[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Derde nota van wijziging

Wijziging van de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening en oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen in verband met het op onderdelen in balans brengen van deze wetten tussen bestaanszekerheid, re-integratie en handhaving (Participatiewet in balans)

Nota van wijziging

Nummer: 2025D16592, datum: 2025-04-15, bijgewerkt: 2025-04-16 15:15, versie: 3 (versie 1, versie 2)

Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-36582-29).

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 36582 -29 Wijziging van de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening en oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen in verband met het op onderdelen in balans brengen van deze wetten tussen bestaanszekerheid, re-integratie en handhaving (Participatiewet in balans).

Onderdeel van zaak 2024Z11437:

Onderdeel van zaak 2025Z07302:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


Tweede Kamer der Staten-Generaal 2
Vergaderjaar 2024-2025

36 582 Wijziging van de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening en oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen in verband met het op onderdelen in balans brengen van deze wetten tussen bestaanszekerheid, re-integratie en handhaving (Participatiewet in balans)

Nr. 29 DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 15 april 2025

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onderdeel A, wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van onderdeel 2 tot onderdeel 3 wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

2. De onderdelen i en j komen te luiden:

i. eIDAS -verordening: verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257);

j. elektronisch identificatiemiddel:

1°. een elektronisch identificatiemiddel dat in Nederland is uitgegeven op grond van een overeenkomstig de eIDAS-verordening aangemeld stelsel voor elektronische identificatiemiddelen met ten minste betrouwbaarheidsniveau substantieel als bedoeld in artikel 8, tweede lid onderdeel b, van de eIDAS -verordening; of

2°. een elektronisch identificatiemiddel dat is uitgegeven in een andere lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte op grond van een stelsel voor elektronische identificatiemiddelen met ten minste betrouwbaarheidsniveau substantieel als bedoeld in artikel 8, tweede lid onderdeel b, van de eIDAS-verordening, en dat ten behoeve van de grensoverschrijdende authenticatie is erkend overeenkomstig artikel 6, eerste lid, van de eIDAS-verordening;.

2. In onderdeel 3 (nieuw) vervalt «i, j,».

B

In de voorgestelde tekst van het vierde lid in de artikelen I, onderdeel K, onder 3, II, onderdeel E, onder 3, en III, onderdeel F, onder 3, wordt «via DigiD als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, van de Regeling voorzieningen Wdo» vervangen door «met gebruikmaking van een elektronisch identificatiemiddel».

C

In de artikelen II en III wordt voor onderdeel A een onderdeel ingevoegd, luidende:

0A

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, worden aan artikel 1 twee onderdelen toegevoegd, luidende:

i. eIDAS-verordening: verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257);

j. elektronisch identificatiemiddel:

1°. een elektronisch identificatiemiddel dat in Nederland is uitgegeven op grond van een overeenkomstig de eIDAS-verordening aangemeld stelsel voor elektronische identificatiemiddelen met ten minste betrouwbaarheidsniveau substantieel als bedoeld in artikel 8, tweede lid onderdeel b, van de eIDAS-verordening; of

2°. een elektronisch identificatiemiddel dat is uitgegeven in een andere lidstaat van de Europese Unie of een andere staat die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte op grond van een stelsel voor elektronische identificatiemiddelen met ten minste betrouwbaarheidsniveau substantieel als bedoeld in artikel 8, tweede lid onderdeel b, van de eIDAS-verordening, en dat ten behoeve van de grensoverschrijdende authenticatie is erkend overeenkomstig artikel 6, eerste lid, van de eIDAS-verordening.

