[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag Milieuraad 17 december 2024

Milieuraad

Brief regering

Nummer: 2025D02017, datum: 2025-01-21, bijgewerkt: 2025-01-22 10:20, versie: 1

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 08-973 Milieuraad.

Onderdeel van zaak 2025Z00841:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Geachte voorzitter,

Met deze brief ontvangt u, mede namens de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, het verslag van de Milieuraad die op 17 december 2024 in Brussel plaatsvond.

Tevens is als bijlage bij deze brief de impactanalyse van de EU Bodemmonitoringsrichtlijn te vinden. Met deze impactanalyse wordt uitvoering gegeven aan de motie van het lid Veltman.1 Hierin werd gevraagd naar de mogelijke gevolgen van de Bodemmonitoringsrichtlijn voor Nederland en werd gevraagd om een analyse hiervan aan de Kamer te doen toekomen voordat de triloogfase is afgerond. Daarnaast ontvangt u hierbij de vierde kwartaalrapportage met de stand van zaken van de Europese Commissievoorstellen m.b.t. milieudossiers en transportdossiers.

Hoogachtend,

DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT - OPENBAAR VERVOER EN MILIEU,




Chris Jansen


DE MINISTER VAN KLIMAAT EN GROENE GROEI



Sophie Hermans

  1. Verslag Milieuraad d.d. 17 december 2024

Tijdens de Milieuraad in Brussel op 17 december 2024 heeft het Hongaars Voorzitterschap een algemene oriëntatie bereikt op de verordening ter voorkoming van pelletverlies om microplasticsvervuiling te verminderen. Daarnaast heeft er een beleidsdebat plaatsgevonden over de Verordening circulaire voertuigen, alsook een gedachtewisseling over het Klimaatdoel 2040. Tevens vond alvorens de Raad het Green Growth Group ontbijt plaats.

Onder het punt ‘diversen’ hebben Tsjechië, Denemarken, Frankrijk en Slowakije informatie gedeeld over het verbeteren van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV) van online marktplaatsen. Ook heeft Oostenrijk aandacht gevraagd voor het beter aanpakken van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid van grote online platforms. Verder gaf de Europese Commissie een update over de Horizon Europe missies om lokale klimaatadaptatie te versterken en gaf de Commissie samen met het Hongaars voorzitterschap een terugkoppeling van de recente internationale bijeenkomsten, namelijk de COP29 klimaatconferentie, de CBD COP16 Biodiversiteit, het INC-5 plasticverdrag, en de COP16 verwoestijning. Daarnaast vroeg Zweden, gesteund door Denemarken, Finland en Luxemburg, aandacht voor de herziening van REACH. Als laatste gaf het aankomende Pools Voorzitterschap een presentatie over haar aankomende werkprogramma.

Plastic Pelletsverordening (microplastics)

Tijdens de Milieuraad heeft het Hongaars voorzitterschap een algemene oriëntatie bereikt op de plastic pellets verordening ter voorkoming van microplastics vervuiling. De grootste politieke twistpunten waren de inclusie van de maritieme sector onder de verordening en de administratieve lasten voor bedrijven. Uiteindelijk hebben alle lidstaten unaniem hun steun uitgesproken voor de verordening, waarbij een aantal lidstaten een verklaring hebben ingediend met hun zorgen.

Een klein aantal (voornamelijk) maritieme lidstaten sprak hun zorgen uit over de inclusie van de maritieme sector in deze verordening. Deze Lidstaten bepleitten dat microplasticsvervuiling, gezien de internationale context van de maritieme sector, binnen de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) moet worden opgepakt en dat de EU hier niet op vooruit moet lopen. Uiteindelijk konden alle lidstaten akkoord gaan met het compromis van een langere overgangsperiode voor de maritieme sector van 36 i.p.v. 24 maanden. Ook konden alle lidstaten de toevoeging van een bevoegde vertegenwoordiger steunen die zorgt dat naast EU ook niet-EU vervoerders aan de bepalingen in de verordening voldoen. De Commissie twijfelt aan de uitvoerbaarheid van deze maatregel en zal tijdens de triloogonderhandeling met de Raad en het Europees Parlement inzetten op een versimpeling.

