Amendement van het lid Ceder c.s. over het codificeren van de geldende jurisprudentie bij dringende redenen
Wijziging van de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening en oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen in verband met het op onderdelen in balans brengen van deze wetten tussen bestaanszekerheid, re-integratie en handhaving (Participatiewet in balans)
Amendement
Nummer: 2025D16359, datum: 2025-04-11, bijgewerkt: 2025-04-11 09:33, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: D.G.M. Ceder, Tweede Kamerlid (ChristenUnie)
- Mede ondertekenaar: A. Lahlah, Tweede Kamerlid (GroenLinks-PvdA)
- Mede ondertekenaar: W. Paulusma, Tweede Kamerlid (D66)
- Mede ondertekenaar: B. van Kent, Tweede Kamerlid (SP)
- Mede ondertekenaar: I. (Inge) van Dijk, Tweede Kamerlid (CDA)
Onderdeel van kamerstukdossier 36582 -25 Wijziging van de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening en oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen in verband met het op onderdelen in balans brengen van deze wetten tussen bestaanszekerheid, re-integratie en handhaving (Participatiewet in balans).
Onderdeel van zaak 2025Z07202:
- Indiener: D.G.M. Ceder, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: I. (Inge) van Dijk, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: B. van Kent, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: A. Lahlah, Tweede Kamerlid
- Medeindiener: W. Paulusma, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
- 2025-04-22 15:00: Stemmingen (Stemmingen), TK
Preview document (🔗 origineel)
TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL | 2 | |
Vergaderjaar 2024-2025 | ||
36 582 | Wijziging van de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening en oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen in verband met het op onderdelen in balans brengen van deze wetten tussen bestaanszekerheid, re-integratie en handhaving (Participatiewet in balans) | |
Nr. 25 | AMENDEMENT VAN HET LID ceder C.S. | |
Ontvangen 11 april 2025 | ||
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor: |
I
Na artikel I, onderdeel L, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
La
Aan artikel 18a, zevende lid, wordt toegevoegd “en de nadelige gevolgen van het opleggen van een boete voor de persoon aan wie een boete wordt opgelegd onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen,”.
II
Na artikel I, onderdeel HH, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
HHa
In artikel 58, achtste lid, wordt na “aanwezig zijn” ingevoegd “en de nadelige gevolgen van de terugvordering voor de persoon van wie wordt teruggevorderd onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen,”.
III
Na artikel II, onderdeel H, worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:
Ha
Aan artikel 20a, zevende lid, wordt toegevoegd “en de nadelige gevolgen van het opleggen van een boete voor de persoon aan wie een boete wordt opgelegd onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen,”.
Hb
In artikel 25, zevende lid, wordt na “aanwezig zijn” ingevoegd “en de nadelige gevolgen van de terugvordering voor de persoon van wie wordt teruggevorderd onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen,”.
IV
Na artikel III, onderdeel I, worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:
Ia
Aan artikel 20a, zevende lid, wordt toegevoegd “en de nadelige gevolgen van het opleggen van een boete voor de persoon aan wie een boete wordt opgelegd onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen,”.
Ib
In artikel 25, zevende lid, wordt na “aanwezig zijn” ingevoegd “en de nadelige gevolgen van de terugvordering voor de persoon van wie wordt teruggevorderd onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen,”.
Toelichting
De Participatiewet (en andere sociale zekerheidswetten) bevatten allemaal de mogelijkheid om in verband met dringende redenen geheel of gedeeltelijk af te zien van terugvordering wanneer de uitkering tot een te hoog bedrag is uitgekeerd of na het opleggen van een bestuurlijke boete. In de jurisprudentie is deze clausule altijd zeer strikt en beperkt uitgelegd waarmee burgers feitelijk zelden een geslaagd beroep konden doen op deze bepaling. Na de conclusie van Advocaat-Generaal De Bock en de volgende uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is deze uitleg gewijzigd: “De dringende reden moet op zo’n manier worden ingevuld, dat zij als wettelijke hardheidsclausule een wezenlijke rol kan spelen in het stelsel van herziening en terugvordering van uitkeringen.”1 Met dit amendement beogen de indieners om deze jurisprudentie te codificeren. Zoals op dit punt duidelijk is gebleken kan de uitleg van wettelijke bepalingen in jurisprudentie sterk wijzigen. De norm die nu middels de jurisprudentie is neergelegd beogen indieners nu ook wettelijk te verankeren. Op deze wijze kunnen burgers niet enkel een beroep doen op de geldende jurisprudentie, maar op een wet. Dit amendement sluit ook aan op het beleid van het kabinet aangezien zij hebben gesteld: “De (beleids)ruimte die is ontstaan met deze uitspraak wil ik behouden.” (Kamerstukken II 2024/25, 17050, nr. 609).
Ceder
Van Kent
Lahlah
Inge van Dijk
Paulusma
CRvB 10 november 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2086 (Conclusie Advocaat-Generaal De Bock).↩︎