Toelichting

Met het wetsvoorstel Participatiewet in balans wordt voorgesteld om de aanvraagprocedure voor een bijstandsuitkering te versoepelen door het digitaal toekennen van de bijstandsaanvraag mogelijk te maken. Deze mogelijkheid wordt ook voorgesteld ten aanzien van uitkeringsaanvragen op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ). Het wetsvoorstel regelt deze mogelijkheden door aan het huidige artikel 17, derde lid, van de Participatiewet en het huidige artikel 13, derde lid, van de IOAW en IOAZ toe te voegen dat indien de bijstands- respectievelijk uitkeringsaanvraag is gedaan met gebruikmaking van DigiD op het niveau substantieel, het college van burgemeester en wethouders (verder: college) wordt geacht de identiteit van de belanghebbende te hebben vastgesteld. Het college hoeft in die gevallen de identiteit van de belanghebbende niet meer vast te stellen aan de hand van een identiteitsdocument als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen 1 tot en met 3, en, indien de Participatiewet in balans tot wet wordt verheven, 4, van de Wet op de identificatieplicht. Dit maakt het mogelijk om de gehele aanvraag langs digitale weg te behandelen en hiermee de aanvraagprocedure te versnellen. Als mensen sneller inkomenszekerheid hebben, kunnen zij hun aandacht ook sneller weer verleggen naar (het zoeken van) werk en wordt de drempel om (kortdurend) werk te aanvaarden verlaagd.

DigiD op de betrouwbaarheidsniveaus substantieel en hoog is op grond van de eIDAS-verordening1 genotificeerd bij de Europese Commissie. Dit brengt met zich mee dat als voor toegang tot een digitale overheidsdienst DigiD op het betrouwbaarheidsniveau substantieel of hoog is vereist, het op grond van artikel 6, eerste lid, van de eIDAS-verordening ook mogelijk moet zijn om toegang tot deze dienst te krijgen met elektronische identificatiemiddelen op hetzelfde of een hoger niveau die zijn uitgegeven door andere lidstaten van de Europese Unie (EU) en andere staten die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (EER). Voorwaarde is wel dat de betreffende identificatiemiddelen bij de Europese Commissie zijn genotificeerd. De identificatiemiddelen die Europees zijn genotificeerd moeten hiervoor aan de minimale eisen voor identificatiemiddelen voldoen die in en op basis van de eIDAS-verordening zijn gesteld. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt naar betrouwbaarheidsniveaus met elk hun eigen eisen.

Vanwege deze eisen zal een bij de Commissie genotificeerd elektronisch identificatiemiddel op het betrouwbaarheidsniveau substantieel dat afkomstig is uit een andere lidstaat van de EU/EER, vergelijkbaar zijn met DigiD op het betrouwbaarheidsniveau substantieel. Dit betekent dat ook met een dergelijk identificatiemiddel de identiteit van een persoon op een voldoende wijze zou kunnen worden vastgesteld.

Gelet op het voorgaande is de regering van mening dat de mogelijkheid om de identiteit met een elektronisch identificatiemiddel aan te tonen ook zou moeten gelden voor belanghebbenden die met een ander erkend elektronisch identificatiemiddel dan DigiD hun uitkeringsaanvraag hebben ingediend. Deze nota van wijziging bevat de wijzigingen waarmee dit mogelijk wordt. Hierbij wordt aangesloten bij de eIDAS-verordening: de mogelijkheid tot elektronische identificatie is slechts van toepassing als gebruik wordt gemaakt van elektronische identificatiemiddelen die op grond van de eIDAS -verordening bij de Europese Commissie zijn genotificeerd en ten minste op het betrouwbaarheidsniveau substantieel liggen.

Deze nota van wijziging vergroot de groep belanghebbenden die hun identiteit op een andere manier kunnen aantonen dan met een identiteitsdocument. Bovendien wordt hiermee aangesloten bij de verplichting in de eIDAS -verordening om elektronische identificatiemiddelen uit andere lidstaten van de EU/EER onder voorwaarden te accepteren. De wijzigingen in deze nota van wijziging brengen naar verwachting geen aanvullende kosten met zich mee. Vanwege de eis uit de eIDAS-verordening dat erkende elektronische identificatiemiddelen die zijn uitgegeven door andere lidstaten van de EU/EER ten minste het betrouwbaarheidsniveau substantieel moeten hebben en het feit dat de eisen voor notificering die aan elektronische identificatiemiddelen worden gesteld, voor alle lidstaten hetzelfde zijn, acht de regering eventuele risico’s op bijvoorbeeld onrechtmatige toekenning als minimaal. Dit is geen verandering ten opzichte van het wetsvoorstel zoals dit luidde voorafgaande aan deze nota van wijziging.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J.N.J. Nobel


  1. Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PbEU 2014, L 257).↩︎