Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over Voortgangsrapportage monitoring Wet toekomst pensioenen – winter 2025 (Kamerstuk 32043-681)
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2025D07020, datum: 2025-02-19, bijgewerkt: 2025-02-19 12:56, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (VVD)
- Mede ondertekenaar: T.M. Meester-Schaap, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2025Z01645:
- Indiener: Y.J. van Hijum, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2025-02-04 15:45: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-02-04 16:30: Procedures en brieven SZW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2025-02-18 14:00: Voortgangsrapportage monitoring Wet toekomst pensioenen – winter 2025 (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
- 2025-05-14 10:00: Pensioenonderwerpen (Commissiedebat), vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Preview document (🔗 origineel)
32043 Toekomst pensioenstelsel
Nr.
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld … 2025
In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de op 30 januari 2025 ontvangen Voortgangsrapportage monitoring Wet toekomst pensioenen – winter 2025 ontvangen (Kamerstuk 32 043, nr. 681).
Bij brief van … 2025 heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid deze beantwoord. De vragen en opmerkingen van de fracties en de antwoorden van de minister zijn hieronder afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Tielen
Adjunct-griffier van de commissie,
Meester-Schaap
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
II Antwoord/Reactie van de minister
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben de voortgangsrapportage met interesse gelezen. Deze leden hebben enkele vragen.
De minister schrijft dat voor ongeveer 92,5% van de deelnemers in een pensioenregeling het transitieplan is afgerond. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen hoeveel fondsen nog geen transitieplan hebben ingediend, en waarom niet. Wat zijn de gevolgen van het te laat indienen van het transitieplan?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen daarnaast in hoeverre de cijfers over de keuze tussen het solidaire en het flexibele contract afwijken van wat de regering verwachtte toen de Wet toekomst pensioenen (Wtp) werd ingediend bij de Kamer. Is de minister het met hen eens dat 64% aan de lage kant is als het gaat om het aantal fondsen en kringen dat kiest voor het solidaire contract? Is bekend waarom in de overige gevallen is gekozen voor het flexibele contract?
Daarnaast maken de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zich zorgen over de eerbiedigende werking. Zoals deze leden ook tijdens de behandeling van de Wtp hebben opgemerkt, zorgt de eerbiedigende werking voor een potentieel pensioengat bij jongeren die langere tijd met een progressieve premie pensioen op blijven bouwen, terwijl de rest van de samenleving over is op de vlakke premie. Als zij van baan wisselen lopen zij immers aan tegen het feit dat zij wél met een lagere premie pensioen hebben opgebouwd terwijl ze jong waren, maar niet kunnen profiteren van de hogere premie die zij zouden krijgen als zij hun hele leven bij dezelfde werkgever (met progressieve premie en eerbiedigende werking) zouden blijven. Is de minister het met deze leden eens dat 80% een schrikbarend hoog percentage is als het gaat om het toepassen van de eerbiedigende werking? Om hoeveel werknemers gaat het hierbij in totaal? Hoelang blijven deze werknemers gemiddeld naar verwachting nog bij hun huidige werkgever werken en welk potentieel pensioengat bouwen zij daarmee op? Deze leden horen graag of de minister van plan is dit probleem op te lossen. Zo ja, hoe? En zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen voorts dat slechts 77% van de pensioenfondsen verwacht in te varen. Is dit percentage hoger, lager, of gelijk aan wat werd verwacht toen de Wtp werd ingediend? Deze leden vragen of de minister het met hen – en met uw voorganger – eens is dat invaren een essentieel deel is van de stelselherziening en dat een dubbele transitie noodzakelijk is, omdat een enkele transitie voor veel deelnemers nadelig uit kan pakken. Zo ja, ziet hij nog mogelijkheden om het percentage fondsen dat gaat invaren te verhogen? Zij vragen ook wat de reden is dat zoveel fondsen niet verwachten in te varen. Gaat het hier vooral om gesloten fondsen? Wat is het ‘onevenwichtig nadeel’ waar de minister in zijn brief naar refereert en wat is de oorzaak van dat nadeel? Hoe moet compensatie voor het afschaffen van de doorsneepremie plaatsvinden als er niet ingevaren wordt? Gaat de minister erop toezien dat adequate compensatie alsnog plaatsvindt, ook al wordt er niet ingevaren?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie wijzen ook op het feit dat in 92% van de gevallen afspraken zijn gemaakt over compensatie binnen de pensioenregeling. Hoe vindt compensatie plaats bij de overige 8%? Om hoeveel deelnemers gaat het daarbij?
