[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Erkens over overbodige functies, adviesorganen en doublures bij de Rijksoverheid in relatie tot voorgenomen besparingen op het overheidsapparaat

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2025D04328, datum: 2025-02-04, bijgewerkt: 2025-02-05 10:00, versie: 3 (versie 1, versie 2)

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20242025-1205).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2024Z21910:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024-2025 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1205

Vragen van het lid Erkens (VVD) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over overbodige functies, adviesorganen en doublures bij de Rijksoverheid in relatie tot voorgenomen besparingen op het overheidsapparaat (ingezonden 20 december 2024).

Antwoord van Minister Uitermark (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) (ontvangen 4 februari 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1028.

Vraag 1

Deelt u de mening dat de Rijksoverheid significant is gegroeid de laatste jaren terwijl de slagvaardigheid niet evenredig is toegenomen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 1

De Rijksoverheid is inderdaad significant gegroeid. De cijfers opgenomen in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk (JBR) laten dit zien. Deze groei is onder andere te verklaren door de extra taken die worden uitgevoerd. Dit gaat bijvoorbeeld over de afhandeling mijnbouwschade Groningen, de Hersteloperatie Toeslagen of de indiensttreding van het schoonmaakpersoneel. Maar ook in het dagelijkse werk bij de Rijksoverheid wordt een groeiende inzet gevraagd vanwege steeds meer en complexere regelgeving en toegenomen administratieve lasten. Dit laatste kan bijdragen aan het beeld dat de slagvaardigheid niet evenredig is toegenomen. In het Hoofdlijnenakkoord en in het regeerprogramma is aangegeven dat regels vereenvoudigd en verminderd moeten worden en dat de administratieve verplichtingen voor burgers, ondernemers en de uitvoeringsorganisaties moeten worden teruggebracht.

Uit de budgettaire bijlage bij het hoofdlijnenakkoord volgt dat de apparaatsuitgaven structureel met circa 1 mld. worden verminderd.

Vraag 2

Kunt u aangeven hoeveel jaar groei van de Rijksoverheid wordt teruggedraaid via de voorgenomen besparingen op het apparaat Rijksoverheid als de volledige bezuiniging vanuit het hoofdlijnenakkoord wordt gerealiseerd? Met welk jaartal kunt u de uitgaven aan het apparaat Rijksoverheid vergelijken als de besparingen volledig gerealiseerd worden?

Antwoord 2

Het betreft een budgettaire taakstelling op de apparaatsuitgaven, waarbij er breed naar dekking gezocht mag worden. Er zijn geen concrete streefcijfers over te besparen fte’s afgesproken. De taakstelling is meerjarig ingeboekt op de centrale apparaatsartikelen van de departementen. De kwantitatieve doestelling is daarmee concreet uitgedrukt in euro’s en administratief in de begrotingen geĂ«ffectueerd. Uiteindelijk zal de taakstelling moeten leiden tot het substantieel terugdringen van het aantal ambtenaren en externe inhuur.

De apparaatsbudgetten zijn jaren vooruit begroot, maar worden, tot in het uitvoeringsjaar, nog bijgesteld bij de diverse begrotingsmomenten, bijvoorbeeld door loon- en prijsbijstellingen en diverse in- en extensiveringen. Besluitvorming daarover vindt in het parlement plaats. Een vergelijking in de tijd is daardoor lastig te maken.

Vraag 3

Kunt u het totaal aantal medewerkers van het apparaat Rijksoverheid uitsplitsen naar een logische categorisatie waar in ieder geval een knip gemaakt wordt tussen beleidsambtenaren, uitvoering, coördinerende en managementfuncties, communicatiemedewerkers en voorlichters en juristen? Kunt u de groei per functiegroep per ministerie aangeven over de laatste tien, vijf en twee jaar?

