Nota naar aanleiding van het verslag
Raming der voor de Tweede Kamer in 2025 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten
Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag
Nummer: 2024D21990, datum: 2024-05-30, bijgewerkt: 2024-08-29 16:26, versie: 2
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36528-5).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. (Martin) Bosma, Voorzitter van de Tweede Kamer (PVV)
Onderdeel van kamerstukdossier 36528 -5 Raming der voor de Tweede Kamer in 2025 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten.
Onderdeel van zaak 2024Z05264:
- Indiener: M. (Martin) Bosma, Voorzitter van de Tweede Kamer
- Medeindiener: P. Oskam, Griffier van de Tweede Kamer
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
Onderdeel van zaak 2024Z09323:
- Indiener: M. (Martin) Bosma, Voorzitter van de Tweede Kamer
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2024-03-28 13:20: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-04-04 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2024-04-10 12:00: Raming der voor de Tweede Kamer in 2025 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten (TK 36528) (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2024-06-13 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2024-06-17 11:00: Raming der voor de Tweede Kamer in 2025 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten (Wetgevingsoverleg), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2023-2024 |
36 528 Raming der voor de Tweede Kamer in 2025 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten
Nr. 5 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 30 mei 2024
Namens het Presidium wil ik de leden van de verschillende fracties bedanken voor hun inbreng met betrekking tot de Raming 2025. In deze nota naar aanleiding van het verslag worden uw vragen zo helder en duidelijk mogelijk beantwoord. Daarbij wordt de indeling van de geleidende brief en het verslag gevolgd.
Inhoudsopgave
2. | Algemeen begrotingsbeeld | 2 |
3. | Werkwijze van de Kamer | 5 |
3.1 | Medewetgevende en controlerende taken | 12 |
3.2 | Burgerbetrokkenheid | 13 |
4. | Ontwikkelingen Kamerorganisatie | 14 |
4.1 | Sociale veiligheid en integriteit | 14 |
4.2 | Toekomstbestendige Kamerorganisatie | 19 |
5. | Integrale veiligheid | 21 |
6. | Renovatie Binnenhof | 24 |
7. | Overig | 26 |
1. Inleiding
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Raming der Kamer voor het jaar 2025. Deze leden hebben hier op dit moment een aantal opmerkingen en vragen over.
Allereerst willen zij de Kamerorganisatie en alle medewerkers danken voor de voortreffelijke ondersteuning die dag in dag uit aan Kamerleden wordt geboden.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Raming der voor de Tweede Kamer in 2025 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten, met de daarbij horende documenten. Deze leden hebben daarover nog enige vragen die zij willen stellen.
De leden van de NSC-fractie hebben met aandacht kennisgenomen van de Raming en de Begrotingstoelichting bij de Raming. Het gaat om de begroting, die uiteindelijk toegevoegd zal worden aan de Rijksbegroting. Deze leden hebben enkele vragen over de Raming der voor de Tweede Kamer in 2025 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de Raming voor het jaar 2025. Deze leden hebben hierover en over aanverwante zaken nog enkele vragen.
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de Raming der voor de Tweede Kamer in 2025 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten. Deze leden hebben daar een aantal opmerkingen en vragen over.
De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de Raming van de Tweede Kamer voor het jaar 2025. Deze leden hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de toegezonden stukken. Deze leden hebben behoefte aan het stellen van enkele nadere vragen.
2. Algemeen begrotingsbeeld
Over de voorgestelde Raming van uitgaven en ontvangsten hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie enkele vragen.
Vraag
Allereerst constateren deze leden dat de apparaatsuitgaven na 2026 omlaag gaan in de meerjarenramingen. Kan dit nader worden toegelicht?
Antwoord
In 2024 en 2025 is incidenteel budget opgenomen voor verschillende investeringen in automatisering, audiovisuele vernieuwingen en beveiliging. Ook is in de jaren 2024 en 2025 programmabudget opgenomen voor «Vergadering in crisistijd» en «Verbetering Informatiehuishouding Tweede Kamer». Deze projecten vereisen initiële investeringskosten die niet zijn meegenomen in de uitgaven voor latere jaren.
Vraag
Een andere vraag die zij hebben is wat de consequentie van de nieuwe cao voor rijksambtenaren is? Worden deze aanpassingen in de cao één-op-één door vertaald naar de budgetten voor de Kamer of zijn er financiële elementen die niet worden doorberekend?
Antwoord
De consequentie van het onderhandelaarsresultaat voor een nieuwe CAO Rijk is dat de salariskosten voor Tweede Kamer omhoog gaan. Via de jaarlijkse loon- en prijsbijstelling (LPO) krijgt de Tweede Kamer van het Ministerie van Financiën daar aanvullend budget voor. Dit zal volledig dekkend zijn.
Vraag
De leden van de NSC-fractie merken op dat er in artikel 3.2 en 3.3 aandacht is voor «kennis en onderzoek» en «fractiekosten». Deze leden hebben de wens dat er voor de fractie meer geld beschikbaar komt voor onderzoek. Zij zijn van mening dat goede en gedegen onderzoeken aan de basis staan voor solide onderbouwingen van beleid. Het beschikbaar stellen van een hoger budget voor onderzoek stelt de fractie in staat om dit instrument frequenter in te zetten.
Antwoord
Het budget Kennis & Onderzoek is niet direct voor de fracties beschikbaar. Dit budget kan alleen worden ingezet voor Kamerbrede kennis- en onderzoeksactiviteiten, of ten behoeve van Kamercommissies of werkgroepen. De fracties kunnen ten behoeve van eigen onderzoek, gebruikmaken van de bijdrage uit de fractiekostenregeling. De Kamerfracties bepalen zelf waar zij deze bijdrage aan uitgeven. Het Presidium wijst erop dat de Kamer in 2019, naar aanleiding van de motie Jetten c.s. (Kamerstuk 35 300, nr. 19), een amendement heeft aangenomen (Kamerstuk 35 300-IIA, nr. 5) waarbij het budget voor fracties is verhoogd met 10 miljoen euro om zo meer ruimte te scheppen voor ondersteuning van fracties. Naar aanleiding van dit amendement is de Regeling financiële ondersteuning fracties Tweede Kamer gewijzigd. Deze verhoging is opgenomen in de Raming.
Vraag
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorstel voor de wijziging van de Regeling financiële ondersteuning fracties en groepen Tweede Kamer 2023. Deze leden merken op dat de bijdrage voor 2,5 fte geen vergoeding voor overheadkosten bevat. Dit wordt ook expliciet benoemd in de Regeling, artikel 3.1. Dit terwijl iedere fractie redelijkerwijs wel zulke kosten maakt. De overheadkosten voor één fte worden in de Handleiding Overheidstarieven 2024 geraamd op € 26.000. Deze leden onderkennen dat een deel hiervan wordt gedragen door de Kamerorganisatie, zoals huisvestingskosten en een deel van de kantoorautomatisering. Toch valt ook een aanzienlijk deel van de overheadkosten hierbuiten. Dit zijn onder andere opleidingskosten, reiskosten, telecomkosten en een deel van de HR- en administratie personeelskosten. Dit zijn kosten die fracties onvermijdelijk maken om aan hun verplichtingen als goed werkgever te voldoen. Die kosten worden momenteel gedekt uit de financiële regeling voor ondersteuning en gaan dus ten koste van feitelijke inhuur van ondersteunend personeel.
Kan het Presidium aangeven wat de totale waarde (X) is van de overheadkosten die door de kamerorganisatie per fte worden gedragen? Klopt het dat de overheadkosten die thans door de fracties wordt gedragen bestaat uit € 26.000-X? Zo nee, op welke waarde schat het Presidium dan het door de fracties gedragen deel van de overheadkosten?
Deze leden beoordelen deze situatie als onwenselijk. De 2,5 fte per Kamerlid is hard nodig en bestemd voor het functioneren van de fractie of groep. Kan het Presidium bevestigen dat de regeling financiële ondersteuning fracties en groepen Tweede Kamer daarvoor bedoeld is?
Deze leden vragen op basis van de bovenstaande gevraagde berekening een voorstel te doen om fracties tegemoet te komen in de kosten die zij redelijkerwijs maken aan overhead, maar niet gedekt worden door de Kamerorganisatie.
Antwoord
Tot en met 2015 werd het zetelbedrag bepaald met inbegrip van overhead. Zie hieronder de wijze van berekenen uit de Regeling, geldend vanaf 2014 t/m 2015.
Artikel 2. Berekening bijdrage en hoogte zetelbedrag (Regeling geldend 2014/15)
Elke fractie is jaarlijks gerechtigd tot een bijdrage. Deze bijdrage bestaat uit een bedrag per zetel (zetelbedrag) vermenigvuldigd met het aantal zetels (zeteltal) van de bijbehorende fractie. Het zetelbedrag wordt gesteld op eenmaal loonschaal 6 (Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren) inclusief overhead en eenmaal loonschaal 10 (Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren) inclusief overhead overeenkomstig de tarieven opgenomen in de Handleiding Overheidstarieven die jaarlijks wordt vastgesteld. |
In de tussentijd zijn er verschillende wijzigingen (versoepelingen) doorgevoerd op deze Regeling1, zoals het aanzienlijk verhogen van de loonschalen van 6 naar 10 en van 10 naar 13 en het uitbreiden met 0,5 aan fte op schaal 13 ter compensatie van de overheadkosten. In de tariefstelling van het Rijk (Handleiding Overheidstarieven) was het idee om het normbedrag aan overhead aanzienlijk te verlagen, dit ten nadele van de fracties. Vandaar dat is gekozen voor een berekening op uitsluitend salarisschalen exclusief een bedrag van overhead. De vergoeding of definitie van overhead is daarmee niet komen te vervallen, maar slechts de wijze van berekenen is aangepast, waar een hogere compensatie uit volgt voor overhead.
Artikel 2. Berekening bijdrage en hoogte zetelbedrag (Regeling geldend 2024)
Elke fractie of groep is jaarlijks gerechtigd tot een bijdrage. Deze bijdrage bestaat uit een bedrag per zetel (zetelbedrag) vermenigvuldigd met het aantal zetels (zeteltal) van de bijbehorende fractie of groep. Het zetelbedrag wordt voor fracties gesteld op eenmaal loonschaal 10 (cao Rijk) en anderhalf loonschaal 13 (cao Rijk) exclusief overhead overeenkomstig de tarieven opgenomen in de Handleiding Overheidstarieven die jaarlijks wordt vastgesteld. Het zetelbedrag wordt voor groepen gesteld op eenmaal loonschaal 10 (cao Rijk) en een half loonschaal 13 (cao Rijk) exclusief overhead overeenkomst de tarieven opgenomen in de Handleiding Overheidstarieven die jaarlijks wordt vastgesteld. |
Om deze compensatie aan overhead te illustreren:
Het zetelbedrag voor dit jaar (2024) ligt op € 263.000, terwijl een berekening van het zetelbedrag op basis van de Regeling – geldend voor 2014 en met inbegrip van overhead – uit zou komen op € 186.000 (tegen HOT-tarief 2024). Ofwel in het zetelbedrag is nooit budgettaire ruimte weggehaald voor overheadkosten maar het is eerder verruimd. De verruiming (77.000 euro) van het zetelbedrag overstijgt ruimschoots het huidige normbedrag voor overhead (26.000 euro). Daarbij komt dat een groot deel van de overheadkosten door de TK gedragen wordt.
