Nota naar aanleiding van het verslag
Wijziging van de Wet strategische diensten en de Wet op de economische delicten in verband met het aanbrengen van verbeteringen en het herstellen van enige wetstechnische omissies voor een doeltreffender uitvoering en handhaving van de regels over exportcontrole
Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag
Nummer: 2024D41030, datum: 2024-10-25, bijgewerkt: 2024-11-05 09:33, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (Ooit PVV kamerlid)
- Beslisnota bij 36590 Nota naar aanleiding van het verslag inzake Wijziging van de Wet strategische diensten en de Wet op de economische delicten in verband met het aanbrengen van verbeteringen en het herstellen van enige wetstechnische omissies voor een doeltreffender uitvoering en handhaving van de regels over exportcontrole
- Aanbiedingsbrief
Onderdeel van kamerstukdossier 36590 -6 Wijziging van de Wet strategische diensten en de Wet op de economische delicten in verband met het aanbrengen van verbeteringen en het herstellen van enige wetstechnische omissies voor een doeltreffender uitvoering en handhaving van de regels over exportcontrole.
Onderdeel van zaak 2024Z12648:
- Indiener: R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
Onderdeel van zaak 2024Z17040:
- Indiener: R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- 2024-09-03 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-09-05 13:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- 2024-10-02 12:00: Wijziging van de Wet strategische diensten en de Wet op de economische delicten (Inbreng verslag (wetsvoorstel)), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- 2024-11-07 13:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- 2024-11-12 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-11-21 10:15: Wijziging van de Wet strategische diensten en de Wet op de economische delicten in verband met het aanbrengen van verbeteringen en het herstellen van enige wetstechnische omissies voor een doeltreffender uitvoering en handhaving van de regels over exportcontrole (t.v.v. 36590) (Hamerstukken), TK
Preview document (🔗 origineel)
36 590 Wijziging van de Wet strategische diensten en de Wet op de economische delicten in verband met het aanbrengen van verbeteringen en het herstellen van enige wetstechnische omissies voor een doeltreffender uitvoering en handhaving van de regels over exportcontrole
Nr. 6 Nota naar aanleiding van het verslag
Ontvangen 1 november 2024
Inhoudsopgave
Inleidende opmerkingen
Algemeen
Hoofdlijnen van het voorstel
Verhouding tot hoger recht
Gevolgen
Artikelsgewijs
Inleidende opmerkingen
De regering heeft met belangstelling kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp.
In het licht van de gestelde vragen acht de regering het van belang om – alvorens op de gestelde vragen in te gaan – stil te staan bij de systematiek van de Wet strategische diensten, het Besluit strategische goederen in relatie tot de (EU) Verordening producten voor tweeërlei gebruik.
Regels over exportcontrole van strategische goederen en diensten zijn Europees en neergelegd in de (EU) Verordening producten voor tweeërlei gebruik. Die verordening werkt rechtstreeks door in het nationale recht. De verboden en vergunningplichten die zijn opgenomen in de verordening zijn nader uitgewerkt in de Wet strategische diensten en, op basis van de Algemene douanewet1, in het Besluit strategische goederen. Naast de verboden en vergunningplichten die rechtstreeks doorwerken biedt de verordening op grond van artikel 9 aan EU-lidstaten de mogelijkheid om op grond van de in dat artikel genoemde voorwaarden een verbod in te stellen of een vergunningplicht op te leggen voor de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik. Artikel 9 van de verordening was reeds geïmplementeerd in artikel 4 van het Besluit strategische goederen en wordt met dit wetsvoorstel ook geïmplementeerd in de Wet strategische diensten.
Voor de beantwoording van de vragen is de volgorde van het verslag aangehouden. De vragen zijn genummerd. De oorspronkelijke tekst van het verslag is integraal opgenomen in deze nota. Na de passages met de vragen en opmerkingen volgt telkens de reactie van de regering.
