren hartafwijking op de best mogelijke wijze te organiseren».

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het vervolg proces concentratie interventies bij aangeboren hartafwijkingen. Deze leden hebben nog de volgende vragen aan de Minister.

De leden van de BBB-fractie zijn blij met de keus om niet in hoger beroep te gaan en hebben alle vertrouwen dat de umc’s gezamenlijk en op korte termijn daadwerkelijk verdere stappen gaan zetten om de interventies voor patiënten met een aangeboren hartafwijking op de best mogelijke wijze te organiseren. Op welke manier ziet de Minister het vervolg voor zich? Wil zij de verantwoordelijkheid neerleggen bij de professionals die het daadwerkelijke werk ook doen. Kan zie hier een toelichting op geven?

Ook zijn de leden van de BBB-fractie benieuwd hoe de Minister kijkt naar de samenwerking tussen Leiden, Amsterdam en Utrecht en het Prinses Máxima Centrum. Ziet zij deze samenwerking als een stap vooruit waarbij de expertise rond de patiënt wordt georganiseerd, waarbij de medisch specialisten werken als één team en waarbij zij meer samen opereren waardoor zij meer ervaring opdoen en waarbij hun kennis en kunde wordt vergroot? Is deze vorm van netwerkzorg een optie om het doel van kwaliteitsbehoud in de toekomst te bereiken? Is de oplossing al binnen handbereik om deze samenwerking ook met het Erasmus MC en het UMC Groningen te doen?

Tot slot vragen de leden van de BBB-fractie of de Minister ook ziet dat in de afgelopen jaren door het besluit over de kinderhartchirurgie, er veel onzekerheid en druk is geweest in het veld. En of zij ook ziet dat er nu tijd en ruimte nodig is om aan nieuwe oplossing te werken? Hoe weegt de Minister dit mee in haar rolopvatting en gesprekken die de komende tijd nodig zijn?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister over het vervolgproces en hebben hierover nog enkele vragen. Deze leden benadrukken dat voor hen nog steeds overeind staat dat de enige goede manier om soorten hoog complexe laag volume academische zorg te concentreren is om vooraf een integrale afweging te maken, waarbij ook naar de spreiding wordt gekeken en de gevolgen voor de acute zorg worden meegewogen. Ook is het onverminderd belangrijk dat er een voortvarende en zorgvuldige oplossing komt, vooral voor de ouders en kinderen om wie het uiteindelijk gaat.

De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister het niet eens is met het oordeel van de rechter over de volumenorm, maar dat zij desondanks het instellen van hoger beroep niet constructief acht. Deze leden lezen dat zij meer heil ziet in gezamenlijk overleg met alle betrokken partijen en vragen hoe dit gezamenlijke proces er de komende maanden uit gaat zien.

De leden van de CDA-fractie verwelkomen het plan van de NFU voor een gezamenlijke aanpak om tot een oplossing te komen voor de concentratie van de kinderhartchirurgie in Nederland. Deze leden vragen of de Minister iets meer kan toelichten wat dit plan van aanpak inhoudt.

De leden van de CDA-fractie verwijzen naar de aangenomen motie-van den Berg2 over een herschikkingsplan voor alle hoogcomplexe zorg en/of laagvolumezorg in Nederland. Deze leden vragen hoe het staat met de uitvoering van deze motie en of de uitvoering van de motie ook betrokken wordt in het vervolgproces ten aanzien van de concentratie van kinderhartchirurgie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister over het vervolg van het proces met betrekking tot de concentratie van kinderhartchirurgie. Wat deze leden betreft is er nu rust en ruimte nodig om ervoor te zorgen dat de vijf betrokken umc’s weer met elkaar in gesprek gaan om tot afspraken te komen hoe de kwaliteit en toegankelijkheid van deze vorm van zorg op de korte en langere termijn geborgd kunnen blijven worden. Zij steunen van harte de inzet van de Minister om het vraagstuk van de concentratie van de interventies bij aangeboren hartafwijkingen langs de weg van overleg met de veldpartijen op te lossen.

