Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over voortgang traject transparantie en voorkomen van ongewenste beïnvloeding van medisch professionals door bedrijven (Kamerstuk 32012-63)
Governance in de zorgsector
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2024D22392, datum: 2024-05-31, bijgewerkt: 2024-06-07 12:12, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2024D22392).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. Agema, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit PVV kamerlid)
- Mede ondertekenaar: E.Y. Abma-Mom, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2024Z05999:
- Indiener: P.A. Dijkstra, minister voor Medische Zorg
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- : Goed bestuur en toezicht in de zorg (+IGJ en Zorgfraude) (Commissiedebat), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2024-04-10 13:50: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-04-24 10:15: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2024-05-29 14:00: Voortgang traject transparantie en voorkomen van ongewenste beïnvloeding van medisch professionals door bedrijven (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2024-09-25 10:30: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Preview document (🔗 origineel)
2024D22392 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Medische Zorg over de brief van 8 april 2024 Voortgang traject transparantie en voorkomen van ongewenste beïnvloeding van medisch professionals door bedrijven (Kamerstuk 32 012, nr. 63).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Agema
Adjunct-griffier van de commissie,
Abma-Mom
Inhoudsopgave
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
II. Reactie van de Minister
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PPV-fractie hebben kennisgenomen van de voortgang traject transparantie en voorkomen van ongewenste beïnvloeding van medisch professionals door bedrijven en hebben hierover nog een aantal vragen en opmerkingen.
In de nieuwe situatie zal er met regelgeving worden vastgelegd dat besturen van zorgaanbieders een groter rol krijgen bij het aangaan van financiële relaties tussen zorgprofessionals en medische bedrijven. In het recente verleden is gebleken dat bestuurders soms zelf absoluut niet transparant zijn over het eigen declaratiegedrag. Ziet de Minister hier geen gevaar in? Zou het niet zo moeten zijn dat alle besturen een voorbeeldfunctie hebben en daar totale transparantie, ook op het gebied van declaratiegedrag, passend bij is? Hoe gaat de Minister hier invulling aan geven?
De Minister is voornemens het toezicht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) te intensiveren, hoe gaat dit er in praktische zin uitzien? Gaan er naast de aangekondigde inspectiebezoeken ook steekproeven uitgevoerd worden? Hoeveel meldingen zijn er recent bij het IGJ gedaan, omtrent deze ongewenste beïnvloeding? In welke sector wordt de meeste ongewenste beïnvloeding gezien?
De leden van de PVV-fractie vragen de Minister of de IGJ wel voldoende capaciteit heeft om in deze intensivering te voorzien. Zij zien daarom met interesse de eindrapportage van het IGJ, eind dit jaar tegemoet want onze leden zijn blij dat ongewenste beïnvloeding in de zorg keihard wordt aangepakt.
Vragen en opmerkingen GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende brief van de Minister voor Medische Zorg over de voortgang van het traject Voorkomen van ongewenste beïnvloeding van medisch professionals door bedrijven. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie delen de mening dat het hoog tijd is dat de koers wordt verlegd van zelfregulering naar overheidsregulering en staan dan ook positief tegenover de kanteling in het politieke debat en in de toon van de Minister op dit onderwerp. Het is bekend dat de farmaceutische- en de hulpmiddelenindustrie banden met medische beroepsbeoefenaren en patiëntenverenigingen onderhouden. Als de industrie betaalt voor onderzoek, educatie of voorlichting is dat wat deze leden geen probleem als het tot betere zorg leidt. Maar betalingen aan artsen, ziekenhuizen of patiëntenverenigingen zijn onderdeel van de marketingstrategie van bedrijven en zijn er op gericht de omzet van de fabrikant te vergroten. Dan kan ongewenste beïnvloeding optreden en is het dus van belang dat transparant is wat er tegenover de betaling vanuit de industrie staat. Daarom achten de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie het van groot belang dat meer inzicht en controle wordt verkregen op de wijze waarop de farmaceutische- en hulpmiddelenindustrie artsen proberen te beïnvloeden om hun omzet te vergroten. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien het als een positief signaal dat uit de verkenning door de Minister, waaronder stakeholderbijeenkomsten en verschillende gesprekken, blijkt dat onder de verschillende veldpartijen steun bestaat voor deze nieuwe maatregelen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de Minister voornemens is om drie maatregelen in te voeren om transparantie in financiële relaties te vergroten en om ongewenste beïnvloeding zoveel mogelijk te voorkomen. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie staan in beginsel positief tegenover de maatregelen, maar hebben hier wel nog enkele vragen over. Deze leden onderschrijven het nut en de noodzaak van maatregel a: Het instellen van een wettelijk transparantieregister. Wel was de noodzaak voor dit register bij de betreffende leden al veel langer bekend, hetgeen ook al duidelijk werd in het initiatiefwetsvoorstel over dit onderwerp dat in 2020 werd ingediend door het lid Ploumen (Wet transparantieregister zorg). Deelt de Minister de opvatting van deze leden dat er al eerder afgestapt had moeten worden van zelfregulering, te meer daar uit eerdere evaluaties ook al bleek dat het Transparantieregister Zorg (TRZ) niet optimaal werkte en niet alles gemeld werd?