Het Presidium heeft in de afgelopen jaren meerdere wijzigingen (versoepelingen) voorgesteld op het zetelbedrag. Ook om meer budgettaire ruimte te hebben voor o.a. overheadkosten. Een verdere berekening voor een tegemoetkoming aan overhead is in de ogen van het Presidium dan ook niet zinvol.
3. Werkwijze van de Kamer
Vraag
De leden van de VVD-fractie willen graag aandacht vragen voor het parlementaire proces. Ten eerste willen zij stilstaan bij de planning van plenaire debatten. Deze leden constateren dat meerderheidsdebatten, indien zij nog niet hebben plaatsgevonden, twaalf weken na toekenning vervallen en tweemaal kunnen worden verlengd. Na het vervallen van een debat is de actualiteit ook weg.
Kan het Presidium uiteenzetten waarom een regulier meerderheidsdebat geen voorrang krijgt op een dertigledendebat? Acht het Presidium het denkbaar om maandagen in te zetten voor dertigledendebatten, die dan gevoerd zouden worden in een commissiezaal?
Antwoord
Het Presidium merkt allereerst op dat de vervalbepaling die is geïntroduceerd met de integrale herziening van het Reglement van Orde een belangrijke bijdrage levert aan het beheersen van de plenaire agenda. Voor maart 2021 konden (dertigleden)debatten oneindig op de agenda blijven staan, hetgeen leidde tot de situatie waarbij er meer dan 250 debatten op de voorraadagenda van de Kamer stonden.
Het Presidium wijst op het uitgangspunt dat de Kamer zelf de baas is over haar agenda en dat de Voorzitter daartoe voorstellen doet. De leden van de VVD-fractie vragen in dit verband waarom meerderheidsdebatten geen voorrang krijgen op dertigledendebatten. Daartoe is van belang te memoreren dat het dertigledendebat ooit in het leven is geroepen als parlementair instrument voor een minderheid van de Kamer, zodat zij ook de kans krijgt onderwerpen plenair te agenderen. De planning daarvan is daarom ook reglementair belegd bij de Kamervoorzitter, omdat anders een meerderheid alsnog agendering van dit type debat (oneindig) kan tegenhouden. Om recht te doen aan dit instrument, probeert de Voorzitter met regelmaat dertigledendebatten (op volgorde van aanvraag) te agenderen. Dat is niet elke week het geval en zelden wordt er meer dan één dertigledendebat in een parlementaire week geagendeerd. Het Presidium wijst erop dat het idee om dertigledendebatten in een commissiezaal op maandag te houden, in strijd is met de eerder genoemde gedachte achter het dertigledendebat, en ook op gespannen voet staat met de zelfstandige bevoegdheid die commissies hebben om de eigen agenda te bepalen. Het is overigens al geruime tijd praktijk dat commissies de lijst met (dertigleden)debatten agenderen op de procedurevergaderingen om te bezien of onderwerpen kunnen worden betrokken bij (reeds geagendeerde) commissiedebatten.
Vraag
Deze leden vinden dat interrupties een debat levendig maken. Tegelijkertijd tekenen deze leden aan dat dit scherpe interrupties moeten zijn. In de motie Michon-Derkzen (Kamerstuk 36 328, nr. 8), ingediend bij de Raming voor het jaar 2024, wordt voorgesteld om interrupties in tijd te begrenzen en niet in aantal. Die motie is overgenomen.
Kan het Presidium de stand van zaken daarover schetsen? Is het regime ten aanzien van interrupties nader bekeken? Zo ja, op welke manier zijn voorbeelden uit bijvoorbeeld gemeenteraden daarbij betrokken?
Antwoord
Bij het overnemen van deze motie heeft de Kamervoorzitter tijdens de behandeling van de Raming 2024 toegezegd dat dit onderwerp besproken zal worden in de commissie voor de Werkwijze (Kamerstuk 36 328, nr. 17), waarbij ook de uitkomst van de pilot met de duur van interrupties bij de commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zal worden betrokken. Deze pilot houdt in dat een interruptie begrensd wordt op 30 seconden en dat bij overschrijding daarvan een extra interruptie wordt gerekend. Op haar strategische procedurevergadering van 21 maart 2024 heeft de commissie LNV besloten deze werkwijze voort te zetten. Deze uitkomst kan worden benut bij de bespreking van dit onderwerp in de commissie voor de Werkwijze, evenals eventuele voorbeelden uit gemeenteraden. Daarbij merkt het Presidium wel op dat met het aantreden van de Kamer in nieuwe samenstelling het aantal fracties is gedaald naar 15 en dat de eerste periode bemoedigend is als gekeken wordt naar de duur van debatten en de behaalde eindtijden. De noodzaak voor begrenzing van interrupties in tijd lijkt op dit moment dan ook minder groot.
Vraag
In de afgelopen parlementaire jaren werden enkele duizenden moties ingediend. Daarbij is de oorspronkelijke bedoeling om het kabinetsbeleid te sturen volgens deze leden meer en meer verworden tot het afgeven van een signaal aan de achterban. Dat maakt het instrument volgens hen bot. De Kamervoorzitter roept de leden bij elke stemming op om minder moties in te dienen. Kan het Presidium aangeven of het concrete ideeën heeft om aantal moties te verminderen? Zo ja, welke ideeën zijn dit? Graag krijgen deze leden een reactie van het Presidium.
Antwoord
Het Presidium stelt dat het indienen van moties een individueel recht is. Kamerleden zullen zelf telkens moeten afwegen of het nuttig en dienstbaar is op een bepaald onderwerp een motie in te dienen. Het Presidium vraagt al jaren aandacht voor het grote aantal ingediende moties en wijst erop dat hierdoor het instrument aan effectiviteit verliest. De Voorzitter vraagt tijdens debatten ook regelmatig om het indienen van een motie waar mogelijk te beperken. Deze oproep kan bijdragen aan een bewustere omgang met dit instrument. Een ander idee om het aantal moties te verminderen is vaker en consistenter gebruik maken van het openbare toezeggingenregister en dan met name van de optie «toezeggingen op naam van een individueel lid». Zie in dit verband ook de aanbevelingen en voorstellen in met name paragraaf 3.5 van het rapport «Versterking functies Tweede Kamer. Meer dan de som der delen (Van der Staaij II; Kamerstukdossier 35 992) en het rapport van de werkgroep herziening Reglement van Orde (Van der Staaij I; Kamerstukdossier 35 322). Het Presidium moedigt Kamerleden aan elkaar aan te spreken als er overbodige, overlappende dan wel repeterende moties worden ingediend. Ook zou dit onderwerp van gesprek in de fracties moeten zijn. Het Presidium was en is van mening dat reglementaire beperkingen voorgesteld zouden moeten worden vanuit individuele leden of fracties. Op 16 april 2024 heeft het lid Bontenbal van het CDA een initiatiefvoorstel ingediend dat ziet op wijziging van het Reglement van Orde. Voorgesteld wordt een quotum te hanteren. Dit voorstel zal de gebruikelijke procedure doorlopen.
Vraag
De stemmingen op dinsdag nemen veel tijd in beslag, doordat steeds de hele titel van een motie door de Voorzitter wordt voorgelezen. Datzelfde gebeurt echter niet bij amendementen.
Deelt het Presidium de mening dat de stemmingen op dinsdag te lang duren? Is het Presidium om die reden bereid te overwegen om tijdens de stemmingen bij moties alleen het motienummer voor te lezen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Het Presidium is het met de vraagsteller eens dat stemmingen op dinsdag lang duren. Hierbij brengt het Presidium in herinnering dat in het verleden weleens is geëxperimenteerd met het louter voorlezen van motienummers. Gebleken is echter dat de stemmingen hiermee soms té snel gaan; er is ook een moment nodig om de volgende stemming goed klaar te zetten. Fracties en toehoorders kunnen zo ook beter volgen op welk punt van de stemmingslijst de Voorzitter is. Bovendien acht het Presidium het alleen voorlezen van motienummers een verdere facilitering van de vele moties die in stemming moeten komen, hetgeen niet uitnodigt om minder moties in te dienen.
Vraag
Voorts kost het tijdens de stemmingen veel tijd dat ieder individueel lid wiens ontraden motie wordt aangenomen een brief vraagt om het kabinet uit te laten wijden over de uitvoering van die aangenomen motie.
Deelt het Presidium de opvatting dat het efficiënt zou zijn, indien een door het kabinet ontraden motie aangenomen wordt, dat er standaard een kabinetsreactie volgt? Zo ja, is het Presidium bereid om met het kabinet af te spreken dat iedere aangenomen motie wordt behandeld als schriftelijke Kamervragen? Dat zou betekenen dat er na drie weken een reactie van het kabinet volgt, met eenmalig de mogelijkheid tot uitstel. Graag krijgen deze leden een reactie van het Presidium.
Antwoord
Het Presidium ziet met lede ogen aan dat leden steeds vaker tijdens de stemmingen naar voren lopen om een brief van het kabinet te vragen zodra er een motie wordt aangenomen die door het kabinet werd ontraden. Het zou in de rede liggen dat het kabinet elke aangenomen motie uitvoert en dat het de Kamer indien nodig op de hoogte stelt van de wijze waarop, zonder dat de Kamer daarom vraagt. Het vragen van extra informatie zou niet een standaard werkwijze moeten zijn. In de door de leden voorgestelde werkwijze ziet het Presidium daarmee een onnodige toename van de stukkenstroom van kabinet richting Kamer, alsmede een behoorlijke administratieve lastendruk als het gaat om de (controle van de) voorgestelde termijnen. Het lijkt het Presidium meer voor de hand te liggen dat met het kabinet wordt afgesproken dat er, indien nodig en afhankelijk van de inhoud van de motie, een gepaste reactie komt van het kabinet, hetgeen ook kan tijdens opvolgende debatten.
Vraag
Het Nederlandse parlement is één van de laatste parlementen waar er nog wordt gestemd met fysieke handopsteking. Deze leden lezen dat het Presidium besloten heeft te investeren in een project dat resulteert in een digitale vergadervoorziening, dat onder andere digitaal stemmen mogelijk maakt in tijden van crisis.
Kan het Presidium beargumenteren waarom dit digitale stemmen alleen in tijden van crisis zou worden gebruikt? Kan dit niet standaard worden ingevoerd? Is digitaal stemmen het uitgangspunt bij de renovatie van het Binnenhof? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Naar aanleiding van de motie-Van Gent c.s. (Kamerstuk 35 322, nr. 43) en de aanbevelingen van de daaropvolgend ingestelde Werkgroep Effectief opereren in crisistijd is er begin 2024 gestart met een project voor het realiseren van een zo eenvoudig mogelijke en goed bruikbare digitale vergadervoorziening (waarin opgenomen het vaststellen van het digitaal quorum en het digitaal uitbrengen van een stem) die ten tijde van een crisis met minimale inspanning in gang kan worden gezet. De aanbevelingen en randvoorwaarden die de Werkgroep Effectief opereren in crisistijd heeft opgetekend in haar verslag (Kamerstuk 36 062, nr. 17) en de uitkomsten van de daaropvolgende nadere verkenning zijn kaderstellend voor de uitvoering van dit project. De werkgroep heeft zich daarbij gehouden aan de opdracht zoals geformuleerd in de motie-Van Gent c.s., namelijk om onderzoek te doen naar besluitvorming in crisissituaties, specifiek situaties waarin fysieke aanwezigheid bemoeilijkt wordt.
