Antwoord op vragen van het lid Vermeer over mijnbouwherstel in Limburg
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2025D13491, datum: 2025-03-27, bijgewerkt: 2025-03-27 17:01, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei (Ooit VVD kamerlid)
- Andersson Elffers Felix; Eindrapport Onderzoek rechts en organisatievorm I3ML
- Beslisnota bij Antwoord op vragen van het lid Vermeer over mijnbouwherstel in Limburg
Onderdeel van zaak 2025Z02135:
- Gericht aan: S.T.M. Hermans, minister van Klimaat en Groene Groei
- Indiener: H. Vermeer, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
AH 1752
2025Z02135
Antwoord van minister Hermans (Klimaat en Groene Groei) (ontvangen 27 maart 2025)
Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024-2025, nr. 1313
Inleiding
Alvorens ik in ga op het beantwoorden van de specifieke vragen die aan mij zijn gesteld, vind ik het belangrijk om te benoemen dat ik op 10 maart jl. in Zuid-Limburg ben geweest. Tijdens het bezoek heb ik gesproken met bewoners, een oud-mijnwerker, de kwartiermakers en regionale bestuurders. De bewoners hebben mij verteld over de schade aan hun woning en het leed dat dit veroorzaakt. Zij hebben ook verteld over de teleurstelling dat de schadeafhandeling nog niet is begonnen. Ik vond het een intens en goed gesprek waarin duidelijk werd wat de schade met de bewoners doet. Er is besproken dat het kabinet alles op alles zal zetten om ervoor te zorgen dat de schadeafhandeling aan het eind van dit jaar zal beginnen. De bestuurders gaven mee dat nu vooral zichtbare stappen belangrijk zijn zodat het voor Limburg duidelijk is dat we binnenkort echt van start gaan. Het toenmalige kabinet heeft in 2023 met Limburg de afspraak gemaakt dat particuliere woningeneigenaren een tegemoetkoming krijgen waarmee de mijnbouwschade aan hun woning hersteld kan worden. Mijn inzet is hetzelfde. Uit reacties is gebleken dat het niet duidelijk was of de regeling ook zal gelden voor particuliere huiseigenaren die wonen in appartementencomplexen met een Vereniging Van Eigenaren. Het kabinet kan hierbij bevestigen dat de regeling ook voor hen zal gelden.
1
Wat is er tussen 2020 en 2024 ondernomen om de openstelling van de
schadeafhandeling mogelijk te maken?
Antwoord
Vanaf 2020 zijn met rechtsopvolgers van voormalige mijnbouwbedrijven
gesprekken gevoerd. Helaas lukte het niet om met de rechtsopvolgers tot
een passende oplossing te komen voor de afhandeling van schade door
voormalige steenkoolwinning. Vanaf 2022 zijn er gesprekken gevoerd met
de regio over de vormgeving van een regeling waarbij het uitgangspunt
een onverplichte tegemoetkoming vanuit de overheid was voor
mijnbouwschade aan woningen van particuliere huiseigenaren. In mei 2023
heeft het kabinet samen met de regio gezamenlijke uitgangspunten
vastgesteld en in oktober 2023 is dit verder uitgewerkt tot de
zogenoemde inrichtingsprincipes.
Vervolgens is geprobeerd om de uitvoering van de beoogde regeling bij
een bestaande organisatie te beleggen. Dit bleek helaas niet mogelijk.
Hierbij is ook gekeken naar regionale oplossingen. Omdat het twee tot
drie jaar kan duren voordat er een nieuwe organisatie met een wettelijke
taak is opgericht en ingericht, is er nu voor gekozen om eerst een
tijdelijke organisatie in te richten die vervolgens over kan vloeien in
een definitieve organisatie. De implementatie hiervan vergt tijd. Ook
voor een tijdelijke organisatie geldt bijvoorbeeld dat er een
ICT-systeem moet worden ingericht en mensen moeten worden geworven. Het
streven is om de tijdelijke organisatie zo spoedig mogelijk te laten
starten met de afhandeling van schades. De schadeafhandeling zal eind
2025 worden gestart.
2
Kunt u nu bevestigen dat u alles scherp op de radar heeft zodat het
gerechtvaardigd is te zeggen dat het Rijk kan garanderen dat de regeling
op 2 januari 2026 uiterlijk voor burgers opengaat?
Antwoord
Ja, het kabinet heeft de benodigde stappen scherp op de radar. De grootste stap is het inrichten van de tijdelijke organisatie. Deze zal bemenst worden vanuit RVO en werken onder de vlag van het ministerie van Klimaat en Groene Groei. Parallel hieraan zal begonnen worden met het inrichten van een definitieve organisatie. Dit traject zal twee tot drie jaar duren. Ik zal mij maximaal inspannen om ervoor te zorgen dat de regeling, en als eerste het digitale loket, eind 2025 open kan.
3
Op welke wijze kunt u versnelling organiseren binnen het
voorbereidingsproces, zodat zorgvuldigheid en daadkracht worden
gecombineerd en de regeling mogelijk al in 2025 open kan voor de
gedupeerde eigenaren?
Antwoord
De huidige planning voor het inrichten van de tijdelijke organisatie is ambitieus, maar haalbaar. Het kabinet begrijpt dat u daadkracht wil zien. De kennis en ervaring die is opgedaan bij de oprichting van de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG), de voorganger van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (IMG), zal worden gebruikt om de uitvoering van de regeling via de tijdelijke organisatie in te richten. Die ervaring leert ook dat het juist in deze fase belangrijk is om zorgvuldig te zijn, om te zorgen voor een soepele implementatie en uitvoering van de regeling. Het kabinet zal de regeling eind 2025 openstellen.
4
Welke zwaarwegende redenen zouden er kunnen zijn om eventueel van een
zelfstandig bestuursorgaan (zbo) af te zien? Zijn er alternatieve
rechtsvormen die voor de betrokken burgers sneller of betere uitkomsten
kunnen bieden?
Antwoord
Het kabinet heeft in het voorjaar van 2024 aan het adviesbureau
AEF gevraagd om mogelijke organisatievormen te onderzoeken. Uit het
advies kan geconcludeerd worden dat een Rijksdienst de meest haalbare
optie is. In juni 2024 zijn twee kwartiermakers aan de slag gegaan. Zij
hebben in december 2024 geadviseerd om een zelfstandig bestuursorgaan in
te richten.
Het kabinet werkt nu, naar het advies van de kwartiermakers, verder uit
hoe de uitvoering kan worden vormgegeven. Dit moet gebeuren in lijn met
het kabinetsbeleid inzake verzelfstandiging1 en
in een wet.2 Dit beleid vereist terughoudendheid
bij het opzetten van (nieuwe) zelfstandige bestuursorganen. Om die reden
vergt dit instemming van de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, als verantwoordelijk minister voor de organisatie
van het openbaar bestuur. Ook worden de aanbevelingen van de Nationale
Ombudsman gevolgd om de lessen uit andere hersteloperaties te
benutten.3
5
Kunt u toelichten welke processen parallel geschakeld zijn of worden
teneinde de burgers niet nodeloos te laten wachten op openstelling, in
het licht van de oprichting van een Tijdelijke Organisatie (TO)?
Antwoord
Een operationele Tijdelijke Organisatie is nodig om de regeling open te
kunnen stellen. Hier zit straks de menskracht, de systemen en het
fysieke loket om – samen met de Limburg Kamer van de Commissie
Mijnbouwschade – de aanvragen te kunnen behandelen. Conform planning zal
de regeling eind 2025 open gaan. Een projectteam vanuit KGG-RVO zal tot
en met medio december werken aan de volgende parallelle trajecten. Dit
zijn:
Opzetten van de tijdelijke organisatie en bestuur (medezeggenschapstraject en werving, selectie en inwerken nieuwe medewerkers);
Inrichting van het ICT-systeem;
Plan opstellen en deels al uitvoeren voor communicatie richting de doelgroep;
Inrichting van het loket (fysieke inrichting en Klantcontact);
Uitwerken van processen en werkinstructies;
Voorbereiden van advisering door de Limburg Kamer van de Commissie Mijnbouwschade en de aanbesteding van externe deskundigen).
6
Deelt u dat de burgers die schade hebben niet nodeloos in
schadetoerekeningformules betrokken moeten worden? Als het aannemelijk
is dat de aangetroffen schade voortkomt uit de mijnbouw, is dat dan
afdoende?
Antwoord
Ja, dat deelt het kabinet. Het kabinet wil dat de schadeafhandeling laagdrempelig en transparant is. Het kabinet deelt ook dat het criterium ‘voldoende aannemelijk’ voor deze schade afhandeling zal worden gebruikt. Fysieke schade aan woningen van particuliere huiseigenaren waarvan het voldoende aannemelijk is dat deze is veroorzaakt door bodembeweging als gevolg van de voormalige steenkoolwinning zal worden vergoed. Wat voldoende aannemelijk is, zal objectief en op eenduidige en begrijpelijke wijze moeten worden vastgesteld. Zo moet bijvoorbeeld worden vastgesteld of de schade geen andere autonome oorzaak heeft. De Limburg Kamer van de Commissie Mijnbouwschade (hierna: commissie) heeft de definitie van ‘voldoende aannemelijk’ nader uitgewerkt in de werkgroep ‘Aannemelijkheid’. De commissie wordt gevraagd om advies uit te brengen over aanvragen op grond van de regeling, doet in dat kader onderzoek en geeft een advies over het schadebedrag. De commissie zal in de komende maanden via een pilot project bekijken hoe het criterium ‘voldoende aannemelijk’ in de praktijk werkt.
De besluiten op basis van de adviezen van de commissie worden ten
tijde van de Tijdelijke Organisatie genomen door de minister, en later
door Instituut Mijnbouwschade Limburg (IML) op het moment dat het IML
daartoe wordt gemandateerd.
De regeling zal ook gaan gelden voor particuliere huiseigenaren die lid
zijn van een Vereniging van Eigenaren.
