Reactie op verzoek commissie over de overgang van het lage naar hoge btw-tarief in logies en reeds bestaande contracten van groepsaccomodaties
Herziening Belastingstelsel
Brief regering
Nummer: 2025D00711, datum: 2025-01-13, bijgewerkt: 2025-01-21 11:13, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-32140-221).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën (Ooit Nieuw Sociaal Contract kamerlid)
- Beslisnota bij Kamerbrief Reactie op verzoek commissie over de overgang van het lage naar hoge btw-tarief in logies en reeds bestaande contracten van groepsaccomodaties
- Bijlage bericht GAN
Onderdeel van kamerstukdossier 32140 -221 Herziening Belastingstelsel.
Onderdeel van zaak 2025Z00248:
- Indiener: T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2025-01-15 15:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-01-23 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
32 140 Herziening Belastingstelsel
Nr. 221 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 januari 2025
Op 20 december 2024 heeft de vaste commissie voor Financiën verzocht om een reactie op het bericht van Stichting Groepsaccommodaties Nederland van 17 december 2024 (bijlage 1) over de overgang van het verlaagde naar het algemeen btw-tarief in logies en reeds bestaande contracten van groepsaccommodaties. Onderstaand treft u deze reactie aan.
De Stichting Groepsaccommodaties Nederland verzoekt om groepsaccommodaties uit te zonderen van de btw-verhoging als de verhuurcontracten vóór 1 januari 2025 zijn afgesloten. Dit verzoek ziet op de gehele vergoeding ter zake (inclusief de eventuele (aan)betalingen in 2025 en 2026). Om verschillende redenen kan ik geen gehoor geven aan dit verzoek.
Het fiscale neutraliteitsbeginsel vormt een juridische belemmering om alleen deze vorm van logiesverstrekking uit te zonderen van de btw-verhoging. Het fiscale neutraliteitsbeginsel verbiedt dat vergelijkbare diensten die onder dezelfde btw-post vallen fiscaal verschillend worden behandeld. Logiesverstrekking in de vorm van groepsaccommodaties is niet zozeer onderscheidend dat dit als zodanig en op zichzelf staand kan worden afgescheiden. Zowel hoteldienstverlening als de dienstverlening door groepsaccommodaties komt immers neer op het aanbieden van bedden in een slaapruimte, bedoeld voor kort verblijf. Bijvoorbeeld: ook in een hotel kun je stapelbedden hebben; sommige groepsaccommodaties hebben tweepersoonsslaapkamers met eigen sanitair (zoals een hotel).
Daarenboven zou het afscheiden van groepsaccommodaties van alle andere vormen van logiesverstrekking een nieuwe fiscale definitie vereisen. Op voorhand kan sterk worden getwijfeld of het creëren van een nieuwe fiscale definitie voor groepsaccommodaties juridisch houdbaar is. In elk geval zou een dergelijk onderscheid leiden tot veel afbakeningsproblematiek en daarmee onlosmakelijk tot veel fiscale procedures en een hogere uitvoeringslast. Daarnaast geldt dat de btw-verhoging de gehele logies sector raakt en het kabinet geen reden ziet om specifiek alleen de groepsaccommodaties tijdelijk uit te zonderen van de maatregel. Een dergelijke uitzondering zou daarnaast een derving met zich meebrengen die een dekking vereist.
De Stichting twijfelt ook aan de juridische houdbaarheid van de maatregel. Ik deel deze twijfel niet. Anders dan de Stichting veronderstelt, is geen sprake van het met terugwerkende kracht toepassen van een btw-verhoging. Ongeacht op welk moment een overeenkomst wordt gesloten is de btw (en daarmee ook het toepasselijke btw-tarief) verschuldigd op het moment waarop de onderliggende prestatie wordt verricht, dan wel op het tijdstip waarop een vooruitbetaling op die prestatie plaatsvindt. Van eventuele terugwerkende kracht is daarom geen sprake. Om die reden zijn vooruitbetalingen in 2024 op een prestatie die eerst in 2026 plaatsvindt nog belast naar het verlaagde btw-tarief, maar is een vooruitbetaling in 2025 op diezelfde prestatie belast naar het algemene btw-tarief gelet op de overgangsregeling die dan van toepassing is. Opgemerkt kan overigens nog worden dat de Wet op de omzetbelasting 1968 erin voorziet dat tussentijdse btw-verhogingen alsnog doorberekend mogen worden (zie artikel 52). Eventuele anders luidende bedingen zijn zelfs nietig. Daarnaast geldt dat ook sinds de indiening van het Belastingplan 2025 voor alle partijen expliciet kenbaar was dat het kabinet voornemens was om dergelijk overgangsrecht toe te passen.
Op grond van bovenstaande ben ik niet voornemens om in het beleidsbesluit gedeeltelijk uitstel overgangsregeling in verband met de afschaffing bepaalde tabelposten verlaagd tarief omzetbelasting1 op te nemen dat het verlaagde btw-tarief van toepassing blijft op voor groepsaccommodaties reeds gesloten contracten.
De Staatssecretaris van Financiën,
T. van Oostenbruggen
Besluit van 13 december 2024, nr. 2024-33245↩︎