De vraag waarom de Tweede Kamer niet standaard gebruikmaakt van een voorziening voor digitaal stemmen, zoals een stemkastje of een stemknop in vergadersoftware, is in het verleden regelmatig aan de orde geweest. Zowel de fractiegewijze als de digitale (de facto dan hoofdelijke) stemming hebben beide hun voor- en nadelen. De voorkeur is tot nu toe steeds uitgegaan naar de huidige wijze van stemmen. Er is dus ook niet voor gekozen om in het kader van de renovatie van het Binnenhof over te gaan op digitaal stemmen. Enkele argumenten vóór het digitaal stemmen zijn dat het transparant en individueel herleidbaar is, het een snelle, moderne weergave van de uitgebrachte stemmen mogelijk maakt en ook eventueel stemmen op afstand mogelijk zou kunnen maken. De tegenargumenten zijn dat fractiegewijze stemmingen met handopsteken gemiddeld drie à vier keer sneller gaan dan digitaal stemmen, dit in tegenstelling tot hetgeen vaak wordt gedacht. Een digitaal systeem is bovendien kostbaar, er zullen altijd zorgen zijn over veiligheid, betrouwbaarheid (vgl. de discussie met de stemcomputers bij verkiezingen) en beschikbaarheid (storingen) en stemfouten door individuele leden komen dan mogelijk vaker voor (de lijst is doorgaans lang en er wordt dan altijd hoofdelijk gestemd). Tot slot ziet het Presidium dat het fractiegewijs stemmen, naast dat het snel en efficiënt werkt, ook tot één van de vele parlementaire tradities gerekend mag worden die niet licht terzijde geschoven dient te worden alvorens daar een fundamentele discussie over te voeren.
Vraag
De leden van de D66-fractie bemerken dat het volume en de duur van de Kamerbel een terugkerend onderwerp van gesprek is.
Deze leden vragen het Presidium wat de afwegingen zijn om de stemmingsbel en de bel bij aanvang van de plenaire agenda een minuut te laten duren, gezien de hinder die dit kan geven tijdens andere Kameractiviteiten. Is het Presidium bereid te overwegen of bel korter of minder luid kan klinken?
Antwoord
De plenaire vergaderbel is in het gehele gebouw te horen. Ieder belsignaal heeft een eigen betekenis:
______ | (één minuut onafgebroken): Aanvang vergadering |
______ | (één minuut onafgebroken vóór stemming): Stemming |
______ | (één minuut onafgebroken een kwartier vóór stemming): Onverwachte stemming |
_ | (éénmaal kort): Schorsing vergadering (ook lunch- en dinerpauze) |
_ _ | (tweemaal kort): Hervatting vergadering |
__ _ __ | (lang-kort-lang): Begin nieuw onderwerp |
_ _ _ _ | (viermaal kort): Vergadering gesloten |
Het belsysteem zoals we dat nu kennen dateert al van lang geleden. Niettemin blijkt dat leden nog steeds prijs stellen op het op deze wijze informeren over de aanvang, schorsing, sluiting van plenaire vergaderingen en de stemmingen. Uiteraard is het mogelijk om belsignalen minder lang of helemaal niet meer te laten horen en een alternatieve methode te hanteren om Kamerleden te attenderen op de stand van zaken in de plenaire zaal, zoals het tonen van een melding op telefoon-, televisie en/of computerschermen. Het Presidium betwijfelt of de leden dit voldoende kenbaar zullen vinden.
Indien leden de wens hebben het belsysteem aan te passen ziet zij graag een uitspraak van de Kamer tegemoet. Het Presidium benadrukt in deze dat het zachter later klinken, of helemaal niet laten klinken van de bel niet per kamer of zaal kan worden gereguleerd, maar enkel per zone omdat het belsysteem technisch verbonden is aan het alarmsysteem. Overigens is naar aanleiding van klachten het geluidsniveau van de stemmingsbel reeds in het meireces van 2022 met 6dB omlaag gebracht. Begin oktober 2023 is het volume van de bel in de commissiezalen, de Statenpassage en het Statenlokaal met nogmaals 3dB omlaag gebracht. In een aantal gevallen is het ontruimingsalarm vervangen door een visueel signaal, daarbij moet gedacht worden aan de studio’s van de pers, de plenaire regie en een specifieke vergaderzaal.
Vraag
Zij merken op dat leden van de regering zich met enige regelmaat laten vervangen in de Kamer wegens afwezigheid. Zij hebben hiervoor alleszins begrip, mits de leden van de regering daarvoor een goede reden kunnen geven, zoals ziekte of een buitenlands werkbezoek. De lijst van goede redenen die wordt vermeld in het Handboek Bewindspersonen omvat ook aanwezigheid bij een gesprek c.q. andere officiële bijeenkomst met de Koning. Een bezoek aan of met de Koning behoort volgens deze leden niet tot de categorie van goede redenen voor afwezigheid. De informatieplicht van de regering aan de Tweede Kamer weegt wat hen betreft zwaarder dan een bezoek aan of met de Koning. Zij vinden voor dit standpunt aanleiding in de verhoudingen tussen regering en de Staten-Generaal zoals vastgelegd in de Grondwet. Deze leden merken op dat de Kamer in ultimo zelf kan bepalen wat zij als een geldige reden voor afwezigheid accepteert. In het Reglement van Orde is deze verantwoordelijkheid ten aanzien van aanwezigheid bij het vragenuur op dinsdag uitbesteed aan de voorzitter (artikel 12.3.1). Is het Presidium bereid om aanwezigheid bij een gesprek c.q. andere officiële bijeenkomst met de Koning niet langer te accepteren als geldige reden voor afwezigheid in de Staten-Generaal? Zo niet, kan het Presidium dan aangeven waarom zij acht dat aanwezigheid bij de Koning voor de regering van groter belang is dan aanwezigheid bij de Staten-Generaal, en hoe die keuze zich verhoudt tot artikel 68 van de Grondwet?
Antwoord
Het Presidium stelt allereerst vast dat het sinds jaar en dag vaste gewoonte is dat eerder vastgelegde verplichtingen met de Koning gezien worden als een geldige verhinderingsgrond. Het Presidium kan zich voorstellen dat activiteiten (zoals werkbezoeken en handelsmissies waarbij de Koning aanwezig is) een lange en intensieve voorbereidingstijd nodig hebben en dat het hierbij gewenst is dat ook een of meer leden van het kabinet aanwezig zijn. Het Presidium acht het niet zijn taak om bij de behandeling van de Raming hierover verdere uitspraken te doen en wijst erop dat deze discussie beter gevoerd zou kunnen worden met het kabinet, al dan niet gevolgd door een Kameruitspraak. De relatie met artikel 68 Grondwet ziet het Presidium niet. Dit Grondwetsartikel ziet immers op de inlichtingenplicht die Ministers en Staatssecretarissen jegens de Staten-Generaal hebben, hetgeen losstaat van de vraag op welke termijn zij deze inlichtingen moeten verschaffen en welke initiële verhinderingsgronden er daarbij ingeroepen kunnen worden.
Vraag
De leden van de SP-fractie vragen aandacht voor een staatsrechtelijke kwestie, namelijk de mogelijkheid dat een wet na aanname van een of meer amendementen in strijd komt met de Grondwet. Uiteraard onwenselijk. Als er enige tijd zit tussen de stemming over de amendementen en het wetsvoorstel – wat op zichzelf verstandig kan zijn – kan de (gewijzigde) wet echter niet meer worden aangepast middels amendement of nota van wijziging, omdat al is aangevangen met de stemming. Dus ook als een wet door aanname van amendementen in strijd komt met de Grondwet of als de wet door amendementen die tegenstrijdig zijn «niet meer klopt», kan dat niet meer hersteld worden, zelfs niet als de indieners van de amendementen daartoe bereid zouden zijn of als de Kamer in meerderheid een nota van wijziging (die de boel weer rechttrekt of in orde maakt) zou wensen. De route via de Eerste Kamer met een novelle, of het intrekken en opnieuw indienen van een wetsvoorstel, is tijdrovend en omslachtig.
Is hier reeds eerder over nagedacht of dit een wenselijke gang van zaken is, of dat hier een oplossing voor bedacht kan worden?
Antwoord
Het Presidium begrijpt dat het nuttig kan zijn de eindstemming over een voorstel uit te stellen: de Kamer kan zich zodoende nogmaals beraden op het wetsvoorstel zoals dat na de stemming over de amendementen is komen te luiden, en er kunnen zo nodig technische correcties voorgesteld worden die noodzakelijk zijn geworden als gevolg van de amendementen. Het uitstellen van de eindstemming is echter niet bedoeld om het wetsvoorstel inhoudelijk te wijzigen, onder meer omdat dit finale besluitvorming belemmert en het terugdraaien of mitigeren van politiek onwelgevallige aangenomen amendementen mogelijk maakt. Twijfels over de juridische houdbaarheid – inclusief vermeende strijdigheid met de Grondwet – van amendementen moeten vóór aanvang van de stemmingen worden beslecht. Zo nodig kan daartoe om uitstel van de stemmingen verzocht worden. Het moment voor het kabinet om twijfels over de ingediende amendementen te berde te brengen is vóór de stemmingen over de amendementen, middels appreciatie dan wel een brief aan de Kamer. Voor wat betreft de (on)verenigbaarheid van amendementen geldt dat op de stemmingslijst voorzieningen worden opgenomen om te voorkomen dat amendementen die juridisch niet verenigbaar zijn, met elkaar in stemming worden gebracht. Het Presidium heeft de indruk dat er in toenemende mate (ten onrechte) wordt gedacht dat ná stemmingen over de amendementen in het wetsvoorstel zoals dat dan luidt nog inhoudelijke wijzigingen kunnen worden aangebracht. Door de Griffie Plenair/Bureau Wetgeving wordt gewerkt aan een notitie over dit vraagstuk die in de commissie voor de Werkwijze ingebracht zal worden.
Vraag
Deze leden vragen of het Presidium van mening is dat de gang van zaken bij de Regeling van Werkzaamheden op dinsdag wel helemaal recht doet aan het uitgangspunt van de Werkgroep Van der Staaij dat commissiedebatten net zo belangrijk zijn als plenaire debatten. Dat het betreffende Kamerdebat in een andere zaal (commissiezaal in plaats van plenair) wordt georganiseerd, doet daar niets aan af. Echter, als iemand over een bepaald onderwerp wil debatteren in een commissiezaal (soms al gepland, dus sneller) wordt dat opgevat als «geen steun» en ook als zodanig benoemd door de Kamervoorzitter, waardoor het voor de buitenstaander lijkt alsof het betreffende Kamerlid niet over het onderwerp wenst te debatteren.
Kan hierop gereflecteerd worden?
Antwoord
Het Presidium wijst op het feit dat het ieder lid vrij staat een debat aan te vragen tijdens de wekelijkse Regeling van werkzaamheden. Uiteindelijk dient de Voorzitter wel telkens vast te kunnen stellen of een debatverzoek in voldoende mate wordt gesteund. Leden in de zaal geven bij die inventarisatie regelmatig een toelichting, maar laten vervolgens in het midden of zij het debatverzoek uiteindelijk wel of niet steunen. Dat maakt het onmogelijk om vast te stellen of er voldoende steun is, zonder dat de Voorzitter aan die toelichting een nadere duiding geeft of voorlegt. Het lijkt het Presidium alleszins normaal dat leden gemotiveerd aangeven waarom zij een bepaald verzoek al dan niet steunen. Met het voorbeeld dat de leden van de SP-fractie geven, zou het ook voor een buitenstaander helder moeten zijn waarom een bepaald plenair debatverzoek niet op steun heeft kunnen rekenen maar dat het bespreken van het betreffende onderwerp in een commissiedebat wel wordt gesteund.
