Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het Fiche: Achtste wijziging administratieve samenwerkingsrichtlijn belastingen (DAC9) (Kamerstuk 22112, nr. 3985)
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2025D02333, datum: 2025-01-23, bijgewerkt: 2025-01-27 15:26, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2025D02333).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.M. Nijhof-Leeuw, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën (PVV)
- Mede ondertekenaar: R.A. van der Steur, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2024Z20526:
- Indiener: C.C.J. Veldkamp, minister van Buitenlandse Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Financiën
- 2024-12-10 15:40: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2024-12-19 10:00: Procedurevergadering Financiën (Procedurevergadering), vaste commissie voor Financiën
- 2025-01-16 11:30: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Europese Zaken
- 2025-01-21 14:00: BNC- fiche: Achtste wijziging administratieve samenwerkingsrichtlijn belastingen (DAC9) (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Financiën
Preview document (🔗 origineel)
2025D02333 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
De vaste commissie voor Financiën heeft op 21 januari 2025 een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister en Staatssecretaris van Financiën over het door de Minister van Buitenlandse Zaken op 6 december 2025 toegezonden fiches op het beleidsterrein Financiën:
Fiche: Richtlijn betreffende Fiche: Achtste wijziging administratieve samenwerkingsrichtlijn belastingen (DAC9) (Kamerstuk 22 112, nr. 3985)
De voorzitter van de commissie,
Nijhof-Leeuw
Adjunct-griffier van de commissie,
Van der Steur
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
De leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, VVD, NSC en BBB hebben met belangstelling kennisgenomen van het fiche en hebben hierover enkele vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-en PvdA-fractie
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen de Staatssecretaris of hij kan toelichten hoe bepaald wordt in welk land een multinational na implementatie van het voorstel aangifte moet doen. Mag de multinational dat zelf bepalen? Welke belastingautoriteit controleert of de informatieaangifte op tijd is ingediend of niet?
Deze leden zijn verder benieuwd of de vermindering van administratieve lasten voor multinationals gekwantificeerd kan worden. Klopt het dat er in feite sprake is van een verschuiving van administratieve lasten, omdat de lasten voor relevante belastingautoriteiten toenemen, aangezien zij meer informatie moeten gaan uitwisselen? Hoe weegt de Staatssecretaris de vermindering van lasten voor multinationals in vergelijking met de hogere lasten voor belastingautoriteiten?
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA lezen dat de implementatie van de richtlijn zal leiden tot kosten voor de Belastingdienst, hoewel nog niet goed mogelijk is wat de precieze impact is. Kan de Staatssecretaris de impact wel kwalitatief verder toelichten? Zijn er bijvoorbeeld gevolgen voor de IV-capaciteit in de komende jaren, en is een herprioritering in de IV-portfolio noodzakelijk of niet?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract constateren dat er geen impact assessment is gemaakt van de gevolgen van de implementatie van de richtlijn voor Nederlandse uitvoeringsorganisaties, zoals de Belastingdienst. Zij vragen de Staatssecretaris waarom een dergelijke impact assessment niet is uitgevoerd en of dit wellicht niet goed mogelijk was. Daarnaast merken deze leden op dat ook een impact assessment van de gevolgen voor het bedrijfsleven ontbreekt. Zij vragen aan de Staatssecretaris waarom ook dit niet is uitgevoerd of niet haalbaar werd geacht. Kan dit alsnog gebeuren? Zo nee, waarom niet?
De leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract wijzen erop dat het voorstel een bevoegdheidsgrondslag bevat voor de Commissie om gedelegeerde handelingen vast te stellen waarmee snel wijzigingen in het OESO-raamwerk (IF) kunnen worden doorgevoerd. Deze leden vragen of hiermee een verschuiving van bevoegdheden plaatsvindt van de nationale wetgever naar de Commissie (voor het aanpassen van de richtlijn) en de OESO (voor het aanpassen van het xml-schema). Zij vragen de Staatssecretaris of het mogelijk is om deze bevoegdheid bij de nationale wetgever te laten zodat deze zich kan blijven uitspreken over de wenselijkheid van wijzigingen in het OESO-xml-schema. Dit zou de nationale wetgever in staat stellen zelfstandig een afweging te maken tussen de wenselijkheid van wijzigingen en de behoefte aan equivalentie van regelgeving.
Daarnaast vragen de leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract in hoeverre democratische waarborgen worden opgegeven wanneer besluitvorming verschuift van het nationale parlement naar de Commissie, de Raad (met enkel ex post controle) en de OESO (waarbij ex ante controle wordt uitgeoefend door het kabinet in niet-openbare onderhandelingen). Zij vragen de Staatssecretaris of hij van mening is dat dit voorstel voldoende democratische waarborgen biedt?
Voorts merken de leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract op dat dit voorstel voor onbepaalde tijd zal gelden. Zij vragen of het niet wenselijk is om de geldigheidsduur van het voorstel te koppelen aan de vijfjaarlijkse evaluatie van de Administratieve Samenwerkingsrichtlijn. Hiermee kan het functioneren van de gedelegeerde bevoegdheden periodiek worden getoetst.
