[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Inbreng verslag schriftelijk overleg over de Geannoteerde agenda voor de gecombineerde informele Raad Buitenlandse Zaken Handel en informele Raad Concurrentievermogen op 3 en 4 februari 2025 (Kamerstuk 21501-30-623)

Raad voor Concurrentievermogen

Inbreng verslag schriftelijk overleg

Nummer: 2025D02453, datum: 2025-01-23, bijgewerkt: 2025-01-28 10:45, versie: 3

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2025D02453).

Gerelateerde personen:

Onderdeel van zaak 2025Z00889:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


2025D02453 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen aan de Minister van Economische Zaken over de Geannoteerde agenda voor de gecombineerde informele Raad Buitenlandse Zaken Handel en informele Raad Concurrentievermogen op 3 en 4 februari 2025 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 623).

De voorzitter van de commissie,

Michon-Derksen

De griffier van de commissie,

Reinders

Inhoudsopgave

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie

II Antwoord / Reactie van de Minister

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Geannoteerde Agenda. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn het eens met de Minister dat Nederland een handelsland is en dat dit een belangrijke bijdrage levert aan de welvaart in Nederland. Daarom heeft Nederland inderdaad belang bij een open en op regels gebaseerd handelssysteem, mits dit systeem rekening houdt met arbeidsrechten, planetaire grenzen en belangen van handelspartners. De WTO (World Trade Organization) zou een belangrijk instituut kunnen zijn om dat handelssysteem op te zetten. President Trump is deze week uit de WTO gestapt. China houdt zich ook lang niet altijd aan de regels van de WTO. Hoe gaat de Minister om met het feit dat andere landen zich niet aan de regels van het op internationale afspraken gebaseerde handelssysteem houden? Vindt de Minister het wel verstandig om enkel in te blijven zetten op het hervormen van de WTO? Wat zouden naast het hervormen van de WTO manieren kunnen zijn om steviger te staan tegen deze landen en hun oneerlijke handelspraktijken?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie onderschrijven dat het combineren van industrie- en handelsbeleid essentieel is, want de vrije markt gaat niet als vanzelf zorgen voor een eerlijke economie waarin iedereen meeprofiteert, noch dat de mensheid binnen de planetaire grenzen blijft. Het is dus goed dat de lidstaten industrie- en handelsbeleid op elkaar af willen stemmen. Wat zijn volgens de Minister de belangrijkste aspecten van industrie- en handelsbeleid die op elkaar afgestemd moeten worden? Zijn er verschillende mogelijkheden hoe dit te doen? Wat zijn de voorkeursopties van de Minister? Mario Draghi adviseert in zijn rapport over het Europese concurrentievermogen om de nadruk te leggen op hoogtechnologische sectoren, schone technologieën en defensie. Is de Minister het eens met de keuze voor deze sectoren? Zo niet, voor welke andere sectoren wil de Minister (ook) kiezen of voor welke niet?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen wat het antwoord van de Minister is op de vraag die hij zelf stelt in de Geannoteerde Agenda, namelijk over wanneer er wel en geen ruimte is voor gericht industriebeleid? Daarnaast lezen deze leden dat de Minister kiest voor een ecoysteembenadering. Wat betekent een dergelijke benadering voor het industrie- en handelsbeleid? Hoe stuurt deze benadering het beleid?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezer onder andere in de brief over het EU-concurrentievermogen (Kamerstuk 21 501-30, nr. 621), dat de arbeidsproductiviteit volgens de Minister moet groeien door de hoogproductieve sectoren zoals de hightech te laten groeien. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn het hiermee eens, maar is de high-techsector in Nederland (met onder andere ook de halfgeleiderindustrie) niet relatief groot in vergelijking met andere EU-lidstaten? Deelt de Minister de mening dat een belangrijke reden voor de lagere groei in arbeidsproductiviteit is dat er veel groei is geweest van relatief laagproductieve sectoren?

