De werking van saldoregulatie
Bijlage
Nummer: 2024D43605, datum: 2024-11-13, bijgewerkt: 2024-11-13 10:09, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Bijlage bij: Periodieke rapportage Kasbeheer - artikel 12 van hoofdstuk IX (Financiën en nationale schuld) van de Rijksbegroting (2024D43603)
Preview document (🔗 origineel)
Bijlage 1 - De werking van saldoregulatie
Dankzij de zero-balancing door de bank begint elke bankrekening van elke deelnemer de dag met een saldo van nul. Om betalingen te kunnen doen staan deelnemers gedurende de dag rood tot een vooraf vastgesteld intradaglimiet. Deelnemers kunnen ook een positief saldo hebben indien ze geld ontvangen. De hoogte van de intradaglimiet wordt door het Agentschap in overleg met de deelnemer en de betreffende bank afgesproken. Het ministerie van Financiën staat richting de bank garant voor het dagelijks aanvullen van de roodstand. Met de garantstelling van het Rijk wordt voorkomen dat banken aan de deelnemers kosten in rekening brengen voor de intradaglimiet. Omdat elke bankrekening aan het einde van de dag een saldo heeft van nul, ontvangt de deelnemer geen rente van de bank. In plaats daarvan wordt rente vergoed op de rekening-courant bij de schatkist.
Voor decentrale overheden is gekozen voor een andere inrichting van het systeem van zero-balancing. Waar andere deelnemers hun bestaande bankrekeningen rechtstreeks koppelen aan de schatkist, hebben decentrale overheden een tussenrekening die alleen voor de zero-balancing wordt gebruikt.1 Als een decentrale overheid geld in de schatkist wil opnemen of storten dan boekt het die middelen eerst handmatig over van respectievelijk naar de tussenrekening. Door het gebruik van een aparte rekening met handmatige boekingen houden decentrale overheden zelf de door hen gewenste controle over hoeveel middelen ze in de schatkist aanhouden.2
Figuur 1: Werking van saldoregulatie
Een aantal decentrale overheden heeft hierop een uitzondering en heeft bankrekeningen rechtstreeks gekoppeld aan de schatkist.↩︎
Om het dagelijkse kasbeheer te vereenvoudigen mag een decentrale overheid gemiddeld over het hele kwartaal maximaal een drempelbedrag buiten de schatkist aanhouden. De hoogte van het drempelbedrag is afhankelijk van de omvang van de begroting van de decentrale overheid.↩︎