Memorie van toelichting
Wijziging van de Mediawet 2008 houdende verlenging van de lopende concessie en erkenningen van de landelijke publieke mediadienst met twee jaar
Memorie van toelichting
Nummer: 2024D51289, datum: 2024-12-18, bijgewerkt: 2024-12-20 10:23, versie: 2
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit ChristenUnie kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 36674 -3 Wijziging van de Mediawet 2008 houdende verlenging van de lopende concessie en erkenningen van de landelijke publieke mediadienst met twee jaar .
Onderdeel van zaak 2024Z21747:
- Indiener: E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2025-01-23 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Preview document (🔗 origineel)
36 674 Wijziging van de Mediawet 2008 houdende verlenging van de lopende concessie en erkenningen van de landelijke publieke mediadienst met twee jaar
Nr. 3 Memorie van toelichting
Kern voorstel
Het voorstel heeft als doel om het begin van de nieuwe erkenningperiode van de omroeporganisaties van de landelijke publieke mediadienst met twee jaar uit te stellen. Daarvoor is in het systeem van de Mediawet 2008 nodig dat zowel de huidige erkenningperiode voor omroeporganisaties als de concessieperiode van de NPO met twee jaar wordt verlengd. Concreet betekent dit dat de huidige erkenningperiode niet afloopt op 31 december 2026, maar op 31 december 2028. De concessieperiode zal niet eindigen op 31 december 2031, maar op 31 december 2033.
Systematiek van erkenningen en concessie
Aan de NPO wordt volgens artikel 2.19 Mediawet 2008 bij koninklijk besluit een concessie verleend voor de verwezenlijking van de publieke mediaopdracht op landelijk niveau (eerste lid). Deze concessie van in totaal tien jaar bestaat uit twee perioden van vijf jaar (tweede en derde lid). De Minister kan voor telkens een periode van vijf jaar maximaal zes erkenningen verlenen aan omroeporganisaties voor de verzorging van media-aanbod voor de landelijke publieke mediadienst. Daarnaast kan de Minister voorlopige erkenningen aan aspirant-omroepen verlenen voor dezelfde periode. Verder dienen op grond van de Mediawet 2008 voorbereidende procedurele stappen te worden gezet in de aanloop naar een nieuwe erkenningperiode. Wanneer de huidige erkenningperiode van omroepen en de concessie van de NPO niet met twee jaar wordt verlengd, volgt uit deze systematiek dat omroepen een nieuwe erkenningaanvraag moeten indienen vóór 1 februari 2026.
Noodzaak voorstel
Het huidige landelijke publieke omroepbestel en de wijze waarop erkenningen worden verleend aan omroepen kent inmiddels ernstige knelpunten. Deze knelpunten zijn reeds per brief aan de Tweede Kamer uiteengezet.1 De regering heeft in haar regeerprogramma aangegeven de landelijke publieke omroep te willen hervormen om deze knelpunten te adresseren en ervoor te zorgen dat de landelijke publieke omroep zijn belangrijke functie voor de democratische samenleving kan blijven vervullen.
De wetswijziging die nodig is voor het hervormen van het publieke omroepbestel zal gelet op de tijd die een wetstraject doorgaans vergt niet afgerond zijn voordat de nieuwe erkenningperiode op 1 januari 2027 aanvangt. Een hervorming van het bestel – in welke richting dan ook – is een complex proces met veel verschillende belanghebbenden waarvoor het belangrijk is dat het wetgevingstraject zorgvuldig wordt doorlopen. Bovendien moet een hervorming ruim vóór de start van de nieuwe erkenningperiode voor omroepen - in werking getreden zijn. Nieuwe en bestaande omroepen dienen tijdig op de hoogte te zijn van de wijze waarop het verlenen van erkenningen zal verlopen, de criteria waar hun erkenningaanvraag op zal worden beoordeeld en de overige voorwaarden voor deelname in het publieke bestel.
Het herzien van het bestel voordat de volgende erkenningperiode ingaat, is in de tijd dus niet meer mogelijk zonder het verlengen van de erkenningperiode met twee jaar. De regering voorziet dat verlenging met één jaar onvoldoende ruimte geeft. Een verlenging met één jaar met daarna een mogelijkheid tot opnieuw verlenging met één jaar, zoals voorgesteld in de motie Martens-America, acht de regering dan ook geen oplossing.2 Bovendien zou dit tot veel onzekerheid, omdat niet tijdig duidelijk is wanneer een nieuwe erkenningsperiode in zal gaan en te lang onduidelijk blijft wanneer de voorbereidingen daarvoor gestart moeten worden.
Als de erkenningperiode niet verlengd wordt, betekent dit dat een nieuwe ronde van het verlenen van erkenningen aan omroepen moet plaatsvinden conform de huidige systematiek en dat de aanpassingen aan het landelijke publieke omroepbestel pas met de start van de nieuwe erkenningperiode, te weten 1 januari 2032, geïmplementeerd worden. Dit acht de regering ook onwenselijk. De knelpunten in het huidige bestel hebben een negatief effect op de toekomstbestendigheid van de landelijke publieke omroep en dienen daarom met urgentie te worden aangepakt.
Om deze reden wordt in het onderhavige wetsvoorstel de huidige erkenningperiode met twee jaar verlengd.
Gevolgen voor stakeholders
De stakeholders zijn met name de huidige omroepverenigingen met een (voorlopige) erkenning, eventuele nieuwe toetreders en de NPO. Het is van belang dat partijen binnen de landelijke publieke omroep tijdig voor de start van een nieuwe erkenningperiode weten welke voorwaarden er gelden voor deelname aan het publieke bestel en voldoende tijd hebben zich hierop voor te bereiden. Dit geldt voor zowel NPO, bestaande omroepen als eventuele nieuwe omroepen.
Financiële gevolgen
Het voorstel heeft geen gevolgen voor de Rijksbegroting.
Consultatie en toetsen
Uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets
Het Commissariaat voor de Media (CvdM) heeft een uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets uitgevoerd. Het Commissariaat heeft aangegeven geen gevolgen voor de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid te zien bij dit wetsvoorstel.
Regeldruk
De ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen gevolgen voor de regeldruk heeft.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins