Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de Stand van zaken rondom het handhavingsverzoek betreffende het gebruik van kraamkooien voor zeugen in de varkenshouderij (Kamerstuk 28286-1386)
Inbreng verslag schriftelijk overleg
Nummer: 2025D16493, datum: 2025-04-11, bijgewerkt: 2025-04-15 15:37, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (nds-tk-2025D16493).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: M. Aardema, voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (PVV)
- Mede ondertekenaar: R.P. Jansma, griffier
Onderdeel van zaak 2025Z04419:
- Indiener: J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2025-03-13 13:45: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-03-26 11:15: Procedurevergadering LVVN (Procedurevergadering), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- 2025-04-11 12:00: Stand van zaken rondom het handhavingsverzoek betreffende het gebruik van kraamkooien voor zeugen in de varkenshouderij (Inbreng schriftelijk overleg), vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Preview document (🔗 origineel)
2025D16493 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur over de brief van 11 maart 2025 betreffende de stand van zaken rondom het handhavingsverzoek betreffende het gebruik van kraamkooien voor zeugen in de varkenshouderij (Kamerstuk 28 286, nr. 1386).
De voorzitter van de commissie,
Aardema
De griffier van de commissie,
Jansma
Inhoudsopgave | |
I | Vragen en opmerkingen vanuit de fracties |
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie | |
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie | |
II | Antwoord/ Reactie van de Staatssecretaris voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur |
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de stand van zaken rondom het handhavingsverzoek betreffende het gebruik van kraamkooien voor zeugen in de varkenshouderij. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie willen benadrukken dat diverse wetenschappelijke onderzoeken aantonen dat de kraamkooi een ernstige aantasting van het welzijn van de zeug veroorzaakt, onder andere door Bureau Risicobeoordeling & onderzoek (BuRO), European Food Safety Authority (EFSA) en Wageningen University & Research (WUR) en European Reference Center for Animal Welfare (EURCAW). Deze leden vinden het daarom goed dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) nader onderzoek gaat doen naar het gebruik van de kraamkooi door varkenshouders en of dit een overtreding oplevert van artikel 1.6 van het Besluit houders van dieren (Bhd) en de mogelijke handhaving die daaruit voortvloeit. Deze leden zijn daarom benieuwd naar de uitkomsten van dit lopende juridische traject. Kan de Staatssecretaris een tijdspad schetsen van de drie fasen die de NVWA doorloopt tot aan de besluitvorming?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de stand van zaken rondom het handhavingsverzoek betreffende het gebruik van kraamkooien voor zeugen in de varkenshouderij.
Deze leden willen in de eerste plaats benadrukken het zeer onwenselijk te vinden dat een individuele ondernemer in onzekerheid zit vanwege onduidelijkheid over wet- en regelgeving.
Op het bedrijf staan kraamboxen, thans een gangbare vorm van huisvesting in de varkenshouderij, waarbij de NVWA tijdens een inspectie geen overtreding van het Bhd heeft geconstateerd. Toch is deze varkenshouder lijdend voorwerp in een juridisch geschil, met mogelijke consequenties voor de toekomst van het bedrijf. Deelt de Staatssecretaris de mening dat deze situatie onrechtvaardig voelt? Hoe moeten andere goedwillende varkenshouders met kraamboxen op het bedrijf naar deze zaak kijken?
De leden van de VVD-fractie constateren dat de huidige wetgeving vanwege open normen in de praktijk leidt tot juridisch getouwtrek over dierenwelzijn en de invulling daarvan in de veehouderij. Dit leidt tot grote onduidelijkheid voor ondernemers over hun bedrijfsvoering. Deze leden roepen in herinnering dat de leden van de VVD-fractie een vergelijkbare situatie vreesden bij het amendement-Vestering (Kamerstuk 35 398, nr. 23). Is de Staatssecretaris met deze leden van mening dat het aan de wetgever is om klaarblijkelijke onduidelijkheden in wet- en regelgeving weg te nemen, in dit geval door het invullen van open normen?
