[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van de leden Chakor, Van Nispen en Flach over het bericht 'Ambtenaren verwachten ontevreden VNG na Kamerbrief'

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2025D12839, datum: 2025-03-25, bijgewerkt: 2025-03-27 09:29, versie: 3 (versie 1, versie 2)

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (ah-tk-20242025-1730).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2025Z03569:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024-2025 Aanhangsel van de Handelingen
Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden

1730

Vragen van de leden Chakor (GroenLinks-PvdA), Van Nispen (SP) en Flach (SGP) aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Financiën over het bericht «Ambtenaren verwachten ontevreden VNG na Kamerbrief» (ingezonden 26 februari 2025).

Antwoord van Staatssecretaris Palmen (Financiën), mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (ontvangen 25 maart 2025).

Vraag 1

Heeft u kennisgenomen van het bericht «Ambtenaren verwachten ontevreden VNG na Kamerbrief»?1

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Waarom heeft u de motie-Chakor/Van Nispen (Kamerstuk 36 600 B, nr. 12) niet uitgevoerd en heeft er geen afstemming plaatsgevonden met de decentrale overheden over de financiële effecten en de voor- en nadelen van de nieuwe berekeningswijze van taakmutaties?

Antwoord 2

Er is in de periode november 2024 tot februari 2025 zowel bestuurlijk als ambtelijk gesproken met de medeoverheden over de financiële effecten en de voor- en nadelen van de nieuwe berekeningswijze van taakmutaties. In die gesprekken werd duidelijk dat het kabinet en de medeoverheden op een aantal punten een andere zienswijze hebben bij de financiële situatie in 2026. Dit verschil in perspectief hebben de Staatssecretaris Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties doen besluiten de brief enkel ter informatie met de decentrale overheden te delen.

De voor- en nadelen van de nieuwe berekeningswijze zijn besproken in het Bestuurlijk Overleg Financiële verhoudingen (BOFv) van 6 maart jl. Er is gesproken over het definitieve vaststellingsmoment van het prijs-bbp voor het lopende jaar. Dat gebeurt nu in het voorjaar van het lopende jaar, conform de rest van de Rijksbegroting, op basis van CPB-cijfers. Ook is gesproken over de normering van teruggedraaide kortingen op het gemeentefonds en provinciefonds. De Minister van BZK heeft al toegezegd uw Kamer te informeren over de uitkomsten van het BOFv en het Overhedenoverleg, voor het debat met de Kamercommissie BZK over financiën decentrale overheden van 26 maart aanstaande.

Vraag 3

Wat was de reden dat het Ministerie van Financiën geen afvaardiging heeft gezonden naar de recente technische briefing in de Tweede Kamer op 18 februari jongstleden, terwijl dit ministerie de eerste ondertekenaar is van de brief over de berekeningswijze van de normeringssystematiek?

Antwoord 3

Voor een adequate technische briefing achtte de Minister van Financiën het van belang eerst uitvoering te geven aan de motie Chakor/Nispen. Op het moment van de technische briefing was de brief hierover («Berekeningswijze van normeringssystematiek o.b.v. bruto binnenlands product (bbp)»)2 nog niet af.

Vraag 4

Zijn de fondsbeheerders gezamenlijk verantwoordelijk voor het opstellen, uitwerken en toepassen van de normeringssystematiek? Zo nee, hoe zijn de taken en verantwoordelijkheden dan precies verdeeld?

Antwoord 4

De fondsbeheerder, de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijkrelaties en de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane zijn op basis van de Financiële-verhoudingswet verantwoordelijk voor de financiële verhoudingen tussen Rijk en gemeenten. Zij dragen daarbij zorg voor een adequate omvang alsmede een goede werking van de verdeelsystematiek van het gemeentefonds. Tevens zorgen zij voor een adequate uitbetaling en vaststelling van de algemene uitkering, de integratie-uitkeringen en decentralisatie-uitkeringen aan de verschillende gemeenten. De normeringssystematiek bepaalt voor een belangrijk deel de ontwikkeling van de omvang van de fondsen over de tijd en is en valt onder de verantwoordelijkheid van de fondsbeheerders.

Vraag 5

Kunt u aangeven op welke momenten er contact is geweest tussen de fondsbeheerders en VNG en IPO in het kader van afdoening van deze motie? Op welk exact moment is besloten af te zien van het betrekken van VNG en IPO?

Antwoord 5

Zie het antwoord op vraag 2.

Vraag 6

Welke overwegingen lagen precies ten grondslag aan het besluit om de VNG en het IPO niet te betrekken bij dit proces, ondanks de duidelijke impact van de nieuwe berekeningswijze op gemeenten en provincies?

Antwoord 6

Zie het antwoord op vraag 2. Bij Voorjaarsnota 2024 is in samenspraak met de VNG en IPO besloten om de oploop van de opschalingskorting te schrappen in combinatie met het vervroegd invoeren van de bbp-systematiek vanaf 2024. Er is een akkoord bereikt aan de hand van budgettaire tabellen, die ook zijn opgenomen in de Voorjaarsnota 2024.