Verder gaven vrijwel alle lidstaten het belang aan van het verlichten van de administratieve lasten voor kleine en micro-bedrijven. Een aantal landen sprak hun steun uit voor het gebruiken van bestaande (i.p.v. nieuwe) certificeringsschema’s om de administratieve lasten voor bedrijven te verlichten.

Nederland benadrukte het belang van de inclusie van de maritieme sector, en verwelkomde de opname van een herzieningsclausule om de drempelwaarde van 1000 ton voor certificeringsverplichtingen in de toekomst te heroverwegen. Verlaging hiervan zou een positieve milieu-impact kunnen hebben.

Verder benoemde een klein aantal landen het belang van het reguleren van andere bronnen van microplastics door de Europese Commissie. Denk hierbij aan autobanden, textiel, verf en wascapsules.

Circulaire Voertuigen (End-of-Life vehicles)

Tijdens de Milieuraad vond er eveneens een beleidsdebat plaats over de Circulaire Voertuigen Verordening. Om het debat te faciliteren, had het Hongaars Voorzitterschap inhoudelijke vragen voorbereid over het reikwijdte en de doelstellingen van de verordening. De viertal vragen zien op: 1) een uitbreiding van de scope naar motoren en zware voertuigen, 2) de hoogte van de doelstelling voor recyclaattoepassingen van plastics en het gebruik van productieafval, 3) de hoogte van de doelstelling voor gerecycled staal, en 4) de lijst met onderdelen die verwijderd moeten worden uit autowrakken.

Het Commissievoorstel werd over het algemeen goed ontvangen door vrijwel alle lidstaten en tijdens de Raad werd het belang van de verordening breed onderschreven. De algehele consensus was dat de verordening belangrijk is voor het ondersteunen en bevorderen van de Europese circulaire markt, voornamelijk voor plastics. Enkele lidstaten gaven aan graag een akkoord te willen bereiken onder Pools voorzitterschap, voor de zomer 2025.

Ten aanzien van een verbreding van de scope naar motoren en zware voertuigen gaf een grote groep lidstaten, waaronder Nederland, aan dat zij deze verbreding belangrijk vinden en kunnen steunen. Een select aantal lidstaten gaf aan dat zij konden instemmen met een verbreding, alleen wel graag nog zien dat deze eerst nader bestudeerd wordt t.a.v. haalbaarheid. Daar tegenover stond een nog kleinere groep lidstaten die geen voorstander is van een uitbreiding.

Bij het punt over de hoogte van de doelstelling voor plastics vielen de interventies uiteen tussen een groep lidstaten die pleitte voor gelijke of hogere ambities dan het Commissievoorstel en een terughoudende groep. Niet alle lidstaten lieten zich uit over een precieze hoogte van de doelstelling. Samen met een kleine groep gelijkgestemde lidstaten steunde Nederland een minimaal percentage van 25% voor plastic recyclaat, om zo de markt voor gerecycled plastics en de Europese concurrentiepositie te versterken en de milieudruk in de EU en derde landen te verminderen. Andere lidstaten bevroegen openlijk de haalbaarheid van de doelstelling en vroegen om meer informatie t.a.v. het genoemde percentage.

Het grootste discussiepunt ging over de hoogte van de doelstelling voor gerecycled staal. Op dit punt wordt er nog een haalbaarheidsstudie vanuit de Commissie verwacht. De algehele tendens was dat veel lidstaten gerecycled staal belangrijk vinden om mee te nemen in de verordening. Wel willen zij wachten op de haalbaarheidsstudie vanuit de Commissie, voordat zij uitspraken doen over de hoogte van een eventueel percentage. Een belangrijke reden hiertoe is de concurrentiepositie van deze sector. Nederland heeft aangegeven dat een doelstelling van 10-15% voor staal haalbaar is.

Als laatste punt werd er gesproken over de lijst met onderdelen die verwijderd moeten worden uit autowrakken voordat de autowrakken gerecycled worden. Overwegend veel lidstaten konden de huidige lijst steunen of zich flexibel opstellen. Her en der werden suggesties gedaan voor het verwijderen en toevoegen van andere onderdelen. Conclusie was dat de lijst verder op expertniveau uitgewerkt moeten worden.

De Commissie concludeerde dat bijna voor alle punten brede steun was om het gesprek voort te zetten. Hierbij gaf zij aan rekening te houden met haalbaarheid en een mogelijke geleidelijke invoering van bepaalde onderdelen van de verordening. Nederland benadrukte in haar interventie het belang van een doelstelling voor de toepassing van bio-gebaseerd plastics.

