[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Dekker over mogelijke beïnvloeding van Nederlandse media, NGO’s en onderzoeksinstituten

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2025D12643, datum: 2025-03-24, bijgewerkt: 2025-03-26 09:22, versie: 3 (versie 1, versie 2)

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20242025-1716).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2025Z02391:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024-2025 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1716

Vragen van het lid Dekker (FVD) aan de Ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en van Buitenlandse Zaken over mogelijke beïnvloeding van Nederlandse media, NGO’s en onderzoeksinstituten (ingezonden 10 februari 2025).

Antwoord van Minister Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap), mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken (ontvangen 24 maart 2025). Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024–2025, nr. 1435.

Vraag 1

Bent u op de hoogte van enige financiering door het United States Agency for International Development (USAID) aan Nederlandse, c.q. op Nederland gerichte, mediabedrijven of NGO’s? Zo ja, bent u bereid de Kamer inzicht te verschaffen in de desbetreffende organisaties en de bedragen die zij van USAID ontvangen?

Antwoord 1

Er is momenteel vanuit de overheid geen zicht op financiering vanuit USAID aan Nederlandse, c.q. op Nederland gerichte mediabedrijven of NGO’s.

Vraag 2

Heeft u inzicht in de voorwaarden die USAID stelt aan de financiering van Nederlandse organisaties en kunt u garanderen dat deze financiering niet gepaard gaat met inhoudelijke richtlijnen of politieke verwachtingen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 2

Het kabinet heeft geen inzage in de specifieke voorwaarden die USAID stelt aan de eventuele financiering van Nederlandse organisaties.

Vraag 3

Ontvangen Nederlandse universiteiten, denktanks of onderzoeksinstituten subsidies van USAID? Zo ja, zijn er richtlijnen om de onafhankelijkheid van academisch onderzoek te waarborgen?

Antwoord 3

Nederlandse universiteiten, denktanks of onderzoeksinstituten zijn niet verplicht om aan het Ministerie van OCW te melden dat zij geld ontvangen van USAID. Navraag leert dat ook de koepelorganisaties NFU en UNL geen zicht hebben op of dan wel welke Nederlandse universiteiten, denktanks of onderzoeksinstituten subsidies van USAID ontvangen.

De onafhankelijkheid van academisch onderzoek wordt op verschillende manieren geborgd. Allereerst geeft de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit (NGWI) principes, richtlijnen en normen voor goede en integere wetenschapsbeoefening. De code baseert zich op de principes eerlijkheid, zorgvuldigheid, transparantie, onafhankelijkheid en verantwoordelijkheid. De code ondersteunt de zelfregulering van onderzoekers en onderzoeksinstellingen en heeft een belangrijke didactische en preventieve functie. Ook biedt de NGWI een toetsingskader waarmee vermeende schendingen van wetenschappelijke integriteit worden beoordeeld en, indien nodig, gesanctioneerd kunnen worden.1

De zelfregulering van het veld uit zich ook in de peer review-procedures die zien op wetenschappelijke resultaten en publicaties. Daarnaast stellen wetenschappelijke tijdschriften als voorwaarde voor publicatie dat subsidies altijd vermeld moeten worden. Ook zijn er richtlijnen voor de interne kwaliteitszorg van universiteiten die toezien op o.a. de kwaliteit van onderzoek. In het kader van de kwaliteitszorg worden onderzoekseenheden elke zes jaar geëvalueerd door externe commissies conform het Strategy Evaluation Protocol (SEP). Eén van de hoofdcriteria van de evaluaties is wetenschappelijke kwaliteit, daaronder valt ook onafhankelijkheid en wetenschappelijke integriteit. De resultaten van de evaluaties worden meegenomen in de interne kwaliteitszorgcycli.

Vraag 4

Zijn er afspraken of convenanten tussen de Nederlandse overheid en USAID over de financiering van onderzoeksprogramma’s en zo ja, welke waarborgen bestaan er tegen buitenlandse politieke beïnvloeding?

Antwoord 4

Nee, die zijn ons niet bekend.

Vraag 5

Zijn er Nederlandse mediabedrijven of journalisten die direct of indirect steun ontvangen van het Organized Crime and Corruption Reporting Project (OCCRP), ‘s werelds grootste journalistieke onderzoeksorganisatie die voor meer dan de helft wordt gefinancierd door de Amerikaanse overheid? Zo ja, hoe wordt gewaarborgd dat deze financiering geen invloed heeft op journalistieke onafhankelijkheid?

