Amendement van het lid Joseph c.s. over het invoeren van een goedkeuringsrecht bij interne waardeoverdracht van pensioenen
Wijziging van de Pensioenwet, de Wet op de loonbelasting 1964 en enige andere wetten in verband met de verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel
Amendement
Nummer: 2025D01872, datum: 2025-01-21, bijgewerkt: 2025-01-21 11:14, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: A.S. Joseph, Tweede Kamerlid (Nieuw Sociaal Contract)
- Mede ondertekenaar: P.H. Omtzigt, Tweede Kamerlid (Nieuw Sociaal Contract)
- Mede ondertekenaar: H. Vermeer, Tweede Kamerlid (BBB)
Onderdeel van kamerstukdossier 36578 -8 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet op de loonbelasting 1964 en enige andere wetten in verband met de verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel.
Onderdeel van zaak 2025Z00781:
- Indiener: A.S. Joseph, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: P.H. Omtzigt, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: H. Vermeer, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
- 2025-01-23 09:00: Extra procedurevergadering SZW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Preview document (đ origineel)
TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL | 2 | |
Vergaderjaar 2023-2024 | ||
36 578 | Wijziging van de Pensioenwet, de Wet op de loonbelasting 1964 en enige andere wetten in verband met de verlenging van de transitieperiode naar het nieuwe pensioenstelsel | |
Nr. 8 | AMENDEMENT VAN HET LID Joseph c.s. | |
Ontvangen 21 januari 2025 | ||
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor: |
I
In het opschrift wordt na âpensioenstelselâ ingevoegd âen het invoeren van een goedkeuringsrecht voor interne waardeoverdrachtâ.
II
In de beweegreden wordt na âwijzigenâ ingevoegd âen dat het tevens gewenst is om een goedkeuringsrecht te geven bij interne waardeoverdrachtâ.
III
Na artikel I, onderdeel A, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Aa
Artikel 150m wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âbevoegdâ vervangen door âslechts bevoegd over te gaanâ en wordt toegevoegd âen tevens voorafgaande goedkeuring van de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden is verkregenâ.
2. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
1a. Ten behoeve van een aanvraag tot goedkeuring van een collectieve waardeoverdracht als bedoeld in het eerste lid:
a. stelt het pensioenfonds de informatie over de aan de voorgenomen collectieve waardeoverdracht verbonden voorwaarden tijdig, volledig en in begrijpelijke vorm ter beschikking aan de betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, waarbij de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden tevens worden geĂŻnformeerd over het goedkeuringsrecht, bedoeld in dit artikel; en
b. is vereist dat:
1°. een meerderheid van de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden die hebben gereageerd op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek het voorgenomen besluit met betrekking tot de collectieve waardeoverdracht hebben goedgekeurd;
2°. het aantal personen dat heeft gereageerd op het verzoek, bedoeld onder 1°, minimaal dertig procent vertegenwoordigt van alle bij de collectieve waardeoverdracht betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, ongeacht de waarde die de betreffende deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden vertegenwoordigen.
3. Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2a. Uiterlijk vier weken voor de beoogde datum van de interne collectieve waardeoverdracht moet goedkeuring als bedoeld in lid 1a, onderdeel b, zijn verkregen en elektronisch zijn gemeld aan de toezichthouder. Zonder deze goedkeuring kan de interne collectieve waardeoverdracht niet plaatsvinden.
IV
Na artikel IV, onderdeel A, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Aa
Artikel 145l wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt âbevoegdâ vervangen door âslechts bevoegd over te gaanâ en wordt toegevoegd âen tevens voorafgaande goedkeuring van de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden is verkregenâ.
2. Na het eerste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
1a. Ten behoeve van een aanvraag tot goedkeuring van een collectieve waardeoverdracht als bedoeld in het eerste lid:
a. stelt het pensioenfonds de informatie over de aan de voorgenomen collectieve waardeoverdracht verbonden voorwaarden tijdig, volledig en in begrijpelijke vorm ter beschikking aan de betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, waarbij de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden tevens worden geĂŻnformeerd over het goedkeuringsrecht, bedoeld in dit artikel; en
b. is vereist dat:
1°. een meerderheid van de deelnemers, gewezen deelnemers en de pensioengerechtigden die hebben gereageerd op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek het voorgenomen besluit met betrekking tot de collectieve waardeoverdracht hebben goedgekeurd;
2°. het aantal personen dat heeft gereageerd op het verzoek, bedoeld onder 1°, minimaal dertig procent vertegenwoordigt van alle bij de collectieve waardeoverdracht betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, ongeacht de waarde die de betreffende deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden vertegenwoordigen.
3. Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2a. Uiterlijk vier weken voor de beoogde datum van de interne collectieve waardeoverdracht moet goedkeuring als bedoeld in lid 1a, onderdeel b, zijn verkregen en elektronisch zijn gemeld aan de toezichthouder. Zonder deze goedkeuring kan de interne collectieve waardeoverdracht niet plaatsvinden.
Toelichting
De Wet toekomst pensioenen (Wtp) voorziet erin dat nieuwe pensioenopbouw voortaan plaatsvindt in een premieregeling. In een premieregeling bouwen mensen een persoonlijk pensioenvermogen op, vanaf pensioendatum volgt daaruit een âvariabeleâ uitkering, die jaarlijks wordt aangepast afhankelijk van onder meer beleggingsrendementen, rente en de levensverwachting. Het bijzondere bij de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel is dat in de Wtp is afgesproken dat ook bestaande âvasteâ uitkeringen standaard worden omgezet in âvariabeleâ uitkeringen, ofwel in jargon: dat er wordt âingevarenâ. Dit geldt dus ook voor reeds gepensioneerden.
Om dit invaren mogelijk te maken is het individueel bezwaarrecht buiten werking gesteld. Daar is versterkte collectieve medezeggenschap voor in de plaats gekomen, waaronder een hoorrecht voor slapers- en gepensioneerdenverenigingen.
Al sinds de totstandkoming van de Wtp is het de vraag of het invaren juridisch wel is toegestaan, of dat er mogelijk sprake is van een ongeoorloofde inmenging in het eigendomsrecht. De Tweede Kamer heeft daarom een juridische analyse1 laten maken om de juridische risico's en mogelijke aansprakelijkheid van het invaren voor de staat, werkgevers en pensioenfondsen in beeld te brengen. En om te kijken wat de risico's van invaren zijn voor het rechtsstelsel en wat de mogelijke omvang van deze risico's is. Dit laatste ook met oog op de uitspraak van de Raad voor de Rechtspraak dat de invoering van de Wtp âtot een aanzienlijke extra belasting van de civiele rechter kan leiden, en in het ergste geval zelfs tot een ontregeling van het civiele rechtspraaksysteem.â2
De juridische analyse geeft aan dat het buiten werking stellen van het individueel bezwaarrecht afbreuk doet aan wezenlijke inhoud van pensioenrecht. Volgens de analyse is de burger bij de besluitvorming over het invaren âbuitenspel gezetâ. Ook stelt de analyse dat het versterkte collectieve medezeggenschap niet kan worden beschouwd als een adequate vervanging. Hierdoor loopt naar het oordeel van de indieners van dit amendement de uitvoering van de wet op dit onderdeel ernstige risicoâs, met als mogelijk gevolg schade van enige omvang voor de betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden met betrekking tot hun pensioenuitkering. Daarnaast bestaat het risico dat pas in een later stadium de omvang van de schade kan worden vastgesteld, terwijl dan de kans op het kunnen herstellen daarvan niet groot meer is, gegeven het stadium waarin de uitvoering van de wet zich dan bevindt. De analyse stelt verder dat er zeker risicoâs zijn dat de rechtspraak onder druk komt te staan en dat het zo maar kan gebeuren dat de rechtspraak wordt overspoeld met een reeks van zaken.
Inmiddels zijn de eerste rechtszaken over het invaren ook al begonnen, zijn er claimstichtingen met meer dan 300.000 mensen op de been en heeft de eerste rechtsbijstandsverzekeraar besloten juridische hulp bij conflicten over invaren uit te sluiten. Daarnaast laat onderzoek van het NIBUD zien dat 80% van de mensen aangeeft behoefte te hebben aan de keuze tussen een vaste of variabele uitkering, terwijl zij onder de huidige wetgeving geen enkel handelingsperspectief hebben.
De Tweede Kamer organiseerde verder in juni 2024 een rondetafelgesprek waarin het hoorrecht voor verenigingen van slapers- en gepensioneerden aan bod kwam3. Hieruit bleek dat er bij veel pensioenfondsen helemaal geen hoorrecht heeft plaatsgevonden, danwel dat het hoorrecht vaak niet goed werkt. Op verzoek van de Tweede Kamer is vervolgens nog nader onderzoek4 gedaan naar (tevredenheid over) het hoorrecht, waaruit blijkt dat maar heel weinig mensen (5% van de gepensioneerden en 2% van de gewezen deelnemers) bekend zijn met het hoorrecht. Verschillende casestudies laten zien dat het hoorrecht lang niet altijd goed loopt.
Dit alles maakt het draagvlak en vertrouwen in het nieuwe pensioenstelsel kwetsbaar en brengt bovendien juridische risicoâs met zich mee. Waaronder een overbelasting van het civiele rechtspraaksysteem, waarvan de gevolgen verder zullen reiken dan alleen het pensioendomein.
