[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Verslag van een schriftelijk overleg over de uitvoering van de motie van het lid Boucke c.s. over in kaart brengen in welke sectoren, productgroepen en diensten nog geen sprake is van echte prijzen (Kamerstuk 32813-1472)

Kabinetsaanpak Klimaatbeleid

Verslag van een schriftelijk overleg

Nummer: 2025D16685, datum: 2025-04-14, bijgewerkt: 2025-04-17 15:06, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van kamerstukdossier 32813 -1508 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid.

Onderdeel van zaak 2025Z07349:

Onderdeel van activiteiten:

Preview document (🔗 origineel)


32 813 Kabinetsaanpak Klimaatbeleid

Nr. 1508 Verslag van een schriftelijk overleg

Vastgesteld 14 april 2025

De vaste commissie voor Klimaat en Groene Groei heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de minister van Klimaat en Groene Groei over de brief van 21 februari 2025 over de uitvoering van de motie van het lid Boucke c.s. over in kaart brengen in welke sectoren, productgroepen en diensten nog geen sprake is van echte prijzen (Kamerstuk 32 813, nr. 1472).

De vragen en opmerkingen zijn op 25 maart 2025 aan de minister van Klimaat en Groene Groei voorgelegd. Bij brief van 14 april 2025 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,

Thijssen

Adjunct-griffier van de commissie,

Teske


Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met veel belangstelling het rapport "True Pricing van consumptiegoederen" gelezen. Deze leden constateren dat een echte kabinetsreactie ontbreekt. Hoe reflecteert de minister op dit onderzoek? Welke concrete vervolgacties gaat de minister ondernemen aan de hand van dit rapport?

Antwoord

Het onderzoek laat zien dat veel van deze producten nog geen "echte prijs" hebben, wat betekent dat de consument niet betaalt voor de milieuschade die door de consumptie wordt veroorzaakt. Het blijkt dat in bijna alle gevallen de consument niet op de hoogte is van deze echte prijs ondanks een veelheid aan (internationale) keurmerken en labels.

Het kabinet hanteert het uitgangspunt dat de vervuiler betaalt voor de milieuschade die wordt veroorzaakt. Het kabinet is er dus voorstander van dat de consument de "echte prijs" betaalt. De afgelopen jaren zijn hier ook verschillende stappen in gezet met bijvoorbeeld de afbouw van fiscale prikkels voor fossiele brandstoffen. Ook de komende tijd zet het kabinet zich hier (in Europees verband) voor in. Het kabinet vindt het tegelijkertijd ook belangriJk om hierbij oog te hebben voor de gevolgen voor de lasten voor mensen thuis en bedrijven.

In het nieuwe Klimaatplan heeft het kabinet daarnaast de start van een aanpak duurzaam leven aangekondigd. In deze aanpak wordt door middel van gedragsinzichten verder onderzocht wat nodig is om, gefaciliteerd door overheid en bedrijven, duurzame keuzes voor de consument mogelijk te maken.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn van mening dat de afbouw van fossiele subsidies een belangrijk onderdeel is van 'true pricing'. Immers, fossiele subsidies verhinderen rechtstreeks dat de externe kosten van fossiele brandstoffen in de prijs worden verwerkt. Deelt de minister deze analyse? Wat is de stand van zaken rondom het afbouwen van fossiele subsidies?

Antwoord

Het kabinet deelt de analyse dat fossiele subsidies kunnen verhinderen dat de externe kosten die gepaard gaan met het gebruik van fossiele brandstoffen in de prijs worden verwerkt. Afbouw van fossiele subsidies kan dan een stap zijn richting het bereiken van 'true pricing'.

In de afgelopen jaren zijn diverse stappen gezet om de directe en indirecte beprijzing van de externe kosten van het gebruik van fossiele brandstoffen te verstevigen. Ten eerste is het EU-emissiehandelssysteem aangescherpt en wordt het vanaf 2027 uitgebreid naar onder meer de gebouwde omgeving en de mobiliteitssector (ETS2). Ook op nationaal niveau zijn stappen gezet, waaronder de afbouw van een aantal fossiele subsidies. Belangrijke voorbeelden hiervan zijn een vastgelegd pad voor jaarlijks oplopende tarieven in de energiebelasting op aardgas, een vastgelegd afbouwpad voor vrijstellingen in de energiebelasting voor elektriciteitsproductie, een vastgelegd afbouwpad voor het verlaagde tarief in de energiebelasting op aardgas voor de glastuinbouwsector in combinatie met de introductie van een CO2-heffing, de introductie van een nationale CO2-heffing voor de industrie met een vastgelegd pad voor oplopende tarieven en afbouw vandispensatierechten, de afschaffing van vrijstellingen in de kolenbelasting, en de introductie en verhoging van de vliegbelasting.

Het kabinet besluit dit voorjaar over alternatief beleid om de klimaatdoelen te halen en kijkt hierbij ook of en hoe extra beprijzing en mogelijke andere maatregelen kunnen bijdragen aan het halen van de doelen, in samenhang met inzet om bestaande belemmeringen weg te nemen en te zorgen dat de randvoorwaarden voor verduurzaming op orde zijn.

Zoals opgenomen in het Regeerprogramma zet het kabinet ook in op het in Europees verband afbouwen van de fossiele subsidies gericht op de energievoorziening, zodat klimaateffecten die gepaard gaan met het gebruik van fossiele brandstoffen Europees beprijsd worden. In een brief aan de Kamer d.d. 3 december jl.1 is op hoofdlijnen geschetst wat de Europese en internationale instrumenten zijn, wat de ontwikkelingen zijn op het vlak van C02-beprijzing en fossiele subsidies, en wat de inzet van dit kabinet is de komende periode.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de 'true price gap' bij duurzame varianten van consumentengoederen veel kleiner is dan bij niet­ duurzame consumentengoederen, omdat er sprake is van een lagere klimaat- en milieu-impact. Duurzame alternatieven staan hiennee op een achterstand waardoor niet wordt voldaan het 'vervuiler betaalt'-principe. Hoe is de minister van plan deze achterstand te verkleinen?

Antwoord

Met het beleid dat een combinatie vormt van beprijzende, subsidiërende en normerende maatregelen worden de kosten van vervuiling steeds meer geïnternaliseerd in de prijs van producten en worden producten met positieve milieueffecten gestimuleerd.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van het onderzoek naar 'true pricing' en in welke productgroepen hier wel en geen sprake van is. Zij danken de minister voor het uitgebreide onderzoek dat is uitgevraagd en de onderzoekers voor het goede en informatieve rapport dat is opgeleverd. Zij hebben hierover nog een aantal vragen.

De leden van de D66-fractie vragen de minister in hoeverre zij de beweging naar een systeem van 'true price' ondersteunt. Het regeerprogramma besteedt hier namelijk geen aandacht aan. Deze leden vragen om een kabinetsreactie op dit rapport, dat helaas niet bij de aanbieding van het rapport zat.

Antwoord

Voor het antwoord op deze vraag verwijst het kabinet graag naar het antwoord op de eerste vraag van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie.

De leden van de D66-fractie zien als voornaamste conclusie in het rapport dat bij veel productgroepen geen sprake is van 'true pricing', wat betekent dat de kosten elders worden afgewenteld. Vindt de minister dit een verrassende conclusie? Hoe reageert de minister op het feit dat de productgroepen vlees, zuivel, meubels, kleding en apparaten een hoge milieu-impact hebben, maar deze kosten niet in de consumentprijs verwerkt zitten? Deelt de minister de opvatting dat het betekent dat de consumentenprijzen van deze goederen daarmee eigenlijk kunstmatig laag liggen? Waar denkt de minister dat de werkelijke kosten van deze productgroepen neerslaan en wie betaalt daarvoor? Kan de minister ingaan op de vraag hoe eerlijk het is dat anderen opdraaien voor de gemaakte kosten? In hoeverre vindt de minister dat het principe 'de vervuiler betaalt' breed toegepast zou moeten worden in onze economie?