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Wijziging van de Wet strategische diensten en de Wet op de economische delicten in verband met het aanbrengen van verbeteringen en het herstellen van enige wetstechnische omissies voor een doeltreffender uitvoering en handhaving van de regels over exportcontrole, d.d. 29 augustus 2024, en zij bedanken de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp voor de toezending hiervan.
De leden van de VVD-fractie zijn daarnaast blij dat de adviezen van de Raad van State zijn opgevolgd en het voorstel nader is aangevuld. De leden van de VVD-fractie delen het standpunt van de regering dat het van belang is om snel en voortvarend te kunnen handelen om zo de technologische ontwikkelingen bij te kunnen houden. In het licht van het bovenstaande kunnen de leden van de VVD-fractie zich vinden in het voorstel en hebben zij geen nadere vragen over de wijziging.
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben geen verdere vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van deze wet ter verbetering van de handhaving van de exportcontrole en het herstel van enkele wetstechnische omissies. De voorgenoemde leden zijn van mening dat het wetsvoorstel vrij helder en overzichtelijk is en hebben enkele opmerkingen en verduidelijkende vragen over het wetsvoorstel.
De leden van de Tweede Kamerfractie van de ChristenUnie hebben kennis genomen van het voorstel tot wijziging van de Wet strategische diensten. Zij hebben daar nog enkele vragen over.
Hoofdlijnen van het voorstel
De leden van de fractie van GroenLinks-Partij van de Arbeid (GL-PvdA) vragen de regering of zij concretere voorbeelden kan geven, naast software en assistentie, van wat wordt verstaan onder strategische diensten en nieuwe technologieën zoals bedoeld in dit wetsvoorstel. Verder vragen de fractieleden zich af of er voorbeelden zijn van ongewenste inzet van dergelijke technologieën en diensten die dit wetsvoorstel moet voorkomen.
Bij strategische diensten zoals bedoeld in dit wetsvoorstel, kan onder meer gedacht worden aan technologie, programmatuur of software op het terrein van kunstmatige intelligentie, kwantumcomputers, halfgeleiders en biotechnologie, die na export daarvan gebruikt kunnen worden voor de (door)ontwikkeling of het gebruik van andere apparatuur. De mogelijkheden van ongewenste inzet zijn uiteenlopend. Primair kan worden gedacht aan technologie die een bijdrage levert aan de (door)ontwikkeling van geavanceerde militaire toepassingen die de (inter)nationale veiligheid bedreigen, waaronder technologie die een cruciale bijdrage levert aan bepaalde geavanceerde militaire toepassingen en kan worden aangewend voor de ontwikkeling van hoogwaardige militaire (wapen)systemen, massavernietigingswapens en hun overbrengingsmiddelen. Daarnaast zijn andere risico’s op ongewenste inzet denkbaar, zoals inzet van dit type technologie waarmee de continuïteit, integriteit en vertrouwelijkheid van de Nederlandse vitale infrastructuur wordt bedreigd en als gevolg waarvan de nationale veiligheid in het geding komt.
De leden van de fractie van GL-PvdA vragen de regering hoe de omissie in de implementatie van de verordening is vastgesteld en of hierover een signaal vanuit de Europese Commissie is gekomen.
De omissie betreft het aanwijzen van de bevoegde autoriteit voor artikel 4, tweede lid en artikel 11, eerste lid van de (EU) Verordening producten voor tweeërlei gebruik. De omissie is vastgesteld door ambtenaren van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Hierover is geen signaal ontvangen vanuit de Europese Commissie.
De leden van de fractie van GL-PvdA vragen de regering hoe op dit moment wordt omgegaan met het verlenen van vergunningen of het afkondigen van een verbod omtrent strategische goederen, en of dat voor strategische goederen ook per ministeriële bevoegdheid gebeurt, zoals dit wetsvoorstel ook beoogt voor strategische diensten.
