[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Subsidieregeling School en Omgeving 2025-2028

Bijlage

Nummer: 2024D45140, datum: 2024-11-20, bijgewerkt: 2024-11-20 15:36, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Bijlage bij: Voorhang Subsidieregeling School en Omgeving 2025-2028 (2024D45139)

Preview document (🔗 origineel)


Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap <datum>, nr. 47049187, houdende regels voor de subsidiëring van een verrijkte schooldag voor leerlingen in het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs 2025–2028 (Subsidieregeling School en Omgeving 2025–2028)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

AVG: verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PbEU 2016, L 119);

bevoegd gezag: bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra of artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;

coalitie-aanmelding: aanmelding als bedoeld in artikel 4, derde lid;

DUS-I: Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;

GKA: Gelijke Kansen Alliantie;

Kaderregeling: Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

kinderopvang: kinderopvang als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang;

leerling: leerling als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bekostiging WPO 2022, artikel 1 van het Besluit bekostiging WEC 2022, of artikel 6.7 van het Uitvoeringsbesluit WVO 2020;

leerling met niet-Nederlandse culturele achtergrond: een leerling met een achtergrond als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bekostiging WPO 2022;

lokale coalitie: groep van lokale partijen, als bedoeld in artikel 4, tweede lid, die gezamenlijk betrokken zijn bij de ontwikkeling en uitvoering van het programma School en Omgeving;

lokale partij: partij die opereert in de fysieke omgeving van een school, zoals een zorginstelling, bibliotheek, instelling op het gebied van sociaal werk, welzijnsorganisatie, sportvereniging, cultuurinstelling of kinderopvang;

minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

ontwikkelaanbod: aanbod op het gebied van sport, cultuur, cognitieve ontwikkeling, sociale ontwikkeling of het gebied van oriëntatie op jezelf of op de wereld;

praktijkonderwijsvestiging: vestiging waar op 1 oktober 2022 meer dan 50% van de leerlingen praktijkonderwijs volgt;

primair onderwijs: onderwijs dat gegeven wordt op een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs of onderwijs dat gegeven wordt op een school of instelling als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

programma School en Omgeving: lokaal programma verrijkte schooldag met activiteiten buiten de reguliere onderwijstijd van een vestiging, aangeboden door een lokale coalitie ten behoeve van leerlingen op scholen met relatief veel leerlingen met een risico op een onderwijsachterstand;

regievoerder: regievoerder als bedoeld in artikel 4;

relatief aantal leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond: het aantal leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond op de vestiging gedeeld door het totale aantal leerlingen dat op de vestiging is ingeschreven op 1 februari 2024 zoals bekend bij de Dienst Uitvoering Onderwijs, zoals opgenomen in bijlage 4;

relatieve onderwijsachterstandsscore: onderwijsachterstandsscore zonder drempel als bedoeld in artikel 1 van het Besluit bekostiging WPO 2022 voor het primair onderwijs op 1 februari 2024, zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek, of onderwijsachterstandsscore zonder drempel per vestiging voor het vmbo, havo en vwo op 1 oktober 2022 dan wel onderwijsachterstandsscore zonder drempel voor het praktijkonderwijs op 1 oktober 2022, zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Deze onderwijsachterstandsscore wordt gedeeld door het aantal leerlingen op basis waarvan deze is uitgerekend, om de relatieve onderwijsachterstandsscore te berekenen. Deze scores zijn opgenomen in bijlage 1 tot en met 3;

school: school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra of artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;

voortgezet onderwijs: onderwijs als bedoeld in artikel 1.4 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;

vestiging: hoofdvestiging of nevenvestiging als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, hoofdvestiging of nevenvestiging als bedoeld in artikel 76a van de Wet op de expertisecentra, hoofdvestiging als bedoeld artikel 4.13 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, nevenvestiging als bedoeld in artikel 4.14 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 of tijdelijke nevenvestiging als bedoeld in artikel 4.16 van de Wet voortgezet onderwijs 2020.

Artikel 2. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling.

Artikel 3. Doel van de regeling en te subsidiëren activiteiten

1. De minister kan voor de schooljaren 2025-2026, 2026-2027 en 2027-2028 subsidie verstrekken aan een bevoegd gezag van een school met een vestiging die zijn opgenomen in bijlage 1 tot en met 4, als deelnemer aan een lokale coalitie voor het uitvoeren van een programma School en Omgeving, dat aansluit bij het curriculum van de desbetreffende school.

2. De subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van een programma School en Omgeving voor de volgende ontwikkelgebieden:

  1. sport;

  2. cultuur;

  3. cognitieve ontwikkeling;

  4. sociale ontwikkeling;

  5. oriëntatie op jezelf; of

  6. oriëntatie op de wereld.

3. Van het programma School en Omgeving kunnen geen deel uitmaken:

  1. uren die behoren tot de onderwijstijd;

  2. activiteiten die betrekking hebben op trainingen voor de eindtoets of examentraining;

  3. buitenlandse reizen.

4. Op grond van deze regeling wordt geen subsidie verstrekt aan een bevoegd gezag voor een vestiging die deel uitmaakt van een lokale coalitie waarvoor middelen zijn aangevraagd door een gemeente op grond van de Regeling kansrijke wijk.

Artikel 4. Regievoerder en coalitie-aanmelding

1. Eén bevoegd gezag van één van de deelnemende vestigingen in de lokale coalitie treedt namens de lokale coalitie op als regievoerder.

2. Een lokale coalitie bestaat uit een bevoegd gezag van ten minste één deelnemende vestiging, ten minste één gemeente, waaronder in ieder geval de gemeente waarin ten minste één van de deelnemende vestigingen gelegen is, en ten minste één lokale partij.

3. De regievoerder dient, tijdens de aanvraagperiode, bedoeld in artikel 5, tweede lid, namens de lokale coalitie een coalitie-aanmelding in via de website van DUS-I voor de vorming van een coalitie. Bij de coalitie-aanmelding wordt een plan van aanpak als bedoeld in het vierde lid ingediend.

4. Het plan van aanpak bevat voor de periode, bedoeld in artikel 3, eerste lid, in aanvulling op artikel 3.4 van de Kaderregeling, in ieder geval:

  1. de contactgegevens van de regievoerder;

  2. een beschrijving van de samenwerkende partijen die deelnemen aan de lokale coalitie, met vermelding van een contactpersoon, de naam van de organisatie, het e-mailadres van de organisatie en indien beschikbaar het RIO geïdentificeerde nummer;

  3. indien vestigingen aan een bestaande lokale coalitie worden toegevoegd of uit een coalitie gaan, de naam van de betreffende vestiging, met vermelding van een contactpersoon, het e-mailadres van de vestiging en het RIO geïdentificeerde nummer;

  4. het geschatte totaal aantal leerlingen dat deelneemt aan activiteiten in de lokale coalitie;

  5. een beschrijving van de visie en doelen van het aanbod in de lokale coalitie in het kader van het programma School en Omgeving;

  6. een beschrijving van welk ontwikkelaanbod wordt georganiseerd, welke ontwikkelgebieden hiermee worden bereikt, naar welke kwaliteit wordt gestreefd, waarbij in ieder geval aannemelijk wordt gemaakt dat een Verklaring Omtrent Gedrag van betrokkenen bij het ontwikkelaanbod verplicht is gesteld en hoe de kwaliteit zal worden gemonitord en geëvalueerd;

  7. een beschrijving van de activiteiten om doelen te bereiken;

  8. proces- en samenwerkingsafspraken in de lokale coalitie, waarbij in ieder geval aandacht wordt besteed aan de vormgeving van de samenwerking tussen de gemeente en de vestiging binnen de lokale coalitie.

5. Indien de regievoerder zijn taken aan een nieuwe regievoerder overdraagt, maakt de oorspronkelijke regievoerder daar melding van bij DUS-I.

Artikel 5. Aanvraag subsidie

1. De subsidie wordt door het bevoegd gezag van een vestiging aangevraagd. Het bevoegd gezag kan per vestiging maximaal één aanvraag indienen.

2. Een aanvraag wordt alleen in behandeling genomen als een coalitie-aanmelding als bedoeld in artikel 4, derde lid, is gedaan.

3. Een subsidieaanvraag kan worden ingediend van 3 maart 2025, 09:00 uur tot en met 31 maart 2025, 16:00 uur. Aanvragen die na 31 maart 2025, 16:00 uur worden ingediend, worden afgewezen.

4. De subsidie wordt aangevraagd met gebruikmaking van het digitale aanvraagformulier dat daartoe op de website van de DUS-I beschikbaar wordt gesteld. In dit aanvraagformulier vermeldt de aanvrager:

  1. de naam van de vestiging;

  2. het in RIO geïdentificeerde nummer van de vestiging waarvoor de aanvraag wordt ingediend;

  3. de contactpersoon van de vestiging;

  4. het referentienummer van de lokale coalitie waar de vestiging deel van uitmaakt;

  5. het geschatte totaal aantal klokuren ontwikkelaanbod per schooljaar, bestaande uit 40 weken, met een minimum van vier klokuren en een maximum van tien klokuren per week, verdeeld over de schooljaren 2025–2026, 2026–2027 en 2027-2028;

  6. het geschatte aantal leerlingen op vestigingsniveau dat zal deelnemen aan de activiteiten.

5. Het ontwikkelaanbod gedurende de geschatte klokuren, bedoeld in het derde lid onderdeel e, is gericht op één of meer van de in artikel 3, tweede lid, bedoelde ontwikkelgebieden.

6. Indien een bevoegd gezag op grond van artikel 3, eerste lid, een subsidieaanvraag doet, maakt het plan van aanpak van de lokale coalitie, bedoeld in artikel 4, vierde lid, onderdeel uit van deze subsidieaanvraag.

Artikel 6. Subsidieplafond, maximale hoogte subsidie en activiteitenperiode

1. Voor subsidieverstrekking op grond van deze regeling is in totaal een bedrag beschikbaar van € -,-, waarvan:

a. € -,- beschikbaar is voor het primair onderwijs, met uitzondering van het speciaal

onderwijs, speciaal basisonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs;

b. € -,- beschikbaar is voor het voortgezet onderwijs, niet zijnde praktijkonderwijs;

c. € -,- beschikbaar is voor het speciaal onderwijs, speciaal basisonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs; en

d. € -,- beschikbaar is voor het praktijkonderwijs.

2. Indien het subsidieplafond, bedoeld in het eerste lid, ontoereikend is om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen toe te wijzen, worden de aanvragen gerangschikt op aflopende relatieve onderwijsachterstandsscore, waarbij de subsidie voor de vestigingen met de hoogste scores wordt toegekend:

a. in het primair onderwijs wordt gekeken naar de in bijlage 1 opgenomen
relatieve onderwijsachterstandsscores;

b. in het voortgezet onderwijs wordt gekeken naar de in bijlage 2 opgenomen
relatieve onderwijsachterstandsscores;

c. in het speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs wordt gekeken naar de in bijlage 3 opgenomen scores met betrekking tot het relatief aantal leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond;

d. in het praktijkonderwijs wordt gekeken naar de in bijlage 4 opgenomen relatieve onderwijsachterstandsscores.

3. Iedere aanvrager krijgt, indien het subsidieplafond, bedoeld in het eerste lid, toereikend is, de mogelijkheid om in maart 2026 het aantal aangevraagde klokuren of het aantal aangevraagde leerlingen eenmalig tussentijds naar boven bij te stellen. De tussentijdse bijstelling heeft enkel effect op schooljaren 2026-2027 en 2027-2028. Er kan niet met terugwerkende kracht voor schooljaar 2025-2026 omhoog worden bijgesteld.

4. Indien het subsidieplafond, bedoeld in artikel 6, eerste lid, enkel deels toereikend is voor het doorvoeren van tussentijdse bijstellingen, worden de aanvragen gerangschikt op aflopende relatieve onderwijsachterstandsscore, waarbij de tussentijdse bijstelling voor de vestigingen met de hoogste scores wordt toegekend.

5. Indien één of meerdere subsidieplafonds, bedoeld in het eerste lid, niet of niet volledig worden benut, dan worden de resterende middelen uit andere subsidieplafonds verdeeld over de volledig benutte subsidieplafonds.

Artikel 7. Subsidiebedrag

1. Het subsidiebedrag voor een vestiging wordt berekend door het aantal opgegeven leerlingen van de desbetreffende vestiging dat naar verwachting zal deelnemen aan het programma School en Omgeving te vermenigvuldigen met een bedrag van € 264,– per aangevraagd klokuur per schooljaar.

2. Indien een vestiging waarvoor subsidie wordt aangevraagd een totaal leerlingenaantal van 150 of minder heeft, wordt het subsidiebedrag voor de desbetreffende vestiging aangevuld met een aanvullend subsidiebedrag. Voor het totaal leerlingenaantal wordt gekeken naar de leerling telling van de Dienst Uitvoering Onderwijs met teldatum 1 februari 2024 voor het primair onderwijs en de leerling telling van met teldatum 1 oktober 2022 voor het voortgezet onderwijs, zoals geregistreerd bij de Dienst Uitvoering Onderwijs. Het aanvullende subsidiebedrag wordt berekend door 150 te verminderen met het aantal leerlingen waarvoor subsidie wordt aangevraagd, waarbij het resulterende getal wordt vermenigvuldigd met € 52,80 per aangevraagd klokuur per schooljaar.

Artikel 8. Verplichtingen coalitie-aanmelding en subsidieaanvraag

1. In aanvulling op hoofdstuk 5 van de Kaderregeling worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:

a. de activiteiten worden uitgevoerd in de schooljaren 2025-2026, 2026-2027 en 2027-2028 telkens in de periode van 1 augustus tot en met 31 juli;

b. de activiteiten vinden plaats op reguliere schooldagen, buiten de reguliere onderwijstijd, en vinden uitsluitend plaats in schoolvakanties voor zover dit gebeurt in combinatie met aanbod op reguliere schooldagen, buiten de reguliere onderwijstijd;

c. de subsidieontvanger ziet erop toe dat de personen die werken met de leerlingen in het bezit zijn van een Verklaring Omtrent het Gedrag;

d. de subsidieontvanger spant zich in om het aantal opgegeven leerlingen een programma School en Omgeving aan te bieden;

e. de subsidieontvanger biedt het aantal opgegeven klokuren daadwerkelijk aan;

f. de subsidieontvanger deelt de inhoud van het programma School en Omgeving met onderzoekers die in opdracht van de minister de subsidieregeling evalueren met inachtneming van de AVG en neemt actief deel aan dit monitor- en effectenonderzoek.

2. De minister verzoekt de regievoerder uiterlijk op 1 november 2028 een kwaliteitsrapport bij DUS-I in te dienen, waarvoor door DUS-I in juni 2025 een format voor beschikbaar wordt gesteld.

Artikel 9. Verlening, besteding en betaling

1. In afwijking van artikel 9.1, vierde lid, van de Kaderregeling wordt de subsidie verleend binnen 13 weken na afloop van de periode waarin de aanvragen kunnen worden ingediend.

2. Als de activiteiten zijn uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging wordt verstrekt.

3. De minister verstrekt een voorschot van 100 procent. Het betaalritme bestaat uit vier betalingen en vindt als volgt plaats:

1˚. de eerste betaling in september 2025, die 50 procent van het budget voor schooljaar 2025-2026 betreft;

2˚. de tweede betaling in januari 2026, die 50 procent van het budget voor schooljaar 2025-2026 en 50 procent van het budget voor schooljaar 2026-2027 betreft;

3˚. de derde betaling in januari 2027, die 50 procent van het budget voor schooljaar 2026-2027 en

50 procent van schooljaar 2027-2028 betreft;

4˚. de vierde betaling in januari 2028, die 50 procent van het budget voor schooljaar 2027-2028 betreft.

Indien tussentijds omhoog wordt bijgesteld, vindt er een extra betaling plaats in september 2026, die het aanvullende budget voor 50 procent van schooljaar 2026-2027 betreft.

Artikel 10. Verantwoording, vaststelling en terugvordering

1. De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs, met model G, onderdeel 1.

2. De subsidie wordt uiterlijk 22 weken na indiening van het eindverslag, bedoeld in het vijfde lid, én de jaarverslaggeving over het laatste jaar van de activiteitenperiode vastgesteld.

3. De activiteiten waarvoor op grond van artikel 3, tweede lid, subsidie is verstrekt, worden als volledig verricht beschouwd, indien ten minste 75 procent van het aantal klokuren, bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel e, zijn uitgevoerd.

4. Indien de activiteiten volledig zijn uitgevoerd en aan de subsidieverplichtingen, bedoeld in artikel 8, eerste lid, is voldaan, wordt de subsidie vastgesteld op het bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de verlening is genoemd.

5. De subsidieontvanger dient uiterlijk op 1 november 2028 bij DUS-I een eindverslag in. Een format daartoe wordt door DUS-I beschikbaar gesteld. In het eindverslag vermeldt de subsidieontvanger op welke manier hij zich heeft ingespannen om het aantal opgegeven leerlingen en het aantal gerealiseerde klokuren te bereiken. De vermelding van het aantal aangeboden klokuren, bedoeld in de derde volzin, geschiedt aan de hand van een uitsplitsing over de schooljaren 2025-2026, 2026-2027 en 2027-2028. Verder toont de subsidieontvanger in het eindverslag aan dat het aannemelijk is dat er gedurende het aantal aangeboden klokuren een ontwikkelaanbod is gerealiseerd en dat er zorg is gedragen voor de VOG-verklaringen van de betrokkenen.

6. De subsidieontvanger meldt gedurende de subsidieperiode schriftelijk bij DUS-I indien het gemiddeld aantal aangeboden klokuren dat is gerealiseerd minder is dan 75 procent van het aangevraagde aantal klokuren. In dat geval kan de subsidie lager worden vastgesteld. Voor het lager vaststellen van de subsidie wordt uitgegaan van het gemiddeld aantal klokuren per week per schooljaar, waarbij klokuren die meetellen activiteiten betreffen die vallen onder de ontwikkelgebieden, bedoeld in artikel 3, tweede lid.

7. Indien het aantal klokuren, bedoeld in artikel 5, derde lid, onderdeel e, niet wordt gehaald, wordt na aftrek van een marge van 25 procent van het aantal aangevraagde klokuren naar rato teruggevorderd over de niet-gerealiseerde uren.

8. Indien de activiteiten niet volledig zijn uitgevoerd of niet aan de verplichtingen is voldaan, kan de minister de subsidie lager vaststellen en het ontvangen subsidiebedrag naar rato terugvorderen.

9. De subsidieontvanger toont op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.

Artikel 11. Hardheidsclausule

De minister kan één of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing daarvan gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 12. Inwerkingtreding en geldigheidsduur

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2030 met dien verstande dat zij van toepassing blijft ten aanzien van subsidies die op grond van deze regeling zijn verstrekt.


Artikel 13. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling School en Omgeving 2025–2028.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Mariëlle Paul


Bijlage 1. Behorende bij artikel 3 van de Subsidieregeling School en Omgeving 2025-2028


Bijlage 2. Behorende bij artikel 3 van de Subsidieregeling School en Omgeving 2025-2028


Bijlage 3. Behorende bij artikel 3 van de Subsidieregeling School en Omgeving 2025-2028


Bijlage 4. Behorende bij artikel 3 van de Subsidieregeling School en Omgeving 2025-2028


TOELICHTING

Algemeen

De Subsidieregeling School en Omgeving 2025-2028 (hierna: de subsidieregeling) regelt de activiteiten waarvoor, en de voorwaarden waaronder, de minister subsidie kan verstrekken. De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: de Kaderregeling) en de Wet overige OCW-subsidies (hierna: WOOS) vormen de juridische grondslag voor deze subsidieregeling.

In de regeling wordt gesproken over het programma School en Omgeving. Met het landelijke programma School en Omgeving wordt gewerkt aan onder andere een kennisinfrastructuur en onderzoekslijn. De komende jaren wordt toegewerkt naar een duurzame vormgeving van School en Omgeving, onder andere middels een structurele vorm van financiering. Via de regiocoördinatoren van de Gelijke Kansen Alliantie kunnen coalities OCW benaderen voor ondersteuning, advies en kennisdeling.

Inleiding

Kansengelijkheid houdt in dat elk kind zijn talenten ten volle moet kunnen ontplooien, ongeacht de thuissituatie of omgeving waarin het opgroeit. In kwetsbare gebieden lopen kinderen echter sneller en vaker onderwijsachterstanden op, is er een hogere criminaliteit en is de levensverwachting structureel lager. Gelijke leer- en ontwikkelkansen vergroten is een brede maatschappelijke opgave en vraagt om een integrale aanpak. Dit moet bereikt worden door het versterken van de verbindingen binnen de driehoek school – thuis – omgeving.1 Hiervoor is samenwerking tussen lokale partijen en betrokkenheid vanuit de gemeente noodzakelijk. De school dient voor leerlingen en ouders een veilige haven te zijn en is soms de enige plek om leerlingen te bereiken en te stimuleren en behoeften te signaleren. Tegelijkertijd kan een school deze verantwoordelijkheid niet alleen dragen. Om de omgeving van een kind te versterken is een coalitie met scholen, gemeenten en maatschappelijke organisaties en eventueel andere partijen noodzakelijk. De gemeente kan het onderwijs-, sport-, zorg- en cultuurbeleid bij elkaar brengen. Binnen het sociaal domein heeft de gemeente verantwoordelijkheden in ondersteuning op het gebied van zorg, jeugd, participatie en werk. Zij ondersteunt gezinnen en kinderen zodat deze zo gezond en veilig mogelijk kunnen opgroeien. Kinderopvang en maatschappelijke organisaties kunnen met name in het organiseren en uitvoeren van aanbod en het ondersteunen van de school een belangrijke rol spelen.

Op veel plekken in Nederland gebeurt al veel op het vlak van de verrijkte schooldag. Deze huidige subsidieregeling is de opvolger van de Subsidieregeling School en Omgeving (2022–2023) en de Subsidieregeling School en Omgeving 2023–2025. Met de eerste subsidieregeling konden coalities van voorlopers en doorgroeiers met een subsidie hun aanbod uitbreiden of door ontwikkelen en startende coalities een verrijkte schooldag opstarten. De tweede subsidieregeling maakte het mogelijk dat coalities hun programma konden opstarten, continueren en verbeteren in de schooljaren 2023–2024 en 2024–2025 en nieuwe scholen een aanbod konden gaan opzetten.

Met deze subsidieregeling wordt gericht geïnvesteerd in de scholen waar de nood het hoogst is. Zo wordt in deze regeling geprioriteerd op de scholen met als bereik vijf procent van alle leerlingen op scholen met de relatief hoogste achterstandsscores op basis van de Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)-indicator voor het basisonderwijs en voortgezet onderwijs en voor het speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs en speciaal voortgezet onderwijs op basis van leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond.

Voor Caribisch Nederland wordt ook voor de periode 2025-2028 ingezet op het programma School en Omgeving. Hiervoor wordt de reeds gehanteerde aanpak voortgezet die aansluit bij de specifieke situatie op de eilanden.

Doel van het landelijke programma School en Omgeving

Het programma School en Omgeving en deze subsidieregeling zijn opgezet voor leerlingen met ongunstige omgevingskenmerken meer kans te bieden op een goede onderwijsloopbaan in het funderend onderwijs. Het programma School en Omgeving heeft twee doelen:

  • Zorgen voor een ondersteunende en stimulerende omgeving, zodat alle leerlingen hun talenten in de volle breedte kunnen ontplooien en vaardigheden kunnen ontwikkelen ter bevordering van kansengelijkheid in het onderwijs en een gelijkwaardige deelname aan de maatschappij; en

  • De samenwerking tussen de vestigingen, gemeenten en lokale partijen te bevorderen en een toename van het buitenschools aanbod te bewerkstelligen ter bevordering van kansengelijkheid.

Doeltreffendheid

Door het bieden van activiteiten gericht op een stimulerende en ondersteunende omgeving aan leerlingen draagt het bij aan het ontwikkelen en benutten van zijn talenten en vaardigheden in de volle breedte. Eerste onderzoeksresultaten wijzen in de richting dat de activiteiten binnen het buitenschools aanbod bijdragen aan factoren als motivatie, zelfvertrouwen, persoonlijke ontwikkeling en het fysiek en mentaal goed voelen van leerlingen. Ook versterken leerlingen hun cognitieve, sociaal-emotionele en burgerschapsvaardigheden. Ze ontdekken hun (brede) talenten en interesses en verbreden hun toekomstperspectief. Daarnaast is de verwachting dat het zorgt voor een betere aansluiting tussen thuis, omgeving en school. Op de lange termijn moet dit bijdragen aan een betere voorbereiding van de leerling op het verwerven van een volwaardige positie in de maatschappij. Uiteindelijk kan dit leiden tot onder andere verminderde armoede, een geschikte baan, voldoende zelfstandigheid en het voorkomen van uitval.

Proces en fasering

Het programma School en Omgeving gaat een volgende fase in waarin wordt toegewerkt naar een duurzaam programma met structurele financiering. De ambitie is dat alle scholen waar dit het hardste nodig is, op termijn een programma van tien uur per week aanbieden. Middels deze regeling worden scholen gestimuleerd om al zoveel mogelijk uren aan te bieden. In het schooljaar 2024-2025 wordt besloten over het vervolg op deze regeling en hoe er verder toegewerkt wordt naar een structurele vormgeving van School en Omgeving. Deze subsidieregeling zorgt voor overbrugging tot een duurzaam financieel instrument in werking kan treden. De lerende aanpak, waarin OCW nauw samenwerkt met coalities, blijft van groot belang om het programma gezamenlijk door te ontwikkelen. Het leren van de praktijk en wetenschap geeft vorm aan een effectieve verrijkte schooldag en hoe deze er in de toekomst uit moet komen te zien.

Subsidieregeling School en Omgeving 2022-2023

Met de Subsidieregeling School en Omgeving (2022-2023) ontvingen een groep ‘voorlopers’ en ‘doorgroeiers’ middelen voor één jaar voor het verder ontwikkelen van hun programma voor het schooljaar 2022-2023. Daarnaast is een groep ‘starters’ ruimte geboden om een samenwerking met lokale partijen te organiseren waarmee gewerkt wordt aan het opstellen van een plan van aanpak en een convenant Rijke schooldag.

Subsidieregeling School en Omgeving 2023-2025

De subsidieregeling School en Omgeving (2023–2025) bouwde voort op de eerste regeling. Wel is gekozen voor een andere manier van verdeling van de middelen en is de doelgroep aangescherpt naar scholen die dit het hardste nodig hebben (de categorie A-vestigingen). Ook is de ambitie opgenomen om toe te werken naar een aanbod van tien uur per week per leerling. Vijf coalities hebben middelen ontvangen via het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid middels de interdepartementale specifieke uitkering Kansrijke wijk (hierna: SPUK).

Subsidieregeling School en Omgeving 2025-2028

De subsidieregeling School en Omgeving (2025–2028) is een verlenging van de voorgaande regeling. Wel is naar aanleiding van signalen en ervaringen van deelnemende scholen gekozen om een aantal wijzigingen door te voeren met als doel het verlichten van de resultaatverplichting en het verminderen van de complexiteit van de regeling. Deze subsidieregeling heeft als doel om een bijdrage te leveren in de kosten van een verrijkte schooldag op basis van het aantal uren dat daadwerkelijk een verrijkt aanbod wordt neergezet.

Schoolvestigingen met een positieve relatieve onderwijsachterstandsscore (hoger dan nul) mogen een aanvraag indienen.

In de subsidieregeling wordt geprioriteerd op de scholen met als bereik vijf procent van alle leerlingen op scholen met de relatief hoogste achterstandsscores op basis van de CBS-indicator voor het basisonderwijs, voortgezet onderwijs, praktijkonderwijs en voor het speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs en speciaal voortgezet onderwijs op basis van het relatief aantal leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond. Dit betekent dat aanvragen gerangschikt worden op basis van de relatieve onderwijsachterstandsscores of het relatief aantal leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond, waarbij aanvragers met de hoogste scores voorrang krijgen. Dit betekent dat, wanneer ruimte is in het budget, ook scholen die buiten de vijf procent vallen budget toegekend kunnen krijgen.

Lijsten van alle schoolvestigingen die een aanvraag mogen indienen, zijn als bijlage 1 tot en met 4 bij de regeling gevoegd.

Opnieuw wordt via het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid aan coalities binnen de focusgebieden de keuze voorgelegd om de middelen te ontvangen via de SPUK. Hiervoor komen enkel de coalities in aanmerking die vallen onder de focusgebieden van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid en waarvan 85% van de scholen uit de coalitie in het gebied staan. De scholen die hieronder vallen, kunnen niet via deze subsidieregeling geld ontvangen en worden daarom niet genoemd in de bijlagen.

Wijzigingen ten opzichte van subsidieregeling 2023-2025

Ten opzichte van de subsidieregeling 2023-2025 worden enkele wijzigingen gedaan. Deze wijzigingen hebben als doel het verminderen van de complexiteit en het versoepelen van de resultaatverplichting.

Doelgroep

Alle scholen met een positieve onderwijsachterstandsscore kunnen een aanvraag indienen. Schoolvestigingen met vijf procent van de leerlingen met de hoogste relatieve onderwijsachterstandsscore worden geprioriteerd. Dit geldt ook voor scholen waarbij wordt geselecteerd op het hoogst relatief aantal leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond (in het speciaal basisonderwijs of (voortgezet) speciaal onderwijs). Bij overvraging van de regeling wordt daarom gerangschikt op relatieve onderwijsachterstandsscores of het relatief aantal leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond, waarbij aanvragers met de hoogste scores budget toegekend krijgen.

In de resultaatverplichting enkel controle op het aantal klokuren

In de verantwoording door DUS-I wordt enkel gecontroleerd op het gemiddeld aantal klokuren dat is aangeboden. De verantwoording over het aantal leerlingen dat daadwerkelijk heeft deelgenomen aan de activiteiten vervalt. De wijze van aanvragen verandert niet. De handleiding voor het berekenen van het aantal uren en leerlingen blijft beschikbaar op de website van DUS-I.

Verhogen subsidiebedrag en aanvullend bedrag voor een vestiging met 150 leerlingen of minder

Het subsidiebedrag is volgens de loon- en prijsontwikkeling verhoogd. Per deelnemende leerling ontvangen scholen een bedrag van €264,- per klokuur per week per schooljaar om een ontwikkelaanbod neer te zetten. Daarnaast is een aanvullend bedrag beschikbaar voor kleine vestigingen waarop 150 leerlingen of minder inschreven staan. Dit is bedoeld als een tegemoetkoming voor vaste kosten die gemaakt worden bij de organisatie van een ontwikkelaanbod.

De verplichting om te groeien in het aantal klokuren vervalt

Scholen zijn niet meer verplicht om minimaal één klokuur groei te laten zien in het ontwikkelaanbod.

Vervallen voorlopers vergoeding en overige aanvullende budgetten

In de subsidieregeling 2023-2025 ontvingen regievoerders van een voorloperscoalitie een tegemoetkoming in de kosten van €10.000 voor het voorloperstraject. In de regeling 2025-2028 komt deze voorlopersvergoeding te vervallen. Daarnaast was het in de subsidieregeling 2023-2025 mogelijk dat, indien er sprake was van onderuitputting, een bedrag van maximaal €10.000 aan kennisdelingssubsidie per coalitie beschikbaar werd gesteld. Dit is in de regeling 2025-2028 niet meer opgenomen, maar wordt anders ingericht. Via de website van de GKA zal informatie worden verspreid op welke manieren dit doorgang zal vinden.

Doorontwikkeling kwaliteitseisen

Als onderdeel van het plan van aanpak wordt gevraagd naar welke kwaliteit er wordt gestreefd en hoe de coalitie deze kwaliteit gaat monitoren en evalueren. Dit mag op hoofdlijnen worden beschreven. Coalities die onderdeel waren van de Subsidieregeling School en Omgeving 2023-2025 was gevraagd om een kwaliteitsplan te ontwikkelen. Mocht de coalitie dit plan bij het moment van aanmelding voor deze subsidieregeling reeds hebben afgerond, dan wordt gevraagd naar de plek waar dit plan gepubliceerd is. Bij de beschikking ontvangen alle coalities een format voor een kwaliteitsrapport, waarmee coalities hun kwaliteit kunnen blijven doorontwikkelen. Door de minister wordt aan de regievoerder verzocht om aan het eind van de subsidieperiode dit ingevulde format in te dienen bij DUS-I.

Achteraf vaststellen

Subsidieontvangers ontvangen 100% voorschot op de subsidie in een betaalritme van vier betaalmomenten gedurende drie schooljaren. De subsidie wordt na afloop van de subsidieperiode vastgesteld op basis van het gerealiseerde aantal klokuren ontwikkelaanbod. De minister stelt de subsidie uiterlijk 22 weken na ontvangen van het eindverslag én jaarverslag vast. Indien het gerealiseerde aanbod lager uitvalt dan 75% van het aantal klokuren waarvoor is aangevraagd, kan de subsidie lager worden vastgesteld.

Mogelijkheid tot eenmalig tussentijds bijstellen van de aangevraagde subsidie

Indien na de eerste aanvraagperiode nog resterend subsidiebudget beschikbaar is, hebben vestigingen in maart 2026 de mogelijkheid om het aantal aangevraagde klokuren en/of het aantal aangevraagde leerlingen eenmalig omhoog bij te stellen, tot een maximum van tien klokuren per week. Op de website van DUS-I wordt voorafgaand aan het bijstelmoment inzage gegeven in het nog resterende subsidieplafond. Deze bijstelling heeft enkel effect op schooljaren 2026-2027 en 2027-2028.

Was Wordt
De doelgroep bestaat uit schoolvestingen met tien procent van de leerlingen met de hoogste relatieve onderwijsachterstandsscores en het relatief aantal leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond. De doelgroep bestaat uit schoolvestigingen met vijf procent van de leerlingen met de hoogste relatieve onderwijsachterstandsscores en relatief aantal leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond. Alle vestigingen met een positieve relatieve onderwijsachterstandsscore en relatief aantal leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond kunnen een aanvraag indienen.
Er vindt verantwoording plaats over zowel het aantal aangeboden klokuren als het daadwerkelijke aantal deelnemende leerlingen. Er vindt verantwoording plaats over het aantal aangeboden klokuren.
Per deelnemende leerling ontvangen scholen een bedrag van €236,- per klokuur per week, per schooljaar. Per deelnemende leerling ontvangen scholen een bedrag van €264,- per klokuur per week, per schooljaar. Daarnaast ontvangt iedere vestiging met 150 leerlingen of minder een aanvullend bedrag van €52,80 per leerling per klokuur per schooljaar voor iedere fictieve leerling tussen het aantal aangevraagde leerlingen en 150, als tegemoetkoming in de vaste lasten.
De regievoerder draagt er zorg voor dat op een publiek toegankelijke plaats een kwaliteitsplan wordt gepubliceerd. De regievoerder wordt verzocht om aan het eind van de subsidieperiode een ingevuld format voor een kwaliteitsrapport in te dienen bij DUS-I.
Een categorie A-vestiging moet aantonen dat er in het tweede schooljaar minimaal één klokuur gemiddeld aan het programma wordt toegevoegd, ten opzichte van het eerste schooljaar. Er is geen verplichting meer om in het tweede schooljaar minimaal één klokuur toe te voegen aan het programma.
De subsidie wordt direct vastgesteld. De subsidie wordt achteraf vastgesteld. De vaststelling vindt plaats naar aanleiding van het eindverslag en het jaarverslag.

Reikwijdte

Met deze subsidieregeling kunnen de schoolvestigingen met een positieve onderwijsachterstandsscore een subsidieaanvraag indienen. Indien het subsidiebudget niet voldoende is om alle aanvragen toe te kennen, wordt gerangschikt op onderwijsachterstandsscore of leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond. Bij de aanvraag geeft een vestiging op hoeveel klokuren (minimaal vier tot maximaal tien) ze per week activiteiten bieden aan leerlingen.

Voorbeeldberekeningen

Ter ondersteuning van subsidieontvangers zijn hieronder enkele rekenvoorbeelden weergegeven met betrekking tot het berekenen van het te ontvangen subsidiebedrag (voorbeeld 1), het berekenen van het subsidiebedrag inclusief het aanvullende bedrag voor kleine vestigingen (voorbeeld 2) en het berekenen van een terugvordering indien niet is voldaan aan de resultaatverplichting (voorbeeld 3).

Voorbeeldberekening 1:
Aanvraag
  • Schooljaar 1 aantal klokuren: 5

  • Schooljaar 2 aantal klokuren: 5

  • Schooljaar 3 aantal klokuren: 5

  • Gemiddelde aantal leerlingen over de gehele activiteitenperiode: 200

Eerste schooljaar: €264 * 200 leerlingen * 5 klokuren €264.000
Tweede schooljaar: €264 * 200 leerlingen * 5 klokuren €264.000
Derde schooljaar: €264 * 200 leerlingen * 5 klokuren €264.000
Totaalbedrag €792.000
Voorbeeldberekening 2 (voor een school met 150 leerlingen):
Aanvraag
  • Schooljaar 1 aantal klokuren: 6

  • Schooljaar 2 aantal klokuren: 6

  • Schooljaar 3 aantal klokuren: 6

  • Gemiddelde aantal leerlingen over de gehele activiteitenperiode: 100

Eerste schooljaar: €264 * 100 leerlingen * 6 klokuren €158.400
Tweede schooljaar: €264 * 100 leerlingen * 6 klokuren €158.400
Derde schooljaar: €264 * 100 leerlingen * 6 klokuren €158.400
Totaal reguliere bedrag €475.200
Aanvullend bedrag voor 50 leerlingen (150-100 leerlingen)
Eerste schooljaar: €52,80 * 50 leerlingen * 6 klokuren €15.840
Tweede schooljaar: €52,80 * 50 leerlingen * 6 klokuren €15.840
Derde schooljaar: €52,80 * 50 leerlingen * 6 klokuren €15.840
Totaal aanvullend bedrag €47.520
Totaalbedrag €522.720
Voorbeeldberekening 3:
Aanvraag
  • Schooljaar 1 aantal klokuren: 6

  • Schooljaar 2 aantal klokuren: 6

  • Schooljaar 3 aantal klokuren: 6

Gemiddelde aantal leerlingen over de gehele activiteitenperiode: 200

Eerste schooljaar: €264 * 200 leerlingen * 6 klokuren €316.800
Tweede schooljaar: €264 * 200 leerlingen * 6 klokuren €316.800
Derde schooljaar: €264 * 200 leerlingen * 6 klokuren €316.800
Totaalbedrag ontvangen €950.400
Gerealiseerd gemiddeld per week over 40 weken
  • Schooljaar 1: 3 klokuren

  • Schooljaar 2: 4 klokuren

  • Schooljaar 3: 5 klokuren

Terugvordering

Schooljaar 1
Aangevraagd: 6 klokuren (100%)

Afwijkingsmarge (75%)

Gerealiseerd: 3 klokuren (50%)

Terugvordering van 25% van het totaal ontvangen bedrag voor schooljaar 1

Terugvordering: €79.200

Schooljaar 2

Aangevraagd: 6 klokuren (100%)

Afwijkingsmarge (75%)

Gerealiseerd: 4 klokuren (67%)

Terugvordering van 8% van het totaal ontvangen bedrag voor schooljaar 2

Terugvordering: €25.344


Schooljaar 3

Aangevraagd: 6 klokuren (100%)

Afwijkingsmarge (75%)

Gerealiseerd: 5 klokuren (83%)

Geen terugvordering

Terugvordering totaal: €104.544


Tabel met overzicht van voorwaarden uit de subsidieregeling

Doelgroep
  • Alle scholen met een positieve relatieve onderwijsachterstandsscore en met een positief relatief aantal leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond.

  • De primaire doelgroep zijn de schoolvestigingen met de vijf procent hoogste relatieve onderwijsachterstandsscore op basis van de CBS-indicator voor onderwijsachterstanden of relatief hoogste aantal leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond (zie lijsten in bijlage 1 tot en met 4).

  • Bij overvraging van het budget, wordt gerangschikt op hoogste onderwijsachterstandsscore of hoogste aantal leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond.

Aanvraagperiode
  • 3 maart tot en met 31 maart 2025.

Activiteitenperiode
  • 1 augustus 2025 tot en met 31 juli 2028.

Subsidiebedrag
  • Per deelnemende leerling ontvangen vestigingen een bedrag van €264,- per klokuur per week, per schooljaar. Vestigingen met 150 leerlingen of minder ontvangen aanvullend bedrag voor iedere leerling tussen het aantal opgegeven leerlingen en 150. Het aanvullende bedrag bedraagt €52,80 per leerling per klokuur per schooljaar.

Coalitie-aanmelding bij DUS-I
door bevoegd gezag dat optreedt als regievoerder van lokale coalitie
  • Indienen plan van aanpak in bij DUS-I (inclusief kwaliteitsplan op hoofdlijnen).

  • Optioneel in geval van bestaande coalitie; aanleveren kwaliteitsplan uit regeling 2023–2025 wanneer deze reeds voltooid is.

Subsidieaanvraag bij DUS-I

door bevoegd gezag van vestiging

  • De naam van de vestiging.

  • RIO-nummer.

  • Contactpersoon van de vestiging.

  • Referentienummer coalitie.

  • Het aantal klokuren aan activiteiten per schooljaar.

  • Verwachte aantal deelnemende leerlingen op schoolvestigingsniveau.

  • In het aanvraagformulier wordt verklaard dat de vestiging instemt met het plan van aanpak dat is ingeleverd bij de coalitie-aanmelding.

Plan van aanpak vanuit coalitie

aangeleverd door regievoerder

  • Contactgegevens regievoerder.

  • Een beschrijving van de samenwerkende partijen die deelnemen aan de lokale coalitie, met vermelding van een contactpersoon, naam van de organisatie, e-mailadres van de organisatie en eventueel RIO geïdentificeerde nummer.

Indien de coalitie gedurende de looptijd van de activiteitenperiode wijzigt, dient dit aan DUS-I te worden doorgegeven. Vermeld hierbij de naam van de betreffende vestiging, met vermelding van een contactpersoon het e-mailadres van de vestiging en het RIO geïdentificeerde nummer.

  • Het geschatte aantal leerlingen dat in totaal in de coalitie bereikt wordt.

  • De visie en doelen van de coalitie.

  • Naar welk aanbod, welke ontwikkelgebieden en naar welke kwaliteit wordt gestreefd.

    • Hierin wordt in ieder geval aannemelijk gemaakt dat een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) van betrokkenen bij het aanbod verplicht is gesteld.

    • Ook wordt gevraagd op welke manier de kwaliteit wordt gemonitord en geëvalueerd.

  • Beschrijving activiteiten om de doelen te bereiken.

  • Proces- en samenwerkingsafspraken, waarbij in ieder geval aandacht besteed wordt aan hoe de samenwerking er tussen de gemeente en school uitziet.

Opdracht

voor regievoerder van lokale coalitie

  • Doorontwikkeling van het kwaliteitsplan tot kwaliteitsrapport. DUS-I stelt hiervoor een format beschikbaar. Het kwaliteitsrapport wordt uiterlijk 1 november 2028 bij DUS-I aangeleverd in daarvoor bestemd format.

Resultaatverplichting

voor subsidieontvanger

  • Organisatie van alle opgegeven klokuren ontwikkelaanbod, waarbij minimaal vier klokuren en maximaal tien klokuren per week wordt aangeboden (25% afwijkingsmarge).

  • Deelname aan onderzoek en monitoring, waaronder uitvraag deelnamecijfers van leerlingen.

De subsidieontvanger spant zich in voor
  • Ambitie naar uiteindelijk programma van tien klokuren.

  • Deelname van alle opgegeven leerlingen aan aanbod.

  • Toezien op VOG van personen die werken met leerlingen.

Controle vindt plaats op
voor subsidieontvanger
  • Aanleveren eindverslag uiterlijk 1 november 2028 bij DUS-I.

  • Deelname aan onderzoek en monitoring.

  • Indien nodig wordt geacht, controle op aanbod via een deelwaarneming.

Let op: voor deelname aan de subsidieregeling zijn twee stappen vereist;

  1. Het bevoegd gezag dat optreedt als regievoerder van de coalitie dient een coalitie-aanmelding in.

  2. Het bevoegd gezag van een schoolvestiging in de doelgroep dient een subsidieaanvraag in voor de betreffende vestiging. Zonder bijbehorende coalitie-aanmelding, kan een subsidieaanvraag niet in behandeling worden genomen door DUS-I.

Nieuwe subsidieaanvragers

Vestigingen die op grond van de eerdere subsidieregelingen nog geen coalitie hebben, kunnen met de ontvangen middelen een ontwikkelaanbod opzetten. Belangrijk is dat nieuwe subsidieaanvragers onderdeel zijn van een nieuwe coalitie of zich aansluiten bij een bestaande coalitie. Een lokale coalitie dient te bestaan uit minimaal één school, één gemeente en één (maatschappelijke) organisatie. In het plan van aanpak dient de regievoerder aan te geven wie tot de lokale coalitie behoren.

Regeldruk

Administratieve lasten betreffen de kosten om te voldoen aan informatieverplichtingen aan de overheid, voortvloeiend uit wet- en regelgeving van de overheid. Het gaat om het verzamelen, bewerken, registreren, bewaren en ter beschikking stellen van informatie aan de overheid. Deze lasten doen zich voor bij de subsidieaanvraag en bij de verantwoording hiervan. Ook worden scholen gevraagd informatie te verstrekken ten behoeve van onderzoek en monitoring.

Ingeschat wordt dat voor het invullen van het aanvraagformulier bedoeld in artikel 5, een tijdsinvestering van vijftien uur per aanvraag nodig is. Voor het verstrekken van informatie ten behoeve van monitoring wordt vijf uur per aanvraag gerekend. Hierin zijn niet de uren voor het lerende aanpak traject en kennisdeling verwerkt. De verantwoording vindt plaats via een eindverslag. De administratieve lasten voor de verantwoording worden geschat op tien uur. De minister kan een deelwaarneming uitvoeren (vergelijkbaar met een steekproef, waarbij een deel van de aanvragen wordt gecontroleerd om uiteindelijk een oordeel te kunnen vormen over de verantwoording van de ontvangen middelen) om te controleren of een aanvrager heeft voldaan aan de subsidievoorwaarden. Ingeschat wordt dat deze activiteit de aanvrager een tijdsinvestering van tien uur kost. Uitgaande van € 54 per uur bedragen de administratieve lasten per subsidieaanvraag dus maximaal € 2.160.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Begripsbepalingen

Over de begripsbepaling “kinderopvang” kan nog het volgende worden opgemerkt. Het gaat hierbij om kinderopvang als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang. Een kinderopvangorganisatie kan een rol spelen bij het bieden van het aanbod van een coalitie, maar kinderen kunnen niet op grond van deze regeling deelnemen aan de kinderopvang. De ontvangen subsidie mag dus niet worden besteed aan reguliere kinderopvang.

Artikel 2. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS is van toepassing op subsidies die op grond van deze regeling worden verstrekt. In de Kaderregeling zijn algemene subsidieregels opgenomen over onder andere de verplichtingen van subsidieontvangers, zoals de verplichting om mee te werken aan onderzoek en de meldingsplicht voor feiten en omstandigheden die relevant zijn voor de subsidie. De Kaderregeling kan worden gezien als algemene subsidieregeling, terwijl in de regeling de bijzondere regels staan die specifiek voor de subsidie voor School en Omgeving gelden. Het is daarom niet noodzakelijk deze algemene regels ook in de subsidieregeling op te nemen.

Artikel 3. Doel van de regeling en te subsidiëren activiteiten

Doel van de subsidieregeling

Het doel van deze subsidieregeling is om lokale coalities te ondersteunen met middelen, zodat zij een kwalitatief goed aanbod met diverse activiteiten kunnen aanbieden. Het aanbod dat leerlingen ontvangen moet bijdragen aan de brede talentonwikkeling van kinderen. Dit zijn extra activiteiten die moeten compenseren wat deze doelgroep leerlingen niet vanuit hun omgeving aangeboden krijgt. In de bijlage bij deze regeling wordt aangegeven welke vestigingen tot de doelgroep van de regeling worden gerekend.

Inzet subsidie

De subsidie die vestigingen ontvangen ondersteunt scholen om een goed draaiend programma op te richten, te continueren of het aanbod door te ontwikkelen. In de aanvraag wordt aangegeven voor hoeveel klokuren subsidie wordt aangevraagd: minimaal vier klokuren per week tot maximaal tien klokuren als stip op de horizon. Coalities kunnen de middelen gebruiken om met de gemeente(n) en lokale partners samen een programma aan te bieden. Bij het opzetten van een programma en het verbinden van alle betrokken partijen heeft de gemeente een belangrijke faciliterende en ondersteunende rol. De betrokken school of scholen kunnen ervoor zorgen dat het programma aansluit bij de behoefte van de doelgroep en het curriculum, zodat er sprake is van een doorlopende leerlijn. Vanwege het integrale karakter van het programma, is het wenselijk dat nieuwe scholen zich aansluiten bij bestaande coalities, maar nieuwe coalities vormen is tevens mogelijk.

Doelgroep

De subsidieregeling geeft ruimte een lokaal aanbod op te zetten met activiteiten die aansluiten bij de behoefte van de doelgroep leerlingen op plekken waar dit het hardste nodig is. In de subsidieregeling wordt geprioriteerd op de scholen met als bereik scholen met vijf procent van alle leerlingen met de relatief hoogste achterstandsscores op basis van de onderwijsachterstandsscores voor het basisonderwijs en voortgezet onderwijs en voor het speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs en speciaal voortgezet onderwijs op basis van leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond. Dit betekent dat aanvragen gerangschikt worden op basis van de onderwijsachterstandsscores of leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond, waarbij aanvragers met de hoogste scores voorrang krijgen. Dit betekent dat wanneer ruimte is in het budget, ook scholen met een score buiten de vijf procent budget toegekend kunnen krijgen.

Voor de selectie wordt gebruik gemaakt van de onderwijsachterstandsscores met teldatum 1 oktober 2022 voor het voortgezet onderwijs en 1 februari 2024 voor primair onderwijs. Ook voor de leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond wordt de teldatum van 1 februari 2024 gehanteerd. Vervolgens worden de relatieve onderwijsachterstandsscores berekend, de achterstandsscore wordt gedeeld door het totale leerlingaantal. Op deze manier worden de onderwijsachterstandsscores gecorrigeerd voor schoolgrootte.

In de selectie zijn voor wat betreft het primair onderwijs geen bezwaren, fusies en opheffingen verwerkt na 1 februari 2024, voor wat betreft het voortgezet onderwijs (inclusief praktijkonderwijs) zijn fusies en opheffingen tot en met 1 augustus 2024 verwerkt.

Om de leerlingen die opgroeien in een ongunstige omgeving optimaal te bereiken is het belangrijk om te stimuleren dat alle leerlingen van de vestiging die een beroep doen op de subsidie deelnemen aan de activiteiten. Hiermee wordt de kans op deelname van de leerlingen die opgroeien in een ongunstige omgeving aan de activiteiten vergroot, wordt bijgedragen aan cohesie en het ‘leren van elkaar’ binnen de groep. De deelname van alle leerlingen op de vestiging is geen verplichting, de activiteiten vallen immers buiten de onderwijstijd. Het is belangrijk in de subsidieaanvraag en het plan van aanpak van de coalitie een realistische prognose op te geven van het aantal klokuren dat wordt ingezet voor het aantal leerlingen waarvoor het aanbod is bedoeld, waarbij een minimum van vier klokuren en een maximum van tien klokuren geldt.

Ontwikkelaanbod

De inzet is dat de activiteiten van de verrijkte schooldag bijdragen aan de brede (talent)ontwikkeling van leerlingen. Vanuit het kansengelijkheidsperspectief moeten de activiteiten het doel hebben om de brede ontwikkeling van leerlingen te stimuleren. Op basis hiervan zijn de ontwikkelgebieden gekozen. De invulling van de activiteiten binnen de ontwikkelgebieden is vrijgelaten aan lokale initiatieven hierdoor kan er worden aangesloten bij de lokale problematiek en behoeften. Voorbeelden zijn sport- en muziekactiviteiten, hulp bij huiswerk, activiteiten gericht op ouderbetrokkenheid, bezoeken aan musea of andere wijken, de kennismaking met toekomstige beroepen of techniek, zorg en natuur, deelname aan activiteiten van verenigingen zoals scouting. Het is aan de lokale coalitie om na te denken hoe de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd bijdragen aan een brede talentontwikkeling. Binnen proportie kan een deel van de middelen ook gebruikt worden voor het aanschaffen van ondersteunend materiaal, monitor en evaluatie, projectleiding, professionalisering, doorontwikkeling en uitbreiding van het typen aanbod.

Van de aanvragende partijen wordt verwacht dat zij de activiteiten zoveel mogelijk laten aansluiten bij de ontwikkeling van de leerling, onder andere door de activiteiten te laten aansluiten bij het landelijk vastgestelde curriculum. Door te zorgen voor de aansluiting met het curriculum en de ontwikkeling van een leerling in de klas kan het maximale effect worden behaald uit het bevorderen van de brede leerlijn. Verzocht wordt de extra activiteiten zoveel mogelijk in en rond de school en de wijk te laten plaatsvinden vanwege de verbinding met de school en de omgeving en om de deelname laagdrempelig te houden en waar mogelijk te verduurzamen, bijvoorbeeld doordat leerlingen zich gaan aanmelden bij een vereniging.

De coalitie is aan zet voor een plan van aanpak op coalitieniveau. De coalitiepartners stellen samen een visie op en/of maken afspraken over het activiteitenaanbod en/of organisatorische aspecten. Ook wordt van de coalitie verwacht dat ze zorgdragen voor kwaliteitsontwikkeling en -borging. Aanbieders van activiteiten kunnen deel uitmaken van de coalitie, maar dit hoeft niet. Van aanbieders wordt verwacht dat ze op de hoogte zijn van het coalitieplan en hierop aansluiten met hun activiteiten. Het heeft de voorkeur om met de activiteiten de verbinding te leggen tussen het binnen- en buitenschoolse. Dat biedt mogelijkheden om zowel de ‘know-how’ van een bepaald vakgebied vanuit de aanbieder optimaal te benutten als om direct aan te sluiten bij de behoeften van kinderen.

Bij het opzetten van het aanbod heeft het de voorkeur om zoveel mogelijk te werken met maatschappelijke organisaties. Er zijn veel maatschappelijke organisaties die een rol kunnen vervullen, bijvoorbeeld in de cultuursector kunnen coalities een samenwerking opzoeken met bestaande netwerken zoals de penvoerders van het programma Cultuureducatie met Kwaliteit, combinatiefunctionarissen cultuur (de cultuurcoaches) en bibliotheken. Ook op het vlak van leefstijl, jeugd en welzijn kan met diverse partijen worden samengewerkt, zoals met buurtwerk, buurtsportcoaches, zwembaden en speelverenigingen. De kinderopvang is een belangrijke partner vanwege de pedagogische expertise. Coalities dienen zich ervan bewust te zijn, dat zij gebruik maken van publieke middelen. Hoewel het de sterke voorkeur heeft om te werken met maatschappelijke organisaties, zijn partijen met een winstoogmerk niet uitgesloten in deze regeling. Zo zijn er commerciële sportaanbieders die een betekenis kunnen hebben in het aanbod rond de school of schoolvestiging, en is er ook kinderopvang met een winstoogmerk. Partijen die aan de verrijkte schooldag deelnemen, dienen activiteiten zoveel mogelijk tegen kostprijs aan te bieden. Scholen en gemeenten dienen hier bij het aangaan van lokale coalities op letten. De coalitie dient zich aan de toepasselijke regelgeving houden ten aanzien van staatssteun en aanbesteding.

Uitgesloten activiteiten

Activiteiten van de verrijkte schooldag zijn extra activiteiten die gericht zijn op het compenseren van wat deze doelgroep leerlingen niet vanuit hun omgeving aangeboden krijgen. Activiteiten die niet structureel gericht zijn op brede talentontwikkeling, denk aan buitenlandse reizen, cito- of examentraining zijn uitgesloten van deze regeling. Op coalities wordt een moreel appel gedaan om zich bewust te zijn dat ze gebruik maken van publieke middelen en het publieke geld niet te besteden aan het vergroten van winsten van commerciële partijen. Voor cognitieve ontwikkeling vragen we om zoveel mogelijk gebruik te maken van aanbod dat van de school is. Daarmee wordt bedoeld dat school betrokken is bij de invulling van die activiteiten, in lijn met haar verantwoordelijkheid voor het bewaken van de onderwijskwaliteit. Tot slot hebben scholen de verantwoordelijkheid om dubbelfinanciering te voorkomen. Zo kunnen activiteiten die worden gefinancierd vanuit de Subsidieregeling verbetering basisvaardigheden voor scholen 2024 niet ook gefinancierd worden uit de regeling School en Omgeving 2025-2028.

Specifieke uitkering Kansrijke Wijk

Coalities die grotendeels in de focusgebieden van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid staan kunnen ervoor kiezen gebruik te maken van de mogelijkheid om de middelen aan te vragen via de specifieke uitkering Kansrijke wijk. Vestigingen die deelnemen aan een coalitie die middelen ontvangt op grond van de SPUK kunnen geen aanspraak maken op subsidie op grond van deze subsidieregeling. Deze vestigingen zijn dan ook niet opgenomen in de bijlagen.

Artikel 4. Regievoerder en coalitie-aanmelding

Voor een geldig proces dienen op de website van DUS-I twee stappen te worden doorlopen;

  1. een aanmelding op coalitieniveau door de regievoerder, een zogenoemde coalitie-aanmelding,

  2. een aanvraag op schoolvestigingsniveau, een zogenoemde subsidieaanvraag.

De regievoerder dient als eerste, tijdens de aanvraagperiode, namens de coalitie bij DUS-I de coalitie-aanmelding in. Onderdeel hiervan is het plan van aanpak, wat geïntegreerd is in het aanmeldformulier. De regievoerder ontvangt in juni 2025 een format voor de ontwikkeling van een kwaliteitsrapport op coalitieniveau. Deze wordt aan het eind van de subsidieperiode aangeleverd bij DUS-I door de regievoerder.

De regievoerder is niet verantwoordelijk voor de subsidie- en resultaatverplichtingen die voortkomen uit de subsidieaanvraag; verantwoording van het aantal klokuren gebeurt per individuele schoolvestiging.

Samenwerken in lokale coalities

De lokale coalitie gaat over de samenwerking tussen vestigingen, gemeenten en lokale partijen. Het kan om één of meerdere vestigingen gaan, zowel uit het primair, (voortgezet) speciaal en voortgezet onderwijs. Het kan een verrijkte schooldag op een specifieke vestiging, de samenwerking van vestigingen in een wijk, dorp of een stadsdeel zijn. Het kan ook gaan om een initiatief van een gemeente die de samenwerking met vestigingen binnen en buiten de gemeente aangaat. Het betreft minimaal de gemeente waarin de vestiging is gevestigd, gemeenten uit de regio mogen tevens aansluiten. De lokale partijen betreffen partijen in de fysieke omgeving van de vestiging die een bijdrage kunnen leveren aan de verrijkte schooldag. Het is aan de lokale coalitie om te bepalen welke partijen daarvoor in aanmerking komen. Voorbeelden zijn kinderopvangorganisaties, (jeugdgezondheids-)zorginstellingen, bibliotheken, sociaal werk, welzijnsorganisaties, sportverenigingen en cultuurinstellingen. Deze voorbeelden zijn niet uitputtend bedoeld. Belangrijk is dat de schoolvestiging in samenwerking met de gemeente bepaalt welke organisatie een goede bijdrage kan leveren aan de verrijkte schooldag. De vestiging kent de doelgroep het beste en kan samen met de gemeente bepalen welke verbinding met lokale partijen nuttig is om aan te gaan. De buitenschoolse opvang kan bijvoorbeeld een rol betekenen met hun pedagogische expertise en ervaring met het organiseren van activiteiten. De schoolvestiging kan pedagogisch medewerkers inhuren vanuit de buitenschoolse opvang, of School en Omgeving activiteiten laten uitvoeren door de buitenschoolse opvang. Indien de schoolvestiging hiertoe kindplekken inkoopt bij de buitenschoolse opvang dient de buitenschoolse opvang zich te houden aan de Wet Kinderopvang. Daarbij moeten de activiteiten die worden aangeboden vanuit de buitenschoolse opvang vanzelfsprekend passen binnen de doelen en voorwaarden zoals gesteld in deze regeling.

Plan van aanpak

Bij de coalitie-aanmelding dient door de regievoerder een plan van aanpak ingediend te worden. Bij de subsidieaanvraag per vestiging verklaart de aanvrager in te stemmen met dit plan van aanpak. Het is hierbij belangrijk dat de coalitie als geheel het plan van aanpak uitvoeren en dat dit in gezamenlijkheid wordt opgepakt. Elke coalitie maakt één plan van aanpak (activiteitenplan), die de regievoerder indient via het aanvraagportaal bij DUS-I. Wanneer er sprake is van een bestaande coalitie, kan het activiteitenplan dat is ingediend bij de subsidieregeling School en Omgeving 2023–2025 als basis dienen en eventueel worden aangevuld en gewijzigd. DUS-I controleert of iedere coalitie een plan van aanpak opstuurt.

In het plan van aanpak staat beschreven naar welke aanbod gestreefd wordt en hoe in de coalitie wordt samengewerkt. In het plan goed na over de rolverdeling, bijvoorbeeld als het gaat om de verantwoordelijkheid van de school en de ondersteuning door de gemeente en uitvoering door maatschappelijke organisaties.

In het plan van aanpak wordt in ieder geval ingegaan op:

  • De contactgegevens van de regievoerder;

  • Een beschrijving van de samenwerkende partijen die deelnemen aan de lokale coalitie, met vermelding van een contactpersoon, de naam van de organisatie, het e-mailadres van de organisatie en indien beschikbaar het RIO geïdentificeerde nummer;

  • Indien vestigingen aan een bestaande lokale coalitie worden toegevoegd of uit een coalitie gaan, de naam van de betreffende vestiging, met vermelding van een contactpersoon, het e-mailadres van de vestiging en het RIO geïdentificeerde nummer;

  • Het geschatte totaal aantal leerlingen dat deelneemt aan activiteiten in de lokale coalitie;

  • Een beschrijving van de visie en doelen van de coalitie;

  • Een beschrijving naar welk aanbod, welke ontwikkelgebieden en naar welke kwaliteit wordt gestreefd:

    • In ieder geval moet aannemelijk gemaakt worden dat een Verklaring Omtrent Gedrag van betrokkenen bij het aanbod verplicht is gesteld;

    • Ook wordt gevraagd op welke manier de kwaliteit wordt gemonitord en geëvalueerd.

  • Een beschrijving van de activiteiten om doelen te bereiken;

  • Proces- en samenwerkingsafspraken, waarbij in ieder geval aandacht besteed wordt aan hoe de samenwerking er tussen de gemeente en school uitziet.

Kwaliteitsplan en kwaliteitsrapport

Kwaliteit verbeteren is met name in handen van de mensen die dagelijks zien wat er op de werkvloer gebeurt. Om deze reden wordt er niet vanuit het Rijk een star kwaliteitskader ontwikkeld, maar vragen we om in de coalitie na te denken over de kwalitatieve (door)ontwikkeling van coalitieprogramma voor een verrijkte schooldag, bijvoorbeeld ten aanzien van veiligheid en pedagogische en didactische kwaliteit.

Kwaliteitsplan indienen bij aanmelding en beschrijving kwaliteit

In het plan van aanpak wordt o.a. op hoofdlijnen gevraagd naar welke kwaliteit er wordt gestreefd en hoe deze wordt gemonitord en geëvalueerd. Bestaande coalities die op grond van de Subsidieregeling School en Omgeving 2023-2025 subsidie hebben ontvangen, waren al gevraagd om een kwaliteitsplein te ontwikkelen. Mocht dit plan reeds voltooid zijn ten tijde van de aanmelding voor de Subsidieregeling 2025-2028, dan wordt er bij de aanmelding gevraagd naar de plek waar dit te vinden is.

Doorontwikkelen tot een kwaliteitsrapport

De beschrijving van de visie, doelen en de kwaliteit waarnaar wordt toegewerkt, dient het startpunt te zijn van een kwaliteitscyclus waarin de effecten van de activiteiten worden gemonitord en geëvalueerd. Monitoring kan met kwalitatief en kwantitatief onderzoek, maar kan ook op basis van de bevindingen van aanbieders die met de leerlingen werken. De coalitie wordt verzocht om jaarlijks de aanpak te evalueren en minstens één maal per subsidieperiode de verschillende bevindingen in de coalitie te bespreken. Aan het einde van de subsidieperiode dient de regievoerder van de lokale coalitie een kwaliteitsrapport in van maximaal 500 woorden. Dit verslag wordt ter beschikking gesteld ten behoeve van landelijk onderzoek en monitoring en ten behoeve van de lerende aanpak.

In juni 2025 ontvangt de regievoerder van de lokale coalitie een format waarmee het kwaliteitsrapport doorontwikkeld dient te worden. De regievoerders dienen aan het eind van de subsidieperiode (uiterlijk 1 november 2028) het kwaliteitsrapport aan te leveren bij DUS-I.

Artikel 5. Aanvraag subsidie

De subsidieaanvraag wordt gedaan door het bevoegd gezag van de vestiging. Per vestiging kan slechts één aanvraag worden ingediend. Wel kan het zijn dat een bevoegd gezag meerdere aanvragen indient, omdat er sprake is van verschillende vestigingen.

Een aanvraag kan worden ingediend van 3 maart 2025, 09.00 uur tot en met 31 maart 2025, 16.00 uur. Aanvragen die na 31 maart 2025 16.00 uur worden ingediend, worden afgewezen. Voor de volledigheid wordt hier vermeld dat de aanmelding voor de coalitie dezelfde aanvraagperiode betreft als de aanvraag voor subsidie. Indien geen coalitie is gevormd, wordt de aanvraag voor subsidie afgewezen.

Subsidieaanvragen voor vestigingen dienen te worden gedaan nadat de regievoerder de coalitie-aanmelding heeft ingediend voor de coalitie waartoe de aanvragende vestiging behoord. Zonder coalitie-aanmelding kan een subsidieaanvraag niet in behandeling worden genomen.

Het aanvraagformulier

Voor aanvraag van subsidie wordt een door de minister vastgesteld aanvraagformulier gebruikt dat de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I) beschikbaar stelt op haar website: www.dus-i.nl/subsidies/school-en-omgeving. De regievoerder van een lokale coalitie meldt als eerste de coalitie aan, vervolgens dient het bevoegd gezag van de schoolvestigingen binnen de coalitie voor iedere vestiging een subsidieaanvraag in via dit aanvraagformulier. In het aanvraagformulier wordt o.a. vermeld het geschatte totaal aantal klokuren van de activiteiten per schooljaar (bestaande uit 40 weken) met een minimum van vier klokuren en een maximum van tien klokuren per week, verdeeld over de schooljaren 2025-2026, 2026-2027 en 2027-2028 en het geschatte aantal leerlingen op vestigingsniveau dat zal deelnemen aan de activiteiten.

Nieuwe coalities

Nieuwe aanvragers wordt gevraagd om een lokale coalitie te vormen of aan te sluiten bij een bestaande coalitie. Een nieuwe coalitie bestaat uit een samenwerking tussen minimaal een school of schoolvestiging, gemeente en lokale partij. In het plan van aanpak wordt opgenomen wie deelneemt aan de coalitie: naam persoon, organisatie, eventueel RIO vestigingsnummer en e-mailadres van de organisatie.

Wijzigen coalities

Indien een bestaande coalitie wijzigt, kan de regievoerder de wijzigingen aan DUS-I worden doorgegeven via rso@minvws.nl.

Artikel 6. Subsidieplafond, maximale hoogte subsidie en activiteitenperiode

Subsidieplafond

Voor de schooljaren 2025–2026, 2026–2027 en 2027-2028 in totaal een bedrag beschikbaar van € -,-, waarvan:

€ -,- beschikbaar is voor het primair onderwijs, met uitzondering van het speciaal

onderwijs, speciaal basisonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs;

€ -,- beschikbaar is voor het voortgezet onderwijs, niet zijnde praktijkonderwijs;

€ -,- beschikbaar is voor het speciaal onderwijs, speciaal basisonderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs; en

€ -,- beschikbaar is voor het praktijkonderwijs.

Voor het programma School en Omgeving is voor de schooljaren 2025/2026, 2026/2027 en 2027/2028 in totaal een bedrag beschikbaar van ongeveer € 973 miljoen. Het beschikbare budget wordt verdeeld tussen scholen die op grond van deze regeling subsidie kunnen aanvragen, en gemeenten die op grond van de regeling Kansrijke Wijk een specifieke uitkering kunnen aanvragen voor scholen die hiervoor in aanmerking komen. Aangezien de verdeling van het beschikbare budget op het moment van de voorhang van deze regeling nog niet is bepaald, kan het subsidieplafond nog niet worden vastgesteld. Bij publicatie van deze regeling wordt het definitieve subsidieplafond vastgesteld.

Op het moment dat dit plafond ontoereikend is om alle aanvragen toe te wijzen, worden de aanvragen gerangschikt op aflopende relatieve onderwijsachterstandsscore of leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond, waarbij de subsidie aan de vestigingen met de hoogste scores wordt toegekend.

Tussentijds bijstellen van de aangevraagde subsidie

De activiteitenperiode van de subsidie is drie schooljaren. Indien in de aanvraagperiode in maart 2025 niet al het subsidiebudget is aangevraagd, krijgt iedere subsidieontvanger de mogelijkheid het aantal aangevraagde klokuren of het aantal aangevraagde leerlingen in maart 2026 eenmalig tussentijds naar boven bij te stellen, tot een maximum van tien klokuren per week. Op de website van DUS-I wordt voorafgaand aan het bijstelmoment inzage gegeven in het nog resterende subsidieplafond. De tussentijdse bijstelling heeft enkel effect op schooljaren 2026-2027 en 2027-2028. Er kan niet met terugwerkende kracht voor schooljaar 2025-2026 omhoog worden bijgesteld. Goedgekeurde bijstellingen worden middels een wijzigingsbeschikking door DUS-I aan subsidieontvangers toegekend.

Indien het subsidieplafond ontoereikend is om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen toe te kennen, worden de aanvragen gerangschikt op aflopende relatieve onderwijsachterstandsscores of leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond. De subsidie wordt vervolgens aan de vestigingen met de hoogste scores toegekend.

Artikel 7. Subsidiebedrag

Het subsidiebedrag voor een vestiging wordt berekend door het aantal opgegeven leerlingen van de desbetreffende vestiging dat naar verwachting zal deelnemen aan het programma School en Omgeving te vermenigvuldigen met een bedrag van € 264,– per aangevraagd klokuur, per schooljaar.

Bij de berekening van het bedrag wordt uitgegaan van het aantal leerlingen dat naar verwachting gebruik zal maken van het programma. Hier wordt gedoeld op de leerlingen waar daadwerkelijk kosten voor worden gemaakt. Een bevoegd gezag van een vestiging kan niet méér leerlingen opgeven dan op de vestiging staan ingeschreven, volgens de telling van de Dienst Uitvoering Onderwijs van 1 februari 2024 voor het primair onderwijs en de telling van 1 oktober 2022 voor het voortgezet onderwijs. Er mag worden gerekend met een gemiddeld aantal leerlingen. Vestigingen houden bij hoeveel klokuren zij gemiddeld per week aanbieden. Vestigingen zijn niet meer verplicht om per schooljaar een klokuur te groeien in het aanbod. De bedragen zijn berekend per schooljaar (40 weken).

Daarnaast is voor scholen met 150 leerlingen of minder een aanvullend bedrag beschikbaar als tegemoetkoming voor vaste kosten, zoals projectcoördinatie en locatiehuur. Scholen krijgen voor het aantal leerlingen tussen waarvoor is aangevraagd en 150 een aanvullend bedrag. Bijvoorbeeld wanneer een vestiging met een totaal leerlingaantal van 150 aanvraagt voor 140 leerlingen, ontvangt deze voor tien leerlingen een aanvullend bedrag. Het aanvullende bedrag is €52,80 per aangevraagd klokuur, per schooljaar. De subsidieontvanger ontvangt dit bedrag voor het verschil tussen 150 leerlingen en het aantal leerlingen waarvoor is aangevraagd. Om het aanvullende budget te ontvangen, hoeft de aanvrager geen aanvullende handeling te verrichten bij de aanvraag. Het aanvullende budget wordt door DUS-I in de beschikking meegenomen.

Artikel 8. Verplichtingen coalitie-aanmelding en subsidieaanvraag

Over de opbouw van artikel 8 kan het volgende worden opgemerkt. De leden 1a t/m 1f van dit artikel gelden voor het bevoegd gezag vanuit de subsidieaanvraag en lid 2 voor de regievoerder vanuit de coalitie-aanmelding. Hieronder wordt verder ingegaan op inhoud van artikel 8.

Verplichtingen vanuit de subsidieaanvraag

Uitvoering activiteiten School en Omgeving 2023-2025

De activiteiten worden uitgevoerd in de schooljaren 2025-2026, 2026-2027 en 2027-2028 telkens in de periode van 1 augustus tot en met 31 juli.

Buiten reguliere onderwijstijd

De activiteiten binnen een verrijkte schooldag mogen gedurende de gehele schooldag worden aangeboden, maar niet gerekend worden als zijnde onderwijstijd; de wettelijke lesuren waar leerlingen recht op hebben om onderwijs te krijgen. Activiteiten kunnen dus bijvoorbeeld voorafgaand aan de onderwijstijd, of tussen de ochtend en middag in worden aangeboden zolang dit niet wordt geteld als wettelijke onderwijstijd. Daarnaast is het mogelijk om met deze regeling het programma te laten doorlopen in de schoolvakanties, wanneer het gaat om het continueren van het reguliere programma en leerlingen op vrijwillige basis deelnemen. Uit onderzoek weten is bekend dat, om kansengelijkheid te vergroten, continuering in de vakanties van belang is en dat dit effect het grootst is voor kwetsbare kinderen.2 Het is niet mogelijk dat het programma alleen in schoolvakanties wordt aangeboden of om in het weekend activiteiten te organiseren.

Verklaring Omtrent het Gedrag

De school ziet erop toe dat alle personen die werken met leerlingen een Verklaring Omtrent het Gedrag (hierna: VOG) kunnen overleggen. Het is niet noodzakelijk dat een school alle VOG’s in bezit heeft. Dit kan bijvoorbeeld ook worden vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst.

Inspanningsplicht

De aanvrager spant zich in om voor het aantal opgegeven leerlingen een programma School en Omgeving aan te bieden. Ten aanzien van de opgegeven klokuren geldt dat de subsidieontvanger het aantal opgegeven klokuren moet aanbieden. De aanvrager dient bij de minister in ieder geval schriftelijk te melden indien het aantal aangeboden klokuren aan activiteiten minder is dan 75% van het aantal klokuren waarop de hoogte van de subsidie is vastgesteld. In dat geval stelt de minister de subsidie lager vast en wordt er naar rato teruggevorderd over het ontvangen bedrag.

Van de aanvrager wordt verwacht dat deze aannemelijk kan maken dat hij zich heeft ingespannen om het aanbod te realiseren, bijvoorbeeld door een aankondigingsposter, brochure of inschrijfformulier.

Onderzoek en monitoring

De subsidieregeling en het programma School en Omgeving wordt via een landelijke monitor geëvalueerd. Daarmee wordt kennis en ervaring opgedaan voor het programma School en Omgeving en de deelnemende coalities.

Subsidieontvangers zijn verplicht om mee te werken aan de beantwoording van vragen en het aanleveren van gegevens in het kader van de monitoring en evaluatie van de subsidieregeling of aan de minister op diens verzoek. Daarnaast geven de subsidieontvangers met hun subsidieaanvraag toestemming om persoonsgegevens te mogen delen met een onderzoeksbureau.s

Meldplicht

Indien de aanvrager wijzigingen wil aanbrengen tijdens de activiteitenperiode van de subsidie, meldt de aanvrager zich door een schriftelijk verzoek tot wijziging van de subsidie bij DUS-I in te dienen. Ook wanneer scholen of coalities fuseren, dient dit aan DUS-I doorgegeven te worden via een verzoek tot wijziging. Splitsen van coalities is niet mogelijk.

Opdracht vanuit de coalitie-aanmelding

In juni 2025 ontvangt de regievoerder van de coalitie van DUS-I een format voor de ontwikkeling van een kwaliteitsrapport voor de lokale coalitie. De regievoerder van de lokale coalitie wordt verzocht uiterlijk 1 november 2028 het ingevulde format in te leveren bij DUS-I. Hierbij wordt opgemerkt dat het kwaliteitsrapport geen subsidieverplichting is voor deelnemende vestigingen.

Artikel 9. Verlening en betaling

Op de aanvragen wordt beslist binnen 13 weken na afloop van de periode waarin de aanvragen kunnen worden ingediend. Verder wordt in artikel 9 het betaalritme geregeld. Het gaat om vier (bij tussentijds omhoog bijstellen vijf) betalingen die als volgt worden uitgekeerd:

1˚. de eerste betaling in september 2025, die 50 procent van het budget voor schooljaar 2025-2026 betreft;

2˚. de tweede betaling in januari 2026, die 50 procent van het budget voor schooljaar 2025-2026 en 50 procent van het budget voor schooljaar 2026-2027 betreft;

3˚. de derde betaling in januari 2027, die 50 procent van het budget voor schooljaar 2026-2027 en

50 procent van schooljaar 2027-2028 betreft;

4˚. de vierde betaling in januari 2028, die 50 procent van het budget voor schooljaar 2027-2028 betreft.

Indien tussentijds omhoog wordt bijgesteld, vindt er een extra betaling plaats in september 2026, die het aanvullende budget voor 50 procent van schooljaar 2026-2027 betreft.

Artikel 10. Verantwoording, vaststelling en terugvordering

Resultaatverplichting voor vestigingen

Bij de resultaatverplichting gaat het om het aantal klokuren ontwikkelaanbod. Vestigingen geven in hun aanvraag aan voor hoeveel klokuren ze subsidie aanvragen: minimaal vier klokuren tot maximaal tien klokuren per week. Vervolgens zijn deze vestigingen verplicht om dit aantal klokuren ook daadwerkelijk te realiseren. Vestigingen dienen in het eindverslag aan te geven of ze het aantal uren dat ze hebben opgegeven bij hun aanvraag ook hebben gerealiseerd. Er komt een format beschikbaar voor scholen om te helpen bij de verantwoording. Ook geven zij in het eindverslag een reflectie op het aanbod dat is gerealiseerd. Vaststelling van de subsidie vindt plaats op het aantal klokuren dat daadwerkelijk is aangeboden. Indien het gerealiseerde aanbod lager uitvalt dan 75% van het aantal klokuren waarvoor is aangevraagd, kan de subsidie lager worden vastgesteld.

Gekozen is om met het verantwoordingsmodel G1 te werken. Dit betekent dat er niet verantwoord hoeft te worden op welke wijze de subsidie is besteed. Wel moet worden aangetoond dat er aan de resultaatverplichting is voldaan. Er wordt gewerkt met de systematiek van achteraf vaststellen. De aanvragers verantwoorden zich volgens het vastgestelde regime en overhandigen een eindverslag voor 1 november 2028.

De minister kan, indien dit nodig wordt geacht, ter controle een deelwaarneming uitvoeren (vergelijkbaar met een steekproef, waarbij een deel van de aanvragen wordt gecontroleerd om uiteindelijk een oordeel te kunnen vormen over de verantwoording van de ontvangen middelen) om te verifiëren of aan de voorwaarden van de subsidie is voldaan. Als er niet aan de subsidievoorwaarden is voldaan, kan de minister de subsidie lager vaststellen en (een deel van) de subsidie terugvorderen. Tijdens een deelwaarneming moet de vestiging bij DUS-I kunnen aantonen dat het aanbod daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, bijvoorbeeld door het tonen van inhuurcontracten of roosters van docenten.

De controle op de resultaatverplichting gebeurt aan de hand van twee stappen.

Stap 1: Aanbod gerealiseerd voor drie schooljaren gedurende 40 weken (gehele schooljaar)

De aanvragers hebben hun gesubsidieerde activiteiten volledig verricht als zij gedurende 40 weken per schooljaar gedurende drie schooljaren een aanbod hebben gerealiseerd voor het aantal klokuren dat ze in hun aanvraag hebben opgegeven. Er wordt geen subsidie teruggevorderd.

Stap 2: 75% van het aanbod gerealiseerd voor 40 weken (gehele schooljaar)

Indien aanvragers hier niet aan hebben voldaan, wordt vervolgens gekeken of minimaal 75% van het aantal klokuren dat ze in hun aanvraag hebben opgegeven over het gehele schooljaar is gerealiseerd. Als dit het geval is, wordt voldaan aan de resultaatverplichting en wordt geen subsidie teruggevorderd. Wanneer een aanvrager minder dan 75% van het aantal klokuren heeft gerealiseerd, zal naar rato worden teruggevorderd. Wordt er bijvoorbeeld 30% minder klokuren aangeboden dan hoeveel klokuren zijn aangevraagd, dan wordt 5% van het subsidiebedrag over dat schooljaar teruggevorderd. Mocht het programma geen uitvoering vinden en geen enkel klokuur worden volbracht, kan op grond van de Algemene wet bestuursrecht het hele subsidiebedrag worden teruggevorderd.

Artikel 11. Hardheidsclausule

De hardheidsclausule is opgenomen om de minister de mogelijkheid te geven om in individuele gevallen van de regeling af te wijken. Om voor toepassing van de hardheidsclausule in aanmerking te komen, moet de toepassing van de regeling zelf in de eerste plaats tot een onbillijkheid van overwegende aard leiden. In de tweede plaats moet de toepassing van de hardheidsclausule het doel van de regeling dienen. Toepassing van de hardheidsclausule betreft een discretionaire bevoegdheid, waar zeer terughoudend gebruik van zal worden gemaakt. De aanvrager zal in ieder geval moeten aantonen dat zijn situatie zich onderscheidt van die van anderen. Er moet dus sprake zijn van bijzondere omstandigheden.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Mariëlle Paul


  1. https://www.g40stedennetwerk.nl/nieuws/kom-op-voor-de-meest-kwetsbare-gebieden↩︎

  2. Cooper 1996, The Effects of Summer Vacation on Achievement Test Scores: A Narrative and Meta-Analytic Review en Luyten, Schildkamp en Verachtert (2009) Vooruitgang in technisch lezen gedurende het schooljaar en de zomervakantie.↩︎