Vraag
Zij vragen waarom het toegestaan is dat mondelinge vragen worden aangemeld over een onderwerp waar reeds schriftelijke vragen over zijn ingediend. Andersom kan namelijk niet, dan worden de schriftelijke vragen vooralsnog niet doorgelaten.
Waarom komt het andersom wel voor?
Antwoord
Het Presidium merkt in dit verband op dat het de Leden altijd vrij staat zich met vragen te melden voor het wekelijkse mondeling Vragenuur. Kamerleden hoeven daarbij alleen het onderwerp door te geven, niet de specifieke vragen die zij daarover hebben. Dat maakt het al lastig om vooraf te zien of bepaalde onderwerpen al dan niet deels of geheel overlappen met reeds eerder ingediende schriftelijke vragen. Toch houdt de Voorzitter bij de selectie van mondelinge vragen zeer wel rekening met schriftelijke vragen die over het betreffende onderwerp zijn ingediend en de kans is dan ook minimaal dat de aangemelde mondelinge vragen toegelaten worden tot het Vragenuur. Overigens stelt het Presidium dat later ingediende schriftelijke vragen inderdaad alleen tijdelijk worden tegenhouden, namelijk tot de woensdagmiddag na het Vragenuur, zodat een lid dat mondelinge vragen had willen stellen, als eerste in de gelegenheid wordt gesteld zijn of haar vragen schriftelijk in te dienen.
Vraag
Deze leden roepen in herinnering dat enige jaren geleden de pilot «staand vergaderen/debatteren» is georganiseerd, als eerste bij een debat over Sport en bewegen, maar daarna langere tijd in de Troelstrazaal is uitgeprobeerd. De setting van deze proef was echter niet bepaald ideaal en is (mede daardoor?) een stille dood gestorven zonder vervolg. Dit terwijl het inmiddels algemeen erkend is dat langdurig zitten ongezond is, doen wij in de Tweede Kamer weinig anders dan vooral heel erg langdurig zitten. Erg ongezond en een slecht voorbeeld. Daarom twee vragen.
Kunnen meer vergaderzalen en overleghoekjes, bijvoorbeeld op de derde verdieping, geschikt gemaakt worden om staand met elkaar te overleggen? Kunnen ook commissiezalen voor debatten geschikt worden gemaakt om langdurig zitten af te wisselen met staan? Zo niet, waarom niet?
Antwoord
Aan het Binnenhof is geruime tijd in de Troelstrazaal geëxperimenteerd met diverse middelen om zowel staand als zittend te vergaderen. Met vaste en verstelbare katheders, staand/zittend interrumperen en staand/zittend spreken. De reacties daarop waren zowel positief als negatief. Uit de evaluatie kwam geen eenduidig beeld, waarna de pilot op het Binnenhof is geëindigd. De commissiezalen in B67 zijn traditioneel (zittend) ingericht.
Indien de wens bestaat om staand te vergaderen, is hiervoor een aantal faciliteiten beschikbaar. Zowel in de D1-vleugel als de D3-vleugel zijn aanlandplaatsen gecreëerd, waar kamerbewoners staand kunnen overleggen. Ook in het Statenlokaal is de mogelijkheid aanwezig om staand een kop koffie te nuttigen.
Bij het introduceren van staand vergaderen in een commissiezaal zal iedere zitplaats in hoogte verstelbaar gemaakt moeten worden net als in de kantoorwerkplekken. Dit brengt een investering met zich mee. Verstelbaar meubilair dat dicht op elkaar staat geeft ook risico van beknelling. Het in beeld brengen van staande en zittende aanwezigen is bovendien complex bij vergaderingen waar digitaal deelnemers aansluiten. Het levert andere beelden op en vergt een grote aanpassing in de AV-systemen. Ook kan dit gevolgen hebben voor de dynamiek van een vergadering.
Vraag
Tenslotte vragen deze leden aandacht voor een feestelijk onderwerp, namelijk carnaval. Voor een groot deel van zuidelijk Nederland een belangrijk sociaal en cultureel feest. Het komt echter vaak voor dat het reces van de Tweede Kamer niet samenvalt met carnaval, hetgeen tot grote teleurstelling leidt bij Kamerleden en medewerkers uit het zuiden.
Is daar een dringende reden voor, waarom valt carnaval niet standaard in een reces? Zou hiermee rekening kunnen worden gehouden bij het plannen van de recessen, in ruil voor een ander reces dat dan altijd samenvalt met de vakantieplanning van andere delen van het land?
Antwoord
Het Presidium ontvangt eenmaal per jaar een ambtelijk advies rondom de planning van de recessen. Hierbij wordt rekening gehouden met de adviesdata schoolvakanties van het Ministerie van OCW. De adviesdata zijn regiogebonden en zien op (een combinatie van) de regio’s midden, noord en zuid. Aangezien wordt getracht zo veel als mogelijk aan te sluiten bij de regio midden kan het voorkomen dat het voorjaarsreces niet aansluit op dat van de regio zuid. Dat wordt aangesloten bij de schoolvakanties in de regio midden betekent niet dat de recessen van de Kamer daaraan altijd gelijk zijn, aangezien scholen vrij zijn om de korte vakanties zelf te bepalen. Dit heeft helaas ook tot gevolg dat binnen een regio scholen op zeer korte afstand van elkaar toch andere vakantiedata hanteren. Het Presidium erkent dat het telkens een keuze is en dat niet iedereen tevreden kan worden gesteld bij een gelijkblijvend aantal recesweken.
3.1 Medewetgevende en controlerende taken
Vraag
De leden van de SP-fractie merken op zich te kunnen vinden in de opmerking van het Presidium dat het van belang is dat de initiatieven die zijn genomen ter versterking van de functies van de Tweede Kamer beklijven, zoals het versterken van het wetgevingsproces in commissies, meer controle op uitvoering van wetgeving en het werken met rapporteurs. Ook de uitbreiding van de formatie van ambtelijke ondersteuning (als voorbeeld wordt juridische ondersteuning van wetgevingsadviseurs bij Kamercommissies genoemd) steunen deze leden.
Is meer uitbreiding de komende tijd voorzien? Op welke plekken?
Antwoord
Alle formatieve uitbreidingen zijn vermeld in de Raming 2025. Op dit moment is geen uitbreiding voorzien gericht op het versterken van de wetgevende en controlerende taken van de Kamer. Noodzakelijke uitbreiding naar aanleiding van de uitkomst van de kabinetsformatie is hierin niet opgenomen, bijvoorbeeld het instellen van een nieuwe vaste commissie omdat er in de kabinetsformatie tot een nieuw ministerie wordt besloten. Dit kan ook effect hebben op uitbreiding van ambtelijke capaciteit als gevolg van commissies, werkgroepen, tijdelijke commissies, enquêtecommissies e.d. die worden ingesteld als gevolg van een aangenomen motie van de Kamer.
3.2 Burgerbetrokkenheid
Vraag
Burgerbetrokkenheid begint bij toegankelijkheid en gastvrijheid richting burgers. In die context willen de leden van de BBB-fractie twee zaken bespreekbaar maken.
Het stickersysteem voor de publieke tribune is complex en nodigt nauwelijks uit tot het bijwonen van langere of meerdere debatten.
Antwoord
Volgens het huidige beleid kunnen bezoekers zich bij de ingang van de publieksentree van de Tweede Kamer aanmelden om een plenaire vergadering of commissievergadering bij te wonen. Na aanmelding ontvangen bezoekers, afhankelijk van welke vergadering zij wensen bij te wonen, een sticker van een bepaalde kleur. Op deze manier wordt per zaal bijgehouden hoeveel plaatsen er nog vrij zijn voor bezoekers. Ook kan de Bodedienst op deze wijze bezoekers naar de juiste zaal geleiden.
Wellicht wordt er met bovenstaande vraag op gedoeld dat het feit dat bezoekers een sticker van een bepaalde kleur krijgen, maakt dat zij niet zomaar kunnen aansluiten bij een andere vergadering. Daarvoor moet immers eerst een nieuwe sticker worden gehaald. Het uitdelen van één algemene toegangssticker, heeft als nadeel dat de bezoekersaantallen per zaal dan niet kunnen worden bijgehouden en bezoekers dus ook geen plek kan worden gegarandeerd bij de vergadering waar zij voor komen.
Omdat het wenselijk wordt geacht om zoveel mogelijk bezoekers te kunnen laten aansluiten bij vergaderingen, wordt momenteel gewerkt aan een digitaal bezoekersmanagementsysteem, waarbij bezoekers, ook als er geen plek meer is, toch een sticker kunnen ontvangen. Zodra een andere bezoeker de desbetreffende zaal verlaat, ontvangt de bezoeker een melding dat er een plaats is vrijgekomen, waarna de bezoeker plaats kan nemen bij de vergadering.
Vraag
Tevens zijn de mogelijkheden voor bezoekende burgers om in de avond, na de sluiting van het Statenlokaal, aan koffie/thee/water en een versnapering te komen vrijwel afwezig. Dit zou met enkele kleine toevoegingen een stuk gastvrijer kunnen. Is het Presidium bereid hiernaar te kijken?
Antwoord
Bij de ingebruikname van B67 heeft het Restaurantbedrijf naast de entree van de publiekstoegang van de plenaire zaal, twee verkoopautomaten geplaatst: één met warme dranken en één met diverse snacks. Later is besloten deze te verwijderen, gezien de beeldverstoring van de omgeving. In reactie hierop is de verkoopautomaat met frisdrank, diverse zoete en hartige snacks verhuisd naar de hal waar de kleine commissiezalen zijn gevestigd. Hiernaast is er natuurlijk altijd de mogelijkheid om – binnen de openingstijden – versnaperingen te halen bij het Statenlokaal. Er wordt bij late vergaderingen (wanneer het Statenlokaal is gesloten) bovendien in deze hal, een kar met gratis koffie en thee bij de waterzuil geplaatst. De medewerkers van de Bodedienst zijn van beide mogelijkheden op de hoogte en kunnen desgewenst bezoekers hierop attenderen.
4. Ontwikkelingen Kamerorganisatie
4.1 Sociale veiligheid en integriteit
Vraag
De Kamer hecht terecht veel waarde aan een gezonde werkomgeving. Regelmatig wordt geconstateerd dat de Kamer door de hoge werkdruk meer aandacht zou kunnen besteden aan een gezonde werkomgeving.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zouden het daarom bijvoorbeeld het onderzoeken waard vinden of er in het gebouw van de Kamer een fitnessruimte zou kunnen komen. Kan het Presidium toezeggen dat hiernaar gekeken wordt?
De fractie van BBB vraagt zich af of het Presidium heeft overwogen om, naar voorbeeld van vele buitenlandse parlementen waar dit tot verbetering heeft geleid, sportfaciliteiten beschikbaar te maken voor kamerbewoners?
Antwoord
In de tijdelijke huisvesting van de Tweede Kamer is momenteel geen fitnessruimte aanwezig. Door middel van Tweede Kamer Vitaal (een product van Holland Fit) kunnen op dit moment wel alle ambtenaren van de Tweede Kamer door middel van een persoonlijk account tegen aantrekkelijke voorwaarden werken aan hun gezondheid en vitaliteit. Er kan bij meer dan 1.500 fitness- en sportinstellingen door het hele land worden gesport of ontspannen met korting. Bovendien kan er gebruik worden gemaakt van online (interactief) gezondheidsadvies. Ook het nabijgelegen Sportcity Babylon is aangesloten bij Holland Fit. In de overeenkomst is opgenomen dat fractiemedewerkers ook, middels een verwerkersovereenkomst via de fractie, gebruik mogen maken van de aangeboden faciliteiten.