Tot slot merken de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie op dat zij uitkijken naar de komende rapportage over de omvang van de witte vlek. Deze leden vragen de minister of hij signalen heeft ontvangen over de voortgang op dit dossier en wat zijn plannen zijn om de witte vlek verder te verkleinen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie lezen op pagina 3 dat uit de transitiemonitor blijkt dat 46% van de gevraagde pensioenfondsen neutraal is over of de uitvoeringsorganisatie in staat is om de transitie vanuit IT-perspectief tijdig en beheerst te laten verlopen. Deze leden vragen wat de reden is voor deze groep om neutraal en niet positief of negatief te zijn. Hoe groot is het risico bij deze groep dat de transitie vanuit IT-perspectief toch negatief uitpakt?
De leden van de VVD-fractie lezen op pagina 5 dat de sector signalen uit de uitvoeringspraktijk kan delen via Werkenaanonspensioen.nl. Deze leden vragen hoe het gebruik van deze website wordt ervaren. Vindt de sector zijn weg naar de website?
De leden van de VVD-fractie lezen op pagina 8 dat de koplopersfondsen aangeven dat toekomstige invarende pensioenfondsen het beste een gedetailleerd invaardraaiboek bij kunnen houden. Deze leden vragen in hoeverre samenwerking tussen de verschillende pensioenfondsen plaatsvindt om dergelijke invaardraaiboeken uit te wisselen en op te stellen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de voortgangsrapportage monitoring Wtp. Deze leden hebben hierover nog een aantal vragen.
De leden van de NSC-fractie lezen dat de eerste resultaten van de doelstellingenmonitor begin 2026 zullen verschijnen, waaronder de doelstelling ‘eerder perspectief op een koopkrachtig pensioen’. Deze leden vinden dit rijkelijk laat, de transitieplannen van pensioenfondsen zijn als het goed is al afgerond en daaruit is de doelstelling al te monitoren. Is de minister bereid dit proces te vervroegen? Immers wil de pensioensector de doelstellingen halen dan is het belangrijk hier tijdig op in te zetten voordat het onomkeerbare proces van invaren is ingezet.
De leden van de NSC-fractie vragen de minister of hij ook een wettelijke rol in het implementatieproces heeft overwogen voor gepensioneerdenverenigingen. Veel details van de pensioenregeling zijn namelijk nog niet in het transitieplan vastgelegd en komen pas in het implementatieplan aan de orde, maar kunnen wel degelijk materieel effect hebben op de verwachte pensioenen, waardoor gepensioneerdenverenigingen geen totaaloverzicht hebben gehad tijdens het officiële hoorrecht bij het transitieplan. Daarbij lezen deze leden dat de minister aangeeft dat gepensioneerden aan tafel zitten via verschillende pensioenfondsorganen, maar hoe zit dat met gewezen deelnemers?
Voortgangsrapportage
De leden van de NSC-fractie lezen in de voortgangsrapportage dat eind 2024 slechts 34% van de pensioenfondsen het transitieplan openbaar had gemaakt. Klopt het dat alle pensioenfondsen/werkgevers de transitieplannen beschikbaar moeten stellen aan deelnemers? Hebben de pensioenfondsen/werkgevers wel aan die voorwaarden voldaan? Zo ja, op welke manier?
Daarnaast lezen de leden van de NSC-fractie dat uit de geanalyseerde transitieplannen is gebleken dat in 39 van de 61 transitieplannen (64%) is opgenomen dat verenigingen van pensioengerechtigden, respectievelijk verenigingen van gewezen deelnemers zich hebben gemeld. Uit de geanalyseerde transitieplannen is op te maken dat in 14 van de 39 gevallen het hoorrecht heeft geleid tot daadwerkelijke aanpassingen van de door sociale partners gemaakte afspraken. Wat zeggen deze cijfers volgens de minister over de werking van het hoorrecht, gelet op het feit dat het hoorrecht zou moeten dienen als een van de adequate vervangingen van het individueel bezwaarrecht?
De leden van de NSC-fractie lezen dat financieel adviseurs vaak ook actief zijn bij ongebonden werkgevers (werkgevers die niet onder een verplichtstelling vallen), waarbij het merendeel (67%) kiest voor een flexibele premieregeling. Deze leden vragen de minister dit verschil in contractkeuze ten opzichte van de vakbonden en werkgevers nader te verklaren.