De leden van GroenLinks-PvdA-fractie lezen allerlei maatregelen om de Europese en Nederlandse industrie en bedrijven te behouden, op te bouwen en te laten groeien. Een belangrijk instrument dat mist is het eisen dat producten (deels) van Europese bodem komen zoals grote concurrenten China en de VS wel doen. Waarom is dat?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie begrijpen uit het stuk over EU-concurrentievermogen dat de Minister goed opgeleide mensen en voldoende innovatie en onderzoek belangrijk vindt. Ook stelt de Minister dat het op peil brengen van die innovatie investeringen iets van de langere termijn is. In reactie op de bezuinigingen van dit kabinet op onderwijs, onderzoek en innovatie stelt VNO-NCW: «Op langere termijn maak je dit land kapot als je te weinig investeert in onderzoek en innovatie». Waarom denkt de Minister dat Nederland nog de tijd heeft om op «langere termijn» innovatie en onderzoek op peil te brengen? Waarom zegt de Minister het ene, namelijk dat onderwijs, innovatie en onderwijs belangrijk zijn, maar doet de Minister het andere, namelijk het bezuinigen van miljarden op deze zelfde onderwerpen? Kan de Minister eenduidig aangeven wat nu zijn prioriteiten zijn en de inzet van middelen hiermee laten stroken? Wat zijn de gevolgen van de bezuinigingen, op korte en langere termijn, voor het Europese concurrentievermogen? Wat kan de Minister de collega’s uit andere EU-lidstaten bieden als zowel op onderwijs, innovatie en onderzoek binnen Nederland als ook op de EU-afdracht bezuinigd wordt?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de Minister in lijn met het Draghi-rapport stelt dat de belangrijkste interventies gericht moeten zijn op het aantrekken van private financiering. Welke interventies gaat de Minister doen om dit te bereiken? Hoe blijft dit niet hangen bij mooie woorden, maar zet de Minister dit om in daden?

De leden van de GroenLinks-PvdA fractie onderschrijven de inzet van de Minister om de Nederlandse koploperspositie van ondernemers op het gebied van de grondstoffentransitie te versterken. De Minister zet hier onder andere op in met beleid gericht op circulaire plastics en duurzame koolstof. Maar de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen of dit geen holle woorden zijn, aangezien de doelen hiervoor bij lange na niet gehaald worden en de Minister weigert om maatregelen te nemen zodat de doelen wel gehaald worden? In 2024 zijn meerdere bedrijven gericht op circulaire plastics failliet gegaan. Waarom heeft de overheid toen niet ingegrepen? Zijn deze bedrijven niet cruciaal, zeker in de nabije toekomst, om de doelen te halen?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien dat de industriële productie in Nederland terugloopt. Ondanks historisch hoge winsten zijn investeringen historisch laag volgens het CBS. De Minister wil een duidelijk Europees kader ontwikkelen over wanneer er wel en niet ruimte is voor gericht industriebeleid. De leden van GroenLinks-PvdA-fractie vinden dit echter te langzaam gaan, want de nood is hoog. Waarom ligt er nog geen voorstel van de Minister over wat die industriepolitiek moet zijn? Vindt de Minister bijvoorbeeld dat de EU in haar eigen staal moet voorzien? Vindt de Minister dat de EU in haar eigen chemie moet voorzien? Zo ja, moet er dan niet gecoördineerd beleid komen om te zorgen dat de EU dit de komende eeuw ook kan blijven doen? Waarom wel of waarom niet?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie begrijpen van de Minister dat zij de kapitaalmarktunie wil afmaken. De Minister schrijft daarover dat de écht grote en benodigde stappen al te lang uitblijven en dat dit onder meer komt omdat dergelijke maatregelen complexe dilemma’s met zich meebrengen voor lidstaten, waarbij de belangen uiteen kunnen liggen. Welke dilemma’s en belangen spelen er? Hoe gaat de Minister een doorbraak forceren? Waar stapt de Minister over zijn schaduw heen om die doorbraak mogelijk te maken?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vinden het belangrijk dat dubbele en onnodig complexe rapportageverplichtingen worden geschrapt en vinden het goed om te lezen dat hieraan gewerkt wordt. Kan de Minister objectiveren hoe het zit met deze regeldruk, ook in vergelijking met andere landen? Wat vindt de Minister van de uitkomsten van de EIB (European Investment Bank) investment survey hierover?1 Kan de Minister een inschatting maken van hoeveel het verminderen van onnodige en tegenstrijdige regels gaat helpen in het verbeteren van de concurrentiekracht?

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor de onderhavige stukken behorend bij de Raad voor Concurrentievermogen van 3 en 4 februari 2025. Deze leden hebben nog enkele vragen.