Antwoord 3

In onderstaande tabellen wordt de informatie gegeven die in de personeelsadministratie van het Rijk beschikbaar is. Dit betreft de volgende tabellen:

Tabel 1 De verdeling van de rijksambtenaren naar de werksoorten «Beleid», «Inspectie», «Ondersteuning» en «Uitvoering»

Tabel 2 tot en met 5 Aantal ambtenaren in fte per ministerie per werksoort

Tabel 6 Aantal fte dat behoort tot de functiefamilie «Lijnmanagement»

Tabel 7 Aantal fte dat behoort tot de coördinerende functies

Tabel 8 Aantal fte bij de directies Communicatie van alle ministeries

Er is geen werksoort of functiefamilie voor juristen. Deze medewerkers zijn binnen alle werksoorten en functiefamilies werkzaam.

Per tabel wordt een toelichting gegeven. Tenzij anders vermeld betreffen onderstaande overzichten de fte’s van medewerkers met een vast of tijdelijk dienstverband die onder de CAO Rijk vallen per einde van elk jaar. Op het moment van schrijven zijn de cijfers over ultimo 2024 nog niet bekend.

De gevraagde jaren zijn in zwart weergegeven.

2012 11.772 6.217 7.215 83.898 109.102
2013 11.586 6.311 7.499 83.423 108.819
2014 11.579 6.555 7.766 83.586 109.486
2015 11.500 6.888 8.728 82.034 109.150
2016 11.544 6.910 9.490 81.635 109.579
2017 11.363 6.825 10.094 82.362 110.644
2018 11.715 7.163 11.009 83.645 113.532
2019 12.126 7.160 11.740 87.918 118.944
2020 13.418 7.561 12.340 92.090 125.409
2021 14.227 7.925 13.055 95.925 131.132
2022 15.812 8.537 14.638 99.388 138.375
2023 17.832 9.351 15.467 105.189 147.839
Bron: O&P Rijk | Beleidsinformatie

Bij het toedelen van de fte’s aan een werksoort is de kerntaak van het rijks onderdeel waar de fte werkzaam is als uitgangspunt genomen. Hierdoor vallen dus alle medewerkers van één onderdeel onder dezelfde werksoort.

AZ 65 105 105 117
BZ 1.167 1.182 1.368 1.744
BZK 1.069 1.518 1.657 2.068
EZK 1.496 1.349 1.175 1.678
FIN 1.046 662 855 1.067
HCvS 1.470 1.331 1.468 1.645
IenW 1.551 1.355 2.038 2.536
JenV 1.364 1.578 1.561 1.865
LNV – – 645 994
OCW 773 835 947 1.271
SZW 649 739 887 1.088
VWS 936 1.061 1.522 1.759
TOTAAL 11.586 11.715 14.227 17.832
Bron: O&P Rijk | Beleidsinformatie
AZ 8 17 20 23
BZ – 30 31 –
EZK 2.791 3.074 687 857
FIN – – – 25
IenW 1.120 1.225 1.429 1.631
JenV 174 281 147 174
LNV – – 2.703 3.205
OCW 551 549 568 727
SZW 1.098 1.249 1.511 1.765
VWS 568 738 828 945
TOTAAL 6.311 7.163 7.925 9.351
Bron: O&P Rijk | Beleidsinformatie
AZ 155 99 127 145
BZ 568 807 936 933
BZK 3.543 6.483 7.772 9.017
EZK 661 541 581 739
FIN 600 759 851 833
IenW 522 450 108 96
JenV 567 366 433 1.056
OCW 265 220 216 282
SZW 319 1.026 1.697 2.023
VWS 299 258 336 342
TOTAAL 7.499 11.009 13.055 15.467
Bron: O&P Rijk | Beleidsinformatie
AZ 130 136 180 213
BZ 931 730 734 788
BZK 1.597 1.822 2.404 2.360
EZK 3.855 4.714 5.882 7.497
FIN 28.711 28.082 31.492 34.918
HCvS 168 171 208 225
IenW 8.979 9.228 10.506 11.180
JenV 34.432 33.310 38.227 40.714
OCW 2.248 2.866 3.242 3.822
SZW 120
VWS 2.252 2.585 3.050 3.472
TOTAAL 83.423 83.645 95.925 105.189
Bron: O&P Rijk | Beleidsinformatie

Als gevolg van organisatieverschuivingen en herindelingen zijn de cijfers per ministerie niet goed vergelijkbaar over de gevraagde jaren.