Tot slot vragen de leden van de fractie van Nieuw Sociaal Contract in hoeverre belastingplichtigen voldoende inzicht hebben in welke gegevens, wanneer en met welke belastingautoriteiten worden gedeeld. Kan er bij een gegevensdeling een melding worden gedaan aan de belastingplichtige? In welke gevallen kan dit wel en in welke niet? Zij vragen of de Staatssecretaris kan toelichten welke stappen worden ondernomen om de transparantie en het vertrouwen van belastingplichtigen in dit proces te waarborgen. Kan het kabinet hierop ingaan?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van het wijzigen van de richtlijn, omdat hiermee de regeldruk voor bedrijven beperkt wordt. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat lidstaten zelf effectieve sancties in het leven moeten roepen in het geval dat bedrijven de hiervoor beschreven regels overtreden. Welke sancties betreffen dit in Nederland? Is hier aanvullende wetgeving of een wetswijziging voor nodig?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het van belang is dat één-op-één het IF-raamwerk wordt overgenomen omdat derde landen ook het IF-raamwerk gebruiken. Welke landen uit de OESO gebruiken het IF-raamwerk al, en welke (nog) niet? Wat is daarnaast de status van de kwalificerende overeenkomsten die gesloten dienen te worden met andere jurisdicties?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het rapporteren van additionele informatie nog niet is opgenomen in de DAC-richtlijn. Wat is de reden dat dit nog niet is gebeurd?
De leden van de VVD-fractie lezen dat deze richtlijn per 31 december 2025 geïmplementeerd dient te zijn in nationale regelgeving. Is dit voor alle EU-landen een realistisch tijdspad? Wat zijn de gevolgen als één of meerdere landen in de EU de richtlijn niet op tijd geïmplementeerd hebben? Welke stappen worden er nu genomen om te zorgen dat bedrijven eind 2025 duidelijkheid hebben over de informatieaangiftes medio 2026?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het voorstel tot gevolg heeft dat in ieder geval de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen zal moeten worden gewijzigd. Welke wijzigingen betreffen dit? Wanneer kan de Kamer het voorstel tot wijziging van genoemde wet verwachten? Is dit gelijktijdig met of als onderdeel van het implementatiewetsvoorstel?
Op enig moment in 2025 zullen twee implementatiewetsvoorstellen, DAC8 en DAC9, tegelijk bij de Tweede en/of Eerste Kamer liggen. De leden van de VVD-fractie lezen dat die samenloop additioneel beslag zal leggen op het wetgevings- en het parlementair proces en maakt die processen ook complexer. Kan worden toegelicht wat precies die processen complexer maakt? En hoe kan die complexiteit worden gereduceerd?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de uitvoering van onderhavig voorstel weliswaar berust op ingrijpende aanpassingen in systemen, maar dat hiervoor geen aanvullende IV-inspanningen nodig zijn. Welke systemen dienen aangepast te worden? Kan verder toegelicht worden waarom deze ingrijpende aanpassingen geen beslag leggen op de IV-capaciteit van de Belastingdienst?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie lezen dat de Minister schrijft dat er geen kwantitatieve assessment heeft plaatsgevonden om de regelgevende consequenties voor het bedrijfsleven in kaart te brengen. De Minister schrijft wel het volgende over de positieve effecten van de richtlijn:
«Wel kan een kwalitatieve inschatting gegeven worden van de financiële consequenties van het voorstel. Immers betreft het voorstel een kwalificerende overeenkomst tussen lidstaten. Hiermee verlaagt het voorstel de regeldruk voor de multinationals die onder de toepassing van Pijler 2 vallen, doordat zij slechts bij één belastingdienst de informatieaangifte hoeven in te dienen. De regeldruk die volgt uit een informatieaangifte is beschreven in de memorie van toelichting bij de Wet minimumbelasting 2024. In de memorie van toelichting bij de Wet minimumbelasting 2024 is verder aangegeven dat er voor Nederland circa 3.000 multinationale groepen en binnenlandse groepen onder de reikwijdte van deze wet vallen met betrekking tot het indienen van de informatie aangifte.»
De leden van de BBB-fractie zijn blij met de ambitie van het kabinet om de regeldruk te verminderen, ook in het kader van DAC9. Deze leden hebben enkele vragen.
De leden van de BBB-fractie constateren dat DAC9 voor een deel nieuwe rapportageverplichtingen introduceert, kan de Minister aangeven of en in welke mate dit de regeldruk voor het bedrijfsleven verzwaart, zoals de uitbreiding van verplichtingen naar nieuwe, innovatieve sectoren/producten?
Deze leden vragen tenslotte of de Minister kan aangeven of de rapportage en samenwerkingsvereisten qua inhoudelijke complexiteit ook toenemen vanwege DAC9?