De leden van de NSC-fractie maken uit de voortgangsrapportage op dat 62 pensioenfondsen/-kringen vanaf 1 januari 2027 beogen om in te varen naar de Wtp. Dit hoewel er nog geen wetsvoorstel is aangenomen om de transitiedatum te verlengen naar 1 januari 2028. Kan de minister ingaan op de juridische gevolgen voor deze pensioenfondsen/-kringen indien het wetsvoorstel met de verlenging van de transitieperiode niet wordt aangenomen door zowel de Tweede als de Eerste Kamer? Verwacht de minister daarnaast gelet op de eerdere verschuivingen in invaardata dat de einddatum van de transitie mogelijk nog verder wordt uitgesteld dan 1 januari 2028?
De leden van de NSC-fractie lezen dat een verlaging van de opgebouwde aanspraken tijdens de transitie, solidariteit en het voorkomen van fluctuaties van pensioen de top 3 meest voorkomende doelstellingen in de geanalyseerde transitieplannen zijn. Hoe staat dit in verhouding tot de verschillende doelen van de wet, zoals een koopkrachtiger, persoonlijker en transparanter pensioen?
De leden van de NSC-fractie lezen dat financieel adviseurs aangeven dat in de nieuwe situatie slechts voor 67% van de gevallen afspraken zijn gemaakt over nabestaandenpensioen. Kan de minister hierop reflecteren? Wat vindt hij van dit percentage?
De leden van de NSC-fractie lezen dat voor wat betreft de hoogte van het partnerpensioen bij overlijden vóór pensioendatum uit de geanalyseerde transitieplannen blijkt dat 56% van de gevallen een overlijdensdekking van minder dan 35% voorzien. Wat vindt de minister van dit niveau? Denkt de minister dat dit toereikend is voor de bestaanszekerheid van nabestaanden en kan hij dit toelichten met enkele rekenvoorbeelden van maatmensen?
De leden van de NSC-fractie lezen dat sociale partners en financieel adviseurs aangeven dat vrijwillige voortzetting van de risicodekking voor nabestaandenpensioen door middel van uitruil in de meeste gevallen mogelijk is. Waarom is het in sommige gevallen niet mogelijk? Aan hoeveel gevallen en deelnemersaantallen moeten deze leden denken?
De leden van de NSC-fractie lezen dat in 10% van de gevallen alleen gecompenseerd wordt voor afschaffing doorsneesystematiek bij een minimaal gedefinieerde dekkingsgraad. Wat gebeurt er als de dekkingsgraad niet voldoende is? Worden mensen dan wel gecompenseerd voor de afschaffing van de doorsneesystematiek? Zo ja, hoe?
De leden van de NSC-fractie lezen dat in 7 gevallen (11%) op grond van het transitieplan niet duidelijk is hoe de financiering van de compensatieregeling zal plaatsvinden. Deze leden vragen de minister hoe dit in 11% van de transitieplannen niet duidelijk kan zijn, en of dit nader verklaard of uitgevraagd kan worden.
De leden van de NSC-fractie zien bevestigd in de voortgangsrapportage dat belangrijke belanghebbenden herhaaldelijk communiceren alsof 1 januari 2028 de einddatum van de transitie is, terwijl het wetsvoorstel wat ziet op wijziging van de wettelijke termijnen niet is aangenomen. Kan de minister aangeven hoe deze verwarring is ontstaan en hoe hier in het vervolg feitelijk juist over gecommuniceerd gaat worden?
Daarnaast lezen de leden van de NSC-fractie dat nieuwe verwarring is ontstaan door de brief van de staatssecretaris van Financiën over de fiscale knelpunten met betrekking tot de Wtp, vooral omdat deze twee weken voor het invaren van de eerste drie fondsen aan de Tweede Kamer werd gezonden. Ondanks het feit dat de uiting volgens sommige belanghebbenden als verduidelijking wordt gezien, ontstaat de verwarring met name door het moment waarop de aanwezigheid van fiscale knelpunten zijn geconstateerd. Deze leden vragen de minister om te reflecteren op de timing van de verzending van de brief over de fiscale knelpunten met betrekking tot de Wtp.