Antwoord 5

Journalisten zijn in Nederland vrij om hun werk uit te oefenen op de manier waarop zij dat willen. Persvrijheid betekent onder andere dat er geen politieke bemoeienis is met wat er wordt gepubliceerd. Dit betekent ook dat het kabinet geen uitspraken doet over journalistieke onafhankelijkheid of de manier waarop die in het geding zou zijn. De journalistieke sector bepaalt zelf de journalistieke normen en hoe de sector zich daaraan houdt. De Leidraad van de Raad voor de Journalistiek is daarvoor belangrijk. Daarin staat onder meer het volgende opgenomen:

«Goede journalistiek is waarheidsgetrouw en nauwgezet, onpartijdig en fair, controleerbaar en integer. Zij laat zich toetsen en gaat op open wijze om met opmerkingen, reacties en klachten. Zelfregulering is de beste manier om daar vorm en inhoud aan te geven en die verantwoordelijkheid te nemen.»2

Vraag 6

Hoe beoordeelt u de geclaimde onafhankelijkheid van Nederlandse onderzoeksjournalisten die samenwerken met een organisatie die zich, volgens de Amerikaanse Foreign Assistance Act, moet conformeren aan het Amerikaanse buitenlandse beleid?

Antwoord 6

Zoals in antwoord op vraag 5 aangegeven, zijn journalisten in Nederland vrij om hun werk uit te oefenen op de manier waarop zij dat willen.

Vraag 7

Vormt het feit dat OCCRP-gelden door de Amerikaanse overheid worden geoormerkt voor onderzoek naar specifieke landen zoals Rusland en Venezuela, terwijl misstanden binnen de VS en andere door de VS gesteunde landen buiten beschouwing blijven, volgens u een risico op eenzijdige berichtgeving in Nederland?

Antwoord 7

Het kabinet beoordeelt niet of berichtgeving eenzijdig is.

Vraag 8

Hoe beoordeelt u in deze context het risico van buitenlandse invloed op de Nederlandse publieke opinievorming via media of academische instellingen?

Antwoord 8

Voor een goed functionerende democratie en een open samenleving zijn een onafhankelijke journalistiek en wetenschap essentieel. Als Minister van OCW sta ik hier pal voor.

Een open samenleving is echter ook kwetsbaar en statelijke actoren proberen via beïnvloedingscampagnes onze open samenleving te ondermijnen. Daarbij richten zij zich ook op het medialandschap. In samenwerking met onafhankelijke onderzoeksinstellingen onderzoekt de Nederlandse overheid deze inmenging.3

Het is bekend dat statelijke actoren proberen zich te mengen in of te bemoeien met de gang van zaken in Nederland. Onder statelijke inmenging valt elke activiteit die de democratische rechtsorde ondermijnt en die wordt ondernomen door een buitenlandse overheid of proxy namens een buitenlandse overheid. Die kunnen ook gericht zijn op het hoger onderwijs en de wetenschap. Ik acht het aannemelijke dat statelijke actoren een poging doen om de publieke opinievorming te beïnvloeden via academische instellingen.

Het kabinet vindt alle vormen van statelijke inmenging volstrekt onacceptabel. Het is essentieel dat we onze open samenleving behouden en tegelijkertijd de weerbaarheid van verschillende doelgroepen tegen statelijke inmenging verhogen. Bewustwording van ongewenste beïnvloeding van onderwijs en onderzoek en ongewenste overdracht van kennis en technologie door statelijke actoren op academische instellingen is een eerste belangrijke stap richting verhoogde weerbaarheid. Daarom voer ik een constante dialoog met kennisinstellingen hierover en ondersteun de instellingen, bijvoorbeeld met het Loket Kennisveiligheid en de Nationale Leidraad.

Verder onderzoek ik hoe ongewenste buitenlandse beïnvloeding (OBI) gericht op kennisinstellingen verder kan worden opgenomen in de kabinetsbrede aanpak. Over de uitkomsten ga ik in gesprek met de kennisinstellingen.

Vraag 9

Erkent u in deze context het gevaar van beïnvloeding op Nederlandse politieke besluitvorming, met mogelijk grote (geopolitieke) consequenties tot gevolg?

Antwoord 9

Zie het antwoord op vraag 8.

Vraag 10

Kunt u toelichten in hoeverre de Nederlandse regering de invloed van Westerse buitenlandse inmenging, zoals financiering door USAID van protesten in landen als Oekraïne, Roemenië en Georgië meeweegt in haar beoordeling van de legitimiteit van regeringen en oppositiebewegingen in deze (en mogelijk andere) landen? Zou deze inmenging aanleiding moeten zijn om kritisch te heroverwegen hoe Nederland zich opstelt ten opzichte van dergelijke bewegingen en regeringen?

Antwoord 10

Het kabinet heeft geen aanwijzingen van dergelijke Westerse buitenlandse inmenging.

Vraag 11

Kunt u aangeven of de regering aanwijzingen heeft dat USAID enige betrokkenheid heeft gehad bij de gebeurtenissen rondom de omverwerping van de Oekraïense regering in 2014 en in hoeverre dit is onderzocht?

Antwoord 11

Het kabinet heeft hiervoor geen aanwijzingen.

Vraag 12

Hoe beoordeelt u de onafhankelijkheid van DPG Media nu blijkt dat het bedrijf honderden miljoenen euro’s ontvangt van de Europese Investeringsbank (EIB), een instelling die eigendom is van alle EU-lidstaten?

