Antwoord op vragen van het lid Podt over doorstroomlocaties
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2024D51820, datum: 2024-12-20, bijgewerkt: 2024-12-20 16:18, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie (Ooit PVV kamerlid)
Preview document (🔗 origineel)
Hierbij bied ik u, mede namens de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, de antwoorden aan op de schriftelijke vragen van het lid Podt (D66) over doorstroomlocaties. Deze vragen werden ingezonden op 21 november 2024 met kenmerk 2024Z19018.
De Minister van Asiel en Migratie,
M.H.M. Faber- van de Klashorst
Vragen van het lid Podt (D66) aan de minister van Asiel en Migratie over doorstroomlocaties (ingezonden 21 november 2024, 2024Z19018)
Vraag 1
Hoeveel doorstroomlocaties zijn er in 2025, 2026 en 2027 naar verwachting nodig voor het huisvesten van statushouders die niet kunnen uitstromen naar een woning? Hoe onderbouwt u deze cijfers?
Antwoord op vraag 1
Momenteel verblijven er 17.960 statushouders in de COA-opvang. De taakstelling 2025-I is vastgesteld op 17.700 te huisvesten statushouders. Dit aantal is berekend door te kijken naar de te verwachten inwilligingen in de periode 1 april 2024 tot en met 31 september 2024. Naar verwachting is op 1 januari 2026 circa 1 op de 2 COA-bewoners statushouder, bij ongewijzigd beleid. Het is de ambitie om voor een deel van deze groep een oplossing te vinden in de vorm van een doorstroomlocatie. Het precieze aantal doorstroomlocaties hangt af van de grootte van de locaties die in gebruik worden genomen en is op voorhand moeilijk te preciseren. Het kabinet is voornemens om de Huisvestingswet 2014 te wijzigen en onder andere een verbod op voorrang op sociale huurwoningen voor statushouders in te stellen, op grond van het feit dat zij statushouder zijn.
Vraag 2
Op welke wijze gaan de nieuwe doorstroomlocaties (“sobere, grootschalige locaties”) verschillen van de bestaande doorstroomlocaties en de locaties waarover eerder met de VNG is gesproken? Wat wordt het verschil in grootte? En op welke wijze worden ze meer sober?
Antwoord op vraag 2
De minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en ik zullen, in overleg met de medeoverheden, tot een uitwerking komen van de plannen zoals genoemd in de brief Nadere afspraken ten aanzien van de uitvoering van hoofdstuk 2 van het Hoofdlijnenakkoord van 25 oktober jl.1 De opgedane ervaringen ten aanzien van de bestaande doorstroomlocaties worden benut bij de verdere uitwerking.
Vraag 3
Met welke partijen heeft u reeds gesproken over deze doorstroomlocaties nieuwe stijl? Wat waren de reacties?
Antwoord op vraag 3
Er hebben reeds verkennende gesprekken plaatsgevonden met zowel de andere betrokken leden van het kabinet als met stakeholders en medeoverheden. De inbreng van betrokkenen worden in de verdere uitwerking meegenomen.
Vraag 4
Per wanneer moeten de eerste doorstroomlocaties nieuwe stijl er komen? Is dat voorafgaand aan het schrappen van de taakstelling?
Antwoord op vraag 4
Het realiseren van doorstroomlocaties wordt, vanuit een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van gemeenten en rijk, bevorderd. Hiervoor zullen de minister van Asiel en Migratie en de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in overleg met de medeoverheden met een samenhangend pakket komen.
Vraag 5
Wat zijn de te verwachten kosten voor de benodigde locaties?
Vraag 6
Is het de bedoeling dat deze kosten terecht komen bij het Rijk of bij gemeenten?
Vraag 7
Als het antwoord op vraag 6 (deels) "het Rijk" is, hoe kan het dan dat deze kosten nog niet zijn opgenomen op de begroting van het ministerie van Asiel en Migratie, noch op die van het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening?
Vraag 8
Als het antwoord op vraag 6 (deels) "gemeenten” is, heeft u hier dan al met gemeenten/de VNG over gesproken? Zo nee, waarom niet?
Antwoord op vragen 5, 6, 7 en 8
De financiering van de locaties en welke partij daarvoor verantwoordelijk is, is onderdeel van de nadere uitwerking. Indien hiervoor extra aanvullende middelen benodigd zijn dan zal besluitvorming hierover onderdeel zijn van politieke besluitvorming op passende momenten in aansluiting op de begrotingscyclus.
Vraag 9
Hoe lang is de verwachting dat statushouders zullen verblijven op een doorstroomlocatie, ook in het licht van de plannen ten aanzien van het schrappen van de urgentieverklaring en de taakstelling voor huisvesting van statushouders?
Antwoord op vraag 9
De verwachte verblijfsduur van een statushouder op een doorstroomlocatie is op dit moment moeilijk te voorspellen. Deze is afhankelijk van het moment van het inwerking treden van het asielnoodmaatregelenpakket en de inhoud en timing van de voorgenomen wetswijzigingen.
Vraag 10
Wat is uw verwachting ten aanzien van de integratie van statushouders wanneer mensen langdurig op een doorstroomlocatie verblijven?
Antwoord op vraag 10
Zoals ook aangegeven in het regeerprogramma vindt het kabinet het belangrijk dat statushouders snel participeren in de maatschappij. Werk is de basis van integratie en het deelnemen van statushouders aan de arbeidsmarkt vermindert krapte op de Nederlandse arbeidsmarkt. Dit uitgangspunt wordt in de nadere uitwerking van de sobere voorziening dan ook expliciet meegenomen.
Vraag 11
Als de doorstroomlocaties zo’n cruciale faciliteit worden in uw beleid, gezien uw eerdere uitspraken hierover en gezien het geprognotiseerde aantal statushouders dat moet worden opgevangen versus de begroting voor asiel de komende jaren, hoe kan het dan dat de uitwerking en bekostiging van deze doorstroomlocaties nog zo in mist gehuld is?
Antwoord op vraag 11
Zoals ook genoemd in het antwoord op de vragen 5, 6, 7 en 8 is de financiering onderdeel van de nadere uitwerking. Indien hiervoor extra aanvullende middelen benodigd zijn dan zal besluitvorming hierover onderdeel zijn van politieke besluitvorming op passende momenten in aansluiting op de begrotingscyclus.
Kamerstukken II 2024/25 19 637, nr. 3304↩︎