Antwoord

Het onderzoek laat zien dat veel van deze producten nog geen 'echte prijs' hebben, wat betekent dat de consument niet betaalt voor de milieuschade die door de consumptie wordt veroorzaakt. Het blijkt dat in bijna alle gevallen de consument niet op de hoogte is van deze echte prijs ondanks een veelheid aan (internationale) keurmerken en labels.

De milieukosten die niet in de prijzen tot uitdrukking komen worden veelal op de samenleving als geheel afgewenteld. Het kabinet hanteert het uitgangspunt dat de vervuiler betaalt voor de milieuschade die wordt veroorzaakt. Het kabinet is er dus voorstander van dat de consument de "echte prijs" betaalt.

Tevens vragen deze leden hoe de minister verklaart dat de mate waarin milieukosten zijn geïnternaliseerd en de mate waarin er informatie beschikbaar is voor de consument zo verschilfend is tussen de productgroepen (p. 7-8). Hoe kan het dat bij vlees en zuivel geen enkele milieu-impact wordt geïnternaliseerd, terwijl bij alle andere productgroepen op z'n minst sprake is van een oranje kwalificering? Is de minister bereid om hier acties aan te verbinden, zodat vlees en zuivel op zijn minst een oranje kwalificering kunnen krijgen? Voor energie en elektrische apparaten doen we dat immers ook.

Kan de minister ingaan op de energiebelasting: is die bij toeval vrijwel gelijk aan de externe kosten, of wordt daar doelbewust op gestuurd? Indien het dat laatste is, hoe verklaart de minister dat, omgerekend naar energetische waarde, de energiebelasting op elektriciteit, dat in Nederland voor 50% hernieuwbaar wordt opgewekt en daarmee een lagere milieu-impact heeft, hoger is dan de energiebelasting op gas?

Antwoord

Dat de mate waarin er sprake is van beprijzing zo sterk verschilt, volgt uit het feit dat het inprijzen van de milieuschade niet de enige overweging is die een rol speelt bij bijvoorbeeld de hoogte van belastingen. Zo zijn de tarieven voor de energiebelasting niet uitsluitend op de milieu-impact gebaseerd. Daarnaast speelt een rol dat sommige prijzen nationaal worden vastgelegd en andere Europees. Zo zijn bijv. op Europees niveau de milieukosten voor elektrische apparaten geïnternaliseerd. Voor andere producten zoals vlees en zuivel is dat niet het geval. In het Klimaatplan wordt verwezen naar de doelsturing op bedrijfsniveau waardoor de milieukosten geïnternaliseerd worden.

De leden van de D66-fractie lezen met interesse hoofdstuk 3 van het onderzoek, waarin verschillende vormen van kosteninternalisatie uiteen worden gezet. Aan welke vorm(en) geeft de minister de voorkeur? Wat zou er moeten gebeuren, bijvoorbeeld bij de Belastingdienst, maar ook in kennisontwikkeling, om een 'true pricing'-benadering te hanteren? Hoe zou een 'true pricing'-benadering op een rechtvaardige manier kunnen worden vormgegeven? Hoe kan de minister ervoor zorgen dat er wet sprake is van een 'true pricing'-benadering en het principe dat de vervuiler betaalt, zonder dat dit betekent dat de minst kapitaafkrachtige mensen (die lastiger kunnen verduurzamen) uiteindefijk met de hoogste kosten overbfijven? Hoe kijkt de minister naar vrijwiffige intemafisatie? Deeft de minister de opvatting van de onderzoekers en van de leden van de D66-fractie dat het oneerlijk, niet effectief en ongemakkelijk is om de consument voor deze keuze te stellen?