De verboden en vergunningplichten vloeien voort uit de (EU) Verordening producten voor tweeërlei gebruik en zijn uitgewerkt in de Wet strategische diensten en het Besluit strategische goederen. In de verordening is bepaald wanneer een vergunning is vereist voor de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik, waarbij in ieder geval een vergunning is vereist voor producten die zijn opgenomen in bijlage I van de verordening. Artikel 9 van de verordening biedt aan EU-lidstaten de mogelijkheid om vanwege redenen van openbare veiligheid, met inbegrip van de voorkoming van terreurdaden, of uit mensenrechtenoverwegingen een verbod in te stellen op of een vergunningplicht op te leggen voor de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik die niet op de lijst van bijlage I voorkomen. De verordening verstaat onder producten voor tweeërlei gebruik zowel goederen als programmatuur en technologie. Artikel 9 van de verordening was reeds geïmplementeerd in artikel 4 van het Besluit strategische goederen. Hierin is bepaald dat bij ministeriële regeling een verbod kan worden ingesteld of een vergunning verplicht kan worden gesteld voor de uitvoer van goederen voor tweeërlei gebruik die niet zijn genoemd in bijlage I van de Verordening producten voor tweeërlei gebruik.
De leden van de fractie van GL-PvdA vragen de regering hoe er vóór deze wetswijziging omgegaan werd met het introduceren van een verbod of vergunningsplicht voor de uitvoer van strategische diensten. De leden van de fractie van GL-PvdA vragen de regering wie er vóór deze wetswijziging de bevoegde autoriteit was voor het introduceren van een verbod of vergunningsplicht voor de uitvoer van strategische diensten.
Het via nationale regelgeving introduceren van een vergunningplicht voor strategische goederen en diensten was ook voor deze wetswijziging reeds mogelijk. Artikel 9 van de verordening biedt de mogelijkheid tot het introduceren van nationale exportcontrolemaatregelen ten aanzien van de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik. De verordening verstaat onder producten voor tweeërlei gebruik zowel goederen als programmatuur en technologie. Artikel 9 van de verordening is reeds geïmplementeerd via artikel 4 van het Besluit strategische goederen. Nationale maatregelen waarmee de uitvoer van goederen en technologie onder exportcontrole zijn gebracht, zijn daarom tot op heden op de verordening en op het Besluit gebaseerd.
Exportcontrole valt binnen de portefeuille van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp die tevens de bevoegde autoriteit is voor het treffen van nationale exportcontrolemaatregelen2.
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen de regering of de EU-verordening, en de Nederlandse implementatie daarvan, inderdaad alleen toeziet op strategische diensten die verband houden met de uitvoer van strategische goederen (“assistance relating to dual-use items”). De leden vragen zich af of er ook strategische diensten denkbaar zijn die niet per se samenhangen met de uitvoer van een goed en, zo ja, hoe in de Europese wetgeving en Nederlandse implementatie daarvan wordt omgegaan met die diensten.
De (EU) verordening en de Nederlandse implementatie daarvan zien niet uitsluitend toe op strategische diensten die verband houden met de uitvoer van strategische goederen.
Er bestaat technologie en programmatuur die op zichzelf eigenschappen hebben die tot ongewenste inzet kunnen leiden zonder dat er directe samenhang is met de uitvoer van een (strategisch) goed. Hierbij kan worden gedacht aan de uitvoer van technologie die geschikt is voor het leveren van een bijdrage aan de (door)ontwikkeling- of het gebruik van geavanceerde militaire toepassingen die de (inter)nationale veiligheid bedreigen. De grondslagen in de (EU) verordening over het invoeren van nationale exportcontrolemaatregelen zien op ‘producten voor tweeërlei gebruik’, waaronder zowel goederen als technologie en programmatuur worden begrepen.
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA zouden graag meer uitleg willen over de bevoegdheid van de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp tot het instellen van een verbod of vergunningplicht. De fractieleden vragen of kan worden aangegeven hoe dit wettelijk ingekaderd is en hoe in de wet is vastgelegd in welke situaties en op wat voor gronden de minister overgaat tot een verbod of vergunningplicht.