De indieners stellen voor om mensen waarvan het pensioen is het laatste woord te geven bij het invaren. Idealiter zouden de indieners dit in de vorm van een individueel bezwaarrecht geven. Maar gegeven dat de implementatie van de Wtp al een eind op gang is en het geven van individueel bezwaarrecht lastigere praktische vraagstukken met zich meebrengt, stellen de indieners voor om een collectief instemmingsrecht in te voeren.
Voor dit instemmingsrecht willen de indieners zoveel mogelijk aansluiten bij de eisen van een collectieve waardeoverdracht naar een buitenlandse lidstaat (artikel 90a PW), waarbij in dit amendement de meerderheid van de gewezen deelnemers, deelnemers en de pensioengerechtigden die aan de instemmingsprocedure deelnemen bepaalt of er ingevaren wordt of niet. Ofwel als meer dan 50% wil invaren dan varen alle bestaande rechten in. Als 50% of meer niet wil invaren, dan varen de bestaande rechten niet in. Om in te kunnen varen is tevens nodig dat ten minste 30% van de betrokkenen heeft gereageerd op een daartoe strekkend verzoek met het voorgenomen besluit met betrekking tot de collectieve waardeoverdracht, zodat de uitslag voldoende representatief is.
Artikel 90a PW vereist instemming van een tweederdemeerderheid, waar hier de drempel lager is gezet, namelijk op een gewone meerderheid, ofwel de helft van de stemmen plus een. Het achterliggende idee is dat de meerderheid bepaalt of er al dan niet wordt ingevaren. In aanvulling op artikel 90a PW is een opkomstdrempel toegevoegd, om te waarborgen dat de uitslag van het collectief instemmingsrecht voldoende representatief is en de werkgever, die het verzoek tot invaren doet, zich maximaal inspant om iedereen bij het collectief instemmingsrecht te betrekken en alle betrokkenen ervan te overtuigen dat invaren evenwichtig is.
Dicht aansluiten bij de eisen voor al bestaande wetgeving voor collectieve waardeoverdrachten maakt dat de pensioensector en de toezichthouders zoveel mogelijk kunnen aansluiten bij al bestaande procedures1. Door het collectieve karakter zijn de uitkomsten van het instemmingsrecht en daarmee ook de individuele gevolgen die je mensen kan voorleggen voorspelbaar: alle deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden varen in (bij voldoende instemming) of varen niet in. Ofwel alle bestaande rechten blijven staan, of alle rechten worden omgezet naar persoonlijke pensioenvermogens binnen de nieuwe premieregeling. Dit laat onverlet dat nieuwe pensioenopbouw sowieso in een nieuwe premieregeling zal plaatsvinden. Daarbij wordt bij zowel invaren als niet invaren uitgegaan van dezelfde totale premie-inleg voor de nieuwe pensioenopbouw, zodat beide opties gelijkwaardig zijn.
In de uitvoering betekent dit dat de ingezette weg om de Wtp te implementeren gewoon door kan gaan. Maar in aanloop naar het invaren komt daar een collectief instemmingsrecht bij, dat uiterlijk vier weken voor de beoogde transitiedatum moet zijn afgerond en ingediend bij de toezichthouder. In de praktijk betekent dit dat de pensioenfondsen op het moment dat zij vooraf aan het invaren communiceren over de individuele gevolgen van het invaren, ook de keuze moeten voorleggen of iemand wel of niet wil invaren. Hiermee wordt het lopende implementatietraject zowel voor de pensioenfondsen als voor de deelnemers zo min mogelijk extra belast, maar krijgen mensen wel een stem als het gaat over wat er gebeurt met hun reeds opgebouwde pensioenen.
De eisen die de indieners voorstellen zijn minder streng dan een collectieve waardeoverdracht onder artikel 83PW waar iedereen individueel bezwaarrecht krijgt. Dit laat onverlet dat er ook voor gekozen kan worden om alle deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden een individueel bezwaarrecht te geven. In dat laatste geval is het uitvoeren van een collectief instemmingsrecht niet nodig.
Dit amendement beoogt het draagvlak voor de transitie en het vertrouwen in het pensioenstelsel te vergroten. Daarbij verkleint het geven van collectief instemmingsrecht en daarmee het geven van een stem aan de deelnemers van wie het pensioen is, in verwachting ook de juridische risicoâs voor de staat, pensioenfondsen en werkgevers, alhoewel de indieners zich ook realiseren dat dit amendement niet alle juridische risicoâs kan wegnemen.
De financiële consequenties van het collectief instemmingsrecht liggen op werkgevers- en pensioenfondsniveau. Het toevoegen van een collectief instemmingsrecht heeft volgens de indieners geen directe impact op de mijlpalen in het herstel- en veerkrachtplan.
Joseph
Omtzigt
Vermeer