Antwoord 12

U refereert hier aan een lening die is verschaft aan DPG Media waarmee het bedrijf verder digitaliseert en innoveert. Het is aan de EIB om een verzoek te beoordelen. Als Minister van OCW beoordeel ik dit niet.

Vraag 13

In hoeverre acht u het wenselijk dat een commercieel mediabedrijf dat een dominante positie heeft in Nederland en België, financieel afhankelijk is van een Europese instelling met politieke en beleidsmatige doelstellingen?

Antwoord 13

Zie het antwoord op vraag 12.

Vraag 14

Op welke manier wordt in Nederland gecontroleerd of mediabedrijven die financiering ontvangen van de EIB of andere EU-instellingen hun redactionele onafhankelijkheid behouden?

Antwoord 14

Dit wordt niet gecontroleerd. Met het oog op de grondwettelijk geregelde persvrijheid acht het kabinet het ook niet wenselijk daarop controle uit te oefenen.

Vraag 15

Bent u van mening dat mediabedrijven die staatssteun of leningen van overheden ontvangen, verplicht moeten worden hierover transparant te rapporteren aan hun lezers en kijkers? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 15

Nee. In Nederland is er sprake van zelfregulering. Dat betekent dat het aan de sector zelf is om hierover afspraken te maken en die na te leven.

Vraag 16

Hoe beoordeelt u het risico dat DPG Media, door de financiële steun van de EIB, minder kritisch zal berichten over EU-beleid of specifieke Europese beleidsdoelstellingen zoals de Digital Decade-strategie?

Antwoord 16

Dit beoordeel ik niet. Als Minister van OCW houd ik mij niet bezig met de inhoud van berichtgeving van welk medium dan ook. Zie ook het antwoord op vraag 5.

Vraag 17

Hoe kunt u garanderen dat Europese financiering van mediabedrijven geen invloed heeft op de pluriformiteit en objectiviteit van de journalistiek in Nederland?

Antwoord 17

Het is niet aan mij, als Minister van OCW, om daar uitspraken over te doen of garanties te geven. Dit is onder andere geregeld in de Europese Verordening Mediavrijheid. Ziet u hiervoor artikel 4 lid 1 en 2 van de verordening.

Vraag 18

Erkent u dat de Nederlandse media, indien zij gefinancierd worden door externe partijen, mogelijk als gevolg daarvan met eenzijdige, niet-objectieve en misleidende berichtgeving indirect invloed hebben op de verkiezingsuitslagen en erkent u dat dergelijke financieringsstructuren een risico vormen voor de integriteit van het verkiezingsproces en derhalve ongewenst zijn?

Antwoord 18

Het kabinet acht van belang dat informatie over het verkiezingsproces duidelijk en correct is. Het kabinet verstrekt daarom bij iedere verkiezing proactief informatie over het verkiezingsproces via www.elkestemtelt.nl. Wanneer onjuiste berichtgeving het verkiezingsproces mogelijk kan beïnvloeden (bijvoorbeeld valse informatie over hoe te stemmen), spreekt het kabinet dit actief tegen via de eigen communicatiekanalen.

Zoals aangegeven in antwoord 5 betekent persvrijheid onder andere dat er geen politieke bemoeienis is met wat er wordt gepubliceerd en zijn journalisten vrij om hun werk uit te oefenen op de manier waarop zij dat willen. Dit geldt ook voor berichtgeving over verkiezingen. Het kabinet zet zich verder in voor mediawijsheid, zodat burgers kritisch kunnen reflecteren op media.

Vraag 19

Hoe beoordeelt u de vergelijking tussen de Europese financiering van DPG Media en de Amerikaanse overheidsfinanciering van media via USAID, gezien de kritiek op laatstgenoemde dat dit de journalistieke onafhankelijkheid aantast?

Antwoord 19

Het kabinet is niet bekend met deze kritiek.

Vraag 20

Bent u bereid onderzoek te laten doen naar de invloed van buitenlandse financiering op de Nederlandse journalistieke sector en publieke opinievorming en, in het verlengde daarvan, politieke besluitvorming? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 20

Op dit moment ziet het kabinet daarvoor geen aanleiding.

Vraag 21

Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?

Antwoord 21

De Kamer is per brief4 geïnformeerd dat de beantwoording van de vragen niet mogelijk was binnen de gestelde termijn van drie weken en meer tijd vergde.


  1. De NGWI is geëvalueerd en wordt op dit moment herzien. De nieuwe code is naar verwachting begin volgend jaar afgerond. Ik heb uw Kamer hier recentelijk over geïnformeerd in Kamerstuk II, 2024–2025, 31 288 nr. 1180.↩︎

  2. https://www.rvdj.nl/leidraad↩︎

  3. Bijvoorbeeld de periodieke analyse Dreigingsbeeld statelijke actoren van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV).↩︎

  4. https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/kamervragen/detail?id=2025Z02391&did=2025D08283↩︎