Stand van zaken veterinair antibioticabeleid 2024
Dierziektebeleid
Brief regering
Nummer: 2024D50930, datum: 2024-12-18, bijgewerkt: 2024-12-19 12:55, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Onderdeel van kamerstukdossier 29683 -303 Dierziektebeleid.
Onderdeel van zaak 2024Z21566:
- Indiener: F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2025-01-22 11:15: Procedurevergadering LVVN (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Preview document (🔗 origineel)
Geachte Voorzitter,
Antimicrobiële resistentie (AMR) is een bedreiging voor de gezondheid van mens en dier. Al jaren zetten dierhouders, dierenartsen en de diersectoren zich succesvol in om het antibioticumgebruik in de dierhouderij te reduceren en te verfijnen naar een verantwoord antibioticumgebruik. Met deze jaarlijkse Kamerbrief informeer ik u, mede namens de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), over de laatste stand van zaken met betrekking tot het veterinair antibioticabeleid. In de brief ga ik achtereenvolgens in op de volgende onderwerpen: het Nationaal Actieplan AMR, de Nethmap-MARAN rapportage, carbapenemaseresistentie, de SDa-rapportage en reductiedoelstellingen, kritische middelen en het Europees antibioticumbeleid.
In de periode van 2009-2023 is reeds 76,4% reductie in het gebruik van antibiotica in de veehouderij behaald. Dit gebruik stabiliseert in de meeste sectoren. Ik waardeer de inzet en aanpak van de sectoren en dierenartsen die de afgelopen jaren grote stappen hebben gezet in verbetering van diergezondheid en hierdoor vermindering van de inzet van antibiotica. Het antibioticabeleid richt zich sinds 2019 op de hoog gebruikende diersectoren en bedrijven en op verantwoorde toepassing van antibiotica, om het risico op het ontstaan van resistentie te verkleinen.
Nationaal Actieplan AMR
In samenwerking met het ministerie van VWS en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is het Nationaal Actieplan antimicrobiële resistentie 2024-2030 opgesteld. Dit actieplan is dit voorjaar naar uw Kamer verstuurd (Kamerstuk 32793, nr. 753). Dit actieplan is erop gericht om vanuit een One Health-aanpak grensoverschrijdend samen te werken om het ontstaan, de verspreiding en de gevolgen van AMR tegen te gaan. Het actieplan bouwt verder op bestaand beleid, zet nieuwe accenten en doelstellingen, en bevat in totaal 104 acties om AMR tegen te gaan.
Nethmap-MARAN rapportage
Antibioticaresistentie is een probleem voor mens, dier en milieu en houdt zich niet aan (lands)grenzen. In de jaarlijkse Nethmap-MARAN-rapportage gepubliceerd door Wageningen Bioveterinary Research worden het humane en het veterinaire antibioticumgebruik en de waargenomen antibioticaresistentie beschreven. De MARAN-rapportage 20241 beschrijft het antibioticumgebruik en resistentie in dieren over 2023.
Sinds 2009 worden jaarlijks bepaalde commensale darmbacteriën (indicatororganisme E. coli) in landbouwhuisdieren gemonitord, om een algemeen beeld van de voorkomende antibioticaresistentie in de dierhouderij te krijgen. Bij deze bacteriën wordt steeds minder resistentie tegen antibiotica gevonden. Dat past bij de afname in het antibioticumgebruik sinds 2009 en sluit aan bij het doel van het antibioticabeleid. Ook wordt er onder andere gemonitord op ESBL-producerende darmbacteriën. Deze bacteriën blijven aanwezig op een laag niveau in alle diersoorten.
Carbapenemaseresistentie (CPE)
CPE-bacteriën zijn bacteriën die ongevoelig (resistent) zijn voor antibiotica van het type carbapenem. Antibiotica van het type carbapenems worden gezien als een van de laatste middelen om infecties bij de mens te behandelen die veroorzaakt worden door multiresistente bacteriën. Carbapenemase Producerende Enterobacterales (CPE, oftewel carbapenem resistente bacteriën) zijn bacteriën in de darmen die resistent zijn tegen carbapenem antibiotica en vormen een risico voor de veterinaire en humane gezondheid. Daarom is het van belang dat het voorkomen van CPE tot een minimum beperkt blijft. Door structurele vermindering van het antibioticumgebruik pakken wij het resistentieprobleem in de veehouderij bij de bron aan en verminderen we daarmee het risico dat nieuwe vormen van resistentie, zoals CPE, zich in de veehouderij kunnen verspreiden. Carbapenem antibiotica mogen en worden niet gebruikt in de Nederlandse dierhouderij.