Deze leden lezen dat er een discussie over geleidelijke integratie van kandidaat-lidstaten in (gedeelten van) de Europese interne markt op de agenda staat. Belangrijke sectoren in deze kandidaat-lidstaten zijn onder andere landbouw, diensten (transport en toerisme, maar voor Servië ook ICT) en industrieën zoals ijzerlegeringen en chemie, zo wordt in de geannoteerde agenda geschetst. Wat is volgens de Minister, per EU-kandidaat lidstaat waarover wordt gesproken, het competitieve voordeel van de betreffende kandidaat-lidstaat? Zijn er, naar verwachting van de Minister, Nederlandse sectoren die onder druk komen te staan door de verwachte integratie van deze kandidaat-lidstaten tot de interne markt en zo ja, hoe wil de Minister met deze op handen zijnde verandering voor de Nederlandse economie omgaan?

Daarnaast dient geleidelijke integratie tot de interne markt volgens de Minister te passen binnen de kaders van de betreffende associatieakkoorden, zo weet de fractie van de VVD. De leden van de VVD-fractie zijn hier voorstander van. Zijn er aanwijzingen dat de integratie van EU-kandidaat-lidstaten tot de interne markt niet volgens betreffende associatieakkoorden of andere afspraken verloopt en zo ja, hoe gaat de Minister hiermee om?

De Europese Commissie werkt aan een omnibusvoorstel, wat inhoudt dat het verschillende regelgeving wil integreren in één pakket aan regelgeving, zodat regeldruk voor met name bedrijven wordt teruggedrongen. Tot nu toe zijn de leden van de VVD-fractie nog niet op de hoogte van verdere invulling van dit omnibusvoorstel. Mocht de Minister verder informatie over dit voorstel hebben, dan zouden deze leden deze graag ontvangen. Voor deze leden is het terugdringen van de regeldruk voor bedrijven een speerpunt.

Integratie van kandidaat-lidstaten tot de Europese interne markt kan Nederlandse bedrijven betere toegang geven tot productiematerialen, lezen deze leden. Om welke verbeterde toegang tot kritieke grondstoffen gaat het hier?

Tot slot is de verwachting dat op 26 februari 2025 de Clean Industrial Deal door de Europese Commissie wordt gepresenteerd. Wat zal naar verwachting van de Minister de inhoud (of op zijn minst: de hoofdlijnen) van deze Clean Industrial Deal zijn?

Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie

De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Geannoteerde Agenda en hebben naar aanleiding hiervan nog de volgende vragen.

De leden van de NSC-fractie vragen of beide betrokken Ministers namens Nederland zullen deelnemen aan deze gecombineerde informele Raad. Tevens vragen deze leden waar de discussie in de Raad over de samenhang tussen Europees handels- en industriebeleid zich in het bijzonder op zal richten.

De leden van de NSC-fractie vragen hoe het handelsbeleid volgens de Minister concreet onderdeel kan uitmaken van het Europees industriebeleid. Wat betekent dit voor de houding van de Minister ten aanzien van handelsakkoorden met derde landen?

De leden van de NSC-fractie vragen hoe Nederland inzet op de ontwikkeling van een vijfde vrijheid binnen de interne markt. Tevens vragen zij hoe dit bijdraagt aan het versterken van technologische onafhankelijkheid en het verkleinen van afhankelijkheden in strategische waardeketens zoals halfgeleiders?

De leden van de NSC-fractie vragen tevens welke concrete stappen binnen de Raad voor Concurrentievermogen worden gezet om het EU-leiderschap op het gebied van kunstmatige intelligentie en halfgeleiders te versterken en hoe positioneert Nederland zich hierin? Daarnaast willen deze leden weten hoe Nederland de standaardisatie van duurzaamheidsrapportages binnen de EU bevordert om administratieve lasten te verlichten.

De leden van de NSC-fractie wijzen op de hoge energieprijzen en prijsvolatiliteit in de EU. Hoe ondersteunt Nederland het gebruik van Power Purchase Agreements (PPA’s) en andere lange termijnoplossingen binnen de energietransitie?

De leden van de NSC-fractie vragen wat de inzet van Nederland is om energieprijzen te stabiliseren en investeringen in duurzame energie-infrastructuur te versnellen? Zijn er concrete maatregelen die Nederland binnen de EU voorstelt om investeerders aan te trekken voor groene energieprojecten?