Om duidelijkheid te verschaffen over dierenwelzijnsregels heeft de Kamer vorig jaar de Wet Dieren aangepast via het amendement-De Groot/Van Campen, zoals verwerkt in artikel 2.3a. Deze leden hebben hier een aantal vragen over. Beaamt de Staatssecretaris dat de aankomende algemene maatregel van bestuur (AMvB) moet leiden tot het uiterlijk in 2040 bewerkstelligen van een dierwaardige veehouderij zoals gedefinieerd in artikel 2.3a lid 2? Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat deze AMvB een einde moet maken aan de open normen in onze dierenwelzijnswetgeving, niet alleen in de varkenshouderij maar ook in andere diersectoren? Denkt de Staatssecretaris dat daarmee onduidelijkheden voor ondernemers, zoals in het voorliggende juridische geschil, voorkomen kunnen worden? Kan de Staatssecretaris bevestigen dat de vast te stellen AMvB voor 1 juli 2025 wordt voorgehangen bij de Kamer conform de wettelijke deadline van artikel 10.10? Indien de Staatssecretaris een van bovenstaande vragen niet instemmend kan beantwoorden, kan de Staatssecretaris dan uitvoerig uiteenzetten waarom niet?
Deze leden vragen wat de stand van zaken is van het convenant dierwaardige veehouderij. In welke fase bevinden de gesprekken zich?
Tot slot willen de leden van de VVD-fractie een en ander vragen over de uitspraak van het College van Beroep. Ten eerste, waarom is de gemachtigde van de Minister tijdens de zitting niet ingegaan op de stelling van Varkens in Nood (ViN) dat niet vaststaat dat het gebruik van kraamkooien biggensterfte beperkt? Kan de Staatssecretaris dat hierbij alsnog doen, en kan de Staatssecretaris daarbij ook ingaan op het standpunt van ViN dat daarvoor langer gebruik dan drie of vier dagen nodig zou zijn? Waarom is de gestelde termijn van acht weken overschreden, wanneer verwacht de Staatssecretaris een nieuwe beslissing te kunnen nemen en kan de Staatssecretaris toezeggen zijn beslissing inclusief onderbouwing ook aan de Kamer te doen toekomen? Voorziet de Staatssecretaris dat op basis van artikel 1.6 voor allerlei huisvestingstypen handhavingsverzoeken zullen worden gedaan?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de stukken en hebben geen verdere vragen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de stand van zaken rondom het handhavingsverzoek betreffende het gebruik van kraamboxen voor zeugen in de varkenshouderij. Deze leden hebben daar een aantal vragen over.
Het gebruik van kraamboxen is op dit moment in Nederland gangbaar in de zeugenhouderij. Hoewel het Bhd (artikel 1.6) bepaalt dat een dier voldoende ruimte wordt gelaten voor zijn fysiologische en ethologische behoeften, wordt niet gesteld dat het gebruik van kraamboxen (of kraamkooien) verboden is. Sterker nog, in artikel 2.19, lid 6 staat dat in een stal waarin een zogende zeug met biggen zich niet vrij kan bewegen of omdraaien, beschikken de biggen over voldoende ruimte om ongehinderd te kunnen worden gezoogd. Daarnaast staat in artikel 2.3 van datzelfde besluit wanneer een dier permanent of geregeld wordt aangebonden, vastgeketend of geïmmobiliseerd, het voldoende ruimte gelaten wordt voor zijn fysiologische en ethologische behoeften
Daarmee is wat de leden van de BBB-fractie betreft voldoende duidelijk gemaakt dat het gebruik van kraamboxen is toegestaan onder het Bhd.
Als het gebruik niet expliciet verboden is, maar feitelijk expliciet toegestaan, en het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) op 27 augustus 2024 heeft geoordeeld dat de NVWA nader onderzoek moet doen naar het gebruik van de kraambox en moet aangeven waarom tegen het gebruik niet hoeft te worden opgetreden, willen de leden van de BBB-fractie vragen waarom de NVWA niet aan dat verzoek van het CBb heeft voldaan en waarom kennelijk wordt overwogen om dat ook in de toekomst niet te doen.
