[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 18 maart 2025 (Kamerstuk 21501-02-3062)

Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2025D10603, datum: 2025-03-12, bijgewerkt: 2025-03-20 13:50, versie: 3 (versie 1, versie 2)

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-02-3081).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 21501 02-3081 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken .

Onderdeel van zaak 2025Z04598:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024-2025

21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 3081 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 12 maart 2025

De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brieven van 28 februari 2025 over de Geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 18 maart 2025 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3062), over het Verslag Raad Algemene Zaken van 25 februari 2025 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3063) en over de brief van 21 februari 2025 over het Verslag informele Raad Algemene Zaken 17 en 18 februari 2025 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3060).

De vragen en opmerkingen zijn op 7 maart 2025 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 12 maart 2025 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,
Van der Plas

De griffier van de commissie,
Hessing-Puts

Inhoudsopgave

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon 2
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie 2
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie 4
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie 8
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie 12
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie 15

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 18 maart 2025. Zij hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen bij.

Het is wat betreft deze leden cruciaal dat Europa Oekraïne niet alleen onverminderd, maar ook meer gaat steunen nu de Amerikanen de militaire steun en inlichtingen hebben stopgezet. Is de Minister het ermee eens dat Europese lidstaten op korte termijn in het gat moeten springen dat de Verenigde Staten laat vallen? Op welke manier gaat het kabinet hier dit jaar gehoor aan geven?

1. Antwoord van het kabinet:

Op 11 maart jl. kondigde de VS aan militaire steun en inlichtingen delen te hervatten. Het kabinet onderstreept dat Nederland, met Europese partners, Oekraïne onverminderd moet blijven steunen, militair en niet-militair.

Welke militairen leveringen aan Oekraïne vinden op dit moment en in de komende maanden niet plaats door de stop van de VS als deze wordt voortgezet? Is het kabinet en zijn andere lidstaten bereid deze wapens te kopen van de VS en aan Oekraïne te geven?

2. Antwoord van het kabinet:

Na afloop van de gesprekken tussen Oekraïne en de Verenigde Staten in Jeddah op 11 maart jl. heeft de VS aangekondigd de ingestelde pauzering op militaire steun op te heffen. Het is van groot belang zowel voor de Oekraïense als de Europese veiligheid dat de steun en inlichtingen aan Oekraïne kunnen is hervat. Nederland zal zich, samen met Europese partners, blijven inspannen voor onverminderde politieke, militaire, financiële en morele steun aan Oekraïne. Momenteel worden opties bezien om de Nederlandse steun te versnellen mede dankzij de aangekondigde reservering van EUR 3,5 mld. voor militaire en niet-militaire steun voor 2026 die indien nodig naar voren kan worden gehaald om in 2025 reeds verplichtingen aan te gaan. Op deze wijze kan de Nederlandse steun op de korte termijn geïntensiveerd worden. Zie tevens het antwoord op vraag 22.

De komende jaren zullen extra investeringen nodig zijn in defensie, op nationaal en op Europees niveau. Voornoemde leden achten het van groot belang dat Nederland een voortrekkersrol speelt als het gaat over de veiligheid en herbewapening van ons continent. Is de Minister het met deze leden eens? Hoe ziet het Europese speelveld er nu uit wat betreft de nieuwe plannen van de Europese Commissie? Welke landen staan positief tegenover de plannen van de Voorzitter van de Europese Commissie, Von der Leyen, en welke landen zijn kritisch?

3. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet onderschrijft dat Europese landen meer verantwoordelijkheid moeten gaan nemen voor de veiligheid van het continent. Grotere uitgaven aan defensie en het uitbouwen van de Europese defensie-industrie zijn daarvoor van belang. De Europese Raad besprak op 6 maart jl. de brief van de Voorzitter van de Europese Commissie Ursula Von der Leyen met daarin contouren van ideeën om substantieel defensie-uitgaven te verhogen. Nederland benadrukte hierbij de concrete uitwerking van de voornemens af te wachten alvorens zich hierover een inhoudelijk oordeel te kunnen vormen. Ook andere lidstaten kijken uit naar de nadere details van de voornemens. Het kabinet heeft kennisgenomen van de aangenomen motie-Eerdmans1 inzake ideeën van de voorzitter van de Commissie voor versterking van de Europese defensie (REARM). Het kabinet informeert uw Kamer verder voorafgaand aan het debat over de Europese Raad van 20–21 maart.

Europese defensie-investeringen en sterke Europese concurrentiekracht zijn van essentieel belang om Europa en Nederland welvarend, onafhankelijk en veilig te houden. Hiervoor zijn nieuwe investeringen nodig en dus juist geen bezuinigingen. Is het kabinet nog steeds van mening dat de afdrachten voor de EU omlaag moeten? Vindt de Minister dit in de huidige geopolitieke context een verantwoordelijk standpunt? Zo ja, waarom?

4. Antwoord van het kabinet:

De Europese Commissie dient naar verwachting in juli 2025 een voorstel in voor het Meerjarig Financieel Kader (MFK) vanaf 2028 en zal daarbij mogelijk ook een nieuw eigenmiddelenbesluit voorstellen. Het kabinet zal, conform het hoofdlijnenakkoord, er in de onderhandelingen over deze twee voorstellen op inzetten dat de Nederlandse afdrachten aan de Europese begroting vanaf 2028 minder zullen stijgen dan ten tijde van het hoofdlijnenakkoord in de meerjarenraming was voorzien. De inzet in de onderhandelingen zal daartoe bestaan uit een combinatie van een acceptabele omvang van het MFK en een voor Nederland acceptabel aandeel in de nationale bijdragen via het eigenmiddelenbesluit. Het kabinet is van mening dat keuzes gemaakt dienen te worden en dat ook met een beperkte stijging van het MFK belangrijke uitdagingen, waaronder veiligheid en defensie, moeten worden geadresseerd. Overigens ontvangt uw Kamer nog in deze maand een kabinetsinzet op hoofdlijnen ten aanzien van het volgend MFK.