Klimaatdoel 2040

Tijdens de Milieuraad vond een gedachtewisseling plaats over het EU-klimaatdoel voor 2040. De Europese Klimaatwet verplicht de EU tot het stellen van een tussendoel voor 2040 op weg naar klimaatneutraliteit in 2050. Op 6 februari jl. publiceerde de Commissie een mededeling met daarin de aanbeveling dat het EU-klimaatdoel voor 2040 moet uitkomen op 90% netto broeikasgasemissiereductie ten opzichte van 1990.2 De Commissie heeft aangekondigd hiervoor met een wetgevend voorstel te komen. Dit voorstel volgt naar verwachting begin 2025.

Het Hongaarse voorzitterschap vroeg de lidstaten hoe het Fit-for-55 (Ff55) pakket succesvol geïmplementeerd kan worden, en hoe het toekomstige Europese tussendoel voor 2040 vormgegeven zou moeten worden, rekening houdend met het concurrentievermogen van de EU en een rechtvaardige transitie.

Een groot deel van de lidstaten, waaronder Nederland, riep op tot snelle publicatie van het wetsvoorstel voor een Europees 2040-doel om tijdig een besluit te nemen om vervolgens de Europese Nationally Determined Contribution (NDC) te kunnen indienen voor COP30. Volgens het Parijsakkoord moeten alle partijen in 2025 een NDC indienen met een ambitie voor 2035. De Commissie en een grote groep lidstaten willen dat de EU NDC ruim voor COP30 (die eind 2025 plaatsvindt) wordt ingeleverd zodat het anderen ook aanspoort ambitie te tonen. Aangezien de 2035 ambitie van de EU zal worden afgeleid van het overeengekomen 2040-doel, is tijdige besluitvorming over het 2040 tussendoel van belang.

Meer en meer lidstaten steunen het Europese doel van netto 90% in 2040.Gerelateerd aan het doel pleitten lidstaten in algemene zin voor kosteneffectiviteit, het belang van een voorspelbaar en stabiel klimaatbeleid voor investeringszekerheid, de noodzaak tot versnelling van vergunningverlening, het vergemakkelijken van toegang tot financiering en verminderen van regeldruk voor bedrijven en burgers, en het waarborgen van een rechtvaardige transitie. Een aantal lidstaten noemden technologieneutraliteit, het opschalen van technologieën voor koolstofverwijdering en het doorontwikkelen van de Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) als belangrijke elementen. Tot slot vroegen enkele lidstaten aandacht voor de specifieke nationale (sociaaleconomische) omstandigheden.

Nederland heeft, conform motie Erkens3, gepleit voor een stevig uitvoeringspakket voor het wegnemen van knelpunten in de transitie, waaronder netcongestie, langdurige en complexe vergunningsverleningsprocedures en beschikbaarheid van voldoende financiering, betaalbare duurzame energie en grondstoffen. Daarbij heeft Nederland het belang onderstreept van een duidelijke link van het tussendoel met de aankomende Clean Industrial Deal, alsook het belang van een Europees investeringsmodel voor opschaling van innovatieve en groene technologieën, zoals voor batterijen, elektrolyse, -mobiliteit en koolstofverwijdering. Nederland heeft aangegeven dat dit ook innovaties voor de circulaire economie moet omvatten die kostenverlagend kunnen werken, zoals blijkt uit het LIFE-scenario4 van de Europese Commissie. De uitfasering van fossiele subsidies op EU-niveau moet ook onderdeel uitmaken van het klimaatbeleid na 2030.

Een groep landen gaf in de discussie over knelpunten aan dat ze tegen implementatieproblemen aanlopen. Een aantal Oost- en Zuid-Europese landen pleitten daarbij voor uitstel of aanpassing van verschillende onderdelen van de Fit-for-55 wetgeving. Dit betrof afspraken zoals het ETS voor de gebouwde omgeving en wegtransport (ETS2), de landgebruiksverordening (LULUCF), de Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM) en de CO2-normen voor auto’s en vrachtwagens. Hoewel sommige zorgen over de implementatie van deze wetgeving werden gedeeld, pleitten veel lidstaten, waaronder Nederland, en de Commissie vast te houden aan de huidige afspraken gezien het belang van beleidsstabiliteit en helderheid in regelgeving voor investeringszekerheid en te zorgen de knelpunten in de uitvoering te adresseren. Gelet op de korte tijd die resteert naar 2030 is het nodig om vast te houden aan de bestaande afspraken.