De leden van de NSC-fractie lezen dat op basis van de De Nederlandsche Bank (DNB) Sectorbeelden kan worden verwacht dat 77% van de pensioenfondsen/-kringen in wil varen. Deze leden vragen de minister om de redenen om niet in te varen en de praktische situatie bij niet-invaren te schetsen.
De leden van de NSC-fractie lezen dat voor de financiële risico’s uit de DNB Sectorbeelden blijkt dat opnieuw een groot deel van de pensioenfondsen/-kringen overweegt om tijdelijk af te wijken van het strategisch beleggingsbeleid om de dekkingsgraad te beschermen en zo de kans op een plotselinge daling van de dekkingsgraad te beperken. Deze leden zijn benieuwd naar de invloed van dit strategisch beleggingsbeleid op jonge deelnemers en op de mogelijke indexatie van pensioenen, en vragen de minister of hier duidelijkheid over gegeven kan worden.
De leden van de NSC-fractie hebben gelezen1 dat een van de koploperspensioenfondsen vlak voor invaren nog aanvullende vragen van DNB heeft gekregen over de bandbreedtes bij het invaren, ofwel de grenzen waar zaken als rente, aandelenkoersen, dekkingsgraad et cetera binnen moeten blijven, om toch evenwichtig in te kunnen varen. Waar ging die discussie over bandbreedtes precies over? Zijn de bandbreedtes in de weken voor het invaren nog aangepast? En zo ja, hoe zijn deelnemers hierover geïnformeerd en in hoeverre beschermen de vooraf afgesproken bandbreedtes deelnemers indien de bandbreedtes op het laatste moment nog aangepast kunnen worden? En zo niet, hoe kan het dat die discussie over bandbreedtes met DNB zo laat nog plaatsvond, immers die bandbreedtes stonden toch al lang vast en daarover had DNB dan toch al veel eerder aan de bel kunnen trekken? Vindt u dit getuigen van een zorgvuldig en beheerst proces?
De leden van de NSC-fractie zijn daarnaast benieuwd hoeveel kosten de koplopers voor de transitie hebben gemaakt tot nu toe en of zij nog een prognose hebben van de nog te maken kosten in euro’s en per deelnemer. En hoe deze kosten zijn uitgesplitst naar adviseurs, IT en mogelijk andere kosten.
De leden van de NSC-fractie lezen dat DNB opmerkt dat er mogelijk een piekbelasting is waar capaciteitsproblemen kunnen ontstaan bij pensioenuitvoeringsorganisaties (PUO’s), adviseurs, actuarissen, accountants, IT-auditors, juristen of bij DNB en/of Autoriteit Financiële Markten (AFM). Het is van belang dat fondsen/kringen hier vroegtijdig op anticiperen. Deze leden vragen de minister welke mogelijkheden hij ziet om vanuit zijn rol bij te dragen aan het spreiden van de piekbelasting.
De leden van de NSC-fractie lezen dat uit gesprekken met PUO’s in het kader van de IT-transformatie die voor de Wtp-transitie nodig is, door alle PUO’s (met uitzondering van één partij) en IT-providers werd aangegeven dat het uitvoeren van een FTK-administratie naast de nieuwe Wtp-administratie vanuit een IT-perspectief niet als uitdaging wordt gezien. Dat wordt immers tijdens de transitieperiode ook gedaan en is in het verleden ook al gedaan. Zij stelden dat als een groot deel van de pensioenfondsen besluit niet in te varen, dit niet tot grote problemen zal leiden vanuit een IT-perspectief. Veel IT-leveranciers hebben ook een ‘legacy-DB’-module beschikbaar, waarmee de opgebouwde rechten die nog onder FTK vallen kunnen worden afgehandeld. Deze leden vragen de minister om voorts te bevestigen dat twee of meerdere pensioenregelingen naast elkaar uitvoeren vanuit IT-perspectief in de praktijk wel degelijk mogelijk is.
De leden van de NSC-fractie lezen daarnaast dat 77% van de pensioenfondsen verwacht in te varen. Kan de minister bevestigen dat er dus ook pensioenfondsen zullen zijn die niet invaren en dus de administratie van de bestaande rechten in stand moeten houden en dat er dus PUO’s zullen blijven die uitkeringen onder het huidige FTK blijven administreren?