Eendracht over de sancties die vanuit de EU op Rusland zijn gelegd, is wat de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie betreft van cruciaal belang. Nog voordat de Raad plaatsvindt, namelijk op 15 maart, zullen er sancties verlengd moeten worden. Wat is hiervan de stand van zaken? Is er inmiddels overeenstemming bereikt over het verlengen van deze sancties? Is het kabinet bereid, wanneer Hongarije blijft dwarszitten over verlenging, de sancties voort te zetten met 26 individuele lidstaten en een eind te maken aan de chantage? Zo nee, welk andere scenario heeft de Minister bedacht om de sancties toch te verlengen?

5. Antwoord van het kabinet:

Op moment van schrijven is nog geen overeenstemming bereikt over de verlenging van de individuele sancties («listings») naar aanleiding van de Russische agressie tegen Oekraïne. Voor het kabinet liggen alle opties op tafel als het gaat om (het handhaven van) de sanctiedruk tegen de Russische Federatie. Het Poolse EU-voorzitterschap is ter zake momenteel aan zet. Het is niet in het belang van de Nederlandse onderhandelingspositie om hier lopende de onderhandelingen verder op in te gaan.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken ter voorbereiding op de Raad Algemene Zaken van 18 maart 2025. Zij willen in dit kader enkele specifieke aandachtspunten benadrukken en verzoeken de Minister om nadere toelichting.

Deze leden constateren dat de Europese Raad zich wederom zal buigen over de veiligheidssituatie in Europa en de steun aan Oekraïne. Zij onderschrijven de noodzaak van een robuuste en gecoördineerde EU-aanpak, maar vragen welke aanvullende maatregelen het kabinet binnen de Europese Raad bepleit om de militaire- en economische weerbaarheid van Oekraïne verder te versterken.

6. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet onderschrijft de urgentie om Oekraïne te blijven steunen. Het belang hiervan benadrukt het kabinet ook tegenover EU-lidstaten en -instellingen, zowel bilateraal als in EU-verband. Dit betreft zowel militaire als niet-militaire steun, zoals macro-financiële bijstand en herstel van kritieke energie-infrastructuur. Het kabinet zet zich daarnaast in voor het maximaliseren van druk op Rusland om de oorlog te beëindigen door middels van sancties. Het kabinet roept EU-lidstaten op om de bilaterale militaire steun te intensiveren. Ook verwelkomt het kabinet het recente voorstel van de Hoge Vertegenwoordiger dat moet leiden tot meer militaire steun aan Oekraïne en onderstreept het dat dit ervoor dient te zorgen dat EU-lidstaten de steun aan Oekraïne intensiveren. Daarbij roept het kabinet ook op tot spoedig akkoord op de openstaande Raadsbesluiten onder de Europese Vredesfaciliteit en een versterkt mandaat van de EU Military Assistance Mission (EUMAM) om in de Oekraïense behoeften te kunnen voorzien. Daarnaast bepleit het kabinet een ambitieus zeventiende sanctiepakket en kijkt het serieus naar het onderzoeken van aanvullende mogelijkheden om de bevroren Russische Centrale Banktegoeden te gebruiken voor steun aan Oekraïne. Het kabinet onderstreept ook het belang van steun om Oekraïne financieel op de been te houden. De Europese ERA-lening (early revenue acceleration) van EUR 18,1 mld. op basis van de buitengewone inkomsten over de bevroren Russische centrale banktegoeden en de EU Oekraïnefaciliteit van EUR 50 mld. voor 2024–2027 dragen hieraan bij.

Hoe beoordeelt de Minister de effectiviteit van de huidige sancties tegen Rusland, en overweegt Nederland verdere stappen in dit kader?

7. Antwoord van het kabinet:

Naar oordeel van het kabinet ondermijnen de huidige sancties effectief het verdienvermogen van Rusland op de lange termijn. In vergelijking met 2021 is 58% van het importvolume van de EU, dat een waarde van EUR 91,2 mld. vertegenwoordigt, gesanctioneerd. Het kabinet spant zich in om in deze kritieke fase van de oorlog de druk op Rusland maximaal op te voeren met aanvullende sancties.

Daarnaast vernemen voornoemde leden graag hoe Nederland zich positioneert in de discussie over een mogelijke uitbreiding van de Europese defensiesamenwerking en de impact daarvan op de NAVO-verplichtingen.

8. Antwoord van het kabinet:

Inspanningen in EU-verband op het gebied van defensiesamenwerking staan ten dienste van een versterking van de afschrikking en verdediging van het NAVO-bondgenootschap. De NAVO-verplichtingen zijn leidend en initiatieven van de EU moeten eraan bijdragen dat EU-lidstaten deze verplichtingen sneller kunnen nakomen, bijvoorbeeld door het stimuleren van de Europese defensie-industrie en het bevorderen van gezamenlijke aankoop.

Wat betreft de betrekkingen tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk constateren de leden van de VVD-fractie dat de Britse regering onder premier Starmer een koerswijziging heeft ingezet om de relatie met de EU te verbeteren. Deze leden vragen hoe de Minister deze ontwikkeling inschat en op welke beleidsdomeinen Nederland een intensievere samenwerking met het VK nastreeft. Specifiek vragen zij naar de Nederlandse inzet ten aanzien van handelsafspraken, grensoverschrijdende mobiliteit en veiligheids- en defensiesamenwerking.

9. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet verwelkomt de betrokkenheid van het VK met de EU en haar lidstaten. De bal ligt bij het VK om concrete voorstellen te doen voor de door premier Starmer aangekondigde «reset» in de EU-VK betrekkingen, bijvoorbeeld als het gaat om afspraken die handel verder versoepelen. Het VK is en blijft voor de EU en Nederland als buurland een uitermate belangrijke partner. Daarom staat het kabinet open voor het verkennen van mogelijkheden om de goede relatie voor de lange termijn te bestendigen en te verdiepen waar dit voor Nederland van toegevoegde waarde is, zoals op het gebied van veiligheids-, buitenland- en defensiebeleid. Het kabinet is zoals bekend kritisch over het voorstel inzake jeugdmobiliteit.2 Tenslotte zet het kabinet zich in voor stevige lange termijn afspraken over zowel energie als visserij. Op deze beide terreinen verlopen de afspraken uit het Handels- en Samenwerkingsakkoord tussen de EU en het VK in 2026 en de volle aandacht van het kabinet gaat uit naar deze belangrijke vervolgafspraken.

Hoe beoordeelt de Minister de Britse inzet op een bredere samenwerking zonder terugkeer in de interne markt? En welke garanties stelt Nederland, binnen EU-verband, aan de naleving van de bestaande Brexit-afspraken voordat verdere economische samenwerking wordt overwogen?

10. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet kijkt open en positief naar mogelijkheden voor het versterken van de betrekkingen. De bestaande akkoorden, die gericht zijn op het behoud van de integriteit van de interne markt, blijven hierbij het uitgangspunt; de volledige implementatie van deze afspraken blijft noodzakelijk en de richtlijnen van de Raad blijven van toepassing.3 Dit standpunt delen de andere lidstaten met Nederland.

De aan het woord zijnde leden nemen tevens kennis van de voortgang binnen het Europees Semester en de daarin opgenomen aanbevelingen voor de eurozone. Zij onderschrijven het belang van een versterkt concurrentievermogen van de EU en steunen initiatieven om administratieve lasten te verlichten en regelgeving te vereenvoudigen. Deze leden vragen hoe Nederland aankijkt tegen de voorgestelde maatregelen binnen het Europees Semester met betrekking tot de Spaar- en Investeringsunie en welke gevolgen dit heeft voor de Nederlandse economische belangen.

11. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is voorstander van verdere ontwikkeling van de kapitaalmarktunie, omdat Nederlandse burgers, bedrijven en de economie als geheel profiteren van het ruimer beschikbaar komen van kapitaal binnen de EU voor noodzakelijke investeringen. Deze ontwikkeling vergt, zoals uw Kamer eerder gemeld4, maatregelen op zowel Europees als nationaal niveau. Aandacht voor de kapitaalmarkten binnen het Europees Semester kan dergelijke maatregelen ondersteunen. Het kabinet verwelkomt de aanbevelingen voor de eurozone ten aanzien van versterking van het concurrentievermogen, zoals in de appreciatie van deze aanbevelingen opgenomen.5 Naar verwachting zal de Europese Commissie op korte termijn haar strategie voor de spaar- en investeringsunie presenteren, waar de kapitaalmarktunie onderdeel van uit maakt. Het kabinet zal uw Kamer al op zeer korte termijn nader informeren over zijn inzet bij de versterking van de kapitaalmarktunie.6

Daarnaast zijn zij benieuwd naar de kabinetsappreciatie van de aanbevelingen op het gebied van arbeidsmarktparticipatie en migratie van werknemers uit derde landen, met name in sectoren waar tekorten heersen. Hoe ziet de Minister de balans tussen economische noodzaak en nationale controle over migratiestromen?

12. Antwoord van het kabinet:

De Minister van Financiën heeft op 10 januari jl. uw Kamer geïnformeerd over de aanbevelingen voor het economisch beleid van de eurozone 2025, evenals de kabinetsappreciatie hiervan.7 Ten aanzien van de aanbeveling op het terrein van legale migratie geldt dat het kabinet arbeidsmigratie niet als structurele oplossing ziet voor de aanpak van tekorten op de arbeidsmarkt, met uitzondering van selectieve kennismigratie. Zoals uiteengezet in de kamerbrief met uitwerking van de plannen over arbeidsmarktkrapte en de brede arbeidsmarktagenda,8 vormt het verhogen van arbeidsproductiviteit en (duurzame) arbeidsparticipatie een belangrijk element in het aanpakken van krapte op de arbeidsmarkt.

Daarnaast merken de leden van de VVD-fractie op dat defensie en paraatheid voor veel EU-lidstaten een topprioriteit vormen. Zij steunen het streven naar een Europese defensiestrategie, maar vragen in hoeverre dit binnen het bestaande Meerjarig Financieel Kader (MFK) past. Hoe beoordeelt de Minister de financieringsmogelijkheden voor defensie-uitgaven binnen de EU en welke garanties worden gesteld om de uitgaven transparant en doelmatig te houden?

13. Antwoord van het kabinet:

Binnen het huidige MFK 2021–2027 zijn middelen voor diverse EU-defensiedoelstellingen gereserveerd, zoals onderzoek en innovatie, stimuleren gezamenlijke aanbesteding en militaire mobiliteit. In de MFK-herziening van begin 2024 zijn aanvullende middelen vrijgemaakt voor defensie. In het huidige MFK is daarmee nu circa EUR 11 mld. gereserveerd voor defensie-uitgaven. In het huidige MFK zijn de mogelijkheden voor herprioriteringen beperkt, aangezien de meeste middelen al zijn vastgelegd. Het is wel mogelijk om nog naar de flexibel inzetbare middelen (de speciale instrumenten bij het MFK) te kijken. In de voornemens die Commissievoorzitter Von der Leyen op 5 maart jl. presenteerde, wordt deze mogelijkheid ook meegenomen. Ook zou in de context van de onderhandelingen over de Europese jaarbegrotingen gekeken kunnen worden naar herprioritering voor EU defensie-doeleinden, binnen de kaders van de MFK-verordening (dat wil zeggen binnen de vastgestelde MFK-plafonds).

Het kabinet zet zich in voor het bevorderen van efficiëntie, transparantie en verantwoording bij het gebruik van EU-fondsen. Nederland heeft altijd gepleit voor strikte controlemechanismen om ervoor te zorgen dat EU-gelden op een verantwoorde en doelgerichte manier worden besteed. Dit betekent onder andere dat de EU-begroting gericht moet zijn op het behalen van concrete resultaten, en dat er strikte regels zijn voor de verantwoording en controle van uitgaven.

In het verlengde hiervan vragen zij hoe Nederland zich opstelt ten aanzien van de Clean Industrial Deal en de vereenvoudigingsagenda, en hoe deze plannen zich verhouden tot de Nederlandse prioriteiten op het gebied van duurzaamheid en innovatie.

14. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet verwelkomt in de mededeling Clean Industrial Deal de aandacht voor decarbonisatie, en is van mening dat het behalen van de klimaatdoelen hand in hand kan gaan met versterking van het concurrentievermogen. De mededeling wordt nader bestudeerd en een kabinetsreactie wordt conform de geldende informatieafspraken met uw Kamer gedeeld. Daarnaast verwelkomt het kabinet de aandacht voor de vereenvoudiging van regels en het verminderen van regeldruk. Administratieve lastendruk voor bedrijven kan in de visie van het kabinet worden teruggebracht zonder de daarmee verband houdende beleidsdoelstellingen op bijvoorbeeld duurzaamheid of innovatie te ondermijnen.

Tot slot vragen de aan het woord zijnde leden naar de inzet van Nederland in de onderhandelingen over de gezamenlijke verklaring 2025 en de gezamenlijke conclusies 2025–2029. Zij steunen de focus op economische versterking en veiligheid, maar vragen hoe het kabinet zorgt voor voldoende flexibiliteit in deze documenten om rekening te houden met geopolitieke en economische onzekerheden. In hoeverre sluiten de Europese prioriteiten aan bij de Nederlandse belangen en op welke punten wijkt de Nederlandse inzet af? Hoe ziet de Minister de balans tussen het waarborgen van Europese waarden en het realiseren van pragmatische beleidsafspraken met internationale partners?

15. Antwoord van het kabinet:

De Raad Algemene Zaken sprak op 25 februari jl. op basis van het Commissie werkprogramma over de gezamenlijke verklaring over de wetgevingsprioriteiten van de EU in 2025 en de gezamenlijke conclusies over beleidsdoelstellingen en -prioriteiten voor 2025 tot 2029.9 Nederland vroeg aandacht voor migratie, landbouw en het Meerjarig Financieel Kader (MFK), in lijn met speerpunten uit het Regeerprogramma. Daarnaast vroeg Nederland aandacht voor defensie en vereenvoudiging van regelgeving.10 Het kabinet is van mening dat deze aandachtpunten goed zijn meegenomen in de beide teksten. Uw Kamer zal naar verwachting eind maart de kabinetsappreciatie van het Commissie werkprogramma ontvangen, samen met de Kamerbrief Staat van de Unie 2025.

Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 18 maart 2025. Zij hebben enkele vragen over de inzet gedurende deze Raad.

Deze leden steunen de intensivering van militaire en humanitaire steun aan Oekraïne, maar zijn tegen de uitgifte van nieuwe gezamenlijke schulden of eurobonds. Zij staan dan ook sceptisch tegenover het «Rearm Europe»-plan van Commissievoorzitter Von der Leyen waarin wordt gesproken over het lenen van 150 miljard euro en het versoepelen van Europese begrotingsregels. Kan de Minister toelichten welk effect deze plannen naar verwachting zal hebben op de financiële markten?

16. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet heeft kennisgenomen van de aangenomen motie-Eerdmans11 inzake ideeën van de voorzitter van de Commissie voor versterking van de Europese defensie (REARM). Het kabinet informeert uw Kamer verder voorafgaand aan het debat over de Europese Raad van 20–21 maart.

In algemene zin kan het verhogen van uitgaven zonder verlaging van de andere uitgaven of belastingverhoging leiden tot een toename van de schuld en een stijging van de rente. Zo zijn de Duitse rentes aanzienlijk gestegen na de aankondiging van de forse verhoging van de Duitse defensie-uitgaven vorige week. Echter, op basis van de plannen zoals die nu zijn gepresenteerd door de Commissie is de verwachting van het kabinet dat deze geen significante marktreactie teweeg zullen brengen. Het voorgestelde leeninstrument maakt gebruik van bestaande mogelijkheden binnen de EU-begroting en het Eigenmiddelenbesluit. Daarnaast verwacht het kabinet dat de markt hogere defensie-uitgaven in Europa al geleidelijk heeft meegenomen in de verwachtingen. Daarnaast speelt ook de financieringssystematiek een rol. In de voornemens van de Commissie zoals deze nu zijn gepresenteerd worden de leningen gegarandeerd uit de headroom, dit is het verschil tussen het MFK-plafond en het maximale plafond zoals vastgelegd in het Eigenmiddelenbesluit. Dit betekent dat Lidstaten al garant staan voor de financiële ruimte waar de Commissie gebruik van wil maken.

De Russische agressieoorlog in Oekraïne onderstreept volgens deze leden het belang van interoperabiliteit tussen Europese legers, strategische autonomie en een versterkte Europese defensie-industrie. Voornoemde leden vragen welke alternatieve financieringsopties worden overwogen om extra Europese investeringen in de defensie-industrie mogelijk te maken, zonder nieuwe schulden aan te gaan of begrotingsregels op te rekken. Hierbij denken zij aan:

• Inzet van bevroren Russische tegoeden;

• Herbestemming van resterende middelen uit het coronaherstelfonds (93 miljard euro);

• Herprioritering van cohesieprogramma’s ten gunste van defensiegerelateerde fondsen;

• Mobilisatie van privaat kapitaal;

• Actiever gebruik van de Europese Investeringsbank.

Kan de Minister per optie aangeven welke kansen en belemmeringen er zijn? En kan de Minister ook aangeven welke financieringsopties hiernaast nog bestaan, en welke kansen en belemmeringen hierbij zitten?

17. Antwoord van het kabinet:

Het is evident dat de EU meer moet investeren in Europese defensie. Dat is een structurele opgave en vergt scherpe keuzes. Het startpunt blijft dat NAVO-lidstaten moeten gaan voldoen aan de NAVO-norm. Commissievoorzitter Von der Leyen heeft enkel de contouren geschetst van financieringsopties om de Europese defensie op korte termijn verder te versterken. De Commissie zal deze contouren nu verder gaan uitwerken. Het kabinet wacht de uitwerking van deze voornemens in concrete voorstellen af alvorens een gedetailleerde inzet te formuleren.

Het kabinet is voorstander van het mobiliseren van meer privaat kapitaal en actiever gebruik maken van de Europese Investeringsbank (EIB), waarbij wel aandacht moet zijn voor de financiële positie van de EIB. Tevens staat het kabinet open voor opties om waar mogelijk te flexibiliseren en herprioriteren binnen het huidige MFK om de Europese defensie-industrie te verwerken. Dit geldt ook voor het gebruik van de cohesiemiddelen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat veel cohesiemiddelen reeds gealloceerd zijn en deze middelen toekomen aan de regio’s. Het is aan de lidstaten en regio’s zelf om te bepalen of zij gebruik willen maken van deze optie en daarvoor hun plannen aan te passen.

Het kabinet blijft serieus kijken naar het onderzoeken van aanvullende mogelijkheden om de bevroren Russische Centrale Banktegoeden te gebruiken voor steun aan Oekraïne. Hierbij moeten ook de juridische en financiële risico’s worden geadresseerd. Voor zover confiscatie van de banktegoeden al overwogen kan worden, moet de bestemming daarvan in overeenstemming zijn met het internationaal recht. Onder meer in het adviesrapport van de Commissie Advies Volkenrechtelijkevraagstukken (CAVV) wordt geconcludeerd dat confiscatie van tegoeden van de Russische Centrale Bank onder strikte voorwaarden juridisch is toegestaan, maar dat er desalniettemin diverse «kwetsbaarheden» zijn. Een van die kwetsbaarheden betreft de benutting van die gelden. De CAVV geeft aan dat confiscatie als tegenmaatregel in beginsel gericht zou moeten zijn op «herstelbetaling». Investering van geconfisqueerde gelden in defensie-industrie is daar niet op gericht. Een kabinetsreactie op het CAVV-advies is u op 4 maart jl. toegekomen.

Ten aanzien van de middelen uit het Coronaherstelfonds merkt het kabinet op dat het hier gaat om de niet aangevraagde leningen uit het leningendeel van Next Generation EU (NGEU). EU-lidstaten konden deze leningen tot eind 2023 aanvragen. Nu die deadline verstreken is kan dat niet zonder aanpassing van de Herstel en Veerkracht verordening. Gezien een eerdere uitspraak van het Constitutioneel Hof in Karlsruhe, is het voor Duitsland overigens niet aanvaardbaar dat middelen uit het Coronaherstelfonds voor andere doelen worden aangewend.

De genoemde financieringsopties zullen overigens niet dezelfde financiële ruimte creëren als het activeren van de bestaande nationale ontsnappingsclausule in de context van het Stabiliteits- en Groeipact, hetgeen ook deel uitmaakt van de voornemens van Von der Leyen. Een concreet voorstel hiervoor wordt op 19 maart a.s. door de Europese Commissie gepubliceerd, en het kabinet zal uw Kamer daarover informeren.

Concurrentievermogen

De leden van de NSC-fractie kijken over het algemeen positief naar het Competitiveness Compass en erkennen de noodzaak om de productiviteitsgroei te stimuleren, zoals ook beschreven in het Draghi-rapport. Zij maken zich echter zorgen over de haalbaarheid van het gelijktijdig realiseren van ambitieuze klimaatdoelen, het terugdringen van regeldruk en het verhogen van defensie-uitgaven.

Ziet de Minister deze ambities als verenigbaar? Waar ligt voor het kabinet de nadruk indien dit niet het geval blijkt te zijn?

18. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet ziet deze ambities als verenigbaar. Het Regeerprogramma benoemt deze ook als prioriteiten.

Meerjarig Financieel Kader (MFK)

De leden van de NSC-fractie pleiten voor een kleiner MFK en hopen dat de eerder beoogde besparing van 1,6 miljard euro op de EU-begroting alsnog gerealiseerd kan worden ondanks de veranderde geopolitieke situatie.

Ziet de Minister nog mogelijkheden om deze besparing in de komende onderhandelingen te waarborgen? Op welke onderdelen van het MFK kan Nederland inzetten om tot deze besparing te komen?

19. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet zal conform het hoofdlijnenakkoord in de MFK-onderhandelingen op inzetten dat de Nederlandse afdrachten aan de Europese begroting vanaf 2028 minder zullen stijgen dan ten tijde van het hoofdlijnenakkoord in de meerjarenraming was voorzien. Het kabinet is van mening dat keuzes gemaakt dienen te worden en dat ook met een beperkte stijging van het MFK belangrijke uitdagingen kunnen worden geadresseerd. Momenteel werkt het kabinet de inzet op hoofdlijnen uit voor de onderhandelingen over het volgend MFK. Het streven is om uw Kamer hierover in het eerste kwartaal van 2025 te informeren.

EU-VK Relaties

Gelet op de verslechterde trans-Atlantische betrekkingen en de geopolitieke spanningen achten de leden van de NSC-fractie een nauwere samenwerking tussen de EU en het Verenigd Koninkrijk belangrijker dan ooit. Aangezien er brede steun lijkt te zijn binnen de EU voor hechtere banden met het VK, vernemen zij graag hoe de Minister zich hiervoor inzet. Hoe draagt Nederland bij aan het versterken van structurele samenwerkingsmechanismen tussen de EU en het VK?

20. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet staat open voor het verkennen van mogelijkheden om de goede relatie voor de lange termijn te bestendigen en te verdiepen waar dit voor Nederland van toegevoegde waarde is, zoals op het gebied van veiligheids-, buitenland- en defensiebeleid. Nederland maakt dit in Brussel kenbaar en draagt hiervoor concrete ideeën aan samen met andere lidstaten. Hierbij benadrukt Nederland steeds dat dergelijke samenwerking in samenhang met eventuele toekomstige onderhandelingen over andere onderwerpen bezien moet worden. Hierbij zet het kabinet zich eveneens in voor stevige lange termijn afspraken over zowel energie als visserij.

Deze leden kijken eveneens positief naar de samenwerking binnen de «coalition of the willing», waar niet EU-landen als het VK en Noorwegen zich samen met EU-lidstaten inzetten voor de bescherming van Oekraïne en Europa. Deze samenwerking wordt namelijk niet gehinderd door lidstaten als Hongarije en Slowakije. Voornoemde leden zien het daarom als wenselijk de komende maanden meer in te zetten op deze «coalition of the willing» dan op de Europese Unie, waar de eerdergenoemde lidstaten met een veto schade kunnen aanrichten in de eenheid van steun aan Oekraïne en sancties aan Rusland.

De leden van de NSC-fractie zien uit naar de beantwoording van deze vragen en de verdere inzet tijdens de Raad Algemene Zaken.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken. Over deze onderwerpen hebben zij nog enkele vragen.

Overwegende dat het intensiveren van de militaire steun aan Oekraïne op de agenda staat in het licht van de veranderende inzet vanuit de nieuwe Amerikaanse regering, vragen deze leden wat namens Nederland hier de boodschap zal zijn?

21. Antwoord van het kabinet:

Zoals in het regeerprogramma staat blijft dit kabinet Oekraïne actief en onverminderd steunen. Daarom heeft Kabinet in het debat met uw Kamer toegezegd dat Nederland voor 2026 ruim EUR 3,5 mld. aan militaire en niet-militaire steun voor Oekraïne reserveert. Dit kan indien nodig naar voren worden gehaald om al in 2025 extra verplichtingen aan te gaan. Nederland en Europa zullen verantwoordelijkheid moeten nemen, ook voor onze eigen veiligheid. Daarom sluit het kabinet op voorhand ook geen opties voor verdere militaire steun uit en verwelkomt het kabinet het voorstel van de Hoge Vertegenwoordiger dat Europese lidstaten in 2025 additionele militaire steun leveren. Het kabinet werkt op dit moment de beschikbare mogelijkheden uit om militaire steun te versnellen en daardoor de geleverde steun op korte termijn te intensiveren, en Nederland zal andere landen hier ook toe oproepen. Uw Kamer zal hierover geïnformeerd worden.

Na afloop van de gesprekken tussen Oekraïne en de Verenigde Staten in Jeddah op 11 maart jl. heeft de VS aangekondigd de ingestelde pauzering op militaire steun op te heffen. Het is van groot belang zowel voor de Oekraïense als de Europese veiligheid dat de steun en inlichtingen aan Oekraïne is hervat.

Kan de Minister aangeven waarom Nederland sinds de top van de «coalition of the willing» in Londen nog geen extra steun voor Oekraïne in dit begrotingsjaar (2025) heeft aangekondigd, terwijl de meeste andere landen aan tafel dat wel hebben gedaan? Hoe kijkt de Minister naar de extra 1,8 miljard euro die de Britse premier Starmer na de top in Londen aankondigde voor 5.000 luchtverdedigingsraketten voor Oekraïne? Kan Nederland ook een extra stap zetten om zo het Amerikaanse gat mede te helpen opvullen, en zo nee, waarom niet?

22. Antwoord van het kabinet:

Het is van groot belang dat Europese landen verantwoordelijkheid nemen voor het versterken van de Europese veiligheid, en het voortzetten van steun aan Oekraïne. Op 5 maart jl. kondigde het kabinet tijdens het plenair debat Staat van de Oorlog in Europa aan EUR 3,5 mrd. te reserveren voor zowel militaire als niet-militaire steun voor 2026, die indien nodig naar voren kan worden gehaald om al in 2025 extra verplichtingen aan te gaan en op deze wijze steun te intensiveren. Zie het antwoord op vraag 2. Het is evident dat Europa en Nederland in deze tijden meer verantwoordelijkheid moeten nemen in aanvulling op de forse bijdrage aan militaire en niet militaire steun aan Oekraïne die reeds is en nog steeds wordt geleverd. Onze veiligheid en vrijheid zijn niet vanzelfsprekend en zullen met noodzakelijke kosten moeten worden bevochten.

Tijdens het rondetafelgesprek over de militaire steun aan Oekraïne heeft de ambassadeur van Denemarken aangegeven dat Nederland nog niet deelneemt aan het Deense mechanisme om de defensie-industrie in Oekraïne te ondersteunen. Daarbij gaf hij aan dat hun mechanisme openstaat voor financiering vanuit andere landen (zoals momenteel gebeurt vanuit Noorwegen, IJsland, Zweden en Canada) en dat er meer behoefte is vanuit de industrie dan beschikbare financiering. Hoe verklaart de Minister het feit dat Nederland niet deelneemt, terwijl een ruime meerderheid van de Kamer de motie van de leden Paternotte en Boswijk over de Oekraïense wapenindustrie ondersteunen door directe investeringen in de lokale productiecapaciteit met de middelen die zijn gereserveerd voor militaire steun aan Oekraïne (Kamerstuk 28 676, nr. 475) heeft aangenomen, die oproept om het voorbeeld van Denemarken te volgen. Welke concrete opvolging is er tot op heden gegeven aan deze motie door het kabinet? Erkent de Minister dat het kabinet meermaals heeft aangegeven dat de militaire steun voor Oekraïne niet tijdig kon worden uitgegeven, met als gevolg dat er een kasschuif heeft plaatsgevonden tussen 2024 en 2025? Overwegende dat er wel degelijk meer behoefte is aan financiering van de Oekraïense defensie-industrie, is de Minister bereid per direct te investeren in het Deense mechanisme voor investeringen in de Oekraïense defensie-industrie?

23. Antwoord van het kabinet:

In lijn met de motie van de leden Paternotte en Boswijk12 heeft het kabinet zich ingespannen om gereserveerde middelen te investeren in de Oekraïense defensie-industrie via directe aankoop bij Oekraïense bedrijven, uiteraard met raad en advies van de Oekraïense overheid. Het is de prioriteit van Nederland om inzetbare goederen zo snel mogelijk te leveren. Hierbij is samenwerking met de Oekraïense defensie-industrie cruciaal gebleken vanwege de relatief snelle levertijden en de implementatie van geleerde lessen. Daarom spant Nederland zich sinds de eerste verzoeken van Oekraïne actief in om de Oekraïense defensie-industrie te versterken. Volgens de bestaande Nederlandse procedures en auditing regels is directe aankoop bij het Oekraïense bedrijfsleven de snelste manier om militaire productie in Oekraïne tot stand te brengen, waarbij tevens de Oekraïense verwervingsorganisatie ontlast wordt. Het Deense industriemodel hanteert een ander proces waarbij financiële middelen niet rechtstreeks naar de defensie-industrie gaan, maar via de Oekraïense overheid lopen. Het Nederlandse model wordt ook met interesse door Denemarken en andere partners gevolgd. Nederland en Denemarken hebben afgesproken de respectievelijke ervaringen en geleerde lessen op termijn uit te wisselen om de steun aan Oekraïne op een zo efficiënt mogelijke wijze te kunnen voortzetten.

Het opzetten van de samenwerking met de Oekraïense industrie kostte tijd, maar de eerste contracten zijn inmiddels in de afgelopen maanden getekend. Nederland heeft daarom op zondag 2 maart jl. aangekondigd investeringen ter waarde van minimaal 700 mln. euro in de Oekraïense defensie-industrie te gaan doen, dit in aanvulling op de eerdere EUR 400 mln. voor het drone actieplan waarbij ook sprake is van samenwerking met de Oekraïense defensie-industrie. Nederland staat in nauw contact met het Oekraïense Ministerie van Defensie en het ministerie voor strategische industrie aangaande deze onderwerpen. Voortgang hierop is besproken tijdens het Oekraïense bezoek van Oekraïense Minister van Defensie Umerov op 7 maart jl.

Naast Oekraïne wordt gesproken over mogelijke aanvullende initiatieven in EU-verband op het gebied van veiligheid en defensie. Is de Minister bereid met een positieve grondhouding mee te blijven werken aan de «ReArm Europe»-voorstellen?

24. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet heeft kennisgenomen van de aangenomen motie-Eerdmans13 inzake ideeën van de voorzitter van de Commissie voor versterking van de Europese defensie (REARM). Het kabinet informeert uw Kamer verder voorafgaand aan het debat over de Europese Raad van 20–21 maart.

Wat is de toekomstvisie van het kabinet op de Europese veiligheid en hoe denkt dit kabinet deze Europese ambities te financieren?

25. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet benadrukt dat Europese landen een grotere verantwoordelijkheid moeten nemen voor de veiligheid op het eigen continent. Hiervoor moeten ze een grotere bijdrage gaan leveren aan de collectieve afschrikking en verdediging van de NAVO. De EU kan hier een faciliterende en stimulerende rol in spelen, bijvoorbeeld op het gebied van defensie-industrie. In eerste instantie is het van belang dat alle NAVO-leden voldoen aan de 2%-norm. Daarnaast dient ingezet te worden op beter bereik van privaat kapitaal en gebruik van de EIB. Tevens kan binnen het huidige MFK gekeken worden naar mogelijkheden om via herprioritering extra geld voor defensie vrij te maken.

Ziet de Minister, in deze tijden van verhoogde dreiging, in dat het onverstandig is te pleiten voor een verlaging van de Nederlandse bijdrage aan de Europese begroting? Zo nee, erkent de Minister dat een dergelijke houding van Nederland de reputatie en invloed van ons land op belangrijke besluitvorming, zoals op het gebied van defensie en Oekraïne, kan schaden?

26. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet zal er in de onderhandelingen over het volgend MFK op inzetten dat de Nederlandse afdrachten aan de Europese begroting vanaf 2028 minder zullen stijgen dan ten tijde van het hoofdlijnenakkoord in de meerjarenraming was voorzien. Het kabinet is van mening dat financiële stabiliteit van groot belang is en daarom keuzes gemaakt dienen te worden. Ook met een beperkte stijging van het MFK kunnen belangrijke uitdagingen, waaronder veiligheid en defensie, worden geadresseerd. Belangrijk om hierbij te benoemen dat de onderhandelingen gaan over de EU-begroting vanaf 2028. Dit staat los van discussies over acute noden voor bijvoorbeeld defensie en Oekraïne, die eerder wordt gevoerd.

Overwegende dat het kabinet nog geen visie heeft gepresenteerd op het MFK en dat deze pas eind maart wordt verwacht, kan de Minister toezeggen geen standpunt namens Nederland in te nemen over het MFK voordat de Kamer hierover is geïnformeerd?

27. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet heeft zijn budgettaire inzet voor het volgend MFK verwoord in het hoofdlijnenakkoord. De nadere inhoudelijke standpuntbepaling zal Nederland gaan uitdragen nadat de Kamer hierover is geïnformeerd. Naar verwachting is dat nog deze maand.

Hongarije heeft diverse malen laten zien bereid te zijn de EU te gijzelen voor eigen belang of zelfs voor het Russische belang. Overwegende dat het hoge dreigingsniveau en een terugtrekkend Amerika vragen om een besluitvaardig Europa, is de Minister bereid in Europa te pleiten voor het gebruik van de passerelleclausule, zodat het buitenlandbeleid niet langer per unanimiteit wordt besloten? Zo nee, is de Minister wel bereid hiernaar te kijken als het gaat om Oekraïense steun en Russische sancties?

28. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet zet in op het vergroten van de effectiviteit van besluitvorming in het EU-buitenlandbeleid. Dit kan op meerdere manieren, bijvoorbeeld door de efficiëntie van de Raad Buitenlandse Zaken te vergroten of door vaker gebruik te maken van constructieve onthouding. De EU heeft sinds de start van de Russische agressieoorlog pal achter Oekraïne gestaan en laten zien gezamenlijk besluiten te kunnen nemen over steun aan Oekraïne en restrictieve maatregelen tegen Rusland. Het kabinet blijft zich elke keer weer inspannen om de benodigde EU-eenheid te bewerkstelligen. Het pleiten voor het gebruik van de passerelleclausule voor het EU-buitenlandbeleid wordt op dit moment niet overwogen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de SGP-fractie hebben de stukken ten behoeve van de Raad Algemene Zaken ontvangen. Zij danken de Minister voor de toezending daarvan en hebben nog enige vragen en opmerkingen.

De komende jaren gaan Europese landen veel meer doen voor hun defensie en aan defensiesamenwerking. Ook zijn er veel Europese stappen gezet rond defensiesamenwerking en defensie-integratie. Deze leden missen echter een langere termijnvisie op de doelen van deze integratie in EU-verband en de criteria waaraan nieuwe stappen worden getoetst. Derhalve kijken voornoemde leden uit naar het Defensie witboek en vragen of het kabinet een kabinetsreactie daarop zal geven en aan de Kamer zal toezenden?

29. Antwoord van het kabinet:

Na het verschijnen van het witboek Defensie zal het kabinet de Kamer een appreciatie sturen in lijn met de geldende informatieafspraken.

De leden van de SGP-fractie verwelkomen de discussies over de EU-VK relaties. Daarbij benadrukken zij de lange en historisch nauwe banden met het VK alsmede het huidige imperatief om goed en verstandig samen te werken. Zeker inzake Europese veiligheid verwelkomen deze leden samenwerking met het VK. Dit laat niet staan dat de implementatie van de Brexit nog niet geheel naar tevredenheid voltooid is. Kan de Minister aangeven hoe dit naast de nieuwe samenwerking alsnog effectief geïmplementeerd gaat worden, en niet het een zonder het ander?

30. Antwoord van het kabinet:

Het kabinet kan bevestigen dat volledige implementatie van de bestaande akkoorden de Nederlandse en EU-inzet is.

De leden van de SGP-fractie vragen daarnaast of de inzet bij de gesprekken over de EU-VK relatie ook het gezamenlijke versterken van de trans-Atlantische band bespreken? Zo ja, welke suggesties heeft de Minister daarvoor?

31. Antwoord van het kabinet:

De EU en het VK zijn belangrijke partners en bondgenoten en werken nauw met elkaar samen op het gebied van buitenland- en veiligheidsbeleid. De Raad bespreekt nu op welke manier de EU de relatie met het VK zou willen vormgeven in aanvulling op bestaande akkoorden. Er zijn in dit kader geen discussies over het gezamenlijk versterken van de trans-Atlantische band.


  1. Kamerstuk 21 501-20, nr. 2207↩︎

  2. Kamerstuk 21 501-02, nr. 3002↩︎

  3. Zie hiervoor: https://www.consilium.europa.eu/en/press/press-releases/2017/04/29/euco-brexit-guidelines/pdf↩︎

  4. Kamerstuk 21 501-07, nr. 2070↩︎

  5. Kamerstuk 21 501-07, nr. 2087↩︎

  6. Kamerstuk 32 013, nr. 302↩︎

  7. Kamerstuk 21 501-07, nr. 2087↩︎

  8. Kamerstuk 29 544, nr. 1260↩︎

  9. Kamerstuk 21 501-02, nr. 3063↩︎

  10. Uw Kamer kan de opname van deze openbare sessie terugzien op de website van de Raad van de Europese Unie: https://video.consilium.europa.eu/event/en/27827↩︎

  11. Kamerstuk 21 501-20, nr. 2207↩︎

  12. Kamerstuk 28 676, nr. 475↩︎

  13. Kamerstuk 21 501-20, nr. 2207↩︎