Reactie op verzoek commissie over het kader van rapporteurschap Internationale Klimaatstrategie
Internationale klimaatafspraken
Brief regering
Nummer: 2025D07195, datum: 2025-02-20, bijgewerkt: 2025-02-20 13:49, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (Ooit PVV kamerlid)
Onderdeel van kamerstukdossier 31793 -279 Internationale klimaatafspraken .
Onderdeel van zaak 2025Z03187:
- Indiener: R.J. Klever, minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp
Preview document (🔗 origineel)
Geachte voorzitter,
Vandaag stuurde ik uw Kamer de Beleidsbrief Ontwikkelingshulp met mijn nieuwe beleidsinzet en invulling van de forse bezuinigingen. Dit stelt mij in de gelegenheid te voldoen aan uw verzoek d.d. 7 november jl. namens de commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp om in een brief
toe te lichten wat de gevolgen zijn voor de uitvoering van de Internationale Klimaatstrategie in het licht van de voorgenomen bezuinigingen, en
toe te lichten hoe gevolg wordt gegeven aan de aanbevelingen uit de periodieke rapportage van de Directie Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) van het ministerie van Buitenlandse Zaken over het Nederlandse klimaatbeleid voor ontwikkelingslanden in de periode 2016-2022 waarvan het vorige kabinet in haar beleidsreactie1 aangaf dat ze aan een volgend kabinet zijn.
Hieronder ga ik eerst in op de effecten van de bezuinigingen op de Internationale Klimaatstrategie en dan op de IOB-aanbevelingen voor zover ze door het vorige kabinet aan dit kabinet zijn gelaten.
Bezuinigingen ontwikkelingshulp en de Internationale Klimaatstrategie
In de Beleidsbrief Ontwikkelingshulp maakt het kabinet duidelijke keuzes en vult het de bezuinigingen zorgvuldig in. Het kabinet richt zich explicieter op wat echt belangrijk is voor Nederland: onze handels-, veiligheids- en migratiebelangen. In lage en middeninkomenslanden concentreren we ons op de thema’s die de Nederlandse belangen ondersteunen: watermanagement, voedselzekerheid en gezondheid. Ook het bieden van humanitaire hulp blijft een belangrijk onderdeel. Deze keuzes hebben tot gevolg dat de budgetten worden afgebouwd voor vrouwenrechten en gendergelijkheid, beroeps- en hoger onderwijs, cultuur en ontwikkeling en worden verminderd voor klimaat, maatschappelijk middenveld en multilaterale samenwerking. De bijdrage van deze budgetten aan internationale klimaatactie neemt af, ook als deze in de Internationale Klimaatstrategie worden genoemd.
Tegelijkertijd komt Nederland zijn internationale klimaatverplichtingen na en blijft het zijn aandeel aan internationale klimaatfinanciering leveren in lijn met de Overeenkomst van Parijs en het nieuwe collectieve financieringsdoel. Hieraan wordt langs verschillende wegen bijgedragen. Zo blijft voor internationale klimaatfinanciering jaarlijks 200 miljoen beschikbaar binnen artikel 2.3 van de Begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. Voorts wordt extra geld vrijgemaakt voor voedselzekerheid en watermanagement en wordt die inzet ook gericht op het tegengaan van de negatieve gevolgen van klimaatverandering. Verder blijven we inzetten op de mobilisatie van private klimaatinvesteringen en blijven we bijdragen aan de belangrijkste klimaatfondsen. Zoals gebruikelijk wordt in de HGIS-nota2 een verwachting uitgesproken over de omvang van de klimaatfinanciering in het volgende kalenderjaar. Ten aanzien van de in de Internationale Klimaatstrategie genoemde inzet betekenen deze veranderingen concreet dat we minder investeren in scholing en vaardigheden om duurzame klimaatkeuzes te bevorderen, we de verdubbeling van de financiële bijdrage voor het stoppen van ontbossing in de drie tropische regenwoudregio’s niet gaan halen, en we niet het doel halen om tot 2030 tenminste 100 miljoen mensen te bereiken met toegang tot hernieuwbare energie.
Doorgeschoven onderwerpen in beleidsreactie periodieke rapportage van IOB
In de beleidsreactie3 op het onderzoek van IOB inzake het Nederlandse klimaatbeleid in ontwikkelingslanden heeft mijn voorganger aangegeven dat een tweetal zaken aan een volgend kabinet zijn. Ten eerste ziet dit op de aanbeveling om te overwegen om de extra middelen die nodig zijn voor het fonds voor schade en verlies (vaak aangeduid met de Engelse term loss and damage) additioneel ten opzichte van ODA te geven. Het kabinet had een eenmalige bijdrage van EUR 15 miljoen toegezegd voor de opstartkosten van het fonds voor schade en verlies, de uitbetaling heeft inmiddels plaatsgevonden. Naast deze eenmalige bijdrage is het kabinet in het licht van de bezuinigingen niet voornemens aanvullende middelen vrij te maken voor het fonds.
Ten tweede ziet dit op beleidscoherentie. IOB beveelt aan om de incoherenties tussen nationaal en internationaal beleid aan te pakken aangezien de samenhang met het Nederlandse internationale klimaatbeleid zou verbeteren als het binnenlands beleid ook ambitieuzer zou zijn in de reductie van uitstoot en vervuiling. Ook beveelt IOB aan om de eigen voetafdruk op het gebied van klimaat aantoonbaar te verkleinen en om transparant te zijn over de negatieve impact van ons gedrag op mensen in ontwikkelingslanden en informatie hierover te verstrekken. Daarbij beveelt IOB aan om zowel de Nederlandse inspanningen voor de klimaat- en energietransitie als de eigen uitdagingen en dilemma’s een plek te geven in de diplomatie.
Wat betreft de voetafdruk is hier door het kabinet al op ingegaan in een Kamerbrief van 25 oktober 20244 over het rapport ‘Klimaatrechtvaardigheid als noodzaak’ van de Adviesraad Internationale Vraagstukken waarin deze ook adviseerde de coherentie van beleid te versterken om de negatieve impact van de Nederlandse economie op mens en milieu elders te beëindigen.
Wat betreft de aanbeveling van de IOB om de incoherenties tussen nationaal en internationaal beleid aan te pakken, heeft het kabinet in de Klimaatnota aangegeven dat het zijn bijdrage levert aan de klimaat- en energiedoelstellingen van de Europese Unie conform de Europese wetgeving.5 De EU heeft de ambitie om in 2050 het eerste klimaatneutrale continent te zijn6 en in de EU is de afgelopen jaren ambitieus uitwerking gegeven aan deze ambitie.7 In onze diplomatieke relaties met andere landen zetten we ons in voor een gelijk speelveld door deze landen te bewegen naar het ambitieniveau van de Europese klimaatwet waar Nederland ook aan moet voldoen. In deze contacten zijn we ook open over onze eigen uitdagingen en het belang van draagvlak en uitvoerbaarheid voor een gelijk speelveld op het gebied van klimaat.
De minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingshulp,
Reinette Klever