In het Programma van eisen en wensen Renovatie Binnenhof is in 2019 vermeld dat de Tweede Kamer na de renovatie wel in een (onbemande) fitnessruimte wenst te voorzien.
Het RVB wordt verzocht in het ontwerp voor de renovatie van de dependances rekening te houden met sportfaciliteiten. Nadere invulling en de uitwerking van de faciliteiten wordt vanuit het project renovatie dependances ter advisering voorgelegd aan de Bouwbegeleidingscommissie. Het Presidium ziet dit advies te zijner tijd graag tegemoet.
Vraag
Voorts zouden deze leden een nadere toelichting willen vragen op de outplacementkosten. In het verleden was hier weleens sprake van onderuitputting.
Is dit nu nog steeds het geval? Valt onder dit budget ook de mogelijkheid om voor individuele Kamerleden, bijvoorbeeld ter voorkoming van burn-outs, in individuele coaching of begeleiding te voorzien? Tot slot op dit punt vragen zij naar hoe het outplacement voor vertrokken Kamerleden concreet verloopt. Is er voldoende zicht op of de begeleiding naar nieuw werk voldoende effectief verloopt?
Antwoord
Het Presidium onderschrijft de positieve invloed die de juiste outplacement-strategie kan hebben op de verdere loopbaan van oud-Kamerleden. Op dit moment is er nog geen zicht op de effectiviteit van de begeleiding naar nieuw werk voor de vertrokken Kamerleden. In 2024 is er een nieuwe uitvoerder gestart voor dit onderdeel. Samen met de uitvoerder wordt gekeken naar verschillende rapportagevormen om de komende tijd dieper inzicht in te verkrijgen in deze data. Er wordt op dit moment geen onderuitputting verwacht op de outplacementkosten.
Het welzijn van Kamerleden en de begeleiding ter voorkoming van een burn-out (en de kosten daarvan) vallen niet onder het budget van outplacement. Kamerleden kunnen zich daarvoor wenden tot een bedrijfsarts, een bedrijfsmaatschappelijk werker of zij kunnen hiervoor een preventief vitaliteitsonderzoek aanvragen op basis van artikel 10c van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, waarin staat dat de Voorzitter een voorziening treft voor de Kamerleden voor bedrijfsgeneeskundige zorg.
Kamerleden kunnen tevens een opleiding, cursus of training starten als deze is gericht op het individueel persoonlijk functioneren van een Kamerlid. Dit kan op basis van de beroepskostenvergoeding die het Kamerlid daarvoor maandelijks ontvangt ingevolge artikel 9 lid 1 van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer.
Vraag
Het parlementaire proces moet een integer proces zijn, waarbij er geen twijfels kunnen bestaan over de (financiële) integriteit van Kamerleden. In de motie Timmermans wordt het Presidium opgeroepen om een democratische weerbaarheidstoets uit te (laten) voeren, te onderzoeken hoe de Kamer interne regelgeving en toezicht op leden kan versterken en om onafhankelijk onderzoek te verrichten naar ongewenst beïnvloeding van leden (Kamerstuk 30 821, nr. 209).
De leden van de VVD-fractie vragen zich af hoe het Presidium deze motie gaat uitvoeren? Kan er geschetst worden hoe het Presidium voornemens is de (financiële) integriteit van Kamerleden beter te organiseren?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe het Presidium verwacht uitvoering te geven aan de motie die is aangenomen bij het debat over het bericht dat volgens de Tsjechische geheime dienst Rusland cash betaalde aan Nederlandse en Europese politici (Kamerstuk 30 821, nr. 209).
Op welke wijze wil het Presidium de democratische weerbaarheidstoets uit (laten) voeren en welke termijn heeft zij hiervoor in gedachten? Voorts vragen deze leden hoe het Presidium het onderzoek wil inrichten naar de interne regelgeving en het toezicht op Kamerleden en Kamerfracties om ongewenste beïnvloeding te voorkomen.
Antwoord
Het Presidium onderschrijft de stelling dat er geen twijfels dienen te bestaan over de (financiële) integriteit van Kamerleden. De Kamer heeft in 2021, op voorstel van het Presidium, een Gedragscode vastgesteld om de kenbaarheid van de integriteitsregels en de bekendheid met de inhoud daarvan te vergroten en om de toepassing van de integriteitsregels verder te internaliseren. De Kamer heeft ook ingestemd met een Regeling die het toezicht en de handhaving op de Gedragscode regelt. De tweede gedragsregel uit deze code bepaalt dat dat een Kamerlid geen gift of gunst accepteert die bedoeld is om zijn handelen in het ambt te beïnvloeden. Op de vraag op welke wijze het Presidium de motie van het lid Timmermans c.s. (Kamerstuk 30 281, nr. 209) denkt uit te voeren wordt verwezen naar de brief van het Presidium 17 april 2024 (Kamerstuk 30 821, nr. 217), waarin ook opties worden geschetst die de Kamer kan toepassen bij integriteitsvraagstukken.
Vraag
Een ander onderdeel van die integriteit van leden is het melden van nevenactiviteiten- en inkomsten in een register. Deze leden lezen over de Gedragscode Leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en het voorstel tot verduidelijking daarvan. Tot nog toe kan een lid voor een bepaalde periode geschorst worden.
Is het Presidium van mening dat dit afdoende is? Wat is de opvatting van het Presidium ten aanzien van het instrumentarium dat er nu is om de Kamerbrede afspraken die zijn gemaakt in het kader van integriteit na te leven?
Antwoord
In de Wet Schadeloosstelling leden Tweede Kamer en het Reglement van Orde van de Tweede Kamer zijn de registratieplichten opgenomen waaraan Kamerleden dienen te voldoen. Voorts heeft de Kamer in het najaar van 2020 een gedragscode vastgesteld waarin de geldende integriteitsregels zijn samengebracht. Kamerleden dienen transparant te zijn ten aanzien van hun belangen en de daaruit voortvloeiende neveninkomsten die mogelijk van invloed kunnen zijn op hun functioneren als Kamerlid maar zijn zelf verantwoordelijk voor de opgaven die zij daarvan doen.
Kamerleden kunnen bij de onafhankelijk adviseur integriteit terecht als zij (vertrouwelijk) advies willen over de uitleg en toepassing van de regels op het gebied van integriteit over kwesties die het Kamerlid zelf betreffen. De adviseur integriteit heeft onlangs middels een notitie nadere duiding gegeven over de uitleg en toepassing van de integriteitsregels met betrekking tot de (wijze van) registreren. De adviezen die de adviseur aan Leden geeft zijn niet van vrijwarende waarde.
Ieder lid kan daarnaast een vermeende tekortkoming via een klacht ter toetsing voorleggen aan het College van onderzoek integriteit, dat kan aanbevelen een lid een sanctie op te leggen. Een dergelijke aanbeveling wordt vervolgens ter besluitvorming aan de Kamer voorgelegd.
Het Presidium heeft de afgelopen periode de Regeling toezicht en handhaving Gedragscode geëvalueerd en een voorstel tot wijziging van de Regeling in procedure gebracht dat enerzijds ziet op verduidelijking van de Regeling en de daarin vervatte procedure en anderzijds op een uitbreiding van de sanctiemogelijkheden voor Kamerleden die de Gedragscode hebben overtreden (Kamerstuk 35 351, nr. 27). Het Presidium stelt daarin niet voor om de maximale duur van een schorsing, te weten één maand, uit te breiden, gelet op de grondwettelijk beschermde positie van Kamerleden. Het Presidium stelt wel een «voorwaardelijke schorsing» voor, waarmee – zo is de verwachting – een opgelegde aanwijzing beter dan nu zal worden opgevolgd, op straffe van een schorsing. Bovendien wordt expliciet vastgelegd dat het niet opvolgen van een aanwijzing of (voorwaardelijke) schorsing gelijkstaat aan een schending van de Gedragscode, zodat het niet opvolgen van een sanctie ook kan leiden tot een (andere) sanctie. Met die aanvulling van de sanctiemogelijkheden verwacht het Presidium dat de handhaving van de Gedragscode beter geborgd zal zijn.
Vraag
De leden van de NSC-fractie hebben een opmerking over en wens voor de schadeloosstelling van de leden van de Tweede Kamer (artikel 2.1).
Het is mogelijk dat aan Kamerleden een straf of schorsing wordt opgelegd. Het is de nadrukkelijke wens van deze leden om in de raming op te nemen dat een korting op de schadeloosstelling van Kamerleden kan worden gerealiseerd, indien het Kamerlid een straf of schorsing is opgelegd. Deze consequentie zorgt ervoor dat een straf of schorsing niet op zichzelf staat, maar het de mogelijkheid biedt om verdere maatregelen te nemen.
Antwoord
Het Presidium benadrukt dat regels omtrent korting op de schadeloosstelling van Kamerleden niet in de Raming kunnen worden opgenomen. Dit vergt namelijk allereerst een wijziging van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer.
Vraag
Zijn er in de opvatting van het Presidium nadere gedragsregels nodig om de omgangsnorm en omgangsvormen in de Kamer tussen de leden onderling aan te scherpen, zodat deze norm hoger ligt dan de norm vanuit strafrecht? Graag krijgen deze leden een reactie van het Presidium.
Antwoord
Het Presidium ziet op dit moment geen aanleiding om de gedragsregels tussen Kamerleden onderling aan te scherpen. Zowel via het Reglement van Orde als via de Gedragscode en de Regeling Toezicht en handhaving Gedragscode worden die gedragsregels gehandhaafd. Deze regelingen worden allen vastgesteld door de Kamer zelf. De Voorzitter heeft bevoegdheden om in te grijpen tijdens vergaderingen en in geval van een (mogelijke) schending van de Gedragscode is voorzien in een procedure bij het College van onderzoek integriteit. Op die manier kunnen Kamerleden naar het oordeel van het Presidium adequaat aan de bestaande omgangsnormen worden gehouden (zie ook het antwoord op de vraag hieronder). Het Presidium heeft wel een wijziging van de Gedragscode en Regeling toezicht en handhaving in procedure gebracht, waarmee het de handhaving van de Gedragscode beter wil borgen. Het debat daarover zal nog worden gevoerd.
Vraag
De leden van de D66-fractie memoreren met droefenis de gebeurtenissen tijdens en vlak na het debat over het initiatiefwetsvoorstel raadplegend referendum Nederlands EU-lidmaatschap. De geuite bedreigingen aan het adres van enkele Kamerleden door een ander lid van dit huis achten zij beneden alle peil en zien zij als een ernstige overtreding van de omgangsvormen.
Deze leden vragen het Presidium of zij van mening is voldoende instrumenten ter beschikking te hebben om dergelijke verstoringen ook buiten de orde van het debat te sanctioneren.