Regels over exportcontrole van strategische goederen en diensten zijn Europees en neergelegd in de (EU) Verordening producten voor tweeërlei gebruik. Die verordening werkt rechtstreeks door in het nationale recht. De verboden en vergunningplichten die zijn opgenomen in de verordening zijn nader uitgewerkt in het Besluit strategische goederen en de Wet strategische diensten. De minister is niet bevoegd om een verbod of vergunningplicht in te stellen, tenzij in de verordening anders is bepaald. Artikel 9 van de verordening biedt die mogelijkheid. De gronden die kunnen worden ingeroepen voor de introductie van nationale controles ten aanzien van producten voor tweeërlei gebruik zijn opgenomen in artikel 9 van de verordening. In dat artikel is bepaald dat een EU-lidstaat om redenen van openbare veiligheid met inbegrip van de voorkoming van terreurdaden, of uit mensenrechtenoverwegingen een verbod kan instellen op of een vergunningplicht kan opleggen voor de uitvoer van producten van tweeërlei gebruik die niet op de lijst van bijlage I van de verordening voorkomen. Een ander voorbeeld, niet relevant voor dit wetsvoorstel, is de mogelijkheid die de verordening EU-lidstaten biedt om in een concreet geval over te gaan tot het opleggen van een vergunningplicht voor producten voor tweeërlei gebruik die niet in bijlage I van de verordening staan als die producten geheel of gedeeltelijk bestemd (kunnen) zijn voor massavernietigingswapens of militair eindgebruik (artikel 4 van de (EU) Verordening producten voor tweeërlei gebruik).
De leden van de SGP-fractie zijn positief over het exportcontroleregime en aanpassen naar gelang van de uitdagingen op dit terrein, de wisselende geopolitieke uitdagingen en technologische ontwikkelingen. Ook is het voor goed wetgeven en wetgevingskwaliteit volgens de voorgenoemde leden van belang dat wetgeving na signalen over uitvoerbaarheid kan worden aangepast om verbeteringen en herstel aan te brengen.
De leden van de SGP-fractie zien echter wel graag een nadere specificering van de programmatuur die hieronder zou kunnen vallen. Kan de regering dit verder toelichten?
Voor een specificering van de programmatuur wordt verwezen naar de beantwoording van vraag 1.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de technische wijzigingen gedeeltelijk zijn ingegeven door de wensen vanuit de uitvoeringspraktijk. De voorgenoemde leden vragen wat de andere overwegingen dan deze gedeeltelijke ingevingen zijn. Zijn deze wensen uit de uitvoeringspraktijk ingegeven door een grotere evaluatie of enkele tot herhaalde opmerkingen, zo vragen de voorgenoemde leden.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken staat in nauw contact met de uitvoeringspraktijk via onder meer contacten met de Douane en het bedrijfsleven. Het verzoek om deze technische wijzigingen is gedurende het reguliere contact naar boven gekomen en niet via een grotere evaluatie. Met deze wijziging wordt tegemoet gekomen aan de wens van uitvoeringsinstanties om de handhavingsmogelijkheden van de regels over de export van strategische goederen en diensten te verbeteren. Deze wijziging draagt daaraan bij door te verduidelijken dat het verboden is om in strijd te handelen met de voorschriften en voorwaarden die zijn verbonden aan een vergunning. Daarnaast worden met deze wijziging de regels over de strafbaarstelling van overtredingen van regels over de niet-fysieke uitvoer van technologie en programmatuur, geregeld via de Wet strategische diensten en de Wet op de economische delicten, gelijkgetrokken met de strafbaarstelling van de regels over de (fysieke) export van strategische goederen, geregeld via de Algemene douanewet.
Welke vergunningverlenende autoriteit zal dit in Nederland zijn, vragen de leden van de SGP-fractie. Zal dit de Douane zijn of een andere instantie?
