[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Voorstel van wet

Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Bankwet 1998 en enige andere wetten in verband met de goede werking van het chartale betalingsverkeer (Wet chartaal betalingsverkeer)

Voorstel van wet

Nummer: 2025D12796, datum: 2025-03-21, bijgewerkt: 2025-03-26 13:36, versie: 3 (versie 1, versie 2)

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36711-2).

Onderdeel van kamerstukdossier 36711 -2 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Bankwet 1998 en enige andere wetten in verband met de goede werking van het chartale betalingsverkeer (Wet chartaal betalingsverkeer).

Onderdeel van zaak 2025Z05560:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024-2025

36 711 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht, de Bankwet 1998 en enige andere wetten in verband met de goede werking van het chartale betalingsverkeer (Wet chartaal betalingsverkeer)

Nr. 2 VOORSTEL VAN WET

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om regels te stellen over de chartale basisinfrastructuur en de continuïteit van het transport van contant geld ten behoeve van de goede werking van het chartale betalingsverkeer;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet op het financieel toezicht wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1:25, vijfde lid, wordt «artikel 9h» vervangen door «artikel 9r».

B

In artikel 3:4, tweede lid, wordt «Afdeling 2.3.2» vervangen door «De afdelingen 2.3.2, 3.5.11».

C

Na afdeling 3.5.10 wordt een afdeling ingevoegd, luidende:

AFDELING 3.5.11. CHARTALE BASISINFRASTRUCTUUR

Artikel 3:267k

1. Een bank met meer dan drie miljoen in Nederland woonachtige of gevestigde betaalrekeninghouders, zorgt voor de instandhouding van een chartale basisinfrastructuur die aan de bij of krachtens dit artikel gestelde eisen voldoet. De bank werkt daartoe samen met andere banken waarop deze verplichting rust.

2. De chartale basisinfrastructuur bestaat uit landelijk dekkende en adequate voorzieningen voor het opnemen en storten van eurobankbiljetten en euromunten.

3. De chartale basisinfrastructuur is toegankelijk voor andere banken tegen eerlijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden en tarieven.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over de voorzieningen waaruit de chartale basisinfrastructuur bestaat en de daaraan te stellen eisen.

Artikel 3:267l

1. Een bank waarop artikel 3:267k, eerste lid, van toepassing is, stelt haar in Nederland woonachtige of gevestigde betaalrekeninghouders in staat om gebruik te maken van de chartale basisinfrastructuur.

2. Een bank met meer dan vijfhonderdduizend in Nederland woonachtige of gevestigde betaalrekeninghouders stelt deze betaalrekeninghouders in staat om gebruik te maken van de voorzieningen van de chartale basisinfrastructuur voor het onverpakt storten van eurobankbiljetten.

3. Een bank met meer dan vijftigduizend in Nederland woonachtige of gevestigde betaalrekeninghouders stelt deze betaalrekeninghouders in staat om gebruik te maken van de voorzieningen van de chartale basisinfrastructuur voor het opnemen van eurobankbiljetten.

4. Het eerste en tweede lid laten onverlet dat een bank, ter voldoening aan de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, cliëntspecifieke maatregelen kan nemen om de risico’s van contant geld te mitigeren.

Artikel 3:267m

1. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de tarieven die een bank aan haar in Nederland woonachtige of gevestigde betaalrekeninghouders in rekening brengt voor het gebruik van de chartale basisinfrastructuur. Die tarieven kunnen op nul worden vastgesteld.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de voorwaarden die een bank aan haar in Nederland woonachtige of gevestigde betaalrekeninghouders kan stellen voor het gebruik van de chartale basisinfrastructuur.

3. De ingevolge dit lid gestelde regels zijn niet van toepassing op een bank met minder dan vijftigduizend in Nederland woonachtige of gevestigde betaalrekeninghouders.

Artikel 3:267n

Een bank geeft jaarlijks voor 1 maart kennis aan de Nederlandsche Bank van het aantal in Nederland woonachtige of gevestigde betaalrekeninghouders dat zij aan het slot van het voorafgaande kalenderjaar had, als dit aantal hoger is dan veertigduizend.

