Inbreng verslag schriftelijk overleg over Reactie op verzoek commissie op een e-mail en een brief van de Stichting Herstel Oosterpark (SHO) over loodwaardes in het Amsterdamse Oosterpark en eerdere antwoorden op Kamervragen (Kamerstuk 30015-128)
Bodembeleid
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2025D12960, datum: 2025-03-26, bijgewerkt: 2025-03-26 11:17, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: P.C. (Peter) de Groot, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat (VVD)
- Mede ondertekenaar: G.B. Koerselman, adjunct-griffier
Onderdeel van zaak 2025Z03314:
- Indiener: C.A. Jansen, staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2025-03-04 15:55: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-03-12 10:15: Procedurevergadering IenW (Procedurevergadering), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
- 2025-03-25 12:00: Loodwaarden Oosterpark te Amsterdam (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 | |
Bodembeleid (Kamerstuk 30015, nr. 128) | |
Nr. | VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG |
Vastgesteld op ……. 2025 | |
Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over zijn reactie op het verzoek van de commissie op een e-mail en een brief van de Stichting Herstel Oosterpark (SHO) over loodwaardes in het Amsterdamse Oosterpark en eerdere antwoorden op Kamervragen (Kamerstuk 30015, nr. 128). De vragen en opmerkingen zijn op 26 maart 2025 aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van ... zijn deze door hem beantwoord. |
|
Voorzitter van de commissie, Peter de Groot |
|
Adjunct-griffier van de commissie, Koerselman |
|
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties | |
Inleiding De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de staatssecretaris. De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de staatssecretaris en willen hem nog enkele vragen voorleggen. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met interesse de reactie van de staatsecretaris gelezen op de brief van Stichting Herstel Oosterpark (hierna: SHO). GroenLinks-PvdA-fractie De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn bezorgd over te hoge loodwaarden in de bodem. Dit kan ernstige gevolgen hebben voor de ontwikkeling van kinderen. Kinderen moeten onbezorgd in parken en natuurgebieden kunnen spelen zonder dat dit negatieve gevolgen heeft voor hun ontwikkeling. Is de staatssecretaris het hiermee eens? Hoe wordt landelijk de problematiek rondom lood in de bodem gemonitord? Wat is het landelijke beleid rondom lood in de bodem? De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen in de kabinetsreactie op de brief van de SHO dat er lokale normen bestaan voor loodwaarden, maar geen nationale normen. Deze leden vragen waarom er geen landelijke normwaarden hiervoor bestaan. BBB-fractie De leden van de BBB-fractie lezen dat de staatssecretaris stelt dat de gemeente Amsterdam als bevoegd gezag de bodemfuncties bepaalt en de bijbehorende normen vaststelt. SHO wijst op een mogelijke incorrecte aanwijzing van deze bodemfuncties, mede onder verwijzing naar een VROM-rapport uit 2008. Kan de staatssecretaris aangeven welke concrete waarborgen er bestaan om te voorkomen dat de gemeente Amsterdam, een te lage beschermingsgraad kiest bij de bepaling van de bodemfuncties, zeker in een park dat intensief door kinderen wordt gebruikt? Is de staatssecretaris van mening dat de huidige wetgeving voldoende instrumenten biedt om onafhankelijk te toetsen of de gemeente de volksgezondheid, met name die van kinderen, voldoende waarborgt bij deze besluitvorming? De leden van de BBB-fractie lezen dat de gemeente Amsterdam een loodnorm van 370 mg/kg hanteert voor de algehele bodemkwaliteit, gebaseerd op een lokale nota bodembeheer. De SHO daarentegen refereert aan een mogelijk meer algemeen geldende en strengere norm van 100 mg/kg, met name voor plaatsen waar kinderen spelen. Kan de staatssecretaris toelichten waarom de gemeente Amsterdam significant afwijkt van deze door de SHO gesuggereerde, strengere norm? Kan de staatssecretaris in detail uiteenzetten welke specifieke risicobeoordeling ten grondslag ligt aan de vaststelling van de norm van 370 mg/kg in Amsterdam, en hoe deze zich verhoudt tot recent wetenschappelijk inzicht over de effecten van lood op de gezondheid van kinderen, met name op de lange termijn en bij cumulatie van blootstelling via verschillende routes? Partij voor de Dieren-fractie De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merken op dat mensen vaak met kinderen naar een park gaan om ze in het groen te kunnen laten spelen. Deze leden vinden dat alle kinderen gebruik moeten kunnen maken van parken, zonder het risico om gevaarlijke stoffen binnen te krijgen die kunnen leiden tot gezondheidsschade, zoals kan gebeuren wanneer staalslak in de bodem is toegepast, of bij een verhoogde loodconcentratie. Te hoge loodconcentraties kunnen bij kinderen onder andere leiden tot IQ-verlies. De GGD stelt dat er voor blootstelling aan lood geen grenswaarde is waaronder er geen negatieve effecten bij blootstelling optreden en dat er moet worden gestreefd naar een zo laag mogelijke blootstelling van kinderen aan lood. Is de staatsecretaris het daarmee eens? De GGD zegt dat plaatsen waar kinderen spelen gezondheidskundig voldoende bodemkwaliteit hebben als de loodconcentratie onder 100mg/kg zit. De GGD geeft handelingsperspectieven aan, waarbij hij stelt dat, als de concentratie tussen 100 en 390 mg/kg zit, er brede communicatie moet plaatsvinden over gebruiksadviezen en hij adviseert sanering bij herstructurering. Deze leden vragen aan de staatsecretaris of gemeentes zelf mogen kiezen of ze naar zulke GGD-adviezen luisteren, of hun eigen afwegingen mogen maken. De leden van de Partij voor de Dieren-fractie merkt op dat een groep omwonenden van het Oosterpark bang is dat kinderen niet veilig kunnen spelen in het Oosterpark in verband met de metingen van verhoogde loodconcentraties. Deze leden vragen of de staatssecretaris op de hoogte is van andere parken in Nederland waar omwonenden zich zorgen maken over te hoge loodconcentraties waar kinderen spelen. Over de reactie van de staatsecretaris vragen deze leden of de staatsecretaris zich voor zijn reactie aan de Kamer naast de gemeente ook door het RIVM en GGD Nederland heeft laten informeren. Zo ja, hoe is die informatie in zijn reactie verwerkt? Zo nee, waarom niet? |
|
II Reactie van de bewindspersoon | |