De leden van de NSC-fractie vragen hoe Nederland ervoor zorgt dat de integratie van kandidaat-lidstaten in de interne markt niet ten koste gaat van de naleving van EU-regelgeving en de economische stabiliteit. Hoe wordt hierbij gezorgd voor evenwicht tussen economische voordelen en naleving van normen?

De leden van de NSC-fractie vragen wat naar verwachting van de Minister de hoofdlijnen zijn van de voorstellen op het terrein van het Europees concurrentievermogen (Competitiveness Compass, Clean Industrial Deal, omnibuspakket) die de komende weken door de Europese Commissie zullen worden gepresenteerd? Tevens vragen zij wat de Nederlandse inzet is geweest voor de inhoud van deze voorstellen? Tevens vragen deze leden wat de Nederlandse inzet is voor de gezamenlijke verklaringen voor de beleids- en wetgevingsprioriteiten voor komend jaar en voor 2025–2029.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de Geannoteerde Agenda. Zij hebben een vraag over het samenbrengen handels- en industriebeleid ter versterking van het industriële ecosysteem en diens positie op de wereldmarkt. Deze leden vragen de Minister welke sectoren hij als strategisch beschouwt. Wat betekent de inzet op Europees industriebeleid voor de maatwerkaanpak van de Minister? Gaat de Minister financiële steun verlenen aan bedrijven die niet passen binnen de strategie? Zo ja, graag een reflectie van de Minister. Voorts vragen deze leden om een reflectie van de Minister op de inzet op een combinatie van een sterke verwevenheid tussen onderzoek, industrie en overheid, in relatie tot de keuzes die de Minister maakt ten aanzien van de bezuiniging op onderzoek en onderwijs.

Vragen en opmerkingen van de leden van de Volt-fractie

De leden van de Volt-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Geannoteerde Agenda. Deze leden hebben daarover nog enkele vragen.

De leden van Volt-fractie hebben met veel interesse de eerste dagen van Trump’s presidentschap gevolgd. Deze leden zijn bezorgd over de ontwikkelingen in de Verenigde Staten en de gevolgen die dat heeft voor de Europese en Nederlandse economie. Zo heeft het kabinet-Trump zich teruggetrokken uit het OESO-verdrag met betrekking tot de minimumwinstbelasting, het klimaatakkoord en lezen de leden dat er een «External Revenue Service» komt. Hierover hebben zij enkele vragen. Kan de Minister een reflectie geven op de zogenoemde External Revenue Service? Wat zullen de consequenties hiervan zijn voor het Nederlands en Europees bedrijfsleven? Met betrekking tot de minimumwinstbelasting zien de leden van de Volt-fractie dat er een vermenging is van buitenlandbeleid en economisch beleid. Zo suggereerde de Vice President Vance dat zij hun steun aan de NAVO zullen heroverwegen, mocht de EU bepaalde Amerikaanse bedrijven zoals X belasten via bijvoorbeeld de Digital Service Act. Kan de Minister hierop reflecteren en wat het kabinetsbeleid is hierop? Kan de Minister ook een reflectie geven op het gebruik van bepaalde pressiemiddelen zoals de steun voor de NAVO in ruil voor een gunstigere behandeling van de Amerikaanse belangen? Hoe gaat de Minister zich hier in Europees en nationaal verband tegen weren?

De leden van de Volt-fractie zijn ook bezorgd over de tegenstrijdige houding van het kabinet omtrent de het kabinet-Trump. Zo hoorden deze leden in de uitzending van Nieuwsuur van maandag 20 januari op de vraag: «we weten al wel dat Trump liever zakendoet met losse landen dan als de EU als geheel ... biedt dat kansen voor Nederland?» De Minister van Economische zaken zei hier terecht dat handelspolitiek een bevoegdheid is van de EU, maar de Minister van Buitenlandse handel en ontwikkelingshulp zei het volgende: «we trekken in eerste instantie wel gezamenlijk als EU op». Kan de Minister aangeven wat er bedoeld wordt met «in eerste instantie». Is de Minister het met de leden van de Volt-fractie eens dat het opzetten van bilaterale gesprekken over handel of economische samenwerking de positie van de EU en uiteindelijk de Nederlandse positie kan ondermijnen? Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat we als EU niet uit elkaar worden gespeeld door het kabinet-Trump? Deelt de Minister de mening dat een sterk, eensgezind en solidair Europese Unie bestand is tegen de mogelijke negatieve economische invloeden en inmenging van het kabinet-Trump? Zo ja, wat gaat de Minister doen om de EU sterk, eensgezind en solidair te houden? Zo niet, waarom niet?