CPE worden soms bij mensen in Nederland aangetoond. Ook is CPE aangetoond in riool- en oppervlaktewater in ons land. Experts geven dan ook aan dat externe bronnen een risico zijn voor CPE introductie bij dieren. Sinds 2014 wordt jaarlijks in de reguliere AMR monitoring in dieren de resistentie tegen CPE gemeten. Een enkele keer is een CPE bacterie bij honden aangetoond, in 2017, 2018 en 2022 bij respectievelijk een, twee en een hond(en)2. De aangetroffen CPE in honden zijn niet ziekmakend voor mens of dier. De bijdrage van honden in de verspreiding van CPE bij de mens wordt als klein ingeschat. De laatste jaren is er binnen Europa sprake van een geringe toename van het aantal landbouwhuisdieren met CPE.
In 2024 is voor het eerst CPE aangetroffen in dieren afkomstig van een Nederlands vleeskuiken- en een vleesvarkensbedrijf. De monsters waren genomen voor de reguliere AMR monitoring. In beide gevallen gaat het om een darmbacterie (E. coli) die niet ziekmakend is voor mensen of dieren. In goede samenwerking met de NVWA, WBVR en de varkens- en pluimveesector, is een risico gebaseerd vervolgonderzoek uitgevoerd op beide bedrijven om te kijken of CPE nog aanwezig is in dieren op de bedrijven. Er zijn geen CPE meer aangetroffen op beide bedrijven. Op basis van deze resultaten wordt het risico voor de gezondheid van mens en dier niet hoog ingeschat.
Omdat CPE een belangrijke resistentie is voor mensen en een zorgvuldige afweging van het risico van belang is, vraag ik naar aanleiding van deze recente casus samen met de minister van VWS advies aan het deskundigenberaad zoönosen (DBZ) over de verdere duiding van het volksgezondheidrisico en of het in 2017 door humane en veterinaire gezondheidsexperts opgestelde onderzoeksprotocol CPE aangepast moet worden. Ik werk nauw samen met het ministerie van VWS en verwacht u begin volgend jaar te informeren over het advies van de deskundigen.
SDa-rapportage en voortgang reductiedoelstellingen
De Autoriteit Diergeneesmiddelen (SDa) rapporteert jaarlijks over het gebruik en de verkoop van antibiotica bij landbouwhuisdieren. De wijze waarop de gegevens beschikbaar worden gemaakt, in goede afstemming met alle stakeholders, heeft het mogelijk gemaakt een solide systeem van monitoren en benchmarken te ontwikkelen waar (inter)nationaal vaak naar verwezen wordt. Ik verwijs graag naar de SDa-rapportage 20243.
De SDa noemt de totale ontwikkelingen overwegend positief. Het gebruik van antibiotica in de dierhouderij stabiliseert na een jarenlange afname. De verkoop van antibiotica is ten opzichte van referentiejaar 2009 met 76,4% gedaald. Het gebruik in de kalkoensector is in 2023 fors gedaald met 34,2%, dit is het laagste gebruik sinds de start van de monitoring bij kalkoenen in 2013. De pluimvee-, rundvee-, melkgeiten en varkenssector hebben een vergelijkbaar gebruikspatroon met dat van vorig jaar. Een substantieel aantal bedrijven binnen de rundvee-, varkens- en vleeskuikensector hebben inmiddels een gebruik op aanvaardbaar niveau.
Er zijn een aantal opvallende zaken. Zo is het gebruiksverschil in de vleeskuikensector tussen de reguliere- en trager groeiende rassen groot. Dit laat zien dat systeemverandering een aanzienlijk effect kan hebben op het antibioticumgebruik. Daarnaast is het antibioticumgebruik in de kalversector en konijnensector licht is gestegen ten opzichte van het gebruik in 2022. Hoewel de konijnensector in 2023 een stijging in het gebruik laat zien, blijft de trend van daling in antibioticumgebruik voor deze sector zichtbaar.
De kalver-, varkens-, vlees- en konijnensector – hebben mede in overleg met het ministerie van LVVN - sectorspecifieke reductiedoelstellingen voor antibioticumgebruik vastgesteld (zie Kamerstuk 29683, nr. 249). Het sectorspecifieke reductiebeleid ziet op het terugdringen van hoog gebruik omdat daar het risico van resistentieontwikkeling het grootste is. Ik ben verheugd u te informeren dat de vleeskuikensector, de varkenssector en de konijnensector de gestelde doelen reeds hebben behaald.
Ook de kalversector heeft de doelstelling tot reductie in het totale gebruik per 2022 behaald. Echter, in de kalverhouderij is sprake van een lichte stijging ten opzichte van vorig jaar en het gemiddeld gebruik blijft hoog. Ook op de doelstelling ‘verlaging aantal hooggebruikende bedrijven’ is nog inzet nodig voor de deelsectoren rosévlees start en rosévlees afmest om de doelen voor 2024 te halen. In het sectorplan Veal Forward toont de sector de ambitie om het gebruik in 2032 te hebben gehalveerd ten opzichte van 2022. Ik onderschrijf deze ambitie en roep de sector op zich in te zetten om de stijging van de afgelopen jaar te keren middels een sector brede inzet.