7
Is het volgen van een medezeggenschapstraject een vereiste voor het
oprichten van een Tijdelijke Organisatie? Is het noodzakelijk dat de
selectie van directeur en bestuur via de Algemene Bestuursdienst
verloopt, of is dit een keuze die u zelf kunt maken?
Antwoord
Het kabinet verwacht dat het medezeggenschaptraject voor de tijdelijke organisatie nodig zal zijn. Het functieniveau van de bestuurlijke en de leidinggevende functies van de tijdelijke organisatie en een definitieve organisatie vereisen dat de werving via de Algemene Bestuursdienst verloopt. De regio zal betrokken worden bij het opstellen van de functieprofielen en bij de selectie van de kandidaten.
8
Is de gehele post 'Schadeafhandeling Mijnbouw Limburg' in de begroting
van Klimaat en Groene Groei bedoeld voor schade-uitkeringen aan
gedupeerde burgers, of worden hier ook andere kosten uit
gefinancierd?
9
Is de begrotingspost van 19,5 miljoen euro bedoeld als een eerste
aanzet, en is voorzien dat deze wordt aangevuld zolang dat nodig is?
Antwoord 8 en 9
De post ‘Schadeafhandeling Mijnbouw Limburg’ is bedoeld voor de schadevergoedingen, onderzoekskosten en uitvoeringskosten. Voor de periode 2025 tot 2029 zijn de volgende bedragen beschikbaar: € 5,7 mln. (2025), € 2,2 mln. (2026), € 4,0 mln. (2027), € 4,0 mln. (2028), € 4,0 mln. (2029). Vanaf 2030 is structureel € 1,0 mln. beschikbaar.4 De inzet van het kabinet is om de kosten te verhalen op de rechtsopvolgers van de voormalige mijnbouwbedrijven.
10
Kunt u toezeggen dat in de nieuwe structuur die nu wordt ingericht, de
samenwerking tussen de drie overheidslagen geborgd blijft? Op welke
wijze wordt gewaarborgd dat de nieuwe organisaties onafhankelijk kunnen
adviseren, terwijl er tegelijkertijd voldoende draagvlak in de regio
blijft bestaan?
Antwoord
Op dit moment werken het Rijk, de provincie en de gemeenten samen in de
zogenoemde stuurgroep I3ML en in een ambtelijke werkgroep. De
samenwerking is belangrijk om te komen tot een in de regio gedragen
schadeafhandeling. Deze gesprekken blijven nodig ook als de
schadeafhandeling operationeel is. Het kabinet en de regio moeten nog
afspreken hoe dit de komende jaren concreet wordt georganiseerd. De
stuurgroep I3ML blijft actief totdat de tijdelijke organisatie is
gestart.
11
Deelt u de zienswijze dat het opteren voor een adviesrecht door de regio
een sleutel voor succes is, en bent u bereid zich maximaal in te spannen
om dit te realiseren?
Antwoord
De betrokkenheid van de regio bij deze regeling is heel belangrijk en daarmee een sleutel voor succes. Uiteraard zal op bestuurlijk niveau in een adequate overlegstructuur worden voorzien. In de komende maanden zal met de regio verder worden verkend op welke wijze haar rol bij de afhandeling van schade door de uitvoeringsorganisatie kan worden vormgegeven. Dat dit de vorm krijgt van een adviesrecht voor de regio deelt het kabinet echter niet op voorhand. Het is bijvoorbeeld onduidelijk wat de status van zo’n advies zou zijn op het moment dat de schadeafhandeling wordt uitgevoerd door een zelfstandige uitvoeringsorganisatie.
12
Kunt u toezeggen dat de Commissie Mijnbouwschade aan de slag gaat met de
10 pilotgevallen, en dat de Kamer op de hoogte wordt gehouden van het
verloop van deze pilots?
Antwoord
Ja, de Limburg Kamer van de Commissie Mijnbouwschade (hierna: commissie) heeft hiervoor onlangs een opdracht gekregen. Via deze pilot kan de commissie onder meer testen hoe het uitgangspunt voldoende aannemelijkheid in de praktijk werkt. De commissie heeft op 21 maart jl. met de tien bewoners gesproken en heeft hen geïnformeerd over de planning van de pilot. De commissie zal over de pilot een rapport opstellen. Het rapport zal naar verwachting na de zomer gereed zijn. Het zal in de stuurgroep I3ML worden besproken en naar de Tweede Kamer worden gestuurd.
Besliskader privatisering en verzelfstandiging van de Parlementaire Onderzoekscommissie van de Eerste Kamer (Kamerstukken I 2012/13, C, B) en brief van de Minister van Wonen en Rijksdienst van 21 januari 2015, (Kamerstukken I 2014/15, C, Y).↩︎
Artikel 1, onderdeel a, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen.↩︎
Brief aan Tweede Kamer e dd. 3 december 2024 ‘Kabinetsreactie op NO-rapport Herstel bieden een vak apart (2024D47552)↩︎
www.rijksfinancien.nl/memorie-van-toelichting/2025/OWB/XXIII/onderdeel/3149967↩︎