Green Growth Group bijeenkomst

Alvorens de Raad vond het ontbijt van de Green Growth Group plaats, waarin een aantal lidstaten traditiegetrouw samenkomen om onderwerpen die in de Milieuraad spelen voor te bespreken. Deze editie zat Nederland het ontbijt voor. Hier heeft Nederland het non-paper over fossiele subsidies gepresenteerd dat op 17 december jl. is gedeeld met de Tweede Kamer.5 Hierin heeft NL een aantal ideeën geopperd voor een EU aanpak van de afbouw van fossiele subsidies.

In de discussie uitten een aantal lidstaten hun interesse om over dit onderwerp door te praten. De toegevoegde waarde om met een Europese aanpak te komen werd benoemd. Daarnaast vonden een aantal lidstaten het belangrijk om de Ministers van Financiën te betrekken. Tot slot werd benoemd dat transparantie over welke subsidies gegeven worden op lidstaatniveau een belangrijke eerste stap is.

Diversen

  • AOB REACH

Via een AOB-punt benoemde Zweden, gesteund door Denemarken, Finland en Luxemburg, een aantal prioriteiten voor de komende herziening van de REACH verordening. Hierop werd door een aantal lidstaten positief gereageerd. Nederland, net als een aantal andere lidstaten, benadrukte het belang van een tijdige herziening waarbij er een goede balans gevonden moet worden tussen versimpeling en modernisering van registratie- en autorisatieprocessen van chemische stoffen en de bescherming van de gezondheid van mens en het milieu.

In de Nederlandse interventie werd ook ingegaan op de wijze waarop chemische stoffen beoordeeld en geweerd worden. Voor Nederland geldt dat beoordeling plaats moet vinden op basis van blootstelling aan zeer zorgwekkende stoffen, en daarmee wees zij een generiek beoordelingskader af. Verder werd er ingegaan op een betere aanpak van online marktdeelnemers en naleving van Europese regelgeving en standaarden. De zorgen over naleving werden breed gedeeld.

  • AOB e-commerce

Tsjechië, gesteund door Denenmarken, Frankrijk en Slowakije, vroeg een AOB-punt aan om het niet naleven van Europese regelgeving door online marktdeelnemers te bespreken. Ook Oostenrijk vroeg een vergelijkbaar AOB punt aan. Zij legden hierin de relatie met de Uitgebreide Producenten Verantwoordelijk (UPV) en afval management.

Een tiental lidstaten uitte steun voor het agenderen van dit probleem en ziet de aanpak van online marktdeelnemers als cruciaal voor het versterken van het gelijk speelveld en het concurrentievermogen van de Europese markt.

De Commissie wees op het belang van een geharmoniseerde aanpak zoals opgenomen in de Digital Services Act (DSA), maar erkent dat de relatie tot de UPV onvoldoende hierin wordt geadresseerd. Om deze reden hoopt de Commissie verdere harmonisatie te verzekeren in UPV-bepalingen.

  • AOB Horizon

De Europese Commissie heeft een update te geven over Horizon Europe missies als middel om lokale klimaatadaptatie te versterken. Eurocommissaris Hoekstra benadrukte daarbij, specifiek in het kader van de recente overstromingen in Polen, Spanje, en Hongarije, het belang van het betrekken van lokale en regionale gemeenschappen, steden en burgers. Specifiek belichtte Hoekstra de missie ‘Klimaatneutrale en Slimme Steden’, die als doel heeft steden te transformeren tot innovatiehubs, zodat andere steden hun voorbeeld kunnen volgen. Hoekstra gaf aan dat inmiddels 53 steden het keurmerk ontvangen hebben.