De leden van de NSC-fractie lezen uit het onderzoek van EY dat de sector-brede conclusie is dat het leiderschap de neiging heeft om – gegeven de druk – zich sterk te laten leiden door de waan van de dag, waardoor andere belangrijke topics soms niet de ruimte krijgen die ook van belang zijn (zoals implementatie van goede keuzebegeleiding, inzicht krijgen in hoogte van kosten ten opzichte van de markt, et cetera). Dit komt volgens het onderzoek – deels – doordat alle capaciteit wordt weggetrokken door de transitie. Dit baart deze leden zorgen, en zij vragen de minister hoe hij vanuit zijn rol de sector stimuleert om ook verder te kijken dan de waan van de dag.
De leden van de NSC-fractie lezen dat maar 46% van de gevraagde pensioenfondsen comfort heeft dat de uitvoeringsorganisatie in staat is om de transitie vanuit IT-perspectief tijdig en beheerst te laten verlopen. Kan de minister hierop reflecteren? Geeft dit percentage de minister voldoende comfort dat de transitie naar verwachting goed gaat verlopen?
Brief van de Pensioenfederatie over Ervaringen koplopers pensioentransitie
De leden van de NSC-fractie lezen in de bijlage geschreven door de Pensioenfederatie dat aangepaste guidance consequenties had voor de transitieplannen en koplopers een deel van het werk opnieuw moesten doen. In hoeverre zijn ook de slapers- en gepensioneerdenverenigingen betrokken bij de aanpassingen aan de transitieplannen?
De leden van de NSC-fractie lezen hierin ook dat er technische beperkingen waren aan de kant van DNB die voor extra doorlooptijd zorgden. Wat voor technische beperkingen waren dit precies? En zijn die inmiddels verholpen?
De leden van de NSC-fractie lezen dat het ‘zonneklaar’ is dat als er straks meer fondsen tegelijk overgaan, de capaciteit aan de kant van de fondsen en DNB niet toereikend is om de processen in dezelfde intensiteit op tijd tot een goed einde te brengen. Deze leden willen er daarbij op wijzen dat er nu slechts drie fondsen zijn ingevaren en er in 2026 67 fondsen willen invaren. Hoe denkt de minister dat dit praktisch mogelijk is, zelfs als de intensiteit voor deze fondsen door een soepeler proces afneemt, lijkt dit immers toch een enorme opgave? Hoe realistisch acht de minister het dat er in 2026 voldoende capaciteit is voor het invaren van al deze fondsen?
Evaluatie eerste ervaringen beoordelen invaarmeldingen. Input DNB t.b.v. SZW-voortgangsrapportage monitoring Wtp
De leden van de NSC-fractie lezen dat DNB aangeeft vroegtijdig aan te willen geven welke aspecten pensioenfondsen ook ná het invaren kunnen adresseren. Kan de minister aangeven aan welke aspecten de leden dan moeten denken en wat de mogelijke invloed van deze aspecten kan zijn op de verwachte hoogte van en risico’s op de pensioenuitkeringen.
De leden van de NSC-fractie hebben gelezen2 dat onder meer het personeelspensioenfonds van APG in zijn implementatieplan heeft opgenomen dat het de solidariteitsreserve kan aanspreken om tekorten in de operationele reserve te vullen, terwijl dit wettelijk niet mag. Het fonds dat op 1 januari al is ingevaren, heeft van DNB tot 30 juni 2025 de tijd gekregen om het beleid hiermee in lijn te brengen, laat de fondsvoorzitter weten. Hoe kan het dat een pensioenfonds wettelijk niet voldoet en dat er toch is ingevaren?
Brief AFM: Eerste observaties n.a.v. overgang naar het nieuwe stelsel door pensioenuitvoerders
De leden van de NSC-fractie lezen dat de AFM niet de capaciteit heeft om een doorlopende accounttoezichtrelatie met alle individuele pensioenuitvoerders te onderhouden en de pensioenuitvoerders niet in alle gevallen regelmatig één op één kan spreken over de inrichting van hun transitiecommunicatie. Vindt de minister het ook niet van belang dat de AFM in deze transitieperiode met grote impact voor deelnemers, waarbij goede deelnemerscommunicatie van groot belang is, een doorlopende accounttoezichtrelatie onderhoudt? Zo niet, waarom niet en wat zijn de mogelijke gevolgen daarvan voor de communicatie naar deelnemers? Worden wel alle voorlopige en definitieve communicatie-uitingen ten aanzien van de transitie getoetst door de AFM?