AZ 36 32
BZ 590 627
BZK 827 920
EZK 514 659
FIN 1.949 2.212
HCvS 62 69
IenW 663 734
JenV 2.376 2.559
LNV 244 297
OCW 270 336
SZW 221 253
VWS 330 393
TOTAAL 8.082 9.091

De functiefamilie Lijnmanagement komt binnen alle werksoorten voor. Omdat bij de verschillende ministeries de functies in het Functiegebouw Rijk (FGR), in een verschillend tempo zijn ingevoerd, geven de cijfers over 2013 en 2018 geen betrouwbaar beeld.

AZ 10 10
BZ 299 338
BZK 505 606
EZK 352 418
FIN 1.662 1.906
HCvS 18 23
IenW 761 834
JenV 534 602
LNV 225 304
OCW 195 218
SZW 173 209
VWS 327 371
TOTAAL 5.062 5.842

De functiegroepen met coördinerende functies komen binnen verschillende functiefamilies voor. Omdat bij de verschillende ministeries de functies in het Functiegebouw Rijk (FGR), in een verschillend tempo zijn ingevoerd, geven de cijfers over 2013 en 2018 geen betrouwbaar beeld.

AZ/RVD 57,7 57,7 52,1 53,6
BUZA 49,9 51,0 69,0 73,0
BZK 48,8 32,9 53,4 59,0
DEF 31 38,0 48,2 65,1
EZK 50 46,0 54,0 67,7
FIN 35 44,4 57,2 65,4
IenW 54,7 61,8 61,1 61,4
JenV 40,8 47,0 51,9 57,0
LNV 27,2 30,5 40,7
OCW 41 42,1 51,5 69,3
SZW 48,8 48,7 61,1 60,2
VWS 37,1 58,1 65,9 73,4
AZ/DPC 144,5 148,7 195,9 235,5
TOTAAL 639,3 703,6 851,7 981,2

Organisatieomvang ministeries incl. Defensie; exclusief Hoge Colleges van Staat (formele dienstverbanden, detacheringen en externe inhuur). Bron: AZ

Cijfers van 10 jaar geleden zijn niet beschikbaar, daarom van 9 jaar geleden opgenomen.

Het meest actueel beschikbare beeld van de ontwikkeling in het aantal fte’s van de directies communicatie is via de volgende link te volgen. Tabel 8 is samengesteld op grond van deze data.1

Vraag 4

Kunt u aangeven hoeveel interimmers momenteel worden ingezet bij de Rijksoverheid en welk percentage dit is ten opzichte van de totale personeelsomvang? Hoe beoordeelt u dat het rijksambtenarenbestand op dit moment tot wel vijftien ingevuld wordt door interimmers? Wat betekent dit voor de gemaakte kosten?

Antwoord 4

In 2023 bedroegen de uitgaven aan externe inhuur 15,4% van de totale personele uitgaven. Er worden geen gegevens bijgehouden van het geraamde aantal in te huren uren om het equivalent te kunnen berekenen van een fulltime-medewerker.

Externe inhuur bestaat uit de volgende hoofd- en subcategorieën:

Beleid: interim-management, organisatie en formatieadvies, beleidsadvies, communicatieadvies

Beleidsondersteunend personeel: juridisch advies, advisering opdrachtgevers automatisering, accountancy, financiële en administratieve organisatie

Uitvoering

In het regeerprogramma is afgesproken het aantal ambtenaren en externe inhuur substantieel terug te dringen. De ministeries zijn druk bezig om op een verantwoorde en realiseerbare wijze aan dit voornemen uitvoering te geven. In het commissiedebat Functioneren Rijksdienst van 6 november 2024 heb ik in dit kader toegezegd om in het eerste kwartaal van 2025 een plan van aanpak terugdringen externe inhuur aan uw Kamer te sturen.

