Duurzame vormgeving School en Omgeving
Primair Onderwijs
Brief regering
Nummer: 2025D10105, datum: 2025-03-11, bijgewerkt: 2025-03-20 09:38, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-31293-786).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit VVD kamerlid)
- Meerjarige landelijke monitor School en Omgeving. Terugblik op schooljaar 2023-2024
- Gescheiden werelden: Onderwijssegregatie houdt aan
- Randvoorwaarden om kwaliteit van het programma School en Omgeving te borgen
- Beslisnota bij Duurzame vormgeving School en Omgeving
Onderdeel van kamerstukdossier 31293 -786 Primair Onderwijs.
Onderdeel van zaak 2025Z04349:
- Indiener: M.L.J. Paul, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2025-03-12 13:00: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-03-26 10:00: Onderwijskansen (Commissiedebat), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2025-03-27 10:15: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- 2025-03-27 13:59: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
31 293 Primair Onderwijs
31 289 Voortgezet Onderwijs
Nr. 786 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 maart 2025
Ieder kind verdient goed onderwijs met een veilige en stevige basis, waarin het goed leert lezen, schrijven en rekenen. Het is belangrijk dat de onderwijskwaliteit op orde is en er een goede leraar voor de klas staat. Maar de opdracht waar scholen dagelijks aan werken is breder en omvat ook socialisatie en persoonlijke groei. We weten dat factoren in de (thuis)omgeving veel invloed hebben op de schoolloopbaan van leerlingen. Juist voor de meest kwetsbare kinderen wordt daarom via School en Omgeving duurzaam ingezet op extra aanbod in en rondom de school.
Met het programma School en Omgeving krijgen deze leerlingen extra leer- en ontwikkeltijd om zo een gelijkwaardige deelname aan de maatschappij te bevorderen. Leerlingen kunnen bijvoorbeeld activiteiten volgen op het gebied van ICT en mediawijsheid, sport en cultuur, maar krijgen ook extra huiswerkbegeleiding. Dit zorgt er in de praktijk ook voor dat leerlingen met meer plezier naar school gaan. Hierdoor hebben de reguliere lessen meer effect, en wordt de extra inzet op basisvaardigheden effectiever. Ook draagt het bij aan sociale cohesie en sociale veiligheid, zowel op school als in de wijk.1
Middels deze brief wordt uw Kamer geïnformeerd over de wijze waarop we School en Omgeving duurzaam willen organiseren en structureel willen financieren, zoals aangekondigd in het Regeerprogramma. Daarnaast ontvangt u de resultaten van de meerjarige monitor over het schooljaar 2023–2024 en geeft deze brief antwoorden op de vragen die door het lid Rooderkerk (D66) zijn gesteld in het tweeminutendebat over de subsidieregeling School en Omgeving op 29 januari jl. Tot slot ontvangt uw Kamer met deze brief ook het jaarlijkse monitorrapport over onderwijssegregatie.
Duurzame vormgeving School en Omgeving
Het programma School en Omgeving wil ik, na afloop van de subsidieregeling 2025–2028, structureel financieren via een aanvullende bekostigingsregeling voor scholen. Ik vind het belangrijk dat de extra leer- en ontwikkeltijd aansluit bij de schoolcontext en het pedagogisch klimaat zodat de middelen het primaire onderwijsproces kunnen versterken alsook bijdragen aan een veilige leeromgeving. Scholen kennen hun leerlingen het beste, zij zien wat werkt. Veel van wat in de maatschappij gebeurt, komt nu eenmaal het onderwijs binnen. Scholen, helemaal in het voortgezet en gespecialiseerd onderwijs, zijn daarmee ook een vindplaats voor problematiek die speelt rondom en bij leerlingen. Via scholen kunnen de meest kwetsbare leerlingen het beste worden bereikt. Dit betekent niet dat scholen alle maatschappelijke taken op zich moeten nemen en moeten oplossen. Daartoe moet er in en om de school de juiste expertise aanwezig zijn om leerlingen en gezinnen te helpen. Dat zorgt er ook voor dat de leraar beter toekomt aan het geven van goed onderwijs. Structurele aanvullende bekostiging aan scholen sluit daarnaast aan bij de inzet van dit kabinet om het aantal subsidies te verminderen en structurele taken voor het onderwijs structureel te financieren. Ook uit de gesprekken die met het onderwijsveld zijn gevoerd, kwam het ervaren knelpunt van financiële onzekerheid bij het opzetten van een aanbod consequent naar voren.
Middels een aanvullende bekostigingsregeling ontvangen besturen van de scholen met de meeste leerlingen in een kwetsbare positie extra middelen voor het inrichten van extra leer- en ontwikkeltijd, zodat deze kinderen en jongeren optimaal worden ondersteund in hun brede ontwikkeling. Scholen hoeven hier dan zelf geen aanvraag meer voor in te dienen, deze bekostiging wordt door het Rijk toegekend en zorgt daarmee voor lagere administratieve lasten voor scholen. Tegelijkertijd komen de middelen dan niet enkel meer terecht bij scholen die een aanvraag indienen, maar bij alle scholen die tot de doelgroep behoren. Deze scholen zijn vrij om de middelen volgens de wettelijke bestedingsdoelen en kaders te besteden. Dit heeft wel als gevolg dat er minder directe sturing vanuit het Rijk mogelijk is. Minder mogelijkheden voor het stellen van voorwaarden is echter inherent aan de overstap van subsidie naar structurele bekostiging.
Uiteraard blijft OCW de uitwerking van het programma volgen via onderzoek en monitoring. Voor deze aanvullende bekostiging is vanaf 2028 voor het funderend onderwijs structureel € 340 miljoen per jaar beschikbaar op de OCW-begroting.
Samenwerking school, gemeente en lokale partijen
Een belangrijke succesfactor van School en Omgeving is de samenwerking in coalities van scholen, gemeenten en lokale partijen. Zo blijkt uit de recente monitor dat ruim de helft van de coalities is ontstaan naar aanleiding van de subsidieregeling School en Omgeving en dat bij ongeveer twee derde van de coalities de samenwerking door de regeling is geïntensiveerd in schooljaar 2023–2024.
De samenwerking tussen school en gemeente blijft cruciaal voor een goede uitvoering van School en Omgeving, omdat het immers gaat om een brede maatschappelijke opgave die vraagt om een integrale aanpak. Uiteraard moet het opzetten en bieden van de extra leer- en ontwikkeltijd geen extra taak worden die bij de leerkrachten terechtkomt. Het blijft daarom belangrijk dat gemeenten betrokken blijven en scholen kunnen ondersteunen door het leggen van verbindingen met lokale partijen en het lokale beleid vanuit de gemeenten. De komende periode werken we de borging van deze samenwerking samen met de onderwijsraden en VNG verder uit.
We zien dat de rol die een school of gemeente vervult in een lokale coalitie verschilt. De afgelopen jaren zijn mooie samenwerkingen tot stand gekomen via de subsidieregeling aan scholen. Met de overstap naar een structurele bekostigingsregeling kunnen coalities duurzaam rekenen op middelen bij het opbouwen van een verrijkte schooldag. Het biedt kansen om een aanbod neer te zetten in gezamenlijkheid met partners in een coalitie dat aansluit bij de inzet op belangrijke prioriteiten zoals de basisvaardigheden en tegelijkertijd ook de sociale veiligheid verder kunnen versterken in de school én de omgeving.
Verdere uitwerking
Voor de komende drie schooljaren is een subsidieregeling gebruikt. Uw Kamer is middels een voorhangprocedure2 over de subsidieregeling School en Omgeving 2025–2028 geïnformeerd. Gedurende de looptijd van de regeling zal deze gemonitord en geëvalueerd worden, zodat geleerde lessen meegenomen kunnen worden in de duurzame borging van het programma. De rapportages zal ik met uw Kamer blijven delen.