Hoe ziet de Staatssecretaris dit besluit van de NVWA in het licht van artikel 2.3 en 2.19 van het Bhd, waarin expliciet wordt gesproken over de fixatie van dieren?
De leden van de BBB-fractie willen benadrukken dat artikel 1.6 van het Bhd een implementatie is van richtlijn 98/58/EG, waarmee het houden van zeugen in kraamboxen ook op Europees niveau toegestaan is. Het niet indienen van een goede onderbouwing van het afwijzen van het handhavingsverzoek leidt daarmee volgens deze leden tot het implementeren van een nationale kop op Europees beleid.
De leden van de BBB-fractie willen benadrukken dat een interventie bovendien evenredig en proportioneel moet zijn. Ziet de Staatssecretaris het optreden tegen het gebruik van kraamboxen in de gehele sector als evenredig en proportioneel? Wordt bij die overweging ook rekening gehouden met het lopende traject voor meer dierwaardige veehouderij? Wat betekent dit in termen van financiële lastenverzwaring voor ondernemers en hoe verhoudt zich dit ten opzichte van het convenant dierwaardige veehouderij waarin de kosten voor dierenwelzijn verwacht worden te verhogen? Worden deze kosten alleen op ondernemers verhaald of landen deze ergens anders in de keten?
In hoeverre wordt verwacht dat de houding van de NVWA in dit geval een belemmering vormt voor een goed verloop van het traject voor een meer dierwaardige veehouderij, waar ook een convenant aan verbonden is waarin alle afspraken rondom de randvoorwaarden (markt, vergunning, onderzoek) worden afgesproken?
De leden van de BBB-fractie maken zich zeer grote zorgen over de opstelling van de NVWA, die gezien kan worden als het afdwingen van het ontstaan van jurisprudentie, regels en wetten door een instantie die slechts als controlerende instantie zou moeten optreden. Deze leden vragen of de Staatssecretaris deze zorgen deelt. Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat de NVWA op deze wijze veel invloed heeft op het ontstaan van jurisprudentie?
Deelt de Staatssecretaris de mening dat de NVWA zo het beleid maakt, waar dat feitelijk overgelaten zou moeten worden aan het Kabinet en de Staten-Generaal?
Deze leden willen daarom van de Staatssecretaris weten hoe het heeft kunnen gebeuren dat een varkenshouder die voldoet aan wettelijke eisen toch naar aanleiding van een handhavingsverzoek het risico loopt te worden gehandhaafd of zelfs gesanctioneerd. Wie heeft de beslissing om geen onderbouwing van de afwijzing van het handhavingsverzoek in te dienen genomen en op basis van welke argumenten is dat gedaan?
Deelt de Staatssecretaris bovendien de mening dat de NVWA nu zonder onderbouwing een eigen invulling geeft van de open normen in artikel 1.6 van het Bhd waarin fysiologische en ethologische behoeften niet gedefinieerd worden?
Ook willen deze leden weten of de NVWA gedwongen kan worden om het afwijzen van dergelijke handhavingsverzoeken, die gericht zijn op een gangbare houderijvorm in Nederland, die niet expliciet verboden is, altijd op alle mogelijke manieren te verdedigen in juridische procedures.
Is de Staatssecretaris het met de leden van de BBB-fractie eens dat het niet verdedigen van de afwijzing van het handhavingsverzoek gezien kan worden als een teken van een zeer onbetrouwbare overheid?
Het optreden tegen niet verboden, gangbare houderijvormen, kan een opmaat vormen voor een vloedgolf aan handhavingsverzoeken tegen andere gangbare en toegestane houderijvormen. Hoe gaan de NVWA en de Staatssecretaris zich daarop voorbereiden?
Is de Staatssecretaris het met de leden van BBB-fractie eens dat bovenstaande kan leiden tot het einde van de varkenshouderij, terwijl de varkenshouderij zich gewoon houdt aan Europese en Nederlandse regelgeving? Indien dit het geval is, wat gaat de Staatssecretaris doen om dit te voorkomen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van de brief over kraamkooien in de varkenshouderij en hebben hier nog enkele vragen over.