Vraag 5

Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Erkens c.s. (Kamerstuk 36 600 VII, nr. 21), ingediend bij de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, omtrent het invullen van de bezuinigingsopgave aan de hand van een heldere visie op hoe een kleinere overheid ook slagvaardiger kan zijn? Wanneer kan de Kamer de uitwerking hiervan verwachten?

Antwoord 5

Over de uitwerking van de verschillende over de rijksbrede taakstelling aangenomen moties, waaronder de motie Erkens c.s., informeer ik u via een separate Kamerbrief in het eerste kwartaal van 2025. In deze brief schets ik het proces dat de verschillende departementen doorlopen in het kader van genoemde rijksbrede taakstelling en geef ik onder andere aan wat de (rijksbrede) uitgangspunten zijn. In de Kamerbrief schets ik ook de rol en invulling van de MinisteriĂ«le Commissie die al in het Regeerprogramma is aangekondigd. Via deze MinisteriĂ«le Commissie werk ik deze regeerperiode – samen met mijn collega’s – aan een slagvaardigere en kleinere Rijksoverheid.

Vraag 6

Kunt u een overzicht verschaffen van alle bestaande adviesorganen, zoals adviesgroepen, adviescolleges, taskforces, commissies, werkgroepen en overlegstructuren, binnen de Rijksoverheid? Kunt u hierbij het aantal voltijdsequivalenten (vte) en bijbehorende budgetten per orgaan specificeren?

Antwoord 6

Voor het meest volledige overzicht van adviescolleges verwijs ik u naar de link https://organisaties.overheid.nl/Adviescolleges/. Ik heb geen overzicht van het aantal voltijdsequivalenten en budgetten per orgaan.

Vraag 7

Welke adviesorganen zijn de afgelopen tien jaar opgeheven of samengevoegd? Hoeveel adviesorganen zijn er opgericht de afgelopen tien jaar? Kunt u hierbij aangeven of dit tijdelijke, eenmalige of vaste adviesorganen zijn en in hoeverre zij hun termijn hebben overschreden?

Antwoord 7

Sinds 2010 wordt ieder jaar in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk (JBR) aan Uw Kamer over de adviescolleges gerapporteerd die onder de Kaderwet adviescolleges vallen, met informatie over hun instelling, omvang en voor zover van toepassing hun expiratiedatum. Daaruit blijkt welke adviesorganen tijdelijk, eenmalig of vast zijn. Een actueel overzicht van deze en andere adviesorganen is online beschikbaar.2 In deze database is ook informatie opgenomen over de toepasselijke wetgeving (wel of niet toepasselijkheid Kaderwet adviescolleges, Wet open overheid, Ambtenarenwet 2017 en de CAO), alsmede specifieke wettelijke grondslag van het desbetreffende adviesorgaan. Uit de grondslag blijkt ook of de adviesorganen voor onbepaalde of bepaalde tijd zijn ingesteld. In de regel worden bij ad hoc commissies (voor een specifiek advies) en bij tijdelijke adviesorganen de termijnen niet overschreden: bij de instelling wordt namelijk ook de datum van opheffing geregeld. Tijdelijke adviesorganen die voor een bepaalde duur zijn ingesteld, zoals, voorheen, de Sportraad en het Adviescollege toetsing regeldruk, kunnen na de opheffingstermijn wel een keer worden verlengd en daarna wederom (opnieuw) worden ingesteld of zelfs voor onbepaalde tijd worden ingesteld. In het laatste geval is instelling bij wet noodzakelijk.

Vraag 8

Hoe beoordeelt u de doelmatigheid van de huidige adviesorganen?