De leden van GroenLinks-PvdA-fractie zijn daarnaast positief gestemd over de overeenkomsten tussen de voorstellen van de Minister en het initiatiefwetsvoorstel Wet transparantieregister zorg. Kan de Minister uiteenzetten wat de verschillen zijn tussen de eigen voorstellen en de voorstellen in het initiatiefvoorstel zijn, en de redenen waarom de Minister op bepaalde punten hiervan afwijkt? De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen bijvoorbeeld dat er een drempelbedrag van 500 euro per jaar komt in het wettelijk transparantieregister. Hoewel de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie begrijpen dat de Minister de administratieve lasten niet onnodig wil verhogen, bleek uit de uitvoeringstoets van het Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg (CIBG) naar aanleiding van het initiatiefvoorstel Wet transparantieregister zorg dat registratie van financiële transacties met een waarde tot 500 euro weliswaar leidt tot een stijging van het aantal meldingen, maar dat tegelijk niet aannemelijk is dat dit tot een veel grotere administratieve belasting zal leiden. Het initiatiefwetsvoorstel maakte namelijk mogelijk dat een fabrikant tweemaal per jaar een overzicht van alle transacties kon doorsturen naar het register in plaats van bij iedere betaling een afzonderlijke melding te doen. Het CIBG stelde dat daardoor slechts een beperkte toename ontstond van de administratieve lasten. Hoe beoordeelt de Minister dit? Geeft dit reden om het drempelbedrag te verlagen of te heroverwegen? Zijn de resultaten van de uitvoeringstoets van het CIBG naar aanleiding van het initiatiefvoorstel in overweging genomen bij het huidige voorstel van de Minister en zo ja, op welke wijze? Deze leden vragen zich met betrekking tot het drempelbedrag van 500 euro per jaar daarnaast af hoe de optelling van meerdere kleine giften in het nieuwe wettelijke transparantieregister zal worden geregistreerd. Kan de Minister hier nader op ingaan?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie staan daarnaast positief tegenover maatregel b (een grotere rol voor besturen van zorgaanbieders) en maatregel c (een beter wettelijk kader voor sponsoring). Wel hebben zij hier nog enkele vragen en opmerkingen bij. In de beantwoording van de Minister op het vorige schriftelijke overleg over het voorkomen van ongewenste beïnvloeding van medisch professionals door bedrijven1 heeft de Minister bij verschillende voorbeelden van transacties aangegeven hoe de transparantie hieromtrent momenteel is geregeld. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie misten daarbij nog een uitleg over hoe de Minister dit in de toekomst met het wettelijk register wil regelen. Zo vallen onderstaande drie zaken onder het huidige vrijwillige register, maar is niet duidelijk of deze ook onder het verplichte register komen te vallen:
– Arts heeft schriftelijke overeenkomst met fabrikant, geld in ruil voor prestatie;
– Arts houdt praatje in opdracht van het ziekenhuis, ziekenhuis heeft overeenkomst met fabrikant;
– Arts treedt op of schrijft opinie in opdracht van een maatschap, maatschap heeft overeenkomst met fabrikant.
Zullen deze drie zaken ook onder het verplichte register vallen? En zo nee, waarom niet? Kan de Minister dit per voorbeeld toelichten? Ook over de volgende twee voorbeelden hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie enkele vragen:
– Arts treedt op bij een congres als spreker, congres wordt betaald door fabrikant die bedrag aan congresbureau overmaakt;
– Arts krijgt betaald voor spreken op congres; congres wordt door aantal fabrikanten samen betaald aan congresbureau.
Voor bovenstaande voorbeelden geldt nu dat alleen de fabrikant dit meldt. Is de Minister, naast een verplichting hiervan, ook voornemens om congresorganisaties te laten melden wat het aan de arts betaalde bedrag is waarbij de arts dit vervolgens controleert? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister dit wederom per voorbeeld toelichten?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren daarnaast dat de volgende vier zaken nu buiten het vrijwillige register vallen:
– Arts doet onderzoek, wordt betaald door fabrikant.
– Arts doet onderzoek dat wordt gefinancierd door stichting; stichting wordt betaald door fabrikant.
– Arts doet met meerdere onderzoekers onderzoek in stichting; stichting wordt betaald door fabrikant.
– Arts doet onderzoek in stichting die door meerdere fabrikanten wordt betaald.
Wat de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie betreft zouden bovenstaande zaken ook in het verplicht register moeten worden ondergebracht. Kan de Minister aangeven of dit gaat gebeuren en zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt zich dit tot de hierboven genoemde zaken wanneer die wel worden opgenomen in het verplichte register? Kan dit per voorbeeld worden toegelicht en onderbouwd?
Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie de Minister of het volgende punt, dat wel in het vrijwillig register is opgenomen, ook in het verplichte register wordt opgenomen:
– Arts, Ziekenhuis, Maatschap, Patiëntenvereniging krijgt geld van moederbedrijf in buitenland.
Wordt dit wel of niet opgenomen in het verplicht register en zo niet, waarom? Deelt de Minister de mening van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dat het wettelijk transparantieregister zijn doel voorbij schiet als betalingen van moederbedrijven in het buitenland er niet onder vallen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de voortgang van het traject «transparantie en voorkomen van ongewenste beïnvloeding van medische professionals door bedrijven» en vinden het goed dat er aanvullende stappen worden genomen om de transparantie van financiële relaties tussen medisch-specialisten en de medische industrie te vergroten. De leden van de VVD-fractie hebben nog enkele vragen bij de door de Minister voorgestelde aanpak.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de Minister de verantwoordelijkheidsverdeling ziet in het werken aan betere transparantie van financiële relaties tussen medisch-specialisten en de medische industrie? Hoe wil de Minister de balans bewaren in het beleggen van die verantwoordelijkheid in het aangekondigde wetgevingstraject? Is de Minister daarnaast bereid om een impactanalyse met uitvoeringstoets van het aangekondigde wetsvoorstel te maken, met speciale aandacht voor startups, scale-ups en het midden- en kleinbedrijf (MKB)?
De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister al iets kan zeggen over de reikwijdte van de aangekondigde wettelijke regulering. Vanaf welk punt moeten industrie en professionals bepaalde relaties melden? Hoe wordt bijvoorbeeld rekening gehouden met startups die samenwerken met academische ziekenhuizen, of daaruit voortkomen?
Met betrekking tot de voorgestelde maatregelen om de rol van besturen van zorgaanbieders te vergroten lezen genoemde leden dat de Minister wil voorkomen dat kleine zorgorganisaties te maken krijgen met nieuwe regels die zorgen voor te hoge administratieve lasten. Ze denkt daarom aan het hanteren van een grens voor organisatiegrootte waaronder de regels niet van toepassing zijn. De leden van de VVD-fractie vragen welke alternatieve mogelijkheden zij overweegt, in plaats van organisatiegrootte, om de administratieve lasten te verlagen? De leden van de VVD-fractie zijn niet overtuigd dat het aangaan van financiële relaties en ongewenste (financiële) beïnvloeding een minder grote rol speelt in kleine zorgorganisaties. Is de Minister het met de leden van de VVD-fractie eens dat meer gekeken zou moeten worden naar alternatieve, zoals welke zorgsectoren kwetsbaar zijn als het gaat om risico’s op (financiële) beïnvloeding? Zo ja, hoe kan de Minister dat betrekken in de vervolgstappen?
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie hoe het in de brief aangekondigde traject zich verhoudt tot de het traject dat nu loopt rondom de herschikking van het geneesmiddeleninformatielandschap. Onafhankelijke genees- en hulpmiddeleninformatie geeft zorgprofessionals, maar ook patiënten houvast in bijvoorbeeld voorschrijfgedrag of binnen het proces van «samen beslissen», en kan zo ook bijdragen aan het tegengaan van beïnvloeding op verschillende niveaus. Hoe ziet de Minister dit? En wat is de Minister bereid te doen om die onafhankelijkheid te blijven borgen?
Vragen en opmerkingen NSC-fractie
De leden van de fractie van de NSC-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voortgang van het traject transparantie en voorkomen van ongewenste beïnvloeding van medisch professionals door bedrijven en hebben hier een aantal vragen over aan de Minister.