De leden van de NSC-fractie lezen dat de AFM voorschrijft dat het voorlopige transitieoverzicht minimaal een maand voorafgaand aan de transitie naar deelnemers moet worden gestuurd en dat het definitieve transitieoverzicht niet later dan zes maanden na het transitiemoment bij de deelnemers mag liggen. Betekent dit dat deelnemers pas zes maanden na het invaren duidelijkheid krijgen over de werkelijke gevolgen van invaren voor hun uitkering? Wat gebeurt er als de uitkering na zes maanden toch anders blijkt te zijn dan in de eerste zes maanden uitgekeerd? Kunnen de uitkeringen dan met terugwerkende kracht aangepast kunnen worden? Zijn deelnemers hiervan op de hoogte gebracht?
De leden van de NSC-fractie lezen dat de AFM ernstige zorgen heeft over de verstrekking van transitie-informatie door verzekeraars en premiepensioeninstellingen (PPI’s). En deze leden lezen dat de AFM heeft geconstateerd dat deelnemers niet tijdig het prognose transitieoverzicht hebben ontvangen. Welke consequenties heeft de AFM verbonden aan deze constateringen? Wat gaat de minister doen om ervoor te zorgen dat er ook bij PPI’s en verzekeraars tijdig gecommuniceerd wordt over de transitie?
De leden van de NSC-fractie lezen dat de AFM aangeeft dat in de praktijk de verschillende informatiemomenten gezamenlijk nog niet altijd een evenwichtig beeld scheppen en dat verschillende boodschappen niet één verhaal vertellen dat in samenhang begrijpelijk is voor de deelnemers. Als voorbeeld geeft de AFM aan dat positieve kanten van het nieuwe stelsel vaker prominent benadrukt worden dan mogelijke risico’s. En dat het van belang is om onrealistische verwachtingen over de nieuwe pensioenregeling te voorkomen, waarvoor het van belang is dat deelnemers zich onder meer realiseren dat ingegane uitkeringen ook kunnen dalen of bijvoorbeeld dat niet langer sprake is van opbouw van aanspraken op nabestaandenpensioen. Kan de minister reflecteren op deze geuite zorgen van de AFM? Wat gaat de minister doen om te waarborgen dat pensioenfondsen niet een te positief beeld schetsen en ook de risico’s duidelijker communiceren?
De leden van de NSC-fractie lezen dat de AFM aangeeft dat er bij de bedragen in de prognose transitieoverzichten een persoonlijke toelichting moet staan, anders ontstaat bij deelnemers mogelijk een onrealistisch beeld van het toekomstig pensioen, bijvoorbeeld omdat er pensioenbedragen zijn die veel hoger uitvallen in het nieuwe pensioenstelsel. In hoeverre vindt de minister het consistent dat pensioenfondsen aan de ene kant via verplichte berekeningen hoge bedragen aan deelnemers moeten tonen en aan de andere kant in woorden of met eigen berekeningen moeten uitleggen dat diezelfde bedragen een onrealistisch beeld kunnen geven en erg hoog uitvallen? Waarom is ervoor gekozen de voorgeschreven rekenmethodiek niet aan te passen als breed bekend en erkend is dat de rekenmethodiek een onrealistisch beeld kan schetsen?
Verschillende pensioenfondsen hebben voor de transitieoverzichten voor het invaren per 1 januari 2025 een peildatum gebruikt van 1 januari 2024, met mogelijk grote consequenties voor de informatie aan deelnemers, constateren de leden van de NSC-fractie. Zo kan iemand die gedurende het jaar uit dienst is getreden mogelijk een compleet verkeerd beeld krijgen van de verwachte pensioenuitkering bij het pensioenfonds. In hoeverre is dit juridisch houdbaar gezien de gevolgen voorzienbaar moeten zijn voor deelnemers?
De leden van de NSC-fractie lezen dat de AFM aangeeft dat er in de praktijk bij deelnemers sprake is geweest van (te voorkomen) fouten in het prognose transitieoverzicht en dat pensioenuitvoerders moeten voorkomen dat er fouten worden gemaakt of dat er slordigheden ontstaan die vermeden hadden kunnen worden door een zorgvuldig proces met controles. Kan de minister aangeven wat er precies mis is gegaan in de prognose van het transitieoverzicht? Kan de minister aangeven hoe groot de gemaakte fouten maximaal waren in de gecommuniceerde verwachte pensioenuitkeringen in euro’s en relatief? Bij hoeveel mensen zijn er achteraf bekende fouten gemaakt in de prognose transitieoverzichten? In hoeverre was er sprake van een zorgvuldig proces? Wanneer hebben de deelnemers de juiste transitieoverzichten alsnog ontvangen? En zijn de betreffende deelnemers wel transparant geïnformeerd over de gemaakte fouten? Zo ja, op welke manier?