Antwoord
Met deze leden deelt het Presidium de opvatting dat voornoemde gang van zaken zeer te betreuren is. Het Reglement van Orde ziet op gedragingen die zich voordoen in de vergadering. In gevallen die zich buiten de orde van de vergadering afspelen kan de Voorzitter ervoor kiezen het betrokken lid of betrokken leden te benaderen, zoals ook gebeurd is in het betreffende geval. Hoewel het Presidium van mening is dat de regels inzake omgangsvormen, gedrag en integriteit zoals deze reeds zijn neergelegd in het RvO en de Gedragscode op dit moment afdoende zijn, kan het zich wel voorstellen dat dit nog nader wordt bezien in het kader van een mogelijke Kamerbrede gedragscode, die van toepassing zou zijn op Kamerleden, fractiemedewerkers en Kamerambtenaren. In het rapport van de Universiteit Utrecht «Kracht zonder Tegenkracht» wordt aanbevolen een dergelijke gedragscode te overwegen. Het uitvoering geven aan deze aanbeveling is onderdeel van de opdracht van de onlangs aangestelde programmamanager sociale veiligheid.
De programmamanager voert hierover binnenkort ook gesprekken aan met de fracties, in eerste instantie via de ambtelijk secretarissen.
Vraag
Op het gebied van sociale veiligheid verzoeken de leden van de BBB-fractie het Presidium om verder te kijken dan enkel rapporten en coördinatoren, maar ook de fysieke randvoorwaarden om veiligheid te verstrekken. Een aantal voorbeelden. In de avond kan de Kamer vrij donker zijn, omdat de timers van de verlichting kort zijn afgesteld. Bij de auto-ingang van de Kamer is in de ochtend ontzettend veel verkeer door busjes die aan bedrijven leveren, auto’s van kamerbewoners, voetgangers en fietsers. Samen met de gemeente de verkeersregels in deze zone verduidelijken zou ongelukken kunnen voorkomen. De problemen die Kamerleden ervaren rond burn-outs en andere psychologische klachten zijn wat deze leden betreft deels, maar niet volledig, te wijten aan een gebrek aan frisse lucht, zonlicht en beweging.
Zet het Presidium stappen om een beveiligde buitenzone beschikbaar te maken voor kamerbewoners?
Antwoord
In het kader van sociale veiligheid worden er de komende periode diverse initiatieven genomen.
De sociale veiligheid en werkomstandigheden kunnen raken aan de fysieke inrichting van de Tweede Kamer. Op dit moment zijn er verschillende activiteiten gaande of in voorbereiding om de binnenruimte van B67 prettiger in te richten. Er zijn momenteel geen initiatieven of voornemens voor bijvoorbeeld een beveiligde buitenruimte.
Wel zijn voor de veiligheid van het pand, personen en systemen van de Tweede Kamer integraal de risico’s, kwetsbaarheden en dreigingen in kaart gebracht. Op basis daarvan wordt vervolgens bezien welke personen, systemen of objecten extra beveiligd moeten worden. In 2024/2025 wordt bekeken of, en zo ja waar, aanvullende beveiligingsmaatregelen nodig zijn. Inmiddels zijn er in- en rondom het pand van de Tweede Kamer ook zichtbare aanvullende maatregelen genomen (denk aan uitbreiding cameratoezicht).
Met betrekking tot de concrete voorbeelden die de leden van de BBB-fractie noemen, kan gemeld worden dat de buitenverlichting rond het gebouw schakelt op een schemerschakelaar in- en uit. Gekeken kan worden of deze schakelaar ruimer is in te stellen. Verder is bekend dat een aantal plekken rond het gebouw vrij donker zijn. Het Rijksvastgoedbedrijf gaat dit jaar aanvullende verlichting aanbrengen. De situatie inzake de expeditie en parkeergarage wordt onder de aandacht gebracht van de gemeente Den Haag.
Vraag
De leden van de SP-fractie ontvangen graag een reactie op de bevindingen van NOS en Nieuwsuur dat het register over nevenactiviteiten en inkomsten niet werkt zoals bedoeld is (zie NOS, «Nevenregister Kamer nog steeds onvolledig en onduidelijk», 26 maart 2024). Nog los van de onvolledigheid van het register, leidt de notitie die voor meer duidelijkheid zou zorgen ook tot kritiek bij deskundigen. De kritiek luidt onder meer dat het belangrijk is dat alle vormen van inkomen, bezittingen en belangen geregistreerd moeten worden, zoals GRECO het bedoeld heeft, zoals bijvoorbeeld ook belangen als vastgoed, aandelenpakketten en vermogen.
Wat kan eraan gedaan worden om dit dusdanig te wijzigen zodat duidelijk wordt dat deze ruime interpretatie gevolgd moet worden?
Antwoord
Het Presidium heeft kennisgenomen van de berichtgeving rondom de registers en dan met name het register nevenfuncties. Gedurende de vele jaren van het bestaan van een dergelijk register zijn er diverse kleinere aanpassingen geweest, maar de omvangrijkere wijzigingen zijn voorgesteld door de werkgroep-Van Oosten in 2018 (Kamerstuk 35 166, nr. 5). De werkgroep heeft de wijzigingen later nog van een nadere duiding voorzien, met name op het gebied van «belangen». Deze nadere duiding is ook opgenomen in de Brochure Integriteit. Er worden enige voorbeelden genoemd waarbij ook wordt aangetekend dat het geen limitatieve opsomming betreft.
Leden wordt geadviseerd de regels ruim uit te leggen maar zij blijven er in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor het op een transparante wijze bijhouden van de registers. Desgewenst kan advies worden gevraagd aan de onafhankelijke adviseur integriteit. Het wel of niet opvolgen van dit advies is aan de leden zelf. De betekenis van dit advies is niet van een vrijwarende aard.
4.2 Toekomstbestendige Kamerorganisatie
Vraag
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hechten veel waarde aan het bevorderen van de circulaire economie. Deze leden constateren dat de Tweede Kamer met enige regelmaat bijvoorbeeld iPads en/of telefoons vervangt omdat de economische levensduur van deze apparaten is verlopen.
Hoe zorgt de Kamer dat deze apparaten die vaak nog wel te gebruiken zijn niet zomaar worden weggegooid? Is het bijvoorbeeld mogelijk dat medewerkers deze apparaten tegen de dan geldende waarde kunnen overnemen, om op deze manier te voorkomen dat er onnodig apparatuur wordt vernietigd? Zo nee, waarom is dit niet mogelijk?
De leden van de D66-fractie zijn zeer content met de overstap naar de digitale werkomgeving. Deze leden complimenteren de Kamerorganisatie met de zorgvuldige voorbereiding en prettige begeleiding. Zij merken op dat bij deze overstap veel oude ICT-middelen worden ingeleverd, zoals telefoons, desktops en tablets.
Kan het Presidium bevestigen dat deze middelen een duurzame herbestemming zullen vinden? Zo nee, welke afwegingen zijn hier gemaakt? Deze leden merken ook op dat het niet mogelijk is om oude ICT-middelen over te kopen van de Kamerorganisatie, terwijl dit voor vertrekkende medewerkers wél mogelijk is. Zij vragen wat hiervoor de redenen zijn en of het mogelijk is deze optie alsnog te bieden.
Antwoord
Het standaard proces is dat ingeleverde apparatuur via Domeinen Roerende Zaken (DRZ) wordt afgevoerd. Om invulling te geven aan dit kabinetsbeleid streeft DRZ er naar om zoveel mogelijk overtollige goederen van het Rijk te recyclen.
De Kamer onderzoekt en toetst op dit moment de juridische mogelijkheden om eenmalig nog goed werkende apparatuur (iPad en telefoon) voortijdig te laten overnemen door fractiemedewerkers of Kamerleden. Het huidig beleid is dat als zij uit dienst gaan, zij hun apparatuur kunnen overnemen tegen de restwaarde volgens de geldende afschrijvingstermijn. De toetsing en onderzoek richt zich op een tijdelijke aanpassing van het huidige beleid voor een eenmalige overname in verband met de uitrol van de nieuwe werkplek. Normaal wordt een deel van de ingeleverde apparaten ingezet als testapparatuur en bij eventuele calamiteiten of andere ongeplande inzet (reservepool aan hardware). De uitkomst van dit onderzoek en communicatie naar fracties wordt in het tweede kwartaal 2024 verwacht.
Vraag
Tijdens de vorige Raming is gesproken over het in stand houden van het archief van Parlement.com.
Kan het Presidium aangeven of met de afspraken die gemaakt zijn het voortbestaan van het archief en de toegankelijkheid hiervan voldoende zijn geborgd?
Antwoord
Het Presidium heeft de Kamer in januari laten weten op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan de vorig jaar aangenomen motie van de leden Sneller en Rahimi over financiële steun ten behoeve van het voortbestaan van het informatieplatform Parlement.com (Kamerstuk 36 410 VII, nr. 61). In samenwerking met de Eerste Kamer wordt een convenant gesloten met de beheerder van Parlement.com, Stichting Montesquieu, over een gezamenlijke financiële bijdrage en de daaraan verbonden voorwaarden. Met deze bijdrage kan het voortbestaan van de website en het bijbehorende biografische archief worden geborgd. Het belang van publieke toegankelijkheid wordt ook benoemd in het convenant.
Vraag
Zij vragen naar de stand van zaken van de cybersecurity van de Kamerorganisatie.
Antwoord
Er zijn de afgelopen jaren zowel technische als organisatorische maatregelen genomen om de informatieveiligheid van de Tweede Kamer organisatie te verhogen. Ook wordt er voortdurend aandacht besteed aan bewustwording, om fouten door menselijk handelen zoveel mogelijk te beperken. Daarnaast worden regelmatig risico-inschattingen gemaakt, op basis waarvan eventuele maatregelen genomen kunnen worden. Ondanks al deze inspanningen blijft informatiebeveiliging een dynamisch en continu veranderend domein waar nieuwe bedreigingen op de loer liggen en nieuwe technologieën voortdurend aanleiding zijn voor doorontwikkeling. Risico’s zijn uiteraard nooit volledig uit te sluiten. Wij streven ernaar de informatiebeveiliging van de Tweede Kamer te allen tijde op het hoogste niveau te houden en blijven ook in 2025 investeren in digitale veiligheid. Dit zodat de beschikbaarheid, integriteit en vertrouwelijkheid van informatie geborgd blijft.
Vraag
Zij zien dat onder meer bij het Europees Parlement zorgen zijn over de toenemende dreiging van hackersgroepen, al dan niet vanuit statelijke actoren zoals Rusland en China (Zie Politico, «The European Parliament has an election security problem», 10 december 2023). Recent hebben ook parlementariërs of het parlement zelf in Finland, Nieuw-Zeeland, Roemenië en Duitsland te maken gehad met al dan niet geslaagde hackpogingen (Zie Security Boulevard, «Finland Blames APT31 Hackers For Parliament Cyber Attack», 8 april 2024 en The Guardian, «New Zealand parliament targeted in China-backed hack in 2021, spy agency says», 26 maart 2024).
Is ons parlement afdoende opgewassen tegen dergelijke aanvallen en geldt dit ook voor individuele parlementariërs? Zijn er al dan niet geslaagde pogingen tot hacken geweest richting de Kamer of individuele parlementariërs?
Antwoord
De Tweede Kamer treft verschillende preventieve en repressieve maatregelen om digitale aanvallen te voorkomen, detecteren en/of te beperken. We werken daarbij nauw samen met inlichtingen- en veiligheidsdiensten om informatie over cyberdreigingen uit te wisselen en daarop te acteren. Er wordt dan ook sterk ingezet op cybersecurity (zie ook het antwoord bij de vorige vraag). Vanwege de vertrouwelijkheid kunnen wij niet ingaan op verdere details inzake hackpogingen of eventuele risico’s.