De SDa hanteert voor dierenartsen de Veterinaire Benchmarkindicator (VBI), welke een maat is voor het voorschrijfgedrag van dierenartsen. Er zijn nog vrij grote verschillen in voorschrijfpatronen tussen dierenartsen. Hier liggen kansen om de verschillen in voorschrijfpatroon te verkleinen. Ik heb onderzoek ondersteund dat mogelijkheden in kaart brengt voor reflectie op het voorschrijfgedrag van dierenartsen. Ik verwacht dat de beroepsgroep dierenartsen de aanbevelingen uit dit onderzoek4 actief oppakt. Ik werk met de beroepsgroep dierenartsen samen om het stelsel van kwaliteitsborging, waar dit in past, te verbeteren zoals ik u eerder berichtte (Kamerstuk 29683, nr. 301).
Komend jaar ga ik met de sectoren in gesprek voor een vervolg op de reductiedoelstellingen en op het sectorspecifieke antibioticabeleid. De resultaten uit het door het ministerie van LVVN gefinancierde onderzoek naar gedragsbeïnvloeding5 om het antibioticumgebruik te verminderen geven handvatten voor mogelijkheden en instrumenten voor het realiseren van deze doelen. De focus zal ook de komende jaren liggen op een reductie van het antibioticumgebruik bij hoog gebruikende bedrijven en sectoren met een hoog antibioticumgebruik omdat de kans op het ontstaan van resistente bacteriën daar het grootste is.
Kritische middelen
De Wereldgezondheidsorganisatie heeft een lijst met zogenoemde Critically Important Antimicrobials. Dit zijn antibiotica die van kritisch belang zijn voor de humane geneeskunde. Het gebruik van deze kritische middelen is bij dieren wederom laag in 2023. Ik benadruk het belang van het zoveel mogelijk terughoudend gebruik van kritische middelen.
De gezamenlijke aanpak van overheid en sectoren om het gebruik van polymyxines (onder andere colistine) terug te dringen blijft vruchten afwerpen. Voor het derde jaar op rij is het gebruik van colistine gedaald. Het relatief hoge gebruik op een aantal leghenbedrijven blijft een punt van zorg. Er wordt gewerkt aan regelgeving voor een verplichte gevoeligheidsbepaling voorafgaand aan de inzet van polymyxines. Ook de resultaten uit het door het ministerie van LVVN gefinancierde onderzoek naar verantwoorde toepassing van colistine in de varkens- en pluimveesector6 dragen bij aan een verantwoorde inzet.
‘Overige chinolonen’ vallen ook in de categorie kritische antibiotica. Chinolonen worden regelmatig ingezet bij vleeskuikens en vleeskalveren. Ik zal komend jaar afwegen of voor de toepassing van chinolonen aanvullende beleidsstappen noodzakelijk zijn.
Europees antibioticumbeleid
Sinds 28 januari 2022 is de Europese diergeneesmiddelenverordening (2019/6) van kracht. De EU-lidstaten worden hiermee verplicht de aanlevering van gegevens over het antibioticumgebruik en -verkoop de komende jaren stapsgewijs uit te breiden naar alle gehouden diersoorten, inclusief dieren die individueel gehouden worden zoals honden, katten en paarden. Ik werk samen met SDa en agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (aCBG), en ben gestart met het project IMPROVE (mede gefinancierd door de EU), om met de stakeholders en betrokken diersectoren te werken aan de implementatie van deze verplichting.
De komende jaren blijf ik, in samenwerking met onder andere diersectoren, dierhouders, dierenartsen en de SDa, samenwerken aan het optimaliseren van verantwoord antibioticumgebruik bij alle diersoorten zoals beschreven in het Nationaal Actieplan AMR 2024-2030. Ik heb er vertrouwen in dat met deze goede samenwerking het ontstaan van antibioticaresistentie verder kan worden gereduceerd.
Hoogachtend,
Femke Marije Wiersma
Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Nethmap-MARAN-rapportage 2023: MARAN 2024: Decline in antibiotic resistance in animals is levelling off - WUR↩︎
Jaarrapportage 2022 Project Monitoring Zoönosen en Antimicrobiële Resistentie bij Gezelschapsdieren↩︎
SDa rapportage Het gebruik van antibiotica bij landbouwhuisdieren in 2023 https://www.autoriteitdiergeneesmiddelen.nl/nl/publicaties/sda-rapporten-antibioticumgebruik↩︎
Rapport WUR (2024) Reflectie voor en door dierenartsen https://doi.org/10.18174/661965↩︎
Rapport WUR (2023): Gedragsbeïnvloeding voor verantwoord antibioticumgebruik in de veehouderij. https://www.wur.nl/nl/publicatie-details.htm?publicationId=6510f047-1fbf-4c53-a17b-69a9b4bb8619↩︎
WUR rapport (2023): Colistinegebruik in de veehouderij : onderzoek naar redenen van toename en mogelijkheden voor reductie met focus op varkens (en leghennen) https://research.wur.nl/en/publications/colistinegebruik-in-de-veehouderij-onderzoek-naar-redenen-van-toe↩︎