De leden van de NSC-fractie lezen dat de AFM pensioenfondsen oproept om in het bestuursverslag verantwoording af te leggen over de uitvoeringskosten en deze kosten kritisch te evalueren en waar mogelijk verbeteringen door te voeren. Vindt de minister het ook van groot belang dat de kosten inzichtelijk gemaakt worden? In hoeverre gebeurt dit al goed door de pensioenfondsen volgens de minister, ook in het licht dat de AFM het blijkbaar nodig vindt om pensioenfondsen hiertoe op te roepen?
De leden van de NSC-fractie lezen dat niet ieder pensioenfonds in het jaarverslag onderscheid maakt tussen structurele uitvoeringskosten en kosten die specifiek gerelateerd zijn aan de transitie. Dat is wettelijk ook niet verplicht, maar dat neemt niet weg dat het daardoor lastig is te beoordelen of de gemaakte kosten incidenteel zijn van aard, dus gerelateerd aan de transitie naar het nieuwe stelsel, of ook kosten voor achterstallig onderhoud bevatten. Vindt de minister het niet belangrijk dat pensioenfondsen dit inzicht geven? En kan de minister in de volgende transitiemonitor in zomer 2025 ook meenemen welk deel van de kosten naar welke partijen gaat?
De leden van de NSC-fractie lezen dat het doel is dat het pensioen voor de deelnemer transparanter en persoonlijker wordt. En dat deelnemers meer inzicht moeten krijgen in hun eigen pensioen en in hun persoonlijke, voor de uitkering gereserveerde, pensioenvermogen. Deze leden begrijpen echter dat pensioenfondsen, ook de koplopers die al zijn ingevaren, niet over kapitalen communiceren.3 Hoe kan dat volgens de minister? En is dat volgens de minister wel in lijn met de doelstellingen van de nieuwe pensioencontracten?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de voortgangsrapportage omtrent de Wtp. Deze leden vragen of de deadline van 1 januari 2028 voor PPI’s en verzekeraars nog realistisch is. De voortgangsrapportage geeft een blijk van het opstroopeffect en de grote druk op pensioenfondsen, maar geeft geen duidelijk antwoord op de vraag of de deadline eventueel verder wordt uitgesteld wat de minister betreft. Er wordt gesteld dat een verschuiving van de deadline niet lichtvaardig wordt genomen, maar het rapport onderbouwt niet wat het plan is als een groot deel van de sector vertraging oploopt. Kan de minister dit verder toelichten? Wat zijn de gevolgen voor deelnemers als de deadline niet of niet volledig gehaald wordt?
De leden van de BBB-fractie lezen in de rapportage dat er fouten zijn gemaakt in het prognose transitieoverzicht dat deelnemers hebben ontvangen. Bij hoeveel pensioenfondsen zijn deze fouten gemaakt, en op welke schaal? Hoe worden deze fouten rechtgezet? Er wordt benadrukt dat communicatie met deelnemers belangrijk is. Hoe gaan pensioenfondsen fouten voorkomen in de informatie die deelnemers ontvangen?
Voorts hebben de leden van de BBB-fractie enkele vragen over de transitiekosten, die gepaard gaan met de invoering van het nieuwe systeem. De extra transitiekosten worden geschat op 1 miljard euro, maar in het rapport wordt aangegeven dat kosten mogelijk hoger uitvallen. Hoe aannemelijk is het dat de kosten verder stijgen, en met hoeveel euro? Wie betaalt uiteindelijk als pensioenfondsen en verzekeraars hogere kosten maken? Werkgevers, werknemers of gepensioneerden?
De voortgangsrapportage schetst een mogelijk capaciteitsprobleem bij de toezichthoudende instanties, constateren de leden van de BBB-fractie. Welke (tijdelijke) maatregelen kunnen worden getroffen volgens de minister als blijkt dat te veel aanvragen blijven liggen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de voortgangsrapportage en de onderliggende stukken. Deze leden hebben naar aanleiding daarvan enkele vragen.