  • Terugkoppeling recente internationale bijeenkomsten

De Europese Commissie en het Hongaars voorzitterschap hebben een terugkoppeling gegeven van een aantal recente internationale bijeenkomsten: COP29 klimaatconferentie, CBD COP16 Biodiversiteit, INC-5 plasticverdrag, en COP16 verwoestijning. De Commissie en het Voorzitterschap gaven aan dat deze evenementen gemengde resultaten hebben opgeleverd. Ook al is er voortgang geboekt op meerdere vlakken, bij zowel de Commissie als een kleine groep grote landen was duidelijk dat de resultaten te wensen overlieten, specifiek m.b.t. het mobiliseren van financiële middelen.

Met betrekking tot de 29e Conferentie van Partijen (COP29) benadrukte het Voorzitterschap en de Commissie een aantal positieve punten, waaronder het besluit dat ontwikkelde landen het voortouw nemen om per 2035 gezamenlijk ten minste USD 300 miljard per jaar beschikbaar te maken voor klimaatactie in ontwikkelingslanden. Ook is de groep donorlanden die financieel bijdraagt verbreed. Tot slot is op COP29 een akkoord bereikt over samenwerking via internationale koolstofmarkten, op basis van artikel 6 van de Overeenkomst van Parijs. In hun reacties benadrukten lidstaten de teleurstelling over het ontbreken van ambitie op mitigatie en signalen m.b.t. de energietransitie en het uitblijven van concrete stappen op toekomstige nationale bijdragen en het belang om nieuwe coalities te vormen en de dialoog met o.a. Brazilië (volgende COP Voorzitter) en China te intensiveren. De Kamer is op 10 december 2024 geïnformeerd over de uitkomsten van COP29.6

Met betrekking tot INC-5 (VN plasticverdrag) gaven het Voorzitterschap en de Commissie aan dat het niet is gelukt om een bindend verdrag te tekenen, mede omdat de voorliggende versie nog niet krachtig genoeg was. Echter werd er ook aangegeven dat er voldoende perspectief is op een goede deal bij volgende onderhandelingsronde.

Met betrekking tot de 16de Conferentie van Partijen van het VN-Biodiversiteitsverdrag (CBD COP16) benoemden de Commissie en het voorzitterschap enkele concrete uitkomsten. De belangrijkste daarvan was volgens de Commissie de uitwerking van een multilateraal mechanisme voor het delen van voordelen uit het gebruik van digitale sequentie-informatie van genetische bronnen, waarbij het zogeheten ‘Cali Fonds’ werd gelanceerd. Ook was COP16 van belang voor het erkennen van de rol van inheemse groepen voor het beschermen van de biodiversiteit. Dit is terug te zien in de oprichting van een permanent hulporgaan voor inheemse groepen en lokale gemeenschappen. Verder werd benoemd dat er na acht jaar onderhandelen afspraken zijn gemaakt over het beschermen van mariene biodiversiteit. Ondanks deze resultaten is COP16 niet afgerond vanwege een gebrek aan het benodigde quorum. De te nemen beslissingen inzake financiering en monitoring van het Global Biodiversity Framework zullen worden besproken tijdens de voortzetting van de COP (COP16.2), die nu gepland staat voor 25-27 februari 2025 in Rome. De Tweede Kamer is op 29 november 2024 uitgebreid geïnformeerd over de uitkomsten van CBD COP16 door de staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur.7

Ook met betrekking tot de VN COP16 over verwoestijning bieden de uitkomsten een gemengd beeld. Zo is er bijvoorbeeld geen overeenstemming bereikt over het instrument om droogte-uitdagingen te adresseren. De Commissie benadrukte ten slotte dat er meer aandacht moet komen voor deze conventie t.b.v. het bereiken van de wereldwijde biodiversiteits- en waterdoelen.

  • Werkprogramma inkomend Pools voorzitterschap

Het aankomend Pools Voorzitterschap heeft een presentatie gegeven over hun werkprogramma. Tijdens hun voorzitterschap zal veiligheid centraal staan. Binnen de Milieuraad-onderwerpen zal het Pools Voorzitterschap inzetten op klimaatveiligheid en -adaptatie, het aanpakken van klimaatdesinformatie, en groene technologieën.