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp is de bevoegde autoriteit voor het verlenen van exportvergunningen voor strategische goederen en diensten en heeft deze bevoegdheid gemandateerd aan de Centrale Dienst voor In- en Uitvoer van de Douane. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is opdrachtgever aan de Douane voor de vergunningverlening op dit vlak.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering of zij enkele voorbeelden kan noemen van veranderingen in het technologisch landschap waar het huidige wettelijke instrumentarium onvoldoende voor is toegerust om dit te kunnen reguleren. Welke uitvoer van niet-fysieke technologie kan nu niet verboden of vergunning-plichtig worden gesteld? Zou de regering ter beantwoording van deze vragen kunnen schetsen wat er met het huidige kader van regelgeving wel en niet mogelijk is en hoe dit verandert wanneer deze wetswijziging doorgevoerd zou worden?
Regels over exportcontrole van strategische goederen en diensten zijn Europees en neergelegd in de (EU) Verordening producten voor tweeërlei gebruik. Die verordening werkt rechtstreeks door in het nationale recht. De verboden en vergunningplichten die zijn opgenomen in de verordening zijn nader uitgewerkt in het Besluit strategische goederen en de Wet strategische diensten. De minister is zelf niet bevoegd om een verbod of vergunningplicht in te stellen, tenzij de verordening anders bepaalt. Artikel 9 van de verordening biedt EU-lidstaten de mogelijkheid om vanwege redenen van openbare veiligheid of uit mensenrechtenoverwegingen een verbod in te stellen op of een vergunningplicht op te leggen voor de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik die niet op de controlelijst (bijlage I) van de verordening voorkomen. De verordening verstaat onder producten voor tweeërlei gebruik zowel goederen als programmatuur en technologie. Artikel 9 van de verordening is reeds geïmplementeerd via artikel 4 van het Besluit strategische goederen waarmee het dus al mogelijk is om via nationale maatregelen producten voor tweeërlei gebruik, waaronder technologie, onder exportcontrole te brengen.
De veranderingen als gevolg van onderhavige wetwijziging zijn als volgt. Naast de regels in het Besluit strategische goederen over fysieke uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik geldt dat er in de Wet strategische diensten specifiek regels zijn gesteld over de niet-fysieke overdracht van technologie en programmatuur, zoals het ter beschikking stellen van technologie via de elektronische weg. Vanwege die systematiek is het juridisch zuiver om de bevoegdheid van de minister tot het treffen van nationale controlemaatregelen die zien op de niet-fysieke uitvoer van technologie in de Wet strategische diensten op te nemen. Vanwege ontwikkelingen in het technologische landschap en op de internationale markt, waarin hoogwaardige technologie steeds vaker in niet-fysieke vorm wordt overgedragen, is het belang toegenomen van een heldere juridische grondslag in de Wet strategische diensten. Daarnaast leidt deze wetswijziging tot een verbetering van de strafbaarstelling van overtredingen van regels over de niet-fysieke uitvoer van technologie. Strafbaarstelling van niet-fysieke uitvoer is geregeld via de Wet strategische diensten en de Wet op de economische delicten. Door implementatie van artikel 9 van de verordening in artikel 2, vijfde lid, van de Wet strategische diensten en vervolgens artikel 2, vijfde lid, op te nemen in de Wet op de economische delicten, kan na invoering van deze wetswijziging handhavend worden opgetreden in gevallen waarin een vergunningplicht voor niet-fysieke uitvoer van technologie door de industrie niet wordt nageleefd.
Verhouding tot hoger recht
De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten in hoeverre zij op termijn een potentiële noodzaak voorziet om beperkingen op te leggen aan de export van dual-use goederen of daaraan gerelateerde diensten die momenteel niet in Bijlage 1 van de EU-verordening inzake producten voor tweeërlei gebruik staan en bij welke producten of diensten zij dit voorziet.
