Versnelde uitstroom statushouders
Vreemdelingenbeleid
Brief regering
Nummer: 2025D06414, datum: 2025-02-14, bijgewerkt: 2025-02-19 14:48, versie: 3
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-19637-3383).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie (Ooit PVV kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 19637 -3383 Vreemdelingenbeleid.
Onderdeel van zaak 2025Z02832:
- Indiener: M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Asiel en Migratie
- 2025-02-18 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-02-19 14:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Asiel en Migratie
- 2025-03-12 10:00: Vreemdelingen- en asielbeleid (Commissiedebat), vaste commissie voor Asiel en Migratie
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
19 637 Vreemdelingenbeleid
Nr. 3383 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ASIEL EN MIGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 februari 2025
Inleiding
De druk op de COA-opvang is onverminderd groot. Een van de oorzaken is de hoge bezetting van statushouders in de opvang door onvoldoende uitstroom naar gemeenten. Op dit moment verblijven 17.460 statushouders in de COA-opvang en is de achterstand op de taakstelling opgelopen tot 12.105 (peildatum 1 januari 2025). De MPP 2024-II geeft aan dat op 1 januari 2026 circa de helft van de COA-bewoners statushouder kan zijn1. Woningschaarste en daarmee onvoldoende uitstroom van statushouders naar gemeenten zorgt ervoor dat de druk op de migratieketen onverkort hoog is. Asielopvang is niet bedoeld voor de structurele opvang van statushouders, zij moeten zo snel mogelijk uitstromen uit de opvang om in gemeenten te starten met integratie en werk. Uitstroom van statushouders naar gemeenten zorgt ervoor dat een statushouder een goede start kan maken in de Nederlandse samenleving door integratie en participatie. Daarnaast levert huisvesting van statushouders in gemeenten direct ruimte op in de asielopvang.
Om het opvang- en huisvestingsvraagstuk op de korte en (middel)lange termijn het hoofd te bieden neemt het Kabinet, naast de reeds aangekondigde asielmaatregelen, een aantal aanvullende maatregelen, zoals ook benoemd in de brief Nadere afspraken ten aanzien van de uitvoering van hoofdstuk 2 van het Hoofdlijnenakkoord van 25 oktober 2024. Een daarvan is de uitbreiding van de stimuleringsregeling flex- en transformatiewoningen waarbij de bijdrage is verhoogd naar € 14.000 per woning, ook is de regeling beschikbaar voor optopprojecten. Op de korte termijn ziet het Kabinet zich genoodzaakt om maatregelen te nemen om het COA te ontlasten. Op de (middel)lange termijn zet het Kabinet in op (on)zelfstandige huisvesting voor statushouders en andere doelgroepen.
Korte termijn
In de brief van de Minister-President (dd. 25 oktober jl.) (Kamerstuk 19 637, nr. 3304) is onder meer aangekondigd om uitstroom te bevorderen, middels het inrichten van voorzieningen voor statushouders. Voor de korte termijn kiest het kabinet ervoor een aantal regelingen te treffen, te weten een bedrag ineens en verdere realisatie van doorstroomlocaties voor de huisvesting van statushouders. Deze locaties voorzien in een eerste stap voor statushouders om uit te stromen uit de asielopvang naar huisvesting.
Om de grote druk op de COA-opvang op korte termijn te verlichten zet ik in op het zoveel mogelijk faciliteren van een versnelde uitstroom van statushouders naar gemeenten onder (in eerste instantie) het huidige stelsel. Dit is een opmaat naar een structurele huisvestingsoplossing in de vorm van (on)zelfstandige huisvesting voor statushouders, bijvoorbeeld via opstartwoningen. Er is een tweetal voorstellen uitgewerkt om op korte termijn zoveel mogelijk statushouders uit te laten stromen naar gemeenten. Concreet betreft dit:
1. Een eenmalig bedrag voor gemeenten voor het overnemen van statushouders van het COA.
2. Een doorontwikkeling van de doorstroomlocaties in de vorm van een specifieke regeling met aangepaste voorwaarden voor gemeenten.
