[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Vijfde tussentijdse evaluatie Nederlands aalbeheerplan

Binnenvisserij

Brief regering

Nummer: 2024D51001, datum: 2024-12-19, bijgewerkt: 2024-12-19 14:27, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 29664 -211 Binnenvisserij.

Onderdeel van zaak 2024Z21609:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte Voorzitter,

Met deze brief stuur ik u de vijfde tussentijdse evaluatie van het Nederlandse aalbeheerplan. Deze brief is ook toegezegd tijdens het Commissie Debat Landbouw- en Visserijraad van 5 december jl. Het aalbeheerplan vormt sinds 2009 de nationale invulling van de verplichting uit de EU Aalverordening tot het opstellen van beheerplannen per lidstaat of deelgebied. Conform de EU Aalverordening moet elke lidstaat iedere 3 jaar aan de Commissie rapporteren over de stand van zaken met betrekking tot de maatregelen uit de beheerplannen en de toestand van de aal. De bijgevoegde rapportage heeft betrekking op de afgelopen periode van drie jaar en communicatie van de achterliggende cijfers aan de Commisisie heeft inmiddels plaats gevonden.

De rapportage over de afgelopen periode heeft, ten opzichte van de vorige vier evaluaties, een aantal updates ondergaan. Naast verbetering van de onderliggende modellen zijn door een andere manier van berekenen en aanpassingen van de aannames in de modellen de schattingen voor de eerdere driejaarlijkse periodes opnieuw berekend, waarbij de jaren onderling goed vergelijkbaar blijven.

Ik ben verheugd om vast te kunnen stellen dat uit de rapportage blijkt dat de schattingen van de bestandsindicatoren over de afgelopen drie jaren een voorzichtig stijgende lijn laten zien. Daarbij is sprake van een lichte toename van uittrekkende paairijpe aal (schieraal) en van een teruggang van de sterfte door menselijk handelen (atropogene sterfte). De stijging van uittrekkende schieraal hangt samen met de toegenomen biomassa schatting van het totaal aanwezige aalbestand. Dit blijkt uit het toegenomen vangstsucces in de gebruikte monitoringen, met name in een aantal rijkswateren (grote rivieren en IJsselmeer/Markermeer). In de kleinere wateren (Kader Richtlijn Water wateren) is het vangstsucces van de monitoringen juist weer wat gedaald.

Uit de evaluatie blijkt verder dat door aanpassingen aan de infrastructuur bij migratieknelpunten, in relatie tot de verhouding biomassa tussen verschillende gebieden in Nederland, de barrièresterfte van schieraal is afgenomen. Dit wordt met name veroorzaakt doordat er in de afgelopen periode naar verhouding meer aal in de rijkswateren zit ten opzichte van de polders, boezems en kleine meren (KRW wateren). In de rijkswateren is er, met uitzondering van vier grote

kunstwerken (waterkrachtcentrales Linne en Lith in de Maas, waterkrachtcentrale Maurik in de Nederrijn en het sluizencomplex bij IJmuiden), slechts een beperkte barrièresterfte van uittrekkende schieraal. En samenhangend met de voorwaarde om de schieraalsterfte onder de 5% te houden wanneer de schieralen door de waterkrachtcentrales trekken, is ook deze sterfte in de laatste periode van 2021- 2023 gedaald.

Op verschillende punten laat de rapportage over de afgelopen 3 jaar hiermee dus een voorzichtig positieve trend zien. Dat is goed nieuws. Tegelijk moet ik echter vaststellen dat ondanks deze positieve trends, de huidige biomassa van uittrekkende schieraal van 12.2%, nog niet voldoet aan de beoogde doelstellingen uit de Aalverordening, waarbij op langere termijn 40% uittrek van de ongestoorde situatie zonder menselijke impact behaald zou moeten worden. Daarbij ben ik mij er overigens van bewust dat deze lange termijn doelstelling van 40% uittrek ten opzichte van de situatie zonder enige menselijke impact (de zogenaamde pristine biomassa), lastig is vast te stellen. Wageningen Marine Reseach (WMR) constateert dit ook in haar rapportage en stelt vast dat lidstaten soms ook verschillende berekeningswijzen toepassen om deze pristine biomassa te berekenen.

Desalniettemin is dit het vastgestelde lange termijn doel verbonden aan de Aalverordening en wordt de progressie in het herstel van de aalstand in alle EU lidstaten hieraan afgemeten. Dit betekent dat, hoewel sprake is van een voorzichtig positieve ontwikkeling over de afgelopen drie jaar, een verder herstel van het aalbestand en de uittrek van schieraal nog noodzakelijk is om tot een duurzaam en gezond aalbestand te komen met inachtneming van de daarbij behorende ecologische doelen. Voortzetting van de bestaande aanpak in het Nederlandse aalbeheerplan is daarom niet alleen van belang op grond van de Aalverordening en de daaruit vloeiende verplichting voor alle EU-lidstaten. Een gezond en duurzaam aalbestand draagt namelijk ook bij aan de toekomst van de aalvisserij.

Daarbij blijft Nederland overigens voorstander van een uiteindelijke aanpassing van de sturingsdoelen in de Aalverordening. Nederland heeft eerder aangedrongen om toe te werken naar een aanpak waarbij niet langer wordt gestuurd op de lastig vast te stellen pristine biomassa, maar dit te vervangen door een eenvoudiger en meer eenduidig vast te stellen sturingsdoelstelling. Dit voorkomt dat lidstaten verschillende berekeningsmethoden hanteren zoals op dit moment bij de pristine biomassa het geval is. Inzet is om tot een doelstelling en berkeningswijze te komen waarmee de progressie in het herstel van de aalstand in alle lidstaten op dezelfde wijze wordt vastgesteld.

Jean Rummenie

Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur