Lijst van vragen inzake het Ontwerp Circulair Materialenplan (Kamerstuk 30872-305)
Lijst van vragen
Nummer: 2025D11043, datum: 2025-03-14, bijgewerkt: 2025-05-23 13:38, versie: 4 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2025D11043).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P.C. (Peter) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat (VVD)
- Mede ondertekenaar: N. Wiendels, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2025Z00099:
- Indiener: C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2025-01-14 15:00: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-01-22 10:15: Procedurevergadering IenW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2025-03-14 12:00: Ontwerp Circulair Materialenplan (Inbreng feitelijke vragen), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2025-04-16 10:00: Circulaire economie (Commissiedebat), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2025-04-24 14:29: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
Preview document (🔗 origineel)
2025D11043 LIJST VAN VRAGEN
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over het Ontwerp Circulair Materialenplan (Kamerstuk 30 872, nr. 305).
De voorzitter van de commissie,
Peter de Groot
Adjunct-griffier van de commissie,
Wiendels
Nr | Vraag |
1 | Komt er een aparte doelstelling voor hergebruik en reparatie van elektronica, zodat (gedeeltelijk) hergebruik en reparatie daadwerkelijk gestimuleerd gaan worden, in lijn met de motie Stoffer c.s. (Kamerstuk 36 600 XII, nr. 48)? |
2 | Hoe waardeert u de grote zorgen bij bedrijven die AVI-bodemas verwerken over de voorgenomen aanscherping van de eisen voor reiniging van dit bodemas, gelet op de economische (on)haalbaarheid en de terughoudendheid bij decentrale overheden ten aanzien van gereinigde AVI-bodemas? Waarom acht u de genoemde overgangstermijn voldoende? |
3 | Is de verwachting reëel dat niet alle AVI-bodemas technisch gereinigd kan worden tot de normen van de Regeling bodemkwaliteit 2022? Wat betekent dit voor het hergebruik van bodemas? |
4 | Hoe gaat u ervoor zorgen dat het reinigen van AVI-bodemas tot het kwaliteitsniveau van de Regeling bodemkwaliteit 2022 technisch en economisch haalbaar is, zodat nuttige toepassing van dit bodemas niet belemmerd wordt? |
5 | Hoe moet worden omgegaan met AVI-bodemas dat niet gereinigd kan worden tot het gestelde kwaliteitsniveau? |
6 | Waarom wordt voor gebruik van AVI-bodemas als toeslagmateriaal in beton een andere overgangstermijn gehanteerd dan voor gebruik in immobilisaten? |
7 | Waarom moet gebruik van AVI-bodemas in beton getoetst worden aan de Regeling bodemkwaliteit 2022, terwijl andere secundaire bouwstoffen getoetst mogen worden aan de CROW-CUR Richtlijn 2:2021? |
8 | Welke mogelijkheden ziet u om ervoor te zorgen dat decentrale overheden geen onnodige belemmeringen opwerpen voor toepassing van gereinigde AVI-bodemas? |
9 | Kunt u de Nederlandse economie voorzien van circulaire grondstoffen uit Europa om te komen tot (hoogwaardig) recycling in Nederland om op deze manier invulling te geven aan de Clean Industrial Deal (CID)? |
10 | Kunt u aangeven wat de achterliggende gedachte is bij het verminderen van verbrandingscapaciteit in Nederland? |
11 | Kunt u aangeven waarom het verminderen van verbrandingscapaciteit in Nederland niet zou leiden tot meer CO2-uitstoot in het buitenland? |
12 | Hoe kan het Circulair Materialen Plan (CMP) bijdragen aan de transitie naar een circulaire economie als maatregelen hoger op de R-ladder niet als prioritair worden gezien ten opzichte van maatregelen lager op de R-ladder? |
13 | Waarom blijft het CMP vrijblijvend naar producenten toe in plaats van normstellend? |
14 | Wat zal de concrete bijdrage zijn van het CMP op de circulaire economie doelstelling? |
15 | Hoe wordt via het CMP bepaald welke secundaire grondstoffen wel hergebruikt kunnen worden en welke niet? |
16 | Waarom valt voortgezet gebruik bij milieustraten buiten de inspraakprocedure? |
17 | Hoe verhoudt de huidige invulling van het CMP zich tot de nationale doelstelling om in 2050 een volledig circulaire economie te bereiken? |
18 | Waarom bevat het CMP geen concrete en meetbare doelstellingen voor circulair materiaalgebruik, zoals verplichte recyclaatpercentages in producten? |
19 | Welke structurele financiering wordt beschikbaar gesteld aan gemeenten en omgevingsdiensten om de extra taken uit het CMP uit te voeren? |
20 | Hoe wordt voorkomen dat gemeenten door het CMP met extra taken worden opgezadeld zonder bijbehorende middelen, terwijl de financiële druk op het gemeentefonds toeneemt? |
21 | Hoe gaat de overheid in het CMP afdwingen dat producenten daadwerkelijk meer gerecycled materiaal in hun producten verwerken? |
22 | Wordt overwogen om producenten te verplichten om naast recycling ook hergebruik en reparatie te bevorderen, bijvoorbeeld door een minimumnorm voor hergebruik? Zo nee, waarom niet? |
23 | Wat doet u om bureaucratische drempels, zoals lange vergunningstrajecten en strikte certificeringseisen, te verlagen voor circulaire innovaties en pilots? |
24 | Op welke manier gaat u een actievere regierol pakken bij knelpunten in de circulaire keten, zoals bij uitval van afvalverwerkingscapaciteit of export van afvalstromen? |
25 | Hoe gaat u voorkomen dat Nederland een stort- en verbrandingsland blijft in plaats van een koploper in hoogwaardige recycling en hergebruik? |
26 | Waarom heeft u ervoor gekozen om in het ontwerp-CMP geen expliciete kwantitatieve doelstellingen op te nemen voor afvalvermindering en recycling, zoals dat wel het geval was in het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP3)? |
27 | Hoe weegt u het argument van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) dat dergelijke kwantitatieve doelen een motiverende werking hebben op gemeentelijk afvalbeleid? |
28 | Hoe beoordeelt u het risico dat, zonder concrete doelen, de in de Europese Kaderrichtlijn Afvalstoffen gestelde recyclingdoelstellingen voor 2025, 2030 en 2035 niet gehaald zullen worden? |
29 | Op welke specifieke onderdelen van het ontwerp-CMP wordt primair input verwacht van de verschillende stakeholders? |
30 | Kunt u concrete voorbeelden geven waarbij de resultaten van het milieueffectrapport direct hebben geleid tot aanpassingen in het ontwerp-CMP? |
31 | Hoe zal de definitie van hoogwaardige recycling in de praktijk concreet worden toegepast en gehandhaafd bij de beoordeling van recyclingprocessen en -initiatieven? |
32 | Hoe wordt de voorgenomen afgifteplicht voor afgedankte elektrische en elektronische apparatuur zodanig afgebakend dat er, zoals toegezegd, alle ruimte blijft voor reparatie en hergebruik? |
33 | Wordt ervoor gezorgd dat reparateurs die opgenomen zijn in het (aanstaande) Nationale Reparateursregister vrijgesteld worden van de certificeringsplicht voor verwerking van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur? |
34 | In het CMP staan expliciet fosforslakken en staalslakken genoemd, waar komt deze informatie vandaan? |
35 | Hoe is zeker te stellen dat het toepassen van fosforslakken en staalslakken bij asfalt enkel incidenteel toegepast wordt? |
36 | Wat is de invloed op de emissie tijdens asfaltproductie als je asfalt recyclet dat staalslak bevat? |
37 | Er wordt gesproken over Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen-arm asfalt. Is er een grenswaarde of kwaliteitscriterium van staalslak nodig voor gerecycled asfalt waarmee asfalt als afvalstof gelabeld wordt? |
38 | Waarom is staalslak door Euroslag als gezamenlijke of geharmoniseerde melding aan REACH en ECHA als ongevaarlijke stof goedgekeurd? |
39 | In hoeverre kan de nadruk op deze specifieke definitie van hoogwaardige recycling bijdragen aan of conflicteren met de noodzaak voor geharmoniseerde EU-criteria en standaarden? |
40 | Op welke manier is in Nederland geproduceerd te verbranden afval gedefinieerd? |
41 | Wat betekent het CMP voor afvalstromen die uit het buitenland worden geïmporteerd om te worden voorbewerkt, maar waarbij residustromen kunnen ontstaan die moeten worden verbrand? |
42 | Kunt u nader duiden wat in de context van hoogwaardige recycling wordt verstaan onder «kwaliteit»? |
43 | Hoe kunnen partijen die willen investeren in specifieke vormen van recycling vooraf voldoende duidelijkheid en zekerheid krijgen dat die vorm kwalificeert als hoogwaardig? |
44 | Wat is het beleidskader voor AVI-bodemas dat technisch niet gereinigd kan worden tot de gestelde of toekomstige normen? |
45 | Hoe verhouden de uitgangspunten in het CMP zich tot de noodzaak om Europees te komen tot een vereenvoudiging en harmonisatie van regels voor grensoverschrijdend afvaltransport? |
46 | Hoe draagt het CMP bij aan minder procedurele vereisten en een snellere afhandeling van kennisgevingen voor de import van afvalstromen? |
47 | Bent u nog steeds voornemens tot het invoeren van het Besluit Melden waarbij afvalbedrijven aan afnemers van (gerecyclede) afvalstromen moeten melden of de stroom afkomstig is van een locatie die vergund is voor de ontvangst/verwerking van Zeer Zorgwekkende Stoffen (zoals bijvoorbeeld pfas) en leidt dit proces niet tot een extra administratieve last? |
48 | Hoe verhoudt de visie uit het Nationaal Plan Energiesystemen (NPE) voor koolstof in de chemie zich met de afwijkende visie uit het CMP? |
49 | Wordt de afvalstoffenstatus van elektronica zodanig aangepast dat ingenomen kapotte elektronica pas de afvalstoffenstatus krijgt nadat de installateur of retailer de elektronica ingenomen en beoordeeld heeft op mogelijkheden voor reparatie of hergebruik? |
50 | Kan worden verduidelijkt hoe vanuit het perspectief van vergunningverlening en de recyclingstandaard wordt omgegaan met processen waarbij een deel van de producten van vergassing en pyrolyse worden ingezet als brandstof en een deel als recycling? Welke afwegingen spelen hierbij een rol? |
51 | Kunt u een nadere duiding geven van wat wordt verstaan onder een overgangstechnologie in het CMP, zoals vergassen en pyrolyse? Welke consequenties het heeft als een technologie als zodanig wordt gekwalificeerd? |
52 | Hoe verhoudt het bestempelen van een verwerkingsmethode als overgangstechnologie zich tot de ambitie voor een overgang naar een circulaire en klimaatneutrale (plastic)industrie waarvoor alle beschikbare alternatieve koolstofbronnen nodig zullen zijn? |
53 | Waarom heeft u bij de ketenplannen windmolens niet toegevoegd? |
54 | U heeft als ambitie om meer te sturen op hoogwaardige verwerking, maar zou (hoogwaardig) recycling niet de ambitie moeten zijn? |
55 | Wat zijn de technische verschillen tussen het toetsen van AVI-bodemas aan de CROW-CUR Richtlijn 2:2021 versus de Rbk 2022-normen, en wat zijn de kwantificeerbare effecten van deze verschillende toetsingskaders? |
56 | Op basis van welke beoordeling of methodologie is de overgangsperiode van twee jaar bepaald als voldoende voor het ontwikkelen van adequate reinigingscapaciteit voor AVI-bodemas? |
57 | Welke specifieke factoren of meetbare parameters zullen worden geëvalueerd bij de beoordeling of de overgangsperiode van twee jaar toereikend is, zoals vermeld in het onderdeel toekomstplannen? |