De leden van de NSC-fractie vragen de Minister welke stappen er worden ondernomen om de juistheid van de meldingen in het TRZ te verbeteren. Nu uit de evaluatie blijkt dat er nog steeds menselijke fouten worden gemaakt bij het melden van financiële relaties en het belang van een zo accuraat mogelijk register bijdraagt aan de transparantie van de zorgsector.
De leden van de NSC-fractie willen van de Minister weten wat de belangrijkste verbeterpunten zijn die in kaart zijn gebracht met betrekking tot de toegankelijkheid en gebruiksvriendelijkheid van het TRZ. Hoe wordt de feedback van gebruikers verwerkt om bijvoorbeeld verbeteringen door te voeren? Gezien dat uit de enquête onder het Medicijnpanel en andere bevindingen valt op te maken dat de toegankelijkheid en gebruiksvriendelijkheid van het TRZ nog steeds te wensen overlaten en er gesteld wordt dat dit de effectiviteit van het register belemmert.
Uit een evaluatie blijkt dat het TRZ nog steeds beperkt bekend is bij de te bereiken groep. Het is een gegeven dat bekendheid van belang is om het register effectief te laten werken. De leden van de NSC-fractie vragen de Minister welke maatregelen worden genomen om de bekendheid van het TRZ bij de doelgroep te vergroten?
De leden van de NSC-fractie lezen dat er nog steeds gemeld wordt op een Kamer van Koophandel (KvK)- nummer terwijl dit op een Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG) -nummer zou moeten en dit mogelijk leidt tot onvolledige gegevens. Welke stappen worden ondernomen om dit probleem aan te pakken?
De leden van de NSC-fractie vragen de Minister wat de voor- en nadelen zijn van een overgang van zelfregulering naar wettelijke verplichting voor het TRZ. Hoe worden de administratieve lasten voor zorgprofessionals verminderd?
De leden van de NSC-fractie vragen de Minister wat de belangrijkste «lessons learned» zijn met betrekking tot de transparantieregisters in België, Denemarken, Frankrijk en Portugal die kunnen worden toegepast op het Nederlandse TRZ.
De leden van de NSC-fractie lezen dat er verschillende drempelbedragen voor meldingen tussen Nederland en andere landen gelden. Erkent de Minister dat een lagere drempel de transparantie in Nederland zou verbeteren?
De leden van de NSC-fractie vragen de Minister hoeveel boetes en waarschuwingen de IGJ in de afgelopen jaren opgelegd voor het niet na leven van de meldingsplicht. Ook willen zij van de Minister weten de meest voorkomende overtredingen zijn.
De leden van de NSC-fractie vragen de Minister welke nieuwe maatregelen zij overweegt om de effectiviteit van het toezicht en de handhaving door de IGJ te verbeteren. Wat zijn de verwachte voordelen van bijvoorbeeld het instellen van een wettelijk transparantieregister in vergelijking met het huidige systeem van zelfregulering?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief over voortgang traject transparantie en voorkomen van ongewenste beïnvloeding van medische professionals door bedrijven en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de D66-fractie zijn enthousiast over de huidige maatregelen, waaronder het wettelijke transparantieregister, om zo de ongewenste beïnvloeding van medische professionals te voorkomen. De leden van de D66-fractie zijn hierin benieuwd of de opgelegde maatregelen en boetes bij schending van de wettelijke kaders voldoende werken. Kan de Minister de Kamer informeren of deze maatregelen het gewenste effect hebben? Voorts is de vraag op welke wijze de Minister voornemens is ervoor te zorgen dat medische professionals en leveranciers na opgelegde maatregelen hun financiële relaties binnen de wettelijke kaders vallen.
De leden van de D66-fractie vinden het belangrijk dat deze maatregelen niet de administratie druk versterkt bij medische professionals. Het is daarom goed dat bij het opstellen van sterkere overheidsregulering hier ook aandacht voor is. Kan de Minister monitoren of dit de administratiedruk niet te sterk zal bevorderen en de Kamer hierover informeren?
Tot slot vragen de leden van de D66-fractie of de Minister kan toelichten hoe bij de uitwerking de reikwijdte van de maatregelen ook van toepassing kan zijn op meerdere beroepen in de zorgsector?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de voortgang traject transparantie en voorkomen van ongewenste beïnvloeding van medisch professionals door bedrijven en hebben de volgende vragen aan de Minister.
