Reactie op verzoek commissie over een burgerbrief inzake PGB
Persoonsgebonden Budgetten
Brief regering
Nummer: 2025D04229, datum: 2025-02-03, bijgewerkt: 2025-02-05 15:27, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-25657-364).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: V. Maeijer, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (Ooit PVV kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 25657 -364 Persoonsgebonden Budgetten.
Onderdeel van zaak 2025Z01837:
- Indiener: V. Maeijer, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2025-02-05 12:30: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-02-12 10:15: Procedurevergadering VWS (Procedurevergadering), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
- 2025-04-09 10:00: PGB (Commissiedebat), vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
25 657 Persoonsgebonden Budgetten
Nr. 364 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 februari 2025
U heeft per brief (kenmerk 2024Z17094) verzocht richting u te reageren op een e-mail die uw vaste commissie Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft ontvangen.
Allereerst wil ik u danken voor het delen van dit signaal en wil ik via u de schrijfster van de e-mail danken voor haar openheid. In haar es-mail beschrijft zij de situatie waar ze deels op basis van een pgb voor haar moeder zorgt. Daarbij vraagt ze aandacht voor het feit dat wanneer het pgb door overlijden van haar moeder wegvalt, ze geen enkele vorm van sociale zekerheid heeft.
Ik heb dit eerder gezegd, maar vind het belangrijk om te blijven herhalen: ik heb de grootste bewondering voor mensen die een deel van het eigen leven opzijzetten voor de zorg van naasten. Specifiek in deze casus geldt dat ook; waarbij ik me maar moeilijk kan voorstellen hoe het is om met de onzekerheid te leven van een verlies van een ouder en tegelijkertijd een inkomen en mogelijk onderkomen kwijt te raken.
De schrijfster van de e-mail haalt daarbij een ingewikkeld punt aan, namelijk sociale zekerheid in situaties waarbij het pgb wordt ingezet als hoofdinkomen voor iemand die zorg verleent aan een familielid. In beginsel is het pgb ontworpen voor diegenen die zorg nodig hebben en zelf de zorg naar eigen inzicht willen inrichten: de eigen regie. Het is daarbij wel toegestaan voor budgethouders om ook te kiezen voor zorg door familieleden. In die gevallen speelt dan echter inderdaad wel mee dat er mogelijk geen sprake is van een gezagsverhouding en daardoor geen arbeidsovereenkomst.
Er bestaat slechts toegang tot werknemersverzekeringen (zoals de WW) voor werknemers, die op basis van een arbeidsovereenkomst onder gezag van een werkgever werken. Wanneer er sprake is van een gezagsverhouding en daarmee een arbeidsovereenkomst, kan er recht bestaan op werknemersverzekeringen, zoals de WW. Er moet dan ook aan de overige voorwaarden zijn voldaan. De premies die hiervoor afgedragen moeten worden, komen daarbij ten laste van het persoonsgebonden budget.
In voorkomende gevallen van pgb-zorg door familieleden, is er vaak geen sprake van een duidelijke gezagsverhouding omdat de budgethouder geen duidelijke instructies kan geven aan de zorgverlener. Zonder een dergelijke gezagsverhouding kan er geen sprake zijn van een arbeidsovereenkomst en is de zorgverlener geen werknemer in de zin van de werknemersverzekeringen. Voor elke individuele overeenkomst kan dit wel getoetst worden door de Belastingdienst. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) biedt voor budgethouders en hun zorgverleners hierbij ondersteuning.
De schrijfster van de e-mail geeft aan dat in haar geval wel duidelijke instructies worden gegeven door haar moeder. Het is niet duidelijk of er nog andere omstandigheden zijn die kunnen wijzen op een mogelijke gezagsverhouding en of zij dit heeft laten toetsen door de Belastingdienst. Als de toets nog niet heeft plaatsgevonden kan zij dit alsnog laten doen en de instructiebevoegdheid van haar moeder daarbij zo duidelijk mogelijk verwoorden. Ik kan echter niet op voorhand uitsluiten dat de toets negatief uitpakt.
Daarom neem ik, na het versturen van dit antwoord aan uw Kamer, ook contact op met de schrijfster van de brief. Samen met haar wil ik de situatie waar zij zich in bevindt met betrokken instanties bespreken om zo tot een voor haar werkbare oplossing te komen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
V. Maeijer