[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Tweede nota van wijziging

Wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs en enige andere wetten in verband met de invoering van regels voor het verlenen van toelating voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten)

Nota van wijziging

Nummer: 2025D02447, datum: 2025-01-23, bijgewerkt: 2025-01-28 14:11, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36446-30).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36446 -30 Wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs en enige andere wetten in verband met de invoering van regels voor het verlenen van toelating voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten).

Onderdeel van zaak 2023Z17029:

Onderdeel van zaak 2025Z01089:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024-2025

36 446 Wijziging van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs en enige andere wetten in verband met de invoering van regels voor het verlenen van toelating voor het ter beschikking stellen van arbeidskrachten (Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten)

Nr. 30 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 24 januari 2025

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

In artikel I, onderdeel I, wordt aan onderdeel b van het derde lid van het voorgestelde artikel 12i de volgende zin toegevoegd: De vergoeding kan voorts dienen ter dekking van de gehele of gedeeltelijke kosten voor de aanwijzingsprocedure, bedoeld in artikel 12s, derde lid, onderdeel b, voor zover die kosten niet worden gedekt door de vergoeding, bedoeld in dat onderdeel.

Toelichting

Met deze nota van wijziging wordt het voorstel voor de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (Wtta) gewijzigd ten aanzien van de kosten die bij uitleners in rekening kunnen worden gebracht.

Het wetsvoorstel bevat grondslagen om de kosten van de toelatings- en ontheffingsprocedures in rekening te brengen bij uitleners en om de kosten van de aanwijzingsprocedure in rekening te brengen bij inspectie-instellingen. Deze grondslagen zijn gebaseerd op het uitgangspunt dat de kosten voor de uitvoering van het stelsel voor rekening van de betreffende ondernemingen komen. Tot de uitvoering wordt bijvoorbeeld gerekend het verwerken van (tussentijdse) inspectierapporten, het uitvoeren van onderzoeken gebaseerd op de Wet Bibob en het uitvoeren van bezwaar- en beroepsprocedures ten aanzien van de toelatings-, ontheffings- en aanwijzingsprocedure. Het kan daarbij onder andere gaan om personeelskosten (incl. overhead) of automatiseringskosten. De kosten worden bij uitleners in rekening gebracht bij aanvraag en vervolgens, als zij op grond van een (voorlopige) toelating of op grond van het overgangsrecht in het register staan, via een jaarbijdrage. De overheid draagt de kosten van het publiekrechtelijke toezicht door de Nederlandse Arbeidsinspectie. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de artikelsgewijze toelichting bij artikel 12i, derde lid,1 en de toelichting bij de nota van wijziging van 7 maart 20242.

Uit de nadere uitwerking van de uitvoering blijkt dat bovengenoemde systematiek leidt tot hoge kosten voor inspectie-instellingen. Voor de uitvoering van de aanwijzingsprocedure zijn medewerkers nodig die aanvragen tot aanwijzing beoordelen en doorlopend kwaliteitstoezicht uitoefenen. Tegelijkertijd zal het aantal inspectie-instellingen naar verwachting beperkt zijn. Ter illustratie: bij het vrijwillige keurmerk van de Stichting Normering Arbeid (SNA) zijn op dit moment zeven inspectie-instellingen aangesloten. Het doorberekenen van de kosten voor de aanwijzingsprocedure aan een dergelijk klein aantal inspectie-instellingen zou leiden tot een vergoeding van ten minste tienduizenden euro’s per jaar per inspectie-instelling.

Zulke hoge periodieke vergoedingen staan niet in verhouding tot het voordeel van de inspectie-instellingen bij een te verlenen aanwijzing. Daar komt bij dat dergelijke bedragen, zeker als deze jaarlijks moeten worden opgebracht, voor kleinere of startende inspectie-instellingen niet op te brengen zijn. Dit kan leiden tot een afname van het aantal aangewezen inspectie-instellingen, die de uitvoering van het toelatingsstelsel in gevaar kan brengen. Inspectie-instellingen spelen een belangrijke rol bij de periodieke onderbouwing dat uitleners het normenkader naleven.

Met deze nota van wijziging wordt daarom het voorgestelde artikel 12i, derde lid, onderdeel b, zo aangepast dat de vergoeding die uitleners verschuldigd zijn voor de toelatingsprocedure tevens kan dienen ter dekking van (een deel van) de kosten van de aanwijzingsprocedure voor inspectie-instellingen, voor zover die kosten niet in rekening worden gebracht bij de inspectie-instellingen. Deze aanpassing is noodzakelijk voor de rechtmatigheid, evenredigheid en uitvoerbaarheid van het toelatingsstelsel. Van belang is in dit verband dat er een sterk verband bestaat tussen de toelatings- en aanwijzingsprocedure. Juist uitleners hebben profijt van een goed functionerende markt van inspectie-instellingen. Verwezen wordt paragraaf 2.3 van de memorie van toelichting. Voor zover derhalve sprake is van het doorberekenen van kosten ten behoeve van één sector aan een andere sector is deze kruissubsidiering toegestaan en gerechtvaardigd. Verwezen wordt naar de Handreiking kostentoerekening leges en tarieven van januari 2010 (p. 212)3 en het rapport Maat houden4.

Doordat de kosten worden doorberekend aan het aantal uitleners, dat verhoudingsgewijs groter is dan het aantal inspectie-instellingen, is het aannemelijk dat de stijging van totale kosten van het stelsel voor uitleners beperkt zal zijn.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Y.J. van Hijum


  1. Kamerstukken II 2023/24, 36 446, nr. 3, p. 141.↩︎

  2. Kamerstukken II 2023/24, 36 446, nr. 9, p. 6.↩︎

  3. Www.rijksoverheid.nl.↩︎

  4. Kamerstukken II 2013/14, 24 036, nr. 407, p. 34–35.↩︎