Antwoord 8

De laatste jaren is – net als bij de rijksdienst in het algemeen – bij het adviesstelsel als geheel een groei waar te nemen. Uit een enkele jaren geleden uitgevoerde evaluatie van de Kaderwet adviescolleges bleek dat het aantal adviescolleges, vooral eenmalige colleges, sinds 2018 sterk is toegenomen, ondanks de bedoeling van de Kaderwet om het adviesstelsel te versoberen.3

Bij eenmalige colleges zijn er minder waarborgen voor de onafhankelijkheid (ministeries hebben meer invloed op de samenstelling en de vraagstelling). Ook leidt het tot vertrek van expertise: door de snelle opkomst en verdwijning van eenmalige colleges, is er minder tijd en ruimte voor vaste colleges om expertise op te bouwen en te benutten. Verder hebben de ministeries in hun bestuurlijke en beleidsrol vooral informatie nodig uit de praktijk en de uitvoering. Ik zie meer in de versterking van de rol van uitvoeringsorganisaties en inspecties bij het ontwikkelen van wetgeving en beleid, dan in de groei van externe adviesorganen.

Vraag 9

Welke stappen zet u om deze adviesorganen kritisch te evalueren en waar nodig af te bouwen wanneer zij hun doelen hebben bereikt?

Antwoord 9

Het is aan de afzonderlijke Ministers die de beheersverantwoordelijkheid hebben voor de desbetreffende adviesorganen, om het voortbestaan (periodiek) te beoordelen.

Vraag 10

In hoeverre wordt er binnen een ministerie, of tussen ministeries, advies ingewonnen over exact hetzelfde of grotendeels hetzelfde beleidsonderwerp? Kunt u een concreet voorbeeld geven van een dergelijke overlap?

Antwoord 10

Er zijn veel beleidsonderwerpen die meerdere ministeries raken. Het is ook goed dat beleidsonderwerpen vanuit verschillende ministeries – vanuit een verschillend perspectief – worden belicht. Hierdoor ontstaat er ruimte voor discussie en tegenspraak. In de praktijk is het uitgangspunt dat ministeries zoveel als mogelijk (grenzeloos) samenwerken inclusief kritische reflectie. Dit laat onverlet dat het duidelijk moet zijn welk ministerie of welke ministeries een bepaald beleidsdossier trekken en hierop primair aanspreekbaar is. Mijn beeld is dat dit altijd praktisch wordt opgelost door afspraken te maken over welk ministerie «trekker» is.

Een voorbeeld is bijvoorbeeld het dossier arbeidsmarktkrapte, waar alle ministeries eigenlijk in meer of mindere mate mee te maken hebben (hetzij van uit een brede verantwoordelijkheid voor de arbeidsmarkt, vanuit een stelselverantwoordelijkheid en/of vanuit de beleidsmatige verantwoordelijkheid voor een specifieke sector).

Vraag 11

Hoe wordt voorkomen dat advieswerk onnodig dubbel wordt uitgevoerd en welke controlemechanismen zijn hiervoor ingesteld?

Antwoord 11

Er is geen centraal zicht op of en zo ja in welke mate, advieswerk dubbel wordt uitgevoerd. Zoals aangegeven komt het voor dat bepaalde onderwerpen bij meerdere ministeries voor advies worden uitgezet. Zo voorzien alle ministeries hun bewindspersonen van advies voor de ministerraad, hetzelfde gebeurt voor de ambtelijke voorportalen. Ik zie dit echter niet als «onnodig», omdat ieder ministerie (en ieder bewindspersoon) het eigen perspectief en de eigen rol heeft. Bij twijfel over welk ministerie (primair) aan zet is op een beleidsdossier, wordt dit ambtelijk (of anders politiek) opgelost. Ik zou daar overigens geen nadere «controlemechanismen» voor willen instellen, omdat dit ook weer een extra (controle)laag creëert.

Vraag 12

Kunt u aangeven hoeveel ambtenaren binnen de Rijksoverheid zich bezighouden met de coördinatie van overleggen tussen departementen, werkgroepen en/of adviesorganen? Zo nee, zou u dit niet willen weten? Zo ja, kunt u dit uitsplitsen naar beleidsniveau en uitvoering?