De leden van de Volt-fractie zijn verheugd dat het kabinet zich inzet voor het verminderen van regeldruk voor bedrijven en ondernemers zodat ruimte ontstaat voor innovaties die kunnen bijdragen aan een duurzamere toekomst en dat zij een leidende rol willen nemen in de EU. Hierover wel enkele vragen. Kan de Minister al aangeven hoe hij de regeldruk willen verminderen? Ziet de Minister harmonisatie als een middel om meer regeldruk te verminderen? Zo niet, waarom niet? In dat kader vragen de leden zich af of het 28e regime hierin een rol kan spelen? Bijvoorbeeld op het gebied van insolventie- of belastingwetgeving, kan de Minister hierop reflecteren en de mogelijke voordelen en nadelen van het 28e regime onder elkaar zetten? De leden van de Volt-fractie zien in de creatie van een rechtsvorm voor bedrijven ook mogelijkheden om de regelgeving te verminderen, een rechtsvorm zoals de EU-Inc. Kan de Minister aangeven hoe de motie Dassen/Inge van Dijk over overleg met de Eurocommissaris over manieren waarop startups minder regeldruk kunnen ervaren met nieuwe rechtsvormen als de Innovative European Company of EU-Inc (Kamerstuk 36 600 XIII, nr. 41). Kan de Minister hier ook de voordelen en mogelijke nadelen van schetsen en is hij voornemens om in dit kader ook een voortrekkersrol te nemen?

De leden van de Volt-fractie hebben daarnaast met interesse kennisgenomen van de beleidsreactie op de evaluatie van het durfkapitaalinstrumentarium. Zij zijn verheugd om te lezen dat de Minister het besluit heeft genomen om het grootste deel van deze instrumenten met vijf jaar te verlengen. Deze leden lezen echter ook in de voornoemde beleidsreactie dat, ondanks de constatering dat het durfkapitaalinstrumentarium effectief heeft bijgedragen aan het wegnemen van knelpunten in de financieringsmarkt, Nederland nog steeds slecht scoort op het gebied van valorisatie en financiering van startups en scale-ups. De inzet van deze instrumenten in de strategie tot 2025 is dus niet voldoende gebleken en in plaats van intensivering heeft de Minister ervoor gekozen om het aanbod kleiner te maken door het schrappen van de Groeifaciliteit (GF); ondanks de aanbeveling om de regeling in andere vorm door te zetten. Deze leden hebben daar een aantal vragen over. Kan de Minister een indicatie geven van hoe zij het probleem van achterblijvende valorisatie en financiering in Nederland gaan verhelpen? Acht de Minister het in kader van internationaal concurrentievermogen wenselijk om achter te blijven lopen op valorisatie en financiering? Heeft de Minister in beeld wat de macro-economische risico’s zijn van een verslechterde toegang tot kapitaal voor scale- en startups in combinatie met een ontoereikend valorisatieproces?

Daarnaast lezen de leden van de Volt-fractie in de beleidsreactie op de evaluatie van het durfkapitaalinstrumentarium dat de Groeifaciliteit (GF) per 1 januari 2025 beëindigd is, zoals ook al benoemd in de vorige alinea. De reden van de Minister om de GF stop te zetten wijst op het feit dat het aantal aanvragen sinds 2014 is gedaald van twintig naar zes in 2023. De Minister leidt hieruit af dat het marktfalen bij de doelgroep van de GF minder evident is en dat dat komt doordat de markt zich sterk ontwikkeld heeft. De evaluatie van de GF wijst echter, naast marktgroei, op een andere verklaring van de daling van aanvragen, namelijk een gebrek aan bekendheid van de regeling en hoge administratieve lasten. De aanbeveling is dan ook om de GF in andere vorm door te zetten, mede door de positieve resultaten die reeds geboekt zijn met de regeling. In plaats van de bekendheid van de regeling te vergroten of minder complex in de uitvoering te maken, heeft de Minister besloten om de regeling stop te zetten. In het kader van onlangs aangenomen en positief geapprecieerde motie-Dassen over verkennen welke opties de overheid heeft om garanties te bieden aan scale-ups (Kamerstuk 33 009, nr. 154) hebben deze leden daar een aantal vragen over. Waarom heeft de Minister er niet voor gekozen de regeling bekender te maken of in andere vorm aan te bieden? Hoe wil de Minister invulling geven aan de voornoemde motie over garantstelling voor scale-ups? Is de Minister van mening dat een soortgelijke regeling wel zou werken voor scale-ups en niet voor het brede Mkb? En als een soortgelijke regeling dan in andere vorm, namelijk minder complex in de uitvoering, wordt aangeboden aan scale-ups, is de Minister dan van mening dat deze regeling niet breder getrokken kan worden naar het totale Mkb?