5. Integrale veiligheid
Vraag
De leden van de VVD-fractie delen dat de veiligheid van Kamerleden en andere Kamerbewoners een hoge prioriteit moeten hebben. Om die reden zijn deze leden tevreden terug te lezen dat er geïnvesteerd wordt in hoge beveiligingsstandaarden. Zij betreuren dan ook zeer dat er recentelijk demonstraties gehouden zijn in het Kamergebouw. Dat roept bij hen vragen op over het toegangsbeleid. Bij de behandeling van de vorige raming heeft het Presidium de motie Michon-Derkzen aangenomen die het Presidium verzocht de veiligheidssituatie in- en rondom het Kamergebouw en ten aanzien van de Kamerbewoners nader te bekijken en daar eventueel huisregels voor op te stellen (Kamerstuk 36 328, nr. 9).
Kan het Presidium de stand van zaken hiervan schetsen? Wat is er concreet met die overgenomen motie gedaan?
Antwoord
Het veiligheidsbeeld in Nederland is de afgelopen jaren veranderd. Dit heeft impact op de veiligheidssituatie van de Tweede Kamer. Dit is – ruim voor de toezegging tijdens de behandeling van de Raming 2024 – gesignaleerd en daar wordt op dagelijkse basis op geacteerd. De aandachtspunten die genoemd worden in de destijds aangehouden motie van het lid Michon-Derkzen worden daar ook in meegenomen.
Voor de veiligheid van het pand, personen en systemen van de Tweede Kamer worden middels de systematiek van een dreiging- en risicoanalyse integraal risico’s, kwetsbaarheden en dreigingen in kaart gebracht. Mede op basis hiervan worden in- en rondom het pand van de Tweede Kamer zichtbare maatregelen genomen (denk bijvoorbeeld aan uitbreiding cameratoezicht). In 2024/2025 wordt bekeken of, en zo ja waar, aanvullende beveiligingsmaatregelen nodig zijn.
Gelijktijdig wordt op verschillende dossiers veiligheidsbeleid gevormd en geïmplementeerd, te denken valt aan screeningsbeleid en toegangsbeleid. Dit alles zodat de Tweede Kamer op een passend niveau beveiligd blijft. Het Presidium hecht eraan een open parlement te zijn, maar dit vergt een continue afweging tussen openheid en de veiligheid van elke bewoner en bezoeker. Risico’s zijn hierbij nooit volledig uit te sluiten.
Naast deze versterking voor de toekomst zijn er diverse dagelijkse veiligheidsmaatregelen van kracht. De veiligheidsorganisatie van de Tweede Kamer monitort nauwgezet op dag/dagelijkse basis (in nauwe samenwerking met de inlichtingen- en veiligheidsdiensten) de digitale en fysieke veiligheidssituatie.
Vraag
Naast fysieke veiligheid is er ook veel aandacht voor sociale veiligheid in de Tweede Kamer. Deze leden delen dat dit een brede en gezamenlijke verantwoordelijkheid is van alle Kamerbewoners.
Kan het Presidium schetsen hoe het onderzoek sociale veiligheid, dat vorig jaar verscheen, opgevolgd is? Wat is de concrete inzet op het thema sociale veiligheid? Graag krijgen deze leden een reactie van het Presidium.
Antwoord
Sociale veiligheid is een brede en gezamenlijke verantwoordelijkheid van iedereen die onder het dak van de Tweede Kamer werkt: voor alle individuele Kamerbewoners, voor de ambtelijke en politieke organisaties afzonderlijk en ook gezamenlijk op het snijvlak waar de ambtelijke en politieke organisaties samenkomen. Het Presidium heeft de Kamer vorig jaar, voorafgaand aan de behandeling van de Raming 2024, een brief gestuurd waarin aangegeven is op welke wijze opvolging wordt gegeven aan de aanbevelingen gedaan in het onderzoeksrapport «Kracht zonder tegenkracht» (TK 36 358, nr. 2).
Na het uitkomen van het rapport van de Universiteit van Utrecht is er op 12 juni 2023 een brede informatieve bijeenkomst gehouden met de Kamerbewoners en de onderzoekers. Er zijn enkele korte termijn interventies gepleegd. Zo is er is vanuit de ambtelijke organisatie direct gestart met het opnieuw aanbieden van trainingen voor omstandersinventies. Verder wordt gekeken of er trainingen, («on-the-job») coaching, gesprekken over dilemma’s en intervisiegesprekken georganiseerd kunnen worden. De communicatie over de meldstructuur is verbeterd en ook zijn diensten en diensthoofden (DT-bedrijfsvoering) op teamniveau al aan de slag gegaan met dit onderwerp door specifieke trainingen te volgen die voldoen aan de teambehoefte.
Op 19 december 2023 is de nieuwe Griffier beëdigd van de Tweede Kamer. Hij heeft bij zijn aantreden aangegeven het creëren van een sociaal veilige werkomgeving als één van zijn belangrijkste opdrachten te zien voor de komende tijd.
Om te komen tot een samenhangende aanpak van de aanbevelingen uit het onderzoeksrapport «Kracht zonder Tegenkracht», vond het Presidium het wenselijk dat met een open, onafhankelijke en overkoepelende blik te werk wordt gegaan met de implementatie van de aanbevelingen. Per 4 maart 2024 is daarom een externe programmamanager sociale veiligheid aangesteld. Deze programmamanager rapporteert rechtstreeks aan de Griffier en zal, samen met de diensten in de Tweede Kamer, een programma bouwen voor de toekomst ter versterking van sociale veiligheid. Het programma dat gebouwd gaat worden staat nadrukkelijk ook ter beschikking aan de fracties. De nadruk zal liggen op het versterken van leiderschap (diensthoofden en managers in het bijzonder), preventie, verbeterde architectuur voor sociale veiligheid (mix van vertrouwenspersonen, grotere inzet van «mediation» en vereenvoudiging van de vele loketten). Het Presidium wijst erop dat het verbeteren van sociale veiligheid een gezamenlijk proces is dat veel inspanning, geduld en tijd vraagt. Maar tegelijkertijd is sociale veiligheid een harde voorwaarde voor een sterke organisatie en de brug naar vertrouwen in de parlementaire democratie. De programmamanager focust zich eerst op de ambtelijke organisatie; zij spreekt met diensthoofden, een dwarsdoorsnede van de medewerkers en vervolgens gaat zij ook in gesprek met de fracties, in eerste instantie via de ambtelijk secretarissen.
Vraag
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of er een overzicht beschikbaar is van het aantal aangiftes dat in 2023 is gedaan door Kamerleden aangaande bedreigingen of andere delicten gericht op hun functie als Kamerlid. Voorts vragen deze leden of er een overzicht is van het aantal malen dat vanuit de Kamervoorzitter aangifte is gedaan namens de Kamer. Ziet het Presidium hierin een trend ten opzichte van eerdere jaren?
Antwoord
Het openbaar ministerie is verantwoordelijk voor de publicatie van cijfers rondom bedreigingen. Jaarlijks publiceren zij de cijfers van het Team Bedreigde Politici van de politie-eenheid Den Haag. Over 2023 zijn deze (nog) niet beschikbaar. Het gaat hier over cijfers van bedreigingen van Kamerleden en bewindspersonen. In verband met vertrouwelijkheid gaat het OM verder niet in op aantallen aangiftes vanuit Kamerleden.
In 2022 ontving het Team Bedreigde Politici van de politie-eenheid Den Haag 1.125 meldingen van bedreiging. Dat is bijna twee keer zoveel als het jaar daarvoor (588 meldingen). Het aantal bedreigingen dat als strafbaar werd beoordeeld, steeg nog sterker: van 373 in 2021 naar 889 in 2022.
Uit hoofde van de Kamer heeft de Voorzitter in 2023 2 aangiftes gedaan, in 2024 gaat het vooralsnog om 3 aangiftes (stand tot 15 april 2023). De zaken zijn niet vergelijkbaar, een trend is vooralsnog niet te signaleren. Het zou kunnen dat het aantal aangiftes uit naam van de Voorzitter toenemen, bijvoorbeeld omdat er recent enkele verstoringen zijn geweest van het plenaire debat, waarvan aangifte is gedaan. In de toekomst kan dit weer gebeuren en zal weer aangifte worden gedaan.
Vanwege bedreigingen en intimidaties heeft de Kamer al geïnvesteerd in het team dat Kamerleden bijstaat bij beveiligingszaken. Het Presidium acht het van belang komende jaren te blijven inzetten op hulp, steun en nazorg bij incidenten in de Tweede Kamer en rondom Kamerleden.
Vraag
Zij maken zich zorgen om het toenemend aantal verstoringen dat plaatsvindt in het Kamergebouw zelf. Zij denken hierbij aan verstoringen van debatten in de plenaire zaal, maar ook verstoringen in de (semi-)publiek toegankelijke delen van het Kamergebouw. Na de verstoring van 5 maart jongstleden is aan negentien personen een bezoekverbod van vier weken opgelegd.
Deze leden vragen of onder de verstoorders van 9 april jongstleden, mensen waren die ook bij de verstoring van 5 maart betrokken waren. Voorts vragen zij of een bezoekverbod van vier weken het maximum is dat kan worden opgelegd, of dat ook langere termijnen kunnen worden opgelegd. Indien dit het geval is vragen zij wat de reden is geweest om voor een termijn van vier weken te kiezen. Zij vragen eveneens naar de voortgang van de aanscherping van de huisregels van de Tweede Kamer op dit punt.
Antwoord
Het Presidium spreekt zijn afkeuring uit over de verstoringen die recent hebben plaatsgevonden tijdens het mondelinge vragenuur in de plenaire zaal en Statenpassage. Hier is dan ook direct (proportioneel) tegen opgetreden. Het Presidium benadrukt dat tijdens deze incidenten de veiligheid nooit in het geding is geweest (Kamerstuk 36 328, nr. 18).
Wanneer een toehoorder een vergadering van de Kamer verstoort of andere aanwezigen de orde elders in de gebouwen van de Kamer verstoren, kan de toegang tot de Kamer tijdelijk worden ontzegd. Daarvoor moet sprake zijn van een ernstige verstoring en een vrees voor een nieuwe verstoring van de orde. Ook het (herhaaldelijk) schenden van de huisregels van de Tweede Kamer kan een ernstige verstoring zijn. Het Reglement van Orde stelt een maximale ontzegging van de toegang van drie maanden, die telkens kan worden verlengd. De ontzegging wordt niet langer gehandhaafd dan door het Presidium noodzakelijk wordt geacht. Hierbij wordt steeds een afweging gemaakt tussen de openbaarheid van het parlement, ernst en impact van de verstoring en kans op een nieuwe verstoring (recidive). Het RvO biedt dus de mogelijkheid om – in een ernstig geval – over te gaan tot een langdurig pandverbod door middel van een verlenging van telkens drie maanden. Vanwege de privacy en veiligheid gaan wij niet in op individuele gevallen en afwegingen.
6. Renovatie Binnenhof
Vraag
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn benieuwd naar wat de actuele planning van het verblijf van de Tweede Kamer in de tijdelijke huisvesting is?
Antwoord
De Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening heeft in de negende Voortgangsrapportage van 3 april 2023 meegedeeld (Kamerstuk 34 293, nr. 129) dat de renovatie als gevolg van verschillende in de rapportage beschreven omstandigheden, waaronder toenemende veiligheidseisen en stikstof, vijftien maanden langer duurt dan eerder kon worden verondersteld. Dit heeft geleid tot een aangepaste integrale planning die voorlopig uitkomt op afronding van de bouwwerkzaamheden eind 2028 in plaats van eind 2026. Na de voorbereiding en inrichting van de gebouwdelen van de Tweede Kamer vindt vervolgens de verhuizing uit de Tijdelijke Huisvesting naar het Binnenhof plaats in het zomerreces van 2029. Ten aanzien van deze planning, die tot op heden wordt gehanteerd heeft de Minister tevens aangegeven dat pas medio 2025 na afronding van alle ontwerpstappen en het contracteren van de marktpartijen met meer zekerheid kan worden aangegeven wanneer de verschillende complexdelen daadwerkelijk opgeleverd zullen worden.