De leden van de SGP-fractie hechten eraan te benadrukken dat de kwaliteit van de zorg op dit moment niet in het geding is en dat er dus tijd en ruimte is om tot afspraken te komen. Erkent de Minister dat?

De leden van de SGP-fractie vinden het belangrijk dat alle partijen, dus ook de Minister, met open vizier het gesprek aangaan. Is zij bereid om ook te kijken naar nieuwe oplossingen voor het waarborgen van de kinderhartchirurgie voor de toekomst zonder schadelijke neveneffecten? Is de Minister daarbij bereid om het principe van het concentreren naar twee locaties los te laten? Staat zij ook open voor andere oplossingsrichtingen om te concentreren?

De leden van de SGP-fractie constateren dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) in de impactanalyse destijds heeft aangegeven dat het risicovol is dit concentratiebesluit te nemen zonder zicht te hebben op andere noodzakelijke concentratiebewegingen en adviseerde daarom dat er op korte termijn een integraal perspectief op een toekomstbestendig academische zorglandschap nodig. De leden van de SGP-fractie vragen of er op dit moment wordt gewerkt aan zo’n perspectief en hoe het daarmee staat.

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de beschrijving van het vervolgproces rond de concentratie van interventies bij aangeboren hartafwijkingen. Deze leden maken van de gelegenheid gebruik om enkele vragen te stellen.

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat het zeer spijtig is voor de kwaliteit en toekomst van kinderhartchirurgie en voor de huidige en toekomstige patiënten en hun ouders dat het proces tot concentratie zo lang duurt en na vele jaren, adviezen en keuzes er nog steeds geen duidelijkheid is. Dat alle betrokken partijen ook nu nog constateren dat concentratie noodzakelijk is om de kwaliteit en toegankelijkheid van deze zorg te behouden en verder te verbeteren maar er nog geen eenduidig beeld naar voren komt hoe dit proces verder vervolg moet krijgen, baart deze leden zorgen. Deze leden vragen hoe de spreiding van de kinderhartchirurgie eruitziet totdat een akkoord is bereikt en de transitie naar een concentratie gerealiseerd is. Op welke manier borgt de Minister de kwaliteit van de zorg in die periode?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister welk tijdspad en planning zij voor ogen heeft voor het bestuurlijk akkoord van de umc’s. Op welke manier wil de Minister ervoor zorgen dat het akkoord ook gedragen wordt door patiënten en verzekeraars? Heeft de Minister vertrouwen in een goed en spoedig proces? Deze leden vragen welke rol de volumenormen spelen in het bestuurlijk akkoord, nu de rechter daar een uitspraak over heeft gedaan maar de Minister aangeeft het met dat onderdeel van de uitspraak niet eens te zijn. De leden van de ChristenUnie-fractie gaan ervan uit dat de Minister de rechterlijke uitspraak volgt aangezien zij niet in hoger beroep gaat. Daarnaast vragen de leden of de regionale spreiding zoals die in tweede instantie, na de impactanalyse van de NZa, is meegewogen, opnieuw meegewogen wordt in het bestuurlijk akkoord.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Minister kan schetsen wat de huidige onderlinge verhoudingen zijn tussen de umc’s als het gaat om kinderhartchirurgie. Hoe wordt er tussen de umc’s samengewerkt op bestuurlijk en uitvoerend niveau? Deze leden maken zich zorgen dat verslechterde verhoudingen effect hebben op de zorg aan kinderen. Deelt de Minister deze zorgen?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister wat zij heeft geleerd van het proces tot nu toe in het algemeen en de rechterlijke uitspraak in het bijzonder. Kan zij reflecteren op de rol van het ministerie en de rol van de umc’s?

II. Reactie van de Minister


  1. Kamerstuk 31 765, nr. 841.↩︎

  2. Kamerstuk 31 765, nr. 833.↩︎