Uitgangspunt is dat exportcontrolemaatregelen met betrekking tot strategische goederen en diensten worden genomen in de context van de relevante multilaterale controleregimes. Voorstellen tot controle op goederen en technologieën voor tweeërlei gebruik die door de multilaterale exportcontroleregimes worden aangenomen, worden door de EU opgenomen in bijlage I van de (EU) Verordening producten voor tweeërlei gebruik. De goederen en technologieën die in bijlage I zijn opgenomen, zijn op grond van de rechtstreeks werkende verordening ook in Nederland vergunningplichtig. Goederen en technologieën voor tweeërlei gebruik via nationale regelgeving onder controle brengen is de uitzondering op de regel. Desalniettemin kunnen er gegronde redenen zijn om dat wel te doen en dan is het belangrijk dat de Nederlandse wet- en regelgeving daarop voldoende is toegerust, zeker bezien vanuit het snel veranderende technologische landschap. Dit landschap kenmerkt zich in toenemende mate door de ontwikkeling en introductie op (inter)nationale markten van hoogwaardige programmatuur en technologie die vanuit het oogpunt van mensenrechten- en openbare veiligheidsoverwegingen in sommige gevallen controle nodig hebben. Vanwege de snelheid waarmee die programmatuur en technologie hun intrede kunnen doen op de (inter)nationale markten en de risico’s op ongewenste inzet die aanzienlijk kunnen zijn, is enige flexibiliteit en voortvarendheid gewenst om daarop ook nationaal te kunnen reageren. Een voorbeeld waaruit blijkt dat die specifieke combinatie van factoren tot de introductie van nationale exportcontrolemaatregelen kan leiden, is de Regeling geavanceerde productieapparatuur voor halfgeleiders3.
De leden van de SGP-fractie vragen naar de oorsprong van de hiërarchie die de EU verordening producten voor tweeërlei gebruik boven EU douaneregelgeving plaatst. Waar is deze vastgelegd? Welke vorm van wet- of regelgeving is de EU Douaneregelgeving voor de export van andere niet-strategische goederen zoal?
Het Douanewetboek van de Unie, een (EU) Verordening, bevat algemene voorschriften en procedures voor goederen die het douanegebied van de Unie binnenkomen of verlaten. De (EU) Verordening producten voor tweeërlei gebruik bevat specifieke bepalingen over de controle op de uitvoer, de tussenhandel, de technische bijstand, de doorvoer en de overbrenging van producten en technologie voor tweeërlei gebruik. Deze verordening laat de bevoegdheden op grond van het Douanewetboek van de Unie en de uitvoeringsbepalingen daarvan onverlet. De in de (EU) Verordening producten voor tweeërlei gebruik opgenomen termen zijn zoveel mogelijk in overeenstemming met de definities van het Douanewetboek van de Unie. De (EU) Verordening producten voor tweeërlei gebruik sluit dus zoveel mogelijk aan op het Douanewetboek van de Unie en wanneer er sprake is van export van strategische goederen gelden de specifieke vereisten uit de (EU) Verordening voor tweeërlei gebruik aanvullend op het meer algemene Douanewetboek van de Unie.
Welke vier internationale exportcontroleregimes zijn er en in hoeverre versterken deze elkaar, of verschillen zij wel eens, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
De vier internationale exportcontroleregimes hebben elk hun eigen werkgebied. Concreet ziet dat er als volgt uit:
Het Wassenaar Arrangement: richt zich op de controle van militaire goederen en technologie en goederen voor tweeërlei gebruik met een militaire relevantie;
de Nuclear Suppliers Group: richt zich op de controle van nucleaire goederen en technologie om te voorkomen dat deze bijdraagt aan de verspreiding van kernwapens;
de Australia Group: richt zich op de controle van goederen en technologie die bruikbaar zijn in biologische of chemische wapenprogramma’s; en
het Missile Technology Control Regime: richt zich op de controle van goederen en technologie voor overbrengingsmiddelen van massavernietigingswapens, zoals ballistische raketten, kruisraketten en onbemande vliegtuigen.
