Verlenging waardevermeerderingsregeling
Gaswinning
Brief regering
Nummer: 2024D50513, datum: 2024-12-17, bijgewerkt: 2024-12-19 14:29, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E. van Marum, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Beslisnota bij Kamerbrief verlenging waardevermeerderingsregeling
- Concept wijzigingsregeling en toelichting
Onderdeel van kamerstukdossier 33529 -1266 Gaswinning.
Onderdeel van zaak 2024Z21367:
- Indiener: E. van Marum, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2024-12-18 13:25: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-01-23 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
33529 Gaswinning
Nr. 1266 Brief van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2024
Met deze brief bied ik uw Kamer een concept van een regeling tot verlenging van de Regeling waardevermeerdering gebouwen gaswinning Groningenveld (hierna: waardevermeerderingsregeling) aan. De waardevermeerderingsregeling is een subsidieregeling voor bewoners in het aardbevingsgebied die schade hebben gehad waarmee zij subsidie tot maximaal € 4.000 kunnen aanvragen voor verduurzamingsmaatregelen. De huidige regeling loopt af op 1 februari 2025.
Op 5 december 2024 heeft uw Kamer de motie van de leden Bushoff en Beckerman1 aangenomen. De motie roept de regering op om de waardevermeerderingsregeling in ieder geval te verlengen tot en met het beschikbaar komen van vervangende regelingen. Daarnaast heeft uw Kamer op dezelfde datum een motie van het lid Vedder c.s.2 aangenomen die de regering verzoekt de waardevermeerderingsregeling ook na februari 2025 open te laten staan en daarvoor in ieder geval het nu beschikbare budget intact te houden.
Ik heb daarom besloten de waardevermeerderingsregeling tot en met 31 december 2025 in ongewijzigde vorm te verlengen en dit te dekken vanuit de resterende onderuitputting van de beschikbare middelen voor de regeling. Ik verwacht voor die tijd vervangende regelingen beschikbaar te hebben. Zodra dit het geval is zal ik de waardevermeerderingsregeling overeenkomstig de motie Bushoff en Beckerman op een eerder moment laten vervallen. Ik zal uw Kamer hierover uiteraard informeren voor dat moment.
Een wijziging van de vervaldatum van de waardevermeerderingsregeling moet op grond van artikel 4.10, zevende lid, van de Comptabiliteitswet 2016 ten minste 30 dagen vóór vaststelling aan uw Kamer worden aangeboden. Van deze termijn wordt ten aanzien van deze regeling afgeweken. Deze afwijking is in lijn met de mogelijkheid die in de memorie van toelichting bij de Comptabiliteitswet 2016 is gegeven voor een dergelijke afwijking: “In bepaalde omstandigheden kan een Minister de Tweede Kamer der Staten-Generaal laten weten dat uitstel van het vaststellen van de regeling niet in het belang van de Staat is en de Tweede Kamer verzoeken binnen 30, inclusief recesdagen, uitsluitsel te geven over haar standpunten”.3 Omdat de termijn van 30 dagen bij inachtneming van het kerstreces van uw Kamer pas verloopt als de waardevermeerderingsregeling op 1 februari 2025 is vervallen, wat niet in het belang van zowel de Staat als de bewoners zou zijn, omdat uw Kamer met het aannemen van de genoemde moties tot verlenging van de regeling al uitsluitsel heeft gegeven over haar standpunten, en omdat deze wijzigingsregeling de motie van de leden Bushoff en Beckerman ongewijzigd ten uitvoer legt, acht ik deze uitzonderingsmogelijkheid in dit geval toepasbaar. Deze regeling wordt daarom aangeboden aan uw Kamer tot 17 januari 2025 en zal worden vastgesteld voor het verval van de regeling op 1 februari 2025.
De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
E. van Marum
Ter griffie van de Tweede Kamer der
Staten-Generaal ontvangen
op 17 december 2024.
De wens om over de voorgenomen
voordracht voor de vast te stellen ministeriële
regeling nadere inlichtingen te ontvangen kan
door of namens de Kamer of door ten minste
dertig leden van de Kamer te kennen worden
gegeven uiterlijk op 10 februari 2025.
De voordracht voor de vast te stellen
ministeriële regeling kan niet eerder worden
gedaan dan op 11 februari 2025 dan wel
binnen veertien dagen na het verstrekken van
de in de vorige volzin bedoelde inlichtingen.