Artikel 3:267o

1. Een bank verstrekt periodiek binnen de daartoe vastgestelde termijnen informatie aan de Nederlandsche Bank die deze nodig heeft voor het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze afdeling bepaalde.

2. Informatie die betrekking heeft op de samenwerking, bedoeld in artikel 3:267k, eerste lid, kan namens meerdere banken tegelijk worden verstrekt.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de inhoud, de wijze, de periodiciteit en de termijnen van de verstrekking.

4. Het bij of krachtens dit artikel bepaalde is niet van toepassing op een bank met minder dan vijftigduizend in Nederland woonachtige of gevestigde betaalrekeninghouders.

Artikel 3:267p

Bij ministeriële regeling kan geheel of gedeeltelijk vrijstelling worden verleend van het bij of krachtens deze afdeling bepaalde. Aan een vrijstelling kunnen regels worden verbonden.

D

In de bijlagen behorend bij de artikelen 1:79 en 1:80 wordt in de opsomming van artikelen uit het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen in de numerieke volgorde ingevoegd:

3:267k

3:267l

3:267m

3:267n

3:267o

3:367p

ARTIKEL II

De Bankwet 1998 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

j. geldtransportonderneming: onderneming die in de uitoefening van beroep of bedrijf transport van eurobankbiljetten of euromunten uitvoert en die beschikt over een vergunning op grond van artikel 2, eerste lid, van de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus, of een vergunning op grond van verordening (EU) nr. 1214/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende professioneel grensoverschrijdend transport van eurocontanten over de weg tussen lidstaten van de eurozone.

B

In artikel 9c, derde lid, wordt «, met diende verstande dat de bestuurlijke boete voor een afzonderlijke overtreding ten hoogste € 50.000 bedraagt» vervangen door «. De bestuurlijke boete voor een afzonderlijke overtreding bedraagt ten hoogste het bedrag dat is vastgesteld voor de vijfde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht» en wordt «de eerste volzin» vervangen door «de tweede zin».

C

Onder vernummering van hoofdstuk IIC tot IID en van artikel 9h tot 9r wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK IIC. GELDTRANSPORT

Artikel 9h

De Bank monitort ten behoeve van haar taak, genoemd in de artikelen 3, eerste lid, onderdeel e, en 4, eerste lid, onderdeel b, de continuïteit van de dienstverlening bij het transport van eurobankbiljetten of euromunten.

Artikel 9i

1. Een geldtransportonderneming geeft jaarlijks voor 1 maart kennis aan de Bank van het aantal unieke locaties in Nederland die zij in het voorafgaande kalenderjaar heeft bediend voor het leveren of ophalen van eurobankbiljetten of euromunten.

2. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, voor bij die maatregel aan te geven regio’s of sectoren een uitsplitsing naar regio of sector bevat.

Artikel 9j

1. De Bank wijst jaarlijks voor 1 april de geldtransportondernemingen aan die in het voorafgaande kalenderjaar:

a. bij 30 procent of meer van het totaal aantal gerapporteerde unieke locaties in Nederland eurobankbiljetten of euromunten hebben geleverd of opgehaald; of

b. een regionale of sectorale drempel hebben behaald.

2. De drempel, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald, als dat nodig is voor de continuïteit van de dienstverlening bij het transport van eurobankbiljetten of euromunten in de betreffende regio of sector.

3. Op aangewezen geldtransportondernemingen zijn gedurende het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de aanwijzing is gedaan, de verplichtingen op grond van de artikelen 9k tot en met 9n van toepassing, met dien verstande dat de verplichting op grond van artikel 9n al van toepassing is met ingang van de eerste dag van de tweede maand volgend op die waarin de aanwijzing is gedaan.

Artikel 9k

1. Een ingevolge artikel 9j, eerste lid, aangewezen geldtransportonderneming verstrekt tweemaal per jaar op bij algemene maatregel van bestuur te bepalen tijdstippen aan de Bank een rapportage die inzicht biedt in de actuele stand van zaken en ontwikkelingen alsmede de prognoses die de organisatie of de bedrijfsvoering aangaan en die relevant zijn voor een regelmatige, continue en volledige uitvoering van de werkzaamheden waartoe de onderneming zich heeft verbonden.

2. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de inhoud van de rapportage.

Artikel 9l

1. Een ingevolge artikel 9j, eerste lid, aangewezen geldtransportonderneming geeft de Bank onverwijld schriftelijk kennis van het voornemen tot een wijziging met een substantiële impact op de uitvoering van de werkzaamheden waartoe de onderneming zich heeft verbonden, onder vermelding van het tijdstip waarop zij het voornemen wil uitvoeren.

2. De Bank kan de onderneming verplichten om de uitvoering van het voornemen uit te stellen tot ten hoogste 26 weken na het moment van ontvangst van de kennisgeving, als de Bank dat nodig acht voor de continuïteit van de dienstverlening bij het transport van eurobankbiljetten of euromunten. Deze bevoegdheid vervalt 8 weken na het moment van ontvangst van de kennisgeving.

3. De onderneming schort de uitvoering van het voornemen op totdat:

a. de Bank heeft besloten haar bevoegdheid, bedoeld in het tweede lid, niet uit te oefenen; of

b. acht weken zijn verstreken sinds het moment van ontvangst van de kennisgeving.

4. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de gevallen waarin de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid, wordt gedaan.

Artikel 9m

1. Een ingevolge artikel 9j, eerste lid, aangewezen geldtransportonderneming beschikt over een afwikkelingsplan om tijdig te kunnen anticiperen op eventuele beëindiging of overdracht van de werkzaamheden waartoe de onderneming zich heeft verbonden, en verstrekt een afschrift van het plan aan de Bank.

2. Het afwikkelingsplan wordt telkens herzien en in afschrift aan de Bank verstrekt wanneer zich een wezenlijke verandering in de organisatie of bedrijfsvoering van de onderneming voordoet die noodzaakt tot aanpassing van het plan.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de inhoud van het afwikkelingsplan.

Artikel 9n

Een ingevolge artikel 9j, eerste lid, aangewezen geldtransportonderneming doet, indien zij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat zij niet langer in staat zal zijn om de werkzaamheden waartoe zij zich heeft verbonden uit te voeren of indien zij surseance van betaling heeft aangevraagd dan wel te haren aanzien faillissement is aangevraagd, daarvan onverwijld mededeling aan de Bank.

Artikel 9o

Bij ministeriële regeling kan geheel of gedeeltelijk vrijstelling worden verleend van de artikelen 9k, eerste lid, 9l, eerste lid, en 9m, eerste en tweede lid. Aan een vrijstelling kunnen regels worden verbonden.

Artikel 9p

1. Met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens artikel 9i en de artikelen 9k tot en met 9o gestelde regels, zijn belast de bij besluit van de Bank aangewezen personen.

2. Artikel 9b, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9q

1. De Bank is bevoegd tot oplegging van een last onder dwangsom ter handhaving van de bij of krachtens de artikelen 9i en 9k tot en met 9o gestelde regels.

2. De Bank is tevens bevoegd tot oplegging van een bestuurlijke boete ter zake van overtreding van de bij of krachtens de artikelen 9i en 9k tot en met 9o gestelde regels en van artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

3. Artikel 9c, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

ARTIKEL III

In de artikelen 7 en 11 van bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht wordt na «Bankwet 1998: artikel 9c, eerste en tweede lid» ingevoegd «, hoofdstuk IIC».

ARTIKEL IV

In artikel 2, tweede lid, van de Wet bekostiging financieel toezicht 2019 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel ingevoegd, luidende:

e. het toezicht op afdeling 3.5.11 van de Wet op het financieel toezicht.

ARTIKEL V

Voor zover het gaat om het storten van eurobankbiljetten, voldoet een bank waarop artikel 3:267l, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht van toepassing is, aan die bepaling binnen twaalf maanden na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel C, van deze wet.

ARTIKEL VI

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

ARTIKEL VII

Deze wet wordt aangehaald als: Wet chartaal betalingsverkeer.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Financiën,