Beleidsconclusies
Betrokkenen in de pensioensector wijzen erop dat rust en ruimte noodzakelijk zijn voor een goede en zorgvuldige overgang. De leden van de SGP-fractie begrijpen en onderschrijven deze opvatting. Tegelijk is het soms noodzakelijk om aanpassingen in wet- en regelgeving te doen. Om enerzijds de transitie goed vorm te geven en te leren van ervaringen, maar anderzijds ook om aanvullende (politieke) wensen door te voeren. Zij vragen de minister te reflecteren op dit spanningsveld. Hoe kan enerzijds rust en ruimte geboden worden en kunnen anderzijds noodzakelijke aanpassingen doorgevoerd worden?
Ervaringen met de koplopersfondsen
De leden van de SGP-fractie lezen dat een groot deel van de pensioenfondsen voornemens is om in 2026 in te varen. Uit de ervaringen van koplopers blijkt dat de capaciteit bij de fondsen en bij DNB ‘niet toereikend is om de processen in dezelfde intensiteit op tijd tot een goed einde te brengen’. Kan het kabinet reageren op deze waarschuwing? En welke stappen worden genomen, zowel door de minister, als door fondsen en DNB, om de benodigde capaciteit te verkrijgen om het invaren van een groot aantal fondsen tegelijk mogelijk te maken? En hoe kan meer specifiek DNB beter in staat gesteld worden om de doorstroom van goedkeuring e.d. beter te stroomlijnen?
De leden van de fractie van de SGP hechten grote waarde aan het actief en tijdig informeren van deelnemers. De AFM wijst erop dat hier nog wel zorgen over zijn. Hoe kan de informatievoorziening vanuit fondsen beter vormgegeven worden? Welke stappen zet de minister om een tijdige informatievoorziening beter te borgen?
Daarnaast zijn de leden van de SGP-fractie van mening dat informatie richting deelnemers zo persoonlijk mogelijk moet zijn en zoveel mogelijk toegespitst op de persoonlijke situatie van deelnemers moet zijn. Ook hier heeft de AFM zorgen over. Welke mogelijkheden ziet de minister om te zorgen voor een meer individuele benadering?
Nabestaandenpensioen
De leden van de SGP-fractie lezen dat financieel adviseurs erop wijzen dat in de nieuwe situatie slechts in 67% van de gevallen afspraken zijn gemaakt over het nabestaandenpensioen. Deze leden vinden dat percentage erg laag. Wat zijn de gevolgen van dit lage percentage? Is hier niet meer actieve sturing op nodig? Hoe wordt geborgd dat zoveel mogelijk deelnemers de mogelijkheid krijgen om aanspraak te maken op een nabestaandenpensioen?
Daarnaast lezen de leden van de SGP-fractie dat de mogelijkheden zijn onderzocht om de risicodekking vrijwillig voort te zetten door middel van uitruil. Welke conclusies verbindt de minister hieraan?
De leden van de SGP-fractie hebben tijdens de behandeling van de Wtp, en ook daarna, veel aandacht gevraagd voor schrijnende situaties in het (nieuwe) nabestaandenpensioen. Bijvoorbeeld in het geval waarin er ongewenst geen dekking meer is. Welke stappen zet de minister hierin? Welke mogelijkheden zijn onderzocht en/of stappen worden genomen om schrijnende situaties te voorkomen?
Stand van zaken (voorgenomen) wet- en regelgeving
De leden van de SGP-fractie lezen dat er voor de zomer een wetsvoorstel gedeeld zal worden over enkele pensioenonderwerpen. Worden hierin ook aanpassingen binnen het nabestaandenpensioen voorgesteld, en zo ja, welke?
II Antwoord/Reactie van de minister
Pensioen Pro, 9 januari 2025, ‘PWRI: ‘Discussie met DNB over bandbreedtes was ingewikkeld’’, https://pensioenpro.nl/pwri-discussie-over-bandbreedtes-was-ingewikkeld/.↩︎
Pensioen Pro, 8 januari 2025, ‘DNB waarschuwt voor onwettig gebruik solidariteitsreserves’, https://pensioenpro.nl/dnb-waarschuwt-voor-onwettig-gebruik-solidariteitsreserve/.↩︎
Zie onder meer PPF APG, ‘Uw pensioenpot’, https://www.ppf-apg.nl/pensioen-bij-ppf-apg/uw-pensioen/pensioenpot#:~:text=Dan%20ziet%20u%20geen%20pensioenpot%20meer.↩︎