Verder hebben de leden met interesse de monitor ondernemingsklimaat 2024 gelezen, waarin wederom naar voren is gekomen dat een goede kennisinfrastructuur in Nederland één van de belangrijkste factoren is voor een goed ondernemingsklimaat. Onder kennisinfrastructuur wordt verstaan universiteiten, hogescholen, (regionale) ecosystemen, innovatiesamenwerkingen, etc. Dit zijn zaken waar het kabinet voornemens is sterk op te bezuinigen. Daarover de volgende vragen. Is de Minister bewust van het feit dat met de kortingen op hoger onderwijs en wetenschap de kwaliteit van het ondernemingsklimaat in Nederland sterk zal afnemen? Is de Minister het met de leden van Volt eens dat de Nederlandse kennispositie erg waardevol is voor nationale- en internationale bedrijven? Zo ja, waarom kiest zij er dan voor om hier sterk op te bezuinigen? Zo nee, waarom niet? Kan de Minister ingaan op de mogelijke gevolgen van deze bezuinigingen voor het toekomstig verdienvermogen van Nederland?

De leden van de Volt-fractie hebben tevens kennisgenomen van de kabinetsvisie EU-concurrentievermogen en hebben met interesse gelezen over de concrete inzet van het kabinet op het thema interne markt en mededinging. De Minister geeft hier echter aan dat de houding tegenover staatssteun in beginsel terughoudend is, maar ruimte biedt om de steunkaders op een fit for purpose wijze uit te breiden. De leden van Volt zijn bezorgd dat hierdoor een ongelijk Europees speelveld ontstaat. De Volt-fractie is ervan overtuigd dat staatssteun en gerichte sturing alleen waardevol kan zijn op Europees niveau, omdat anders een interne concurrentie gestimuleerd wordt en als gevolg een race to the bottom aangejaagd wordt. Waarom kiest de Minister niet voor een Europees staatssteun-beleid? Deelt de Minister de mening dat een nationalistische aanpak op het gebied van staatssteun voor ongeregeldheden binnen de Europese economie zal zorgen in tijden dat de Europese Unie juist een verenigd machtsblok moet vormen? Zo ja, wat zijn de plannen van de Minister dan om staatsteun binnen de Europese Unie te coördineren? Zo nee, waarom niet?

De leden van de Volt-fractie lezen dat de Minister van Economische Zaken onlangs heeft verkondigd dat additionele publieke investeringen geen doel op zichzelf moeten zijn, maar alleen noodzakelijk in gevallen van oneerlijke concurrentie of marktfalen. De theorie van het marktfalen schiet echter tekort om vorm te kunnen geven aan succesvol transitiebeleid. Wanneer er grote veranderingen nodig zijn binnen een economie moet er geen beleid gevoerd worden om de status quo te behouden, maar moeten er keuzes gemaakt worden om economische actoren te sturen naar een nieuw economisch evenwicht. Sturing op onze industrieën en sectoren middels publieke investeringen om het concurrentievermogen van Europa te verbeteren is een noodzakelijkheid en vereist het volmaken van de Europese kapitaalmarktenunie. Is de Minister het met de Volt-fractie eens dat marktfalen niet meer de belangrijkste overweging moet zijn in de keuze om publieke investeringen te mobiliseren, maar dat er met deze investeringen gestuurd moet worden op een nieuwe economie? Zo ja, waarom blijft de Minister stellig tegen het gebruik van Eurobonds en andere vormen van publieke middelen? Zo nee, waarom niet?

II Antwoord/Reactie van de Minister


  1. European Investment Bank, Investment Survey, (https://doi.org/10.2867/605607)↩︎