Verslag van het onderzoeks- en innovatiedeel van de informele Raad voor Concurrentievermogen 10-11 maart 2025 te Warschau (Polen)
Raad voor Concurrentievermogen
Brief regering
Nummer: 2025D16915, datum: 2025-04-14, bijgewerkt: 2025-04-18 12:56, versie: 3 (versie 1, versie 2)
Directe link naar document (.pdf), link naar pagina op de Tweede Kamer site, officiële HTML versie (kst-21501-30-639).
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Ooit ChristenUnie kamerlid)
- Beslisnota bij Verslag onderzoeks- en innovatiedeel informele Raad voor Concurrentievermogen 10-11 maart 2025 te Warschau (Polen)
- Nederlands onderzoek en ontwikkeling in internationaal perspectief
Onderdeel van kamerstukdossier 21501 30-639 Raad voor Concurrentievermogen.
Onderdeel van zaak 2025Z07437:
- Indiener: E.E.W. Bruins, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Volgcommissie: vaste commissie voor Europese Zaken
- Volgcommissie: vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Economische Zaken
- 2025-04-16 12:50: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-04-22 16:45: Procedurevergadering vaste commissie voor Economische Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Economische Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2 |
Vergaderjaar 2024-2025 |
21 501-30 Raad voor Concurrentievermogen
Nr. 639 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 april 2025
Hierbij bied ik uw Kamer, mede namens de Minister van Economische Zaken, het verslag van het onderzoeks- en innovatiedeel van de informele Raad voor Concurrentievermogen van 10–11 maart 2025 aan.
Tevens wil ik van deze gelegenheid gebruik maken om uw Kamer te informeren over het op 25 februari jl. uitgebrachte rapport van het Rathenau, getiteld «Nederlands onderzoek en ontwikkeling in internationaal perspectief», waarin het Rathenau van 25 landen gegevens over onderzoek en ontwikkeling verzamelde. De figuren en tabellen in het rapport geven informatie over onder andere investeringen en aantallen onderzoekers, studenten en publicaties.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
E.E.W. Bruins
Verslag van het onderzoeks- en innovatiedeel van de informele Raad voor Concurrentievermogen op 10–11 maart 2025 te Warschau (Polen)
Verbeteren van het ecosysteem voor Europese startups en scale-ups
Beleidsdebat
De Raad sprak, in aanloop naar de Europese Strategie voor Startups en Scale-ups, over het verbeteren van het ecosysteem voor Europese startups en scale-ups om hun groei en veerkracht in Europa te stimuleren. De strategie is voorzien voor het tweede kwartaal van 2025. Eurocommissaris Zaharieva noemde het klimaat voor startups en scale-ups een van haar belangrijkste prioriteiten. Ze gaf aan dat de strategie zal ingaan op de definitie van een startup, opschaling, mobiliteit van werknemers en het overbruggen van de barrières voor groei. De ERA Act over de Europese Onderzoeksruimte (publicatie voorzien in 2026) zal bijvoorbeeld ook bijdragen aan het mobiliseren van talent.
De lidstaten stelden unaniem dat de strategie nodig is. Hierbij brachten veel lidstaten op dat er in de strategie aandacht nodig is voor simplificatie van regelgeving, onder andere door het invoeren van een 28e regime om startups voor de EU te behouden. Tevens dient er ingezet te worden op het aantrekken van risicofinanciering om opschaling succesvol te laten zijn. Een goede link met InvestEU en de Europese Investeringsbank (EIB) kan hieraan bijdragen. Enkele lidstaten brachten op dat publiek-private samenwerking binnen O&I-ecosystemen noodzakelijk is om nieuwe startups te creëren. De ERA dient verder ontwikkeld te worden om de toegang tot opgedane kennis vanuit onderzoek & innovatie (O&I) te versterken om opschaling en impact te bereiken. Hierbij dienen nationaal en EU-beleid elkaar te versterken om de grootst mogelijk impact te creëren.
Nederland verwelkomde het voornemen van de Europese Commissie om een strategie te ontwikkelen en regelgeving waar mogelijk te versimpelen. De Nederlandse bijdrage ging in op de noodzaak van toegang tot financiering, waaronder (privaat) durfkapitaal. Nederland is van mening dat de European Innovation Council (EIC) een cruciale rol speelt om baanbrekende innovaties te identificeren, ontwikkelen en opschalen. Daarnaast vroeg Nederland aandacht voor het vergroten van de risicobereidheid vanuit o.a. de EIB Groep en nationale stimuleringsbanken en -instellingen (zoals in Nederland Invest-NL). Tevens dient er een betere verbinding tussen de EIC en InvestEU te worden bewerkstelligd om vervolginvesteringen mogelijk te maken. Om succesvol te zijn, dient er ingezet te worden op innovatieve ecosystemen om publiek-private samenwerking te bevorderen en valorisatie van onderzoeksresultaten te vergroten, tegelijkertijd dient er een goed functionerende interne markt te zijn. Een 28e regime en het verder vormgeven van de vijfde vrijheid voor onderzoek, innovