Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de kabinetsreactie op de jaarverslagen 2023 van de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman (Kamerstuk 36521-3)
Jaarverslag van de Nationale ombudsman, de Kinderombudsman en de Veteranenombudsman over 2023
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2024D45934, datum: 2024-11-25, bijgewerkt: 2024-12-06 16:21, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2024D45934).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.H. de Vree, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken (PVV)
- Mede ondertekenaar: G.C. Honsbeek, griffier
Onderdeel van zaak 2024Z16889:
- Indiener: J.J.M. Uitermark, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Volgcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2024-11-05 15:50: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-11-14 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2024-11-21 14:00: Kabinetsreactie op de jaarverslagen 2023 van de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman (TK 36521-3) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
2024D45934 Inbreng verslag van een schriftelijk overleg
Binnen de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief inzake Jaarverslag van de Nationale ombudsman, de
Kinderombudsman en de Veteranenombudsman over 2023 (Kamerstuk 36 521, nr. 3).
De voorzitter van de commissie,
De Vree
De griffier van de commissie,
Honsbeek
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
II Antwoord / reactie van de Minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de kabinetsreactie op de jaarverslagen van de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman over het jaar 2023. Deze leden hebben over deze kabinetsreactie een aantal vragen en zorgen.
Alvorens in te gaan op deze vragen en zorgen willen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie de Nationale ombudsman, de Kinderombudsman en hun staf bedanken voor het vele belangrijke werk.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de jaarverslagen van de Ombudsmannen grote urgentie voor een aantal hardnekkige problemen in de samenleving. In de kabinetsreactie lezen deze leden minder urgentie. Het kabinet schrijft wel dat zij de aanbevelingen belangrijk vindt, maar deze leden missen hierbij de noodzakelijke concrete reactie. Graag zouden zij daarom aan het kabinet willen vragen of het kabinet de grote urgentie van de problematiek rondom bijvoorbeeld armoede en specifiek kinderarmoede onderschrijft. En zo ja, kan het kabinet concreet aangeven hoe zij ervoor gaat zorgen dat de grote zorgen zo spoedig mogelijk kunnen worden weggenomen en dat de jaarverslagen van de ombudsmannen hier in de toekomst minder zorgen over hoeven uit te spreken?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het kabinet de ambitie heeft dat de rijksdienst aantoonbaar meer inzet op vakmanschap, kennis, uitvoering en burgerperspectief. Deze leden delen het belang van die ambitie. In dat verband zouden zij willen wijzen op het rapport van Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) «Naar een uitvoerende macht» waarin onder andere gewezen wordt op de te harde scheiding in het denken tussen beleid en uitvoering in de ambtelijke dienst. De ROB doelt er daarbij op dat bij het maken van beleid te weinig wordt gelet op de gevolgen voor het uitvoeren ervan. Een belangrijke verklaring daarvoor is, volgens de ROB, dat op beleidsdepartementen een grote gerichtheid op de politieke belangen van bewindspersonen bestaat. Deelt het kabinet die opvatting van de ROB? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom? En zo ja, deelt het kabinet dan ook de opvatting van de ROB dat daaruit volgt dat uitvoerders als de ondergrenzen van de beginselen van goed en behoorlijk openbaar bestuur in zicht komen een opdracht – al dan niet tijdelijk – moeten kunnen teruggeven aan beleidsmakers en politici wanneer die onuitvoerbaar of onrechtsstatelijk is?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het net zoals het kabinet van belang dat mensen proactief worden gewezen op regelingen waarop ze recht hebben en zo te voorkomen dat mensen niet op de hoogte zijn van de mogelijkheden die er voor hen zijn. Hoe worden mensen die recht hebben op een regeling proactief opgespoord en benaderd? Deelt het kabinet de mening van deze leden dat door het minimumloon, en daaraan gekoppeld de uitkeringen, te verhogen wellicht veel minder noodzaak bestaat om van regelingen gebruik te hoeven te maken? Bestaan veel van de regelingen, met name bij gemeenten, niet vooral omdat het huidige minimum niet toereikend is?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben de indruk dat met name minder mondige ouders, of laaggeletterde ouders die weg moeilijker weten te vinden. De Kinderombudsman zegt hierover letterlijk dat er in Nederland te weinig doorleefde kennis is van kinderrechten. Hoe ziet het kabinet dit? Gaat zij hier concreet aan doen om dit te verbeteren? Wat zijn dan de concrete doelstellingen hierbij? Ook constateren deze leden dat er grote zorgen zijn over de jeugdzorg. Hoe beoordeelt het kabinet zijn eigen uitvoering hierbij? Kan het kabinet hierop reflecteren?
In de kabinetsreactie staan mooie woorden. Maar de zorgen nemen alleen maar toe. Wat gaat het kabinet hieraan doen? Het Kinderrechtencollectief spreekt over een morele ondergrens als het gaat om veilig onderwijs en onderwijs aan nieuwkomers. Ondanks de waarschuwingen verdubbelde het aantal asielkinderen in noodopvang. Welke concrete doelen heeft het kabinet als het gaat om inclusief onderwijs? Kan het kabinet reageren op de zorgen van de Kinderombudsman op de punt?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn blij dat de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman ook ruim aandacht besteden aan Caribisch Nederland. Deze leden onderschrijven de zorgen. In het rapport «Eindjes aan elkaar knopen» doen de Ombudsmannen een aantal concrete aanbevelingen, te weten: 1) zorg dat er naast het sociaal minimum dat er komt ook aandacht is voor zaken als, goed werkend openbaar vervoer en laagdrempelige schuldhulpverlening; 2) zorg voor betere huisvesting, en zeker voor voldoende opvangmogelijkheden voor kwetsbare jongeren; 3) zorg voor meer mogelijkheden voor scholing en trainingen voor jongeren én volwassenen, en zorg dat naschoolse activiteiten voor kinderen blijven bestaan en 4) een buddy, toegankelijke kinderopvang en opvang voor ouderen zijn noodzakelijke maatregelen om meer zorg en meer ondersteuning te krijgen voor de verschillende generaties. Deze leden vinden het teleurstellend dat het kabinet geen echte inhoudelijke reactie geeft op deze aanbevelingen en slechts verwijst naar een nog te ontvangen kabinetsbrief over het rapport van de commissie over het sociaal minimum. Zij zouden daarom alsnog graag per aanbeveling een concrete reactie van het kabinet willen ontvangen omdat zij anders bezorgd zijn dat de aanbevelingen van de ombudsmannen in een andere kabinetsreactie vervagen. Daarom dus de vraag om een inhoudelijke reactie op deze aanbevelingen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in het jaarverslag dat een kind op Bonaire dat geen onderwijs krijgt en een kind dat zeer intensieve zorg nodig heeft. In beide gevallen gaat het om mensenrechten, die pas worden nageleefd nadat ouders de weg naar de Kinderombudsman vinden. Dit lijkt een vorm van rechtsongelijkheid ten opzichte van Europees Nederland. Is het kabinet het hiermee eens en hoe kan deze problematiek worden opgelost?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de kabinetsreactie op de jaarverslagen 2023 van de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman. Deze leden benadrukken en erkennen de centrale boodschap van de ombudsmannen dat het waarborgen van het burgerperspectief zeer wenselijk is. Het is goed te lezen dat het kabinet dit pleidooi ook onderschrijft. Graag willen deze leden de volgende vragen stellen. Het kabinet geeft aan dat zijn ambitie is dat de rijksdienst aantoonbaar meer inzet op vakmanschap en kennis. Hoe draagt dit bij aan waarborgen van het burgerperspectief, aangezien kennis en vakmanschap niet direct gericht zijn op het perspectief van de burger? Hoe gaat het kabinet borgen dat het burgerperspectief beter wordt meegewogen bij besluitvorming? Is het kabinet bereid met regelmaat te evalueren of de verschillende aspecten waarop acties ondernomen gaan worden ook aantoonbaar daadwerkelijk verbeterd zijn?
De leden van de NSC-fractie lezen dat de ombudsmannen terecht stellen dat een responsieve overheid niet voldoende is. Het kabinet geeft aan verschillende mogelijkheden te verkennen om mensen proactief te wijzen op regelingen waarop ze recht hebben. Hiertoe is met ruime meerderheid een motie (Kamerstuk 36 600-VII, nr. 24) aangenomen om te komen tot een uniforme grondslag op basis van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) om gegevens te delen die in het voordeel van burgers proactief regelingen toekennen. Op welk gebied ziet het kabinet de meeste ruimte voor verbetering als het gaat om proactief wijzen op regelen en hoe onderscheid proactief wijzen op regelingen zich van de huidige situatie waarin vaak gebruik wordt gemaakt van campagnes?
De leden van de NSC-fractie lezen dat het kabinet het versterken van bestaanszekerheid en het aanpakken van armoedeproblematiek hoog op de agenda heeft staan. Dit ondersteunen deze leden van harte. Een belangrijk vraagstuk binnen dit thema is het verlagen van administratieve lasten, dat wil zeggen het niet weten, niet willen en niet kunnen van mensen om gebruik te maken van regelingen. Daartoe komt het kabinet met verschillende voorstellen, zoals het Persoonlijk Digitaal Regelingenoverzicht (PDR). Hoe zorgt het PDR ervoor dat doorverwijzingen naar regelingen ook daadwerkelijk leiden tot eenvoudige en toegankelijke aanvraagprocedures? Hoe wordt geborgd dat ook niet-digitaal vaardige of kwetsbare groepen toegang hebben tot het PDR en daadwerkelijk gebruik kunnen maken van de geboden diensten? Gaat het kabinet over tot het voorinvullen van aanvraagformulieren overeenkomstig de vooringevulde fiscale aangifte?
De leden van NSC-fractie lezen dat volgens de Kinderombudsman betere naleving van het kinderrechtenverdrag van de Verenigde Naties (VN) nog steeds nodig is. Kan het kabinet toelichten op welke punten verbetering betracht wordt en hoe dit geïntegreerd wordt in lopende initiatieven, bijvoorbeeld de ontwikkeling van een nationale jeugdstrategie?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de fractie van D66 heeft kennis genomen van de reactie van de het kabinet op de jaarverslagen. Deze leden vinden hierin enkele goede ideeën om de positie van mensen vis-à-vis de overheid te verstevigen. Zij hopen dat het kabinet voortvarend met deze voorstellen aan de slag gaat en niet blijft hangen in goede bedoelingen. Rapporten van de ombudsman worden vaak met veel plechtigheid en mooie woorden in ontvangst genomen. De ernst van de aanbevelingen wordt erkend, maar niet met dezelfde ernst opgevolgd. Hoe wil het kabinet die cirkel doorbreken, zo vragen deze leden. Ook vragen zij bij welke uitkomst in het jaarverslag volgend jaar het kabinet tevreden is.
De leden van de D66-fractie missen in deze reactie het verankeren van het recht op vergissing, wat wel in het regeerprogramma werd aangekondigd. Op welke wijze wil het kabinet hier invulling aan geven?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsreactie op de jaarverslagen 2023 van de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman (Kamerstuk 36 521, nr. 3) op 21 november 2024. Deze leden willen dit schriftelijk overleg gebruiken om de Nationale ombudsman en de Kinderombudsman te bedanken. Hun jaarverslagen zijn met veel interesse gelezen en zullen gebruikt worden bij de voorbereidingen van inbrengen van deze leden.