Antwoord 12

Dit is niet mogelijk. De rijksbrede (P-Direkt) data geven wel deels inzicht in de geregistreerde functienaam (binnen het Functiegebouw Rijk) en het functieniveau (zie ook de beantwoording van vraag 3). De beschikbare data geven echter geen beeld van de feitelijke werkzaamheden die worden uitgevoerd en of er sprake is van «coördinatie van overleggen tussen departementen, werkgroepen en/of adviesorganen». Dit inzicht verkrijgen zou naar verwachting onevenredig veel inspanning vragen ten opzichte van het inzicht dat daarmee verkregen wordt (aantallen zeggen nog niets over nut en noodzaak van werkzaamheden).

Vraag 13

In hoeverre komt het voor dat verschillende ambtenaren binnen hetzelfde ministerie zich met overlappende of identieke taken bezighouden?

Antwoord 13

Daar heb ik geen informatie over.

Vraag 14

Worden er evaluaties uitgevoerd om dergelijke doublures bloot te leggen en zo ja, wat waren de resultaten?

Antwoord 14

Er worden geen evaluaties uitgevoerd die specifiek tot doel hebben om dit te onderzoeken. Er worden wel periodiek beleidsevaluaties en beleidsdoorlichtingen uitgevoerd. Zeker in beleidsdoorlichtingen wordt uitgebreid beschreven of het gevoerde beleid doeltreffend en doelmatig is. Daarbij merk ik op dat, zeker als taken meerdere belangen raken, het juist wenselijk kan zijn dat verschillende medewerkers – vanuit en met verschillende perspectieven – bij deze taken betrokken zijn.

Vraag 15

Hoeveel externe adviseurs en consultants worden er jaarlijks ingehuurd? Kunt u deze uitgaven uitsplitsen tussen eenmalig werk dat specifieke expertise vergt en werk dat ook uitgevoerd kan worden door het departement zelf?

Antwoord 15

Inhuur vindt vooral plaats bij (grote) uitvoeringsorganisaties die te maken hebben met piekbelasting en opdrachten met een tijdelijk en/of specialistisch karakter. In deze gevallen kan er vanuit doelmatigheidsoverwegingen gekozen worden voor het inhuren van externen. Daarnaast is externe inhuur een oplossing wanneer het op korte termijn niet lukt om het benodigde personeel in dienst te nemen. Departementen die kampen met personele tekorten of waarbij sprake is van beleidsintensiveringen kunnen op deze manier toch hun werkzaamheden uitvoeren. Externe inhuur vormt samen met de reguliere aanstellingen het totaal van de beschikbare personele capaciteit voor de taakuitoefening. Departementen leggen in hun jaarverslagen verantwoording af over de externe inhuur binnen hun departement. De gegevens over 2024 worden in mei 2025 gepubliceerd in de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk 2024.

Vraag 16

Wat waren de totale kosten voor externe inhuur de afgelopen tien jaar? Kunt u dit uitsplitsen per ministerie?

Antwoord 16

Zie onderstaande tabel, deze gegevens zijn afkomstig uit de Jaarrapportages Bedrijfsvoering Rijk 2014 t/m 2023.

Vraag 17

Hoe wordt voorkomen dat de groei in adviesorganen en externen leidt tot verlies van regie binnen het ambtenarenapparaat?

Antwoord 17

De inzet van «externe inhuur» en het instellen van adviesorganen is, rijksbreed beschouwd en in vergelijking met het werk dat gedaan wordt via de «vaste structuren» (medewerkers in dienst), een uitzondering. Mijns inziens is er dan ook geen sprake van verlies van regie.

Vraag 18

Kunt u deze vragen één voor één beantwoorden?

Antwoord 18

Ja.


  1. https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2024/04/02/overzicht-fte-directies-communicatie-rijksoverheid-2024↩

  2. https://organisaties.overheid.nl/Adviescolleges/↩

  3. Zie bijlage bij Kamerstuk 31 490, nr. 309, rapport «Evaluatie van de kaders voor zbo’s agentschappen, adviescolleges en planbureaus, Rapportage deelonderzoek B3, onderdeel van de brede evaluatie van kaders voor rijksorganisaties op afstand, blz. 38–39↩