Informatieverzoek van het lid Dassen van 17 december 2024 inzake conceptstuk Landsadvocaat
Vreemdelingenbeleid
Brief regering
Nummer: 2025D02756, datum: 2025-01-24, bijgewerkt: 2025-01-29 11:59, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-19637-3343).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie (Ooit PVV kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 19637 -3343 Vreemdelingenbeleid.
Onderdeel van zaak 2025Z01237:
- Indiener: M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Asiel en Migratie
- 2025-01-28 15:40: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-02-05 15:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Asiel en Migratie
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
19 637 Vreemdelingenbeleid
Nr. 3343 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ASIEL EN MIGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 januari 2025
Middels brief van 6 december jl. (Kamerstuk 19 637, nr. 3321) heb ik in reactie op het verzoek van het lid Dassen zoals gedaan tijdens het ordedebat in de Tweede Kamer (TK) van 25 november uiteengezet waarom ik geen gehoor heb gegeven aan het betreffende verzoek. Dit verzoek had betrekking op de vraag om, indien er adviezen of concepten van adviezen van de Landsadvocaat zijn ten aanzien van het al dan niet toepassen van de artikelen 110 en artikel 111 van de Vreemdelingenwet 2000, deze te delen evenals de communicatie die daaromtrent heeft plaatsgevonden.
In uw brief van 17 december jl. heeft u mij het herhaalde verzoek van het lid Dassen overgebracht zoals gedaan tijdens het ordedebat van diezelfde datum, waarin met een beroep op artikel 68 van de Grondwet wederom wordt verzocht het conceptadvies van de Landsadvocaat te verstrekken naast alle eventuele correspondentie over en met het stuk, zowel binnen departementen, tussen departementen, met en tussen bewindspersonen, naar Kamerleden in welke communicatievorm dan ook, inclusief de antwoorden in de map van de Minister-President tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen. Tevens is verzocht om een inventarislijst die normaliter bij een Woo-verzoek meegeleverd zou worden.
Bij de bespreking van het verzoek is opgemerkt dat niet ter zake doet dat het gaat om een concept en is opgemerkt dat het stuk niet is opgesteld door een ambtenaar maar door de Landsadvocaat.
Ik heb het herhaalde verzoek behandeld overeenkomstig de Beleidslijn actieve openbaarmaking nota’s 2022 en de brief van de Minister van BZK van 26 februari 2024 (Kamerstukken II 2023/24, 28 362, nr. 71). Daarbij heb ik het verzoek in zijn geheel beoordeeld nu de gevraagde informatie onlosmakelijk met elkaar verbonden is. De context zoals ik heb beschreven in mijn brief van 6 december en de afweging van de verschillende belangen leiden er echter toe dat ik geen reden zie om een ander standpunt in te nemen.
Zoals in mijn eerdere brief weergegeven gaat het om een concept dat is opgesteld door de Landsadvocaat naar aanleiding van een verzoek op ambtelijk niveau aan de Landsadvocaat om een kritisch onafhankelijke blik te verrichten bij de vraag of alle mogelijke invalshoeken in beeld waren ten aanzien van de toepassing van de artikelen 110 en 111 van de Vreemdelingenwet 2000.
Het door de Landsadvocaat opgestelde concept is niet verder doorontwikkeld omdat bleek dat er geen andere of nieuwe invalshoeken waren. Het concept is nooit aan bewindspersonen aangeboden, heeft niet aan de basis gestaan van politieke besluitvorming en heeft ook bij betrokken ambtenaren niet geleid tot andere inzichten waardoor direct of indirect het stuk gevolgen heeft gehad voor de politieke besluitvorming. Daarbij geldt overigens dat deze notitie voor de politieke verantwoording niet van belang is, nu het kabinet heeft besloten de asielnoodwetgeving niet door te zetten.
Zoals ik in de eerdere brief heb opgemerkt geldt dat er ambtelijke verkenningen moeten kunnen plaatsvinden en concepten kunnen worden opgesteld zonder dat rekening moet worden gehouden met openbaarheid van stukken die nog niet de fase van een gedragen en voltooid advies hebben bereikt. Dit geldt ook in contact met de Landsadvocaat waarbij ook deze er in de contacten met de cliënt en vice versa op moet kunnen vertrouwen dat niet voltooide of niet gedragen concepten of ambtelijke communicatie die daaromtrent heeft plaatsgevonden niet openbaar worden gemaakt.
Dit samenspel van factoren maakt dat in redelijkheid een groter gewicht kan worden toegekend aan het belang van de Staat om verstrekking van de gevraagde conceptnotitie en de daarmee samenhangende informatie te weigeren dan het belang van de parlementaire informatievoorziening.
De Minister van Asiel en Migratie,
M.H.M. Faber-van de Klashorst