Reactie op verzoek commissie over de Wet introductie gecombineerde geslachtsnaam
Wijziging van enige bepalingen in Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek en van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek van Bonaire, Sint Eustatius en Saba met betrekking tot de keuze van de geslachtsnaam (introductie gecombineerde geslachtsnaam)
Brief regering
Nummer: 2025D08461, datum: 2025-03-03, bijgewerkt: 2025-03-03 12:54, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Onderdeel van kamerstukdossier 35990 -14 Wijziging van enige bepalingen in Boek 1 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek en van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek van Bonaire, Sint Eustatius en Saba met betrekking tot de keuze van de geslachtsnaam (introductie gecombineerde geslachtsnaam).
Onderdeel van zaak 2025Z03716:
- Indiener: T.H.D. Struycken, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
- 2025-03-13 12:00: Procedures en brieven (Procedurevergadering), vaste commissie voor Justitie en Veiligheid
Preview document (🔗 origineel)
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft bij brief van 13 december 2024 (2024Z20683/2024D49782) gevraagd te reageren op de brief van V. C. van 23 oktober 2024 over de Wet introductie gecombineerde geslachtsnamen (Wigg). De commissie heeft verzocht om daarbij alleen de initialen van de briefschrijver te vermelden. Graag voldoe ik aan het verzoek van de commissie.
Het belangrijkste onderwerp dat C. in haar brief adresseert betreft het vereiste dat ouders gezamenlijk bij de gemeente een verklaring moeten afleggen als zij hun kind een gecombineerde geslachtsnaam willen geven. Werkt dit vereiste niet discriminerend uit voor vrouwen? Daarbij wordt door C. gevraagd om in het kader van gelijkwaardig ouderschap de vangnetnorm voor de situatie dat ouders niet gezamenlijk tot een keuze van de achternaam van hun kind kunnen komen, aan te passen. Tot slot wordt door C. gevraagd om het alsnog mogelijk te maken om een geschil over de naam voor te leggen aan de rechter of om vervangende toestemming te vragen.
Het Kamerlid Mutluer (GroenLinks-PvdA) heeft hierover op 12 december 2024 Kamervragen gesteld, die ik bij brief van 23 januari 2025 heb beantwoord.1
Het Kamerlid Van Dijk (SGP) heeft hierover op 20 december 2024 Kamervragen gesteld, die ik eveneens bij brief van 23 januari 2025 heb beantwoord.2
In deze antwoorden heb ik aangegeven dat is voorzien in een evaluatie van de Wigg, waarbij de doeltreffendheid van deze wet en de effecten hiervan in de praktijk op de gendergelijkheid zullen worden bekeken. De werking van de vangnetnormen zal daarbij worden meegenomen. Ook de huidige onmogelijkheden om een geschil over de naam voor te leggen aan de rechter of om bij de rechter vervangende toestemming te vragen, worden in de evaluatie meegenomen. In de Wigg staat dat de evaluatie uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van de wet aan uw Kamer wordt toegezonden. De evaluatie zal echter - zoals toegezegd3 - al begin 2027, dus drie jaar na de inwerkingtreding van de Wigg, ter hand worden genomen. Op deze evaluatie wil ik niet vooruitlopen.
In de brief van C. wordt ook een vraag gesteld over het “gezamenlijk verklaren” bij de gemeente en wordt aangegeven dat er situaties zijn dat dit niet goed mogelijk is. Hierover wil ik nog opmerken dat het mogelijk is dat een ouder ter zake de naamskeuze bij de notaris een volmacht laat opmaken, die door de andere ouder kan worden meegenomen naar het gemeentehuis. Ook is in gemeenten, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, soms een andere passende oplossing mogelijk.
Daarnaast pleit C. in haar brief voor verlenging van de overgangsregeling bij de Wigg. In de beantwoording van genoemde Kamervragen ben ik daarop ingegaan. De naam van een kind vormt onderdeel van diens identiteit. Voor jonge kinderen die zich nog niet zo zeer bewust zijn van de geslachtsnaam die zij dragen, geldt minder sterk dat hun identiteit wordt aangetast als hun naam wijzigt. Oudere kinderen zullen zich in toenemende mate bewust zijn van de geslachtsnaam die zij dragen. Voor hen werd daarom terughoudendheid betracht bij de mogelijkheid tot wijzigen van hun geslachtsnaam. Deze overwegingen hebben ook geleid tot de keuze om de overgangsregeling voor de duur van één jaar open te stellen, en wel voor kinderen geboren op of na 1 januari 2016. Op deze manier is de overgangsregeling open komen te staan voor relatief jonge kinderen, namelijk voor kinderen die op de datum van inwerkingtreding van de Wigg maximaal acht jaar oud waren. Die leeftijdsgrens sluit goed aan bij de grens die in de rechtspraak al deels wordt toegepast, namelijk dat een kind vanaf acht jaar gehoord wordt in familierechtelijke zaken die de (rechts)positie van het kind betreffen. Tot de leeftijd van acht jaar wordt ervan uitgegaan dat de identiteit van het kind nog niet dermate ontwikkeld is dat het veranderen van de geslachtsnaam negatieve gevolgen zou kunnen hebben. Bij de totstandkoming van de Wigg, en meer in het bijzonder de overgangsregeling, is gelet hierop een bewuste keuze gemaakt ten aanzien van de reikwijdte en duur van die regeling. Indien de overgangsregeling zou worden verlengd, zou een beroep daarop kunnen worden gedaan, ook door oudere kinderen. Ik acht dat gelet op het voorgaande niet wenselijk.
Tot slot merk ik, in antwoord op door C. gestelde vragen over de betrokkenheid van uitvoeringsorganisaties, op dat bij het opstellen van het wetsvoorstel onder andere de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken en de Vereniging Nederlandse Gemeenten zijn geconsulteerd. Tevens is een voorontwerp van het wetsvoorstel in internetconsultatie gegeven. Bij de wijziging van het Besluit geslachtsnaamwijziging is Justis betrokken mede gelet op de praktische uitvoerbaarheid.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris Rechtsbescherming,
T.H.D. Struycken