Antwoord

Het kabinet hanteert het uitgangspunt dat de vervuiler betaalt voor de milieuschade die wordt veroorzaakt. Het kabinet is er dus voorstander van dat de consument de 'echte prijs' betaalt. Daarvoor wordt normerend, beprijzend en subsidiërend beleid ingezet. In het Klimaatplan is medegedeeld dat bij besluitvorming over het klimaatbeleid de komende jaren een aantal rechtvaardigheidsprincipes worden betrokken. De leidende principes zijn: 1) Realisatie klimaatdoelen, 2) Gemeenschappelijke maar gedifferentieerde verantwoordelijkheid, 3) Bijdrage en ondersteuning naar draagkracht, 4) Vervuiler betaalt. Hiermee houden we oog voor mensen die minder kapitaalkrachtig zijn en houden we zicht op de rol van de vervuiler.

De leden van de D66-fractie zijn voorstander van een systeem van 'true pricing', maar zien ook dat sommige producten daardoor duurder kunnen worden. Dat gefdt vooraf voor producten die nu een kunstmaäg {age prijs hebben, omdat de kosten worden afgewentefd op mensen in de productieketen, het mifieu of toekomstige generaties. Deelt de minister de opvatting van de {eden van de D66- fractie dat het hanteren van 'true pricing' daarom gepaard moet gaan met drie ontwikkelingen: 1) prijsverfagende maatregefen voor duurzame producten, bijvoorbeeld het verfagen van kosten voor duurzame keurmerken en administratieve {asten, 2) de opbrengsten van 'true price'-belastingen inzetten voor het versterken van de koopkracht van lage inkomens en middeninkomens, en 3) de opbrengsten van true price-belastingen inzetten voor verduurzaming in productketens? Zo ja, kan de minister ingaan op concrete maatregefen die genomen kunnen worden om deze drie ontwikkelingen te bevorderen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

Het kabinet deelt de zorg dat beprijzing van milieuschade ook tot hogere lasten voor bedrijven en mensen thuis kan leiden. Daarom dient dit op een evenwichtige manier te gebeuren en kijkt het kabinet ook naar andere manier om het gebruik van duurzame producten te stimuleren. Nederland hanteert het principe van de scheiding van inkomsten en uitgaven. Het ligt om die reden niet voor de hand de specifieke opbrengsten van belastingen te oormerken voor specifieke bestedingen. Daarnaast geldt dat veel keurmerken private initiatieven betreffen waarvan de overheid de kosten en administratieve lasten beperkt tot niet kan beperken.

De leden van de D66-fractie zien dat er ook vraag moet ontstaan naar producten en diensten die werken met 'true pricing'. De overheid zou hierin een 'launching customer' kunnen zijn door middel van inkoop en aanbestedingen. Deze leden hebben hierop ook eerder een toezegging gekregen van de minister. Hoe staat het met de uitwerking hiervan? Wat zijn de plannen en de doelen hiervoor? Wanneer mogen we verwachten dat de overheid uitsluitend inkoopt bij bedrijven die een eerlijke prijs rekenen?

Antwoord

De Minister van Economische Zaken heeft in kaart gebracht welke ervaring er al is opgedaan met de toepassing van true pricing bij aanbestedingen. Hiervoor is gesproken met verschillende betrokkenen en experts, zowel intern als extern. De Kamer wordt hierover in de loop van 2025 nader geïnformeerd.

Tot slot vragen de leden van de D66-fractie de minister om voortvarend aan de slag te gaan met het onderwerp 'true price' en om dit rapport het startschot te laten zijn voor beleidsontwikkelingen in de goede richting. Het zou enorm zonde zijn als de nieuwe kennis en inzichten uit dit rapport niet gebruikt worden voor het bouwen aan een sterke, duurzame, eerlijke economie. Graag ontvangen deze leden een reactie van de minister hierop.

Antwoord

In de voorgaande antwoorden heb ik aangegeven hoe het kabinet hier invulling aan geeft.


  1. Kamerstukken II 2024/25, 32813 nr. 1425↩︎