  1. Stand van zaken Richtlijn Bodemmonitoring en Veerkracht

Om de effecten van de Richtlijn Bodemmonitoring en Veerkracht in kaart te brengen, hebben zowel IenW als de decentrale overheden een impactanalyse laten uitvoeren. De bijgevoegde impactanalyse van Bureau Ambient is een geactualiseerde versie van de eerder uitgevoerde impactanalyses en is gebaseerd op de algemene oriëntatietekst van de Milieuraad van 17 juni 2024.8 Er wordt gekeken naar de gevolgen van de richtlijn voor Nederland: het Rijk, decentrale overheden en (voor zover aan de orde) de private sector. Er wordt benoemd wat de verplichtingen zijn, aan wie de verplichtingen toekomen en welke instanties mogelijk aan zet zijn voor de uitvoering. Ook is nagegaan of hierin knelpunten te voorzien zijn. Daarnaast wordt het verschil toegelicht tussen het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie d.d. 5 juli 2023 en dat van de Algemene Oriëntatie.

Er wordt aanbevolen om de toekomstige implementatie van de richtlijn door het Rijk gezamenlijk en integraal met decentrale overheden te laten verlopen. Capaciteitsgebrek bij overheden wordt als knelpunt benoemd. Het rapport eindigt met aantal tekstuele onduidelijkheden en vragen die straks bij de implementatie relevant zijn.

De belangrijkste conclusie uit het rapport is dat de richtlijn een helder streefdoel heeft, namelijk dat alle Europese bodems gezond zijn in 2050. In de impactanalyse wordt geconcludeerd dat de verplichtingen om deze doelstelling te realiseren in de versie van de Raad zijn versoepeld ten aanzien van het Commissievoorstel. Het gaat over het algemeen om inspanningsverplichtingen en niet om resultaatverplichtingen. Hierdoor biedt de Raadsversie van de richtlijn veel flexibiliteit aan lidstaten. Lidstaten krijgen namelijk veel vrijheid om zelf invulling te geven aan de (inspannings-)verplichtingen. De inspanningsverplichtingen hebben voornamelijk een monitorings-, voorlichtings- en onderzoekskarakter. Bij de pijler ‘aanpak verontreinigingen’ wordt er voorzichtig om een resultaat gevraagd, namelijk om binnen tien jaar alle potentieel verontreinigde locaties in beeld te krijgen. Nederland voldoet hier vermoedelijk al grotendeels aan. In huidige teksten van de richtlijn worden lidstaten niet afgerekend als bodems niet gezond zijn of als er geen vooruitgang is in de bodemkwaliteit. De richtlijn stelt dan ook geen bindende doelen, maar vraagt enkel om inzet vanuit de lidstaten. De richtlijn betekent wel dat er een landsdekkend monitoringnetwerk opgezet moet worden voor alle bodems. Op dit moment bestaat er alleen voor landbouwbodems een landelijk monitoringnetwerk.

De Raadsversie van de richtlijn past bij de doelstelling uit het in ontwikkeling zijnde beleidsprogramma ‘Bodem, Ondergrond en Grondwater’ om te zorgen voor een vitale bodem. Ook een gezonde landbouwbodem, essentieel voor voedselzekerheid, is in het regeerprogramma opgenomen en is als doelstelling in lijn met het Nationaal Programma Landbouwbodems van LVVN.

Afgelopen december ging het proces in Brussel onverwachts snel. Na de herbevestiging van de positie van het Europees Parlement op 21 oktober jl. en een eerste oriënterende triloog op 22 oktober jl., hebben diverse technische besprekingen plaatsgevonden tussen het Parlement, de Commissie en het Hongaars Voorzitterschap. Het Hongaars Voorzitterschap heeft 12 december jl. geprobeerd om in één triloog tot een akkoord te komen. Dit is vanwege de korte tijd niet gelukt, want de partijen stonden nog te ver uit elkaar. Het Pools Voorzitterschap heeft aangegeven dat ze het voorstel verder wil brengen in 2025. Onduidelijk is nog wanneer het Pools voorzitterschap verwacht een akkoord te kunnen bereiken.


  1. Kamerstuk II 2023/24, 21 501-08, nr. 949↩︎

  2. COM (2024) 63↩︎

  3. Kamerstuk II 2023-24, 31 793 nr. 257↩︎

  4. SWD(2024) 64 final↩︎

  5. Kamerstuk II 2023-24, 21 501-08, nr. 971↩︎

  6. Kamerstuk II 2024-25, 31 793, nr. 278↩︎

  7. Kamerstuk II 2024-25, 26 407, nr. 153↩︎

  8. Kamerstuk II 2024-25, 21 501-08, nr. 953↩︎