Bovengenoemde internationale exportcontroleregimes bestrijken inhoudelijk verschillende werkterreinen en zijn in die zin complementair. Elke regime publiceert eigen lijsten van goederen en technologie die binnen het mandaat van het regime gecontroleerd worden. Tussen de goederenlijsten van de regimes is vanwege de verschillende werkterreinen weinig overlap. Daar waar wel overlap bestaat, heeft dit geen impact, omdat een goed of technologie maar op één van de lijsten hoeft voor te komen om als ‘dual-use’ aangemerkt te worden. De nalevingsrichtlijnen die de regimes opstellen lijken sterk op elkaar, waardoor de regimes ook op het vlak van uitvoering complementair aan elkaar zijn.
Gevolgen
De leden van de D66-fractie vragen de regering op welke manier samenwerking en eenheid met andere EU-lidstaten zal worden gezocht bij de uitvoering van exportcontrole op dienstverlening van dual-use goederen.
Aan de uitvoering van de (EU) Verordening producten voor tweeërlei gebruik, waarin ook exportcontrole van technische bijstand is geregeld, wordt met andere EU-lidstaten samengewerkt in de context van de daartoe bestemde Europese overlegstructuren, waaronder de EU dual-use Raadswerkgroep en daarmee verbonden technische werkgroepen, zoals de dual-use coordination group. Tevens is er informatie-uitwisseling tussen lidstaten onderling en is er een handhavingscoördinatiemechanisme.
De leden van de BBB-fractie lezen dat daar waar de herziening mogelijkheid biedt tot het instellen van een verbod of vergunningplicht voor de uitvoer van niet-fysieke technologie, een lastenverzwaring kan brengen voor het Nederlandse bedrijfsleven. Welke sectoren worden hier voornamelijk door geraakt, hoe hoog is de lastenverzwaring ongeveer en is dit een lastenverzwaring die alleen het Nederlandse bedrijfsleven gaat ervaren, of ook het bedrijfsleven in de EU-landen?
Er wordt met deze wijziging slechts een algemene grondslag geïntroduceerd op basis waarvan een verbod of vergunningplicht kan worden ingesteld. Er is daarom op dit moment niet concreet sprake van een lastenverzwaring voor het bedrijfsleven. Inzage geven in de lastendruk is alleen mogelijk op het moment dat er wel sprake is van de introductie van een nieuwe vergunningplicht voor specifieke goederen en technologieën en de precieze reikwijdte daarvan. Mocht de minister in de toekomst op basis van deze juridische grondslag overgaan tot het introduceren van een vergunningplicht, dan kan dat uitsluitend voor zover dat betrekking heeft op de uitvoer van technologieën vanuit Nederland. Een vergunningplicht zal in dat geval daarom primair het vanuit Nederland exporterende bedrijfsleven raken. Bij het instellen van een verbod of vergunningplicht wordt gestreefd naar lastenluwe implementatie en wordt oog gehouden voor het gelijke speelveld in de EU, al zullen bij de keuze om tot het instellen van nationale controlemaatregelen over te gaan veiligheidsoverwegingen de doorslag geven.
De leden van de SGP-fractie lezen dat het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) dit dossier niet heeft geselecteerd voor een advies omdat het geen gevolgen heeft voor regeldruk. Verwacht de regering dat het de potentiële vergunningen uit artikel 1 geen regeldrukgevolgen hebben voor de bedrijven die dual-use goederen zouden exporteren? Dit schrijven voorgenoemde leden ook gelet op het feit dat er geen extra administratieve lasten verwacht worden als gevolg van deze regelgeving. Is het niet zo dat als een bestaand vergunningstelsel op meer zaken toegepast gaat worden, dat er voor de exporterende bedrijven iets meer administratieve last zal zijn, ook al is het geen nieuw stelsel erbij, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
Als de minister overgaat tot het introduceren van een nationale exportcontrolemaatregel waarmee een vergunningplicht wordt opgelegd aan het Nederlandse bedrijfsleven, zal de minister ook overgaan tot het in kaart brengen van de lastendruk die dat met zich meebrengt en dat toelichten in de verantwoording van de maatregel. De minister heeft dat steeds gedaan bij de introductie van nationale exportcontrolemaatregelen, zoals bijvoorbeeld bij de introductie van de Regeling geavanceerde productieapparatuur voor halfgeleiders, en zal dat ook doen voor eventuele nieuwe vergunningplichten die op deze grondslag worden gebaseerd.