Het besluit tot het vervroegd invoeren van de nieuwe financieringssystematiek heeft invloed op de lopende begroting van gemeenten en provincies. Om die reden is besloten de impact hiervan volledig (2024) en deels (2025) te dempen. Ook voor 2026 tot en met 2029 vindt compensatie plaats. Deze is zodanig dat dit per saldo voor de periode 2026 tot en met 2029 resulteert in een plus van 675 miljoen euro voor gemeenten en 44 miljoen euro voor provincies. Daarnaast ontvangen gemeenten aanvullende middelen (bovenop bbp) voor de uitgavenstijging bij de Wmo.

Vraag 7

Bent u zich bewust van de zorgen binnen de decentrale overheden over de financiële gevolgen van de nieuwe normeringssystematiek, met name met het oog op het verwachte ravijnjaar? Hoe beoordeelt u deze zorgen?

Antwoord 7

De fondsbeheerders zijn bekend met deze zorgen. In het BOFv van 6 maart hebben zij samen met de koepels opnieuw stilgestaan bij de zorgen die medeoverheden bij de systematiek hebben. Zoals ook in de brief aangegeven hecht het kabinet veel waarde aan de balans tussen de ambities, taken, middelen en uitvoeringskracht van medeoverheden. In het Overhedenoverleg van 21 november jl. is erkend dat de balans onder druk staat. Het gesprek hierover is vervolgd in het Overhedenoverleg in maart 2025.

Vraag 8

Kunt u uitleggen waarom er bij het kabinet geen herkenning lijkt te zijn voor het feit dat gemeenten vanaf 2026 veel minder middelen beschikbaar hebben voor het uitvoeren van belangrijke taken en het in stand houden van belangrijke voorzieningen? Is het kabinet van mening dat gemeenten de zorgen overdrijven? Zo ja, waarom?

Antwoord 8

Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven heeft het kabinet een ander perspectief dan de medeoverheden. Zoals in het antwoord op vraag 7 aangegeven hecht het kabinet veel waarde aan de balans tussen ambities, taken, middelen en uitvoeringskracht van medeoverheden en wordt het gesprek hierover in maart vervolgd.

Vraag 9

Kunt u in een overzichtelijk schema nauwkeurig schetsen waar het verschil in perspectief zit tussen dat van het kabinet en de VNG en het IPO over het financiële ravijn, zodat de Kamer kan doorgronden waar het verschil – zoals dat in de belisnota wordt genoemd – precies zit?

Antwoord 9

De Kamerbrief toont de ontwikkeling van het gemeente- en provinciefonds sinds de start van Rutte IV, het moment dat vanaf 2026 is afgestapt van de normeringssystematiek »trap op trap af». Gemeenten en provincies hebben in alle jaren extra middelen ontvangen en vooral in de jaren 2022–2025 meegedeeld in de relatief hoge intensiveringen vanuit het Rijk.

De VNG en het IPO wijzen op het verschil tussen huidige begrotingsstanden (op basis van de ontwikkeling van het bbp) en de situatie waarin de normeringssystematiek nog gekoppeld zou zijn aan de ontwikkeling van de rijksuitgaven («trap op trap af»). Zoals in de brief aangegeven hadden, gemeenten en provincies in 2026 meer gekregen als ook in 2026 de ontwikkeling van de Rijksuitgaven was gevolgd. Dit is de terugval in inkomsten waar gemeenten en provincies over spreken.

Vraag 10

Welke stappen bent u bereid te nemen om alsnog in overleg te treden met de VNG en het IPO om de gevolgen van deze nieuwe berekeningswijze gezamenlijk inzichtelijk te maken en daarmee de aangenomen Kamermotie uit te voeren?

Antwoord 10

De berekeningswijze van de normeringssystematiek is besproken in het BOFv van 6 maart. De Minister van BZK heeft al toegezegd uw Kamer te informeren over de uitkomsten van het BOFv en het Overhedenoverleg, voor het debat met de Kamercommissie BZK over financiën decentrale overheden van 26 maart.

Vraag 11

Kunt u toezeggen dat toekomstige wijzigingen met directe financiële gevolgen voor gemeenten en provincies in nauwere samenspraak met de betreffende overheden zullen plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 11

Ik kan toezeggen dat het kabinet in gesprek is en blijft over de maatschappelijke opgaven, inclusief eventuele financiële gevolgen. Deze opgaven kunnen alleen gezamenlijk worden ingevuld. In maart is daarom weer een BOFv geweest en heeft– naast de reguliere contacten over specifieke beleidsthema’s – opnieuw een Overhedenoverleg plaatsgevonden.

Vraag 12

Kunt u bovenstaande vragen één voor één beantwoorden voor het commissiedebat Financiën decentrale overheden op 26 maart 2025?

Antwoord 12

Ja.


  1. Binnenlands Bestuur, 24 februari 2025, «Kamerbrief over gemeentefonds: «VNG zal niet blij zijn»», https://www.binnenlandsbestuur.nl/financien/ambtenaren-verwachten-ontevreden-vng-na-kamerbrief↩︎

  2. Kamerstukken II vergaderjaar 2024–2025, 36 000 B, nr. 25↩︎