Ad 1. Eenmalig bedrag
Met deze regeling krijgen gemeenten een eenmalig bedrag als zij een statushouder overnemen van het COA. Als gemeenten gebruik maken van deze regeling verschuift de verantwoordelijkheid voor de statushouder van het COA naar de gemeente. Uitgangspunt is dat basisbehoeften worden verstrekt. Daarbij zijn er twee opties:
a. Uitstroom vindt plaats naar (on)zelfstandige woonruimte zoals bedoeld in de Huisvestingswet 20142. De gemeente ontvangt eenmalig 30.000 euro. Verstrekkingen vanuit het COA worden beëindigd. Statushouders kunnen gebruikmaken van de reguliere financiële ondersteuningsstructuur vanuit gemeenten, waaronder de bijstand, begeleiding naar werk, onderwijs en inburgering en betalen huur of een gebruiksvergoeding voor de woonruimte.
b. Uitstroom vindt plaats naar tijdelijk onderdak (zoals bijvoorbeeld een hotel). De gemeente ontvangt eenmalig 38.000 euro. Verstrekkingen vanuit het COA lopen door zolang deze statushouders niet (on)zelfstandig zijn gehuisvest in een woonruimte zoals bedoeld in de Huisvestingswet 2014.
Ad 2. Doorontwikkeling doorstroomlocaties
Met een specifieke regeling voorzien we in een vergoeding aan gemeenten voor de kosten van een doorstroomlocatie. Gemeenten ontvangen een normbedrag van 60 euro voor een plek die bezet wordt door een statushouder en een vergoeding voor de transitiekosten voor het verbouwen van panden. Financiering vanuit het Rijk is voor maximaal 1 jaar per statushouder. Gemeenten kunnen statushouders langer dan één jaar huisvesten in de doorstroomlocatie – op eigen kosten. Gemeenten hebben de mogelijkheid om 1 statushouder 3 jaar te huisvesten (met 1 jaar financiering vanuit het Rijk voor deze statushouder) of 3 keer een statushouder voor 1 jaar (met 3 keer een jaar financiering vanuit het Rijk). De doorstroomgemeente kan huur of een gebruiksvergoeding aan de statushouder vragen voor het verblijf in de doorstroomlocatie. Uitgangspunt is dat statushouders (huur) betalen voor het wonen in de doorstroomlocaties.Daarbij geldt dat het bedrag binnen de maximale huur voor een sociale huurwoning valt (liberalisatiegrens).
Statushouders kunnen tijdens hun verblijf in een doorstroomlocatie al starten met werken en inburgeren. Op deze manier draagt de uitstroom van statushouders vanuit de opvang naar doorstroomlocaties bij aan participatie en integratie.
In deze regeling is geen toets op vervolghuisvesting. Dit is een wijziging ten opzichte van de eerdere afspraken omtrent de pilot doorstroomlocaties. Met het vervallen van de toets op vervolghuisvesting en daarmee de doorstroomeis na een jaar wordt rekening gehouden met de evaluatie van de pilot. Veel gemeenten beschikken namelijk niet over voldoende vervolghuisvesting om deze doorstroom binnen een jaar te borgen. De huisvesting in de doorstroomlocaties is bij voorkeur onzelfstandig. Een andere wijziging is dat het MR-mandaat van het vorige kabinet van februari 2024 van maximaal 50 gerealiseerde locaties wordt aangepast naar een mandaat voor maximaal 8.500 gerealiseerde plekken.
De specifieke regeling voor doorstroomlocaties kan alleen worden ingezet voor de huisvesting van statushouders. Hiermee kunnen locaties worden gerealiseerd met alleen statushouders, maar dit kan tevens onderdeel zijn van een grotere locatie met opstartwoningen waar ook andere doelgroepen gehuisvest worden. Door gebruik te maken van VRO regelingen zoals de Stimuleringsregeling Flex- en Transformatiewoningen (SFT), kan het voor gemeenten namelijk interessant zijn om met separate financiering een grotere gemengde huisvestingslocatie te realiseren. Uitgangspunt is dat de doorstroomlocaties alleen voor statushouders bedoeld zijn.