Momenteel wordt onderzocht welke wetswijziging nodig is voor het realiseren van een aanvullende bekostigingsregeling na de huidige subsidieregeling. Scholen kunnen hun reguliere bekostiging nu nog niet inzetten voor alle doelen uit de subsidieregeling School en Omgeving, omdat het op dit moment een aanbod is buiten en aanvullend op de reguliere onderwijstijd. Om aanvullende bekostiging wel voor dit doel te kunnen gebruiken, moet daarom wettelijk mogelijk worden gemaakt dat scholen hun middelen in mogen zetten voor extra leer- en ontwikkeltijd, zoals deze nu wordt ingevuld in het kader van School en Omgeving, voor leerlingen die dat nodig hebben. Dit is een juridisch complexe aanpassing die zorgvuldig moet worden uitgezocht. Omdat bekostiging per kalenderjaar wordt verstrekt, is het streven om School en Omgeving vanaf 2029 via aanvullende bekostiging duurzaam te financieren. Ook wil ik de uitvoering, die bij DUO belegd is, goed betrokken houden bij het proces. Hoogstwaarschijnlijk moet daarom de huidige subsidieregeling met vijf maanden worden verlengd. Ook voor de vormgeving van schoolmaaltijden en de inzet van de brugfunctionaris wordt momenteel verkend hoe deze structureel het beste kunnen worden georganiseerd en gefinancierd. Naast financieringsvorm, kijken we ook of en waar we de financieringsstromen kunnen bundelen. Uw Kamer wordt hier de komende periode vanuit het Herstelplan Kwaliteit nader over geïnformeerd. Ook over de voor- en nadelen die deze keuzes hebben op sturing en opties voor monitoring van de structurele borging.
Ervaren opbrengsten van het aanbod
De afgelopen schooljaren is er vanuit School en Omgeving door vele coalities van scholen, gemeenten en maatschappelijke organisaties hard gewerkt aan opzetten en uitbreiden van extra aanbod voor leerlingen. De resultaten van de meerjarige monitor over het schooljaar 2023–2024, die als bijlage met deze brief worden meegestuurd, geven de eerste positieve opbrengsten van deze inspanningen weer. Tachtig procent van de scholen en coalitiepartners merken verbetering op in het welbevinden en de sociaal-emotionele vaardigheid van leerlingen. Bijna de helft van de scholen ervaart verbetering op taalvaardigheid, executieve functies en leervaardigheden. De meerderheid van de verschillende coalitiepartners ziet daarnaast een toename van leerlingdeelname aan sport-, spel- en beweegactiviteiten buiten de school om. Ook zien scholen en coalitiepartners positieve effecten op school en in de wijk. Zo ervaart bijna de helft een toename van de sociale veiligheid en sociale cohesie op school en ervaren coalitiepartners een bredere toename van de sociale veiligheid in de wijk. Tot slot blijkt dat zowel scholen, aanbieders als ouders en leerlingen enthousiast zijn over het extra aanbod, wat de algehele motivatie voor school en de sfeer op school ten goede komt.
Vragen lid Rooderkerk
Zoals benoemd geeft deze brief antwoorden op de vragen die door het lid Rooderkerk (D66) zijn gesteld in het tweeminutendebat over de subsidieregeling School en Omgeving op 29 januari jl. Het lid Rooderkerk heeft vragen gesteld over de effecten van de bezuinigingen voor bestaande coalities, de Specifieke Uitkering (SPUK) Kansrijke Wijk en heeft zij gevraagd om een reflectie op de positieve resultaten waaruit blijkt dat de extra inzet in basisvaardigheden meer effect heeft.
Het kabinet heeft in het Hoofdlijnenakkoord (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 37) en Regeerprogramma (bijlage bij Kamerstuk 36 471, nr. 96) bepaald dat de regeling School en Omgeving wordt uitgevoerd met prioriteit voor de scholen met de vijf procent hoogste onderwijsachterstanden. Het beschikbare budget is daarom in de eerste plaats bedoeld voor deze scholen. Uit ervaring blijkt dat mogelijk niet alle scholen uit deze doelgroep voor het maximum aantal leerlingen een aanvraag zullen indienen. Daarom wordt de aanmeldmogelijkheid opengesteld voor alle scholen met een onderwijsachterstandsscore. Dit biedt mogelijkheden voor scholen die wel al een aanbod hebben opgezet onder de subsidieregeling School en Omgeving 2023–2025, maar niet tot de hoogste vijf procent behoren en nieuwe coalities. Bij overvraging van het totale budget krijgen scholen met de vijf procent hoogste onderwijsachterstanden voorrang. Het is daarom niet te voorspellen of, en zo ja hoeveel, leerlingen er straks minder een verrijkte schooldag krijgen en of er coalities opgeheven moeten worden.