Vraag
Hoe staat het met de verbouwing van het Binnenhof? Is de Tweede Kamer op dit moment naar tevredenheid betrokken?
Antwoord
Begin maart 2024 is het Definitief Technisch Ontwerp (DTO) opgeleverd voor alle gebouwdelen van de Tweede Kamer, inclusief de gebouwoverstijgende ontwerponderwerpen zoals brandveiligheid, akoestiek, installaties en bouwfysica. Het Technisch Ontwerp is in goede samenwerking tussen Tweede Kamer en het Rijksvastgoedbedrijf tot stand gekomen. De vaststelling van het DTO en een aantal restpunten vindt voor het aanstaande zomerreces plaats door het Presidium, na advisering door de BBC. Ook het Definitief Ontwerp (DO) voor de Publieksentree wordt nu getoetst en voor het zomerreces vastgesteld.
Het projectteam Renovatie Tweede Kamer werkt ten aanzien van alle ontwerpfasen nauw en goed samen met het projectteam Renovatie RVB en blijft betrokken bij de toekomstige uitvoering van de renovatie. Het Presidium monitort het proces van de renovatie voor de Tweede Kamer vanuit haar rol als gebruiker. De politieke controle van de renovatie van het Binnenhof is in handen van de vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken. Het is aan deze commissie om hierover het debat met de Minister van BZK te voeren.
Vraag
Kan toegelicht worden waarom er vanaf 2029 geen budget meer gereserveerd is voor de renovatie en tijdelijke huisvesting? Kan hieruit opgemaakt worden dat de huidige verwachting is dat de Kamer in 2028 weer terug zal verhuizen naar het Binnenhof?
Antwoord
De budgetten zijn afgestemd op de laatste planning van de renovatie van het Binnenhof, afronding van de renovatie Tweede Kamer eind 2028 (negende en tiende voortgangsrapportage renovatie Binnenhof). Ten aanzien van deze planning, die tot op heden wordt gehanteerd, heeft de Minister van BZK tevens aangegeven dat pas medio 2025 na afronding van alle ontwerpstappen en het contracteren van de marktpartijen met meer zekerheid kan worden aangegeven wanneer de verschillende complexdelen daadwerkelijk opgeleverd zullen worden. Budgettaire dekking vanaf 2029 zal vervolgens bij een eventueel aangepaste planning passend gemaakt moeten worden, binnen de gebruikelijke begrotingsprocessen.
Vraag
De leden van de BBB-fractie vragen zich af of er mogelijkheden zijn om het tijdspad van de verbouwing van het Binnenhof in te korten. Momenteel komt daar niets over terug in de Raming.
Antwoord
Er is pas medio 2025 met meer zekerheid aan te geven wanneer binnen welke bandbreedte de verschillende complexdelen worden opgeleverd, met een vooralsnog geschatte oplevering eind 2028. De planning kent een logische opbouw maar is nog in ontwikkeling. Zoals is herbevestigd in de tiende Voortgangsrapportage van 13 oktober 2023 (Kamerstuk 34 294, nr. 133) en elfde Voortgangsrapportage van 16 april 2024 (Kamerstuk 34 294, nr. 135) zijn er te grote onzekerheden om al harde eindmijlpalen vast te stellen. Wel zijn er voor de verschillende complexonderdelen optimalisaties in de uitvoeringsplanning in onderzoek om een oplevering eind 2028 mogelijk te maken.
Vraag
De leden van de D66-fractie merken op dat de tijdelijke huisvesting van de Tweede Kamer aan de Bezuidenhoutseweg nog voldoende ruimte voor verduurzaming en vergroening lijkt te bevatten. Deze leden denken hierbij aan het plaatsen van zonnepanelen en het aanleggen van daktuinen.
Kan het Presidium aangeven welke stappen er reeds zijn gezet voor de verduurzaming en vergroening, en welke mogelijkheden zij zien om dit nog verder te ontwikkelen en daarbij expliciet in te gaan op de hiervoor genoemde mogelijkheden.
Antwoord
Het Presidium heeft voor de raming 2024 het Rijksvastgoedbedrijf verzocht te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om de platte daken van B67 te voorzien van groene daken en/of zonnepanelen.
Vanwege de slechte staat van de daken bleek dit alleen mogelijk op de platte daken welke recent zijn geplaatst of recent zijn vervangen. Het Rijksvastgoedbedrijf is voornemens om deze platte daken dit jaar nog van zonnepanelen te voorzien; dit betreft onder andere het dak boven de Statenpassage. Ook heeft het Rijksvastgoedbedrijf toegezegd bij vervanging van daken in de toekomst de mogelijkheid te onderzoeken om deze van zonnepanelen of groen te voorzien
7. Overig
Vraag
Eind 2023 is er een onderzoek uitgevoerd naar oud-Kamervoorzitter Arib. Het Kamerbestuur heeft geconcludeerd dat de oud-voorzitter zich schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van een onveilige werkomgeving. De leden van de NSC-fractie hebben een vraag over dit onderzoek.
Deze leden vragen zich af hoeveel geld er besteed is aan het onderzoek naar oud-voorzitter Arib.
Antwoord
Het feitenonderzoek is uitgevoerd door Hoffmann die daarvoor een bedrag van € 188.000,– in rekening heeft gebracht. Voorafgaand aan het besluit tot het instellen van een onderzoek is advies gevraagd aan Capra-advocaten en aan advocatenkantoor Pels Rijcken. De kosten hiervoor bedragen ongeveer € 82.000,–. De werkzaamheden van de gedelegeerd opdrachtgevers die zijn toe te schrijven aan het feitenonderzoek bedragen circa € 31.000,–. Daarnaast zijn € 101.000,– aan kosten gemoeid met de ondersteuning vanuit het CAOP en het inwinnen van juridische advisering ten behoeve van het verrichten van hun werkzaamheden.
Verder zijn aanvullende kosten gemaakt als direct gevolg van de juridische procedures die door de oud-Voorzitter zijn aangespannen. De aanvullende werkzaamheden van de gedelegeerd opdrachtgevers komen neer op een bedrag van € 91.000,–. Daarbij wordt opgemerkt dat zij na oplevering van het rapport op 31 oktober 2023 hun werkzaamheden ten behoeve van de nog lopende procedures om niet voortzetten. De kosten voor rechtsbijstand en advisering van Presidium/Voorzitter/Griffier, de gedelegeerd opdrachtgevers en Hoffmann bedragen tot op heden € 1.051.000,–. Tot eind 2023 komt het totaal bedrag aan hierboven genoemde kosten uit op circa € 1.544.000,–.
Vraag
De leden van de D66-fractie merken op dat niet alle werkruimtes geluidsdicht zijn. Dat kan soms onwenselijke situaties opleveren gezien de vertrouwelijke aard van veel van het werk, niet alleen politiek, maar ook bedrijfsmatig.
Erkent het Presidium dat het voeren van vertrouwelijke gesprekken, bijvoorbeeld tussen werknemer en leidinggevende, van belang is in het kader van de veilige werkomgeving? Wat is het huidige beleid ten aanzien van het isoleren van werkruimtes en welke afwegingen zijn hierbij gemaakt? Welke mogelijkheden bestaan er om werkruimtes geluidsdicht te maken, zo vragen zij. Hoeveel verzoeken tot het geluidsdicht maken van werkruimtes zijn er reeds ontvangen en welk deel hiervan is ook gehonoreerd?
Antwoord
Het Rijksvastgoedbedrijf heeft de tijdelijke huisvesting B67 sober en doelmatig gerenoveerd. Op basis van dit uitgangspunt zijn keuzes gemaakt. Bouwkundig zijn de 4e t/m de 7e etage summier aangepast. Dat wil zeggen dat niet alle werkruimtes akoestisch zijn geïsoleerd. Na ingebruikname zijn diverse soorten ruimten alsnog geluidsgeïsoleerd. Het RVB heeft de vergaderzalen op de 3e etage, fractiekamers, kamers van fractievoorzitters, directeuren en enkele diensthoofden verbeterd, evenals enkele specifieke ruimten in het gebouw. Vertrouwelijke gesprekken kunnen gevoerd worden in de vergaderzalen op de 3e etage.
Aanvullend op bovenstaande heeft de facilitaire dienst 15 aanvragen geregistreerd voor het aanbrengen van geluidsisolatie. Deze zijn niet gehonoreerd, omdat de aanvragen niet onder de uitzonderingen vallen (fractiekamer, kamers van fractievoorzitters, directeuren en/of diensthoofd). Na de verkiezingsverhuizing in februari is opnieuw bekeken welke ruimtes binnen de vastgestelde kaders aangepast moeten worden. Hiervoor is door de Facilitaire Dienst een klantvraag gesteld aan het RVB. Uitvoering zal plaatsvinden in het zomerreces en herfstreces.
Vraag
Deze leden merken op dat sinds de meest recente herindeling van de werkplekken de papierbakken van de Kamers zijn verdwenen. Hierdoor belandt papier vaker tussen het andere afval, wat mogelijk consequenties heeft voor de afvalscheiding.
Wat zijn hiervoor de beweegredenen? Welke mogelijkheden zijn er om papier gescheiden aan te bieden, vragen zij tevens.
Antwoord
De Tweede Kamer heeft een specifiek contract voor het afvoeren van papier.
In het contract (Europees aanbesteed) zijn afspraken gemaakt voor het ophalen/afvoeren van papier. Voor het afvoeren van papier wordt er geen onderscheid gemaakt tussen vertrouwelijke en niet vertrouwelijke stukken. Om die reden worden afgesloten bakken aangeboden op de gangen.
Voorheen hadden fracties en diensten de beschikking over een papierbak (gaas) voor (niet) vertrouwelijk papier op de werkkamer. De papierbakken (gaas) werden veelal gebruikt voor restafval, met als gevolg een extra belasting van de RSO (schoonmaakorganisatie) door benodigde schoonmaak en het vervangen van vloertegels door lekkend restafval. De Tweede Kamer voldeed hiermee niet aan de afspraken voor het schoon en separaat aanbieden van papierafval.
Op elke gang staan voldoende papiercontainers en afvalcontainers om het afval gescheiden aan te bieden. De Facilitaire Dienst kan, bij uitzondering, een klein afsluitbare papiercontainer aanbieden, indien daar behoefte aan is. Het overige afval wordt gescheiden en door diverse andere leveranciers, opgehaald, afgevoerd en verwerkt.
Al met al zijn de leden van de BBB-fractie tevreden over de raming. De recente stappen die zijn gemaakt in digitalisering en moderne werkomgeving verdienen tevens een compliment richting de Kamerorganisatie. Dit heeft het werk in de Tweede Kamer goed gedaan.
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
Martin Bosma
23 686, nr. 23 (3 november 2015) art. 1 en 8 | 34567 (13 december 2016) art. 1, 2, 3, 5, 6, 7, 7a, 9, bijlage | 35379 (28 januari 2020) art. 2 | 35911 (9 december 2021) art. 1, 4, 5, 7, 8, 9, 11, 13, bijlage↩︎