Allereerst wijzen deze leden erop dat dit een lopend juridisch traject betreft en dat de politiek zich hier afzijdig van zou moeten houden. Het CBb heeft de regering opgedragen het beleid opnieuw te toetsten aan de wet, gebaseerd op de stand der wetenschap. Het is niet aan de Kamer om hierover te oordelen en al helemaal niet om de uitspraken van de rechter ter discussie te stellen. Kan de Staatssecretaris dat bevestigen?
De leden van de PvdD-fractie wijzen erop dat deze casus alles te maken heeft met het feit dat moederzeugen nog altijd tussen metalen stangen worden gehouden, waardoor ze nauwelijks kunnen bewegen, laat staan dat ze op een normale manier voor hun biggetjes kunnen zorgen. Een aantal dagen voordat zeugen bevallen, worden ze vastgezet. Pas als de biggetjes vier weken oud zijn, mogen ze de kooi verlaten. De moederzeug heeft gedurende deze periode geen bewegingsvrijheid en kan niet voor haar biggen zorgen. De Universiteit Utrecht concludeerde dat varkens de behoefte hebben om maternaal gedrag te vertonen, waaronder nestbouwgedrag en zooggedrag.1 Deze kooien maken het onmogelijk om het natuurlijke gedrag te vertonen. De EFSA bevestigt dit en stelt dat de kraamkooi de bewegingsvrijheid van de zeug ernstig beperkt en haar natuurlijke, intrinsiek gemotiveerde gedrag – zoals het bouwen van een nest – onmogelijk maakt.2 Onderschrijft de Staatssecretaris deze conclusies van de Universiteit Utrecht en de EFSA? Zo nee, waarom niet en op welke wetenschappelijke onderzoeken baseert de Staatssecretaris zich dan precies?
Onderschrijft de Staatssecretaris de bevinding van Bureau Risicobeoordeling & Onderzoek van de NVWA dat het fixeren van zeugen in een kraambox één van de grootste risico’s voor dierenwelzijn is, omdat de emotionele toestand, de beperking van het natuurlijk gedrag en de lage waardering van de intrinsieke waarde van dieren langdurig onder druk staat?3 Zo nee, waarom niet en op welke wetenschappelijke onderzoeken baseert de Staatssecretaris zich dan precies? Tevens wijzen deze leden erop dat zelfs de Minister in de rechtszaak heeft erkend dat een kraamkooi zorgt voor het lijden van dieren.4
De leden van de PvdD-fractie wijzen erop dat het wettelijk verboden is om de bewegingsvrijheid van een dier te beperken zodat het dier daardoor onnodig lijdt of letsel wordt toegebracht. Ook is het verplicht om dieren voldoende ruimte te bieden voor fysiologische en ethologische behoeften (artikel 1.6 van het Bhd). Deelt de Staatssecretaris, op basis van bovengenoemde rapporten en inzichten, de conclusie dat deze kooien niet «dierwaardig» zijn? Zo nee, waarom niet en op welke wetenschappelijke onderzoeken baseert de Staatssecretaris zich dan precies? Is de Staatssecretaris het ermee eens dat, indien wordt geoordeeld dat deze kooien in strijd zijn met de geldende wet- en regelgeving, de NVWA hoort te handhaven? Zo nee, waarom niet en waar baseert de Staatssecretaris zich dan op?
II Antwoord/ Reactie van de Staatssecretaris
Universiteit Utrecht, Quickscan informatieset Convenant Dierwaardige Veehouderij, https://open.overheid.nl/documenten/6abf05c4-702e-42cd-a239-5e8ce0f1a96e/file↩︎
EFSA, 25 augustus 2022, Welfare of pigs on farm (EFSA, 2022: Welfare of pigs on farm)↩︎
NVWA, Advies van BuRO over de risicobeoordeling roodvlees- en grofwildketen, (https://www.nvwa.nl/over-de-nvwa/documenten/dier/dierenwelzijn/welzijn/risicobeoordelingen/advies-van-buro-over-de-risicobeoordeling-roodvlees-en-grofwildketen)↩︎
College van Beroep voor het bedrijfsleven, 27 augustus 2024, (https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:CBB:2024:578)↩︎