Artikelsgewijs deel
Artikel I (wijziging Wet strategische diensten)
Onderdeel A (artikel 2 Wet strategische diensten)
De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten hoe de door de Raad van State gewenste concretisering, begrenzing en voorwaardelijkheid van ministeriële bevoegdheden met betrekking tot de voorgestelde wetswijziging verschillen van de afbakening van deze bevoegdheden in vergelijkbare wetten, zoals de Wet strategische goederen.
Met de wijziging van de Wet strategische diensten wordt het ook mogelijk om bij ministeriële regeling een verbod in te stellen of vergunningplicht op te leggen voor de niet-fysieke overdracht van programmatuur en technologie. Hiervoor gelden dezelfde voorwaarden (dus ook begrenzing) als die gelden onder het Besluit strategische goederen, waarin die bevoegdheid reeds is opgenomen. Alleen het onderwerp verschilt: voor de Wet strategische diensten gaat het om niet-fysieke uitvoer en voor het Besluit strategische goederen gaat het om fysieke uitvoer.4
Hoe weegt de regering de terughoudendheid bij het toepassen van dit artikel met de eerder genoemde voortvarendheid om te kunnen reageren, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
U wordt kortheidshalve verwezen naar de beantwoording van vraag 11.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering of zij nader kan toelichten wat de omissie precies inhoudt die met dit wijzigingsvoorstel hersteld wordt. Zij stellen deze vraag mede in het licht van de opmerking van de Afdeling dat bij een eerdere wijziging van de Wet strategische diensten ter implementatie van de Verordening (EU 2021/821) nog geen noodzaak werd gezien voor de bevoegdheid bij ministeriële regeling een verbod in te stellen of een vergunning te verplichten voor strategische diensten. Wat is er sindsdien precies veranderd waardoor die bevoegdheid nu wel nodig is?
Het nationaal onder controle brengen van de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik, waaronder ook technologie en programmatuur zijn begrepen, was reeds mogelijk op grond van de (EU) Verordening en het Besluit strategische goederen. De ontwikkelingen in het technologisch landschap gaan echter razendsnel en dat geldt ook voor de methodes waarmee hoogwaardige technologie, programmatuur en software kunnen worden overgedragen vanuit Nederland naar het buitenland. Het overdragen van dit type hoogwaardige technologie gaat steeds vaker via de niet-fysieke weg. Daarmee is ook het belang toegenomen van een solide grondslag in de nationale exportcontrolewetgeving om ten aanzien van deze specifieke vorm van technologieoverdracht nationaal regels te kunnen stellen en om handhavend op te kunnen treden bij niet-naleving daarvan.
Artikelen 1:4, eerste en tweede lid, en 3:1 van de Algemene douanewet.↩︎
Portefeuilleverdeling kabinet-Schoof | Publicatie | Kabinetsformatie (kabinetsformatie2023.nl), Koninklijk Besluit No. 2024001708.↩︎
Regeling van de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking van 23 juni 2023, nr. MinBuza.2023.15246-27 houdende invoering van een vergunningplicht voor de uitvoer van geavanceerde productieapparatuur voor halfgeleiders die niet zijn genoemd in bijlage I van Verordening 2021/821 (Regeling geavanceerde productieapparatuur voor halfgeleiders)↩︎
In de vraag wordt als voorbeeld de Wet strategische goederen aangehaald, maar er is geen Wet strategische goederen, wel een Besluit strategische goederen. Het Besluit strategische goederen valt onder de Algemene douanewet.↩︎