De middelen voor het programma School en Omgeving worden de komende jaren niet alleen via de subsidieregeling aan scholen, maar ook aan een aantal gemeenten via de Specifieke Uitkering (SPUK) Kansrijke Wijk uitgekeerd. Deze SPUK is bedoeld voor gebieden die onderdeel uitmaken van het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid (NPLV). Voor de SPUK gelden dezelfde doelen als voor de subsidieregeling. In de voorgaande periode hebben vijf coalities die hiervoor in aanmerking kwamen gekozen voor deze integrale manier van werken via de SPUK. De bezuiniging op het programma School en Omgeving heeft geen directe invloed op deze SPUK, zo hebben zich voor de opvolgende SPUK 18 coalities aangemeld. De middelen voor deze coalities worden uit het budget voor School en Omgeving via het Ministerie van VRO uitgekeerd aan deze School en Omgeving-coalities.
Zoals eerste lokale onderzoeken laten zien, onder andere uit Rotterdam-Zuid, versterkt de extra leer- en ontwikkeltijd voor de meest kwetsbare leerlingen het primaire onderwijsproces en gaan leerlingen met meer plezier naar school, waardoor de inzet vanuit het Herstelplan Kwaliteit ook meer effect zal hebben.
Kwaliteitsonderzoek
Het bevorderen van kwaliteit van het aanbod is een aanhoudend aandachtspunt van OCW en de lokale coalities van School en Omgeving. Om inzicht te krijgen in de randvoorwaarden waarop gestuurd kan worden om de kwaliteit te waarborgen, is er onderzoek uitgevoerd door het Kohnstamm Instituut. In het onderzoek is gekeken naar kwaliteitswaarborgen in betrokken sectoren, randvoorwaarden in de wetenschappelijke literatuur en de manier waarop hier internationaal op gestuurd wordt. De resultaten van dit onderzoek worden met deze brief meegestuurd. Deze worden zowel meegenomen in de uitwerking van het kwaliteitsplan voor de subsidieregeling 2025–2028 en ook in de uitwerking van de duurzame vormgeving van School en Omgeving.
Segregatie
Met deze brief ontvangt uw Kamer ook het jaarlijkse monitoringsrapport over onderwijssegregatie. De monitor geeft inzicht in segregatie op basis van inkomen, opleidingsniveau en herkomst van ouders van leerlingen in het primair onderwijs po) en voortgezet onderwijs (vo). Ook wordt een vergelijking gemaakt naar stedelijkheid van gemeenten en naar denominatie (po) of schooltype (vo). De monitor schetst een beeld dat gelijk is aan de afgelopen twee jaar.
Dit is het laatste rapport in een reeks van drie. Daarbij hebben de onderzoekers eerder een literatuurstudie uitgevoerd naar mogelijke oorzaken en beleidsmaatregelen tegen onderwijssegregatie. Ook hebben zij enkele beleidssimulaties uitgevoerd, waarmee de effecten van beleidsmaatregelen zijn berekend.3 Met de combinatie van deze rapporten geef ik uitvoering aan de motie van het lid De Hoop (GroenLinks-PvdA), die opriep om in kaart te brengen welk beleid er is om schoolsegregatie tegen te gaan en hoe de Rijksoverheid gemeenten daarmee verder kan ondersteunen.4
We blijven schoolsegregatie monitoren. Gemeenten, schoolbesturen en andere betrokken partijen kunnen de betreffende cijfers inzien op het Regionaal Dashboard Gelijke Kansen. Zo stellen wij hen in staat om lokaal de best passende maatregelen te nemen om segregatie tegen te gaan. Bijvoorbeeld in het jaarlijkse Lokale Educatieve Agenda (LEA) – overleg dat gemeenten en schoolbesturen met elkaar hebben.
Tot slot
Overal in het land zijn mooie initiatieven ontstaan om leerlingen een stimulerende omgeving te bieden. Alle professionals die werken aan deze verrijkte schooldagen dragen bij aan het ontwikkelen van alle talenten van leerlingen.
Kinderen ontdekken waar ze goed in zijn, gaan met meer motivatie en plezier naar school, hebben meer vertrouwen in de toekomst en verbreden hun arbeidsmarktperspectief. Dat is essentieel voor meedoen in de klas en in de samenleving. Daar blijf ik me voor inzetten, want elk talent telt.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M.L.J. Paul