Uitgangspunten korte termijn maatregelen
Het belangrijkste uitgangspunt voor deze twee maatregelen samen is dat ze helpen bij het verminderen van de aanhoudend hoge druk op de COA-opvang. De insteek is dat daarbij de regelingen moeten leiden tot lagere kosten voor noodopvang en dat voor meerdere jaren opvangkosten worden voorkomen. Bovengenoemde regelingen gaan uit van de al bestaande rol- en taakverdeling onder het huidige stelsel. Gemeenten blijven statushouders huisvesten conform de geldende taken en met de financiering die zij hiervoor ontvangen
Daarnaast kunnen deze regelingen ondersteunend zijn in aanloop naar het wijzigen van de Huisvestingswet omdat dit zorgt voor:
1. Een stimulans voor gemeenten om hun woningvoorraad met (onzelfstandige) wooneenheden uit te breiden;
2. Een stimulans om efficiënter om te gaan met sociale huurwoningen via woningdelen.
Het betreft dus een aanvulling op de bestaande voorraad, inclusief woningdelen in de bestaande voorraad, met als voorwaarde dat wordt voldaan aan de vastgestelde huisvestingsnormen.
Naast bovengenoemde maatregelen om zoveel mogelijk statushouders uit de COA opvang te laten uitstromen kan gebruik worden gemaakt van de logeerregeling. Parallel aan deze korte termijn maatregelen wordt het gebruik van bestaande regelingen, zoals de logeerregeling gepromoot.
(Middel)lange termijn
Gemeenten hebben in toenemende mate te maken met te huisvesten doelgroepen terwijl er een groot tekort is aan sociale woningen. De behoefte aan huisvesting kan per doelgroep wisselen in de tijd. Om die reden verkent het Kabinet meer mogelijkheden voor het realiseren van (on)zelfstandige huisvestingslocaties voor doelgroepen zoals, Oekraïense ontheemden, statushouders en lokale spoedzoekers. Uitgangspunt is dat de te realiseren huisvesting bedoeld is voor verschillende doelgroepen, er geen extra druk komt op de sociale huurwoningvoorraad en dat statushouders hier (huur) voor betalen.
Conform de Nadere afspraken ten aanzien van de uitvoering van hoofdstuk 2 van het Hoofdlijnenakkoord van 25 oktober jl3 zullen de Minister van Asiel en Migratie en de Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in overleg met de medeoverheden met een samenhangend pakket komen.
Bij het realiseren van deze vorm van (on)zelfstandige huisvesting wordt rekening gehouden met de beoogde wijziging van de Huisvestingswet door het Ministerie van VRO, waarbij de huisvestingstaakstelling wordt geschrapt en er in eerste instantie een verbod komt op voorrang bij het toewijzen van sociale huurwoningen aan statushouders.
Financiën en dekking
Het doel van deze maatregelen is om de doorstroom van statushouder naar gemeenten te bevorderen. De uiteindelijke kosten zijn afhankelijk van het succes van de voorgestelde maatregelen. Belangrijk aspect is dat hiermee tevens wordt gepoogd om dure vormen van noodopvang te voorkomen.
Voor de regeling eenmalig bedrag en doorstroomlocaties zijn reeds middelen in de budgetten COA opgenomen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de begroting van Asiel en Migratie thans voorligt in de Eerste Kamer en de begroting formeel nog niet is goedgekeurd door de Staten-Generaal. Het is van groot belang om deze maatregelen zo spoedig mogelijk in werking te laten treden en zowel statushouders, gemeenten en de asielopvang hier mee aan de slag kunnen. Op basis van artikel 2.27 Cw wordt uw Kamer dan ook geïnformeerd om dit nieuwe beleid in uitvoering te nemen.
Met deze maatregelen wordt een bijdrage geleverd om statushouders te huisvesten en de woningvoorraad toe te laten nemen.
De Minister van Asiel en Migratie,
M.H.M. Faber-van de Klashorst
Dit is op basis van cijfers in het najaar van 2024, waarin de recente ontwikkelingen in Syrië en eventuele effecten van ingezette maatregelen nog niet zichtbaar zijn.↩︎
Dit betekent dat in ieder geval moet worden voldaan aan de eisen die volgen uit het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Voor de wooneenheden geldt dat deze moeten voldoen aan de eisen die gelden voor de woonfunctie.↩︎
Kamerstukken II 2024–2025 19 637, nr. 3304↩︎