De leden van de BBB-fractie lezen dat de Minister een vergelijking heeft laten maken van TRZ met registers van andere landen. Kan de Minister in meer detail aangeven wat er uit de verkenning naar meer overheidsregulering rond beïnvloeding van medische professionals is gekomen? Wat is er vanuit andere landen geleerd, dat ook hier vervolgstappen nodig zijn?
De leden van de BBB-fractie lezen ook dat veldpartijen waarschuwen voor meer administratieve lasten. Tegelijkertijd geeft de Minister aan dat de administratieve lasten voor bedrijven met een wettelijk transparantieregister zullen stijgen. De Minister vindt dit gerechtvaardigd en merkt hierbij op dat in sommige andere landen de registratiedrempel lager is dan in Nederland. Kan de Minister aangeven waarom ze dit gerechtvaardigd vindt aangezien zij toch weer de sector belast met meer administratieve lasten? En wanneer wordt iets als gunstbetoon gezien, is dat al als je vanaf een vroege fase samen met een ziekenhuis een product (door)ontwikkelt? En wat moet je dan melden, en wanneer?
Daarnaast vragen de leden van de BBB-fractie de Minister in hoeverre de nieuwe situatie waarin een zorgaanbieder – in de praktijk het bestuur of een gedelegeerde derde – goedkeuring moet geven aan alle overeenkomsten waarin financiële relaties worden aangegaan druk legt op de huidige werkdruk die zorgaanbieders op dit moment al hebben.
Tot slot, de Minister geeft aan dat voorbeelden uit het buitenland laten zien dat grote bedrijven zich prima redden met alle wettelijke verplichtingen, maar geldt dat ook voor de startups, scaleups en het MKB in die landen? Moeten zij voldoen aan dezelfde verplichtingen en waarom wel of waarom niet?
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de voortgang van de aanpak van beïnvloeding van medisch professionals door bedrijven en hebben hierover nog enkele vragen.
Lijn 1: Het versterken van overheidsregulering
Maatregel a: Het instellen van een wettelijk transparantieregister
De leden van de CDA-fractie delen het uitgangspunt dat een wettelijk transparantieregister niet mag leiden tot onnodige administratieve lasten. Kan de Minister nader inzicht geven in hoe die lasten precies zullen stijgen voor bedrijven en voor zorgprofessionals. De leden van de CDA-fractie vragen ook in hoeverre privacywetgeving, zoals maar niet alleen de recent aangenomen wijziging van de Wet Hergebruik Overheidsinformatie, het bevorderen van transparantie via een wettelijk transparantieregister eventueel bemoeilijkt.
Maatregel b: Een grotere rol voor besturen van zorgaanbieders
De leden van de CDA-fractie delen de zorg dat de maatregel met name voor kleine zorgaanbieders kan leiden tot hoge administratieve lasten. De leden van de CDA-fractie lezen dat de Minister hier oog voor heeft en dit verder wil uitwerken. Waarom lijkt de Minister te kiezen voor een grens voor organisatiegrootte? Zijn ook andere opties overwogen? De leden van de CDA-fractie vragen wanneer de Minister deze uitwerking naar de Kamer stuurt, en of de Minister wil toezeggen dat deze uitwerking eerst zorgvuldig gebeurt voordat de maatregel wordt ingevoerd.
Maatregel c: Een beter wettelijk kader voor sponsoring
De leden van de CDA-fractie lezen dat de IGJ constateert dat sponsoring door medische bedrijven (vaak vooronderzoek en onderwijs in ziekenhuizen) veel voorkomt en dat het daarbij vaak gaat om hoge bedragen waarvan de besteding niet duidelijk of niet transparant is. De leden van de CDA-fractie begrijpen hieruit dat maatregelen op dit punt een belangrijk onderdeel zijn van het voorkomen van ongewenste beïnvloeding, maar dat de Minister nog geen concrete maatregelen heeft uitgewerkt. Hoe zorgt een uitzondering van sponsoring (onder voorwaarden) op het verbod op gunstbetoon ervoor dat de IGJ hier beter op kan handhaven. Wanneer komt de Minister met een uitwerking?
Lijn 3: Intensiveren van het toezicht
De leden van de CDA-fractie delen de noodzaak van het intensiveren van het toezicht door de IGJ en zijn benieuwd naar de definitieve uitkomsten. Kan de Minister aangeven welke aanbevelingen of suggesties de IGJ zelf doet of heeft gedaan om effectiever toezicht te kunnen houden?
Reactie van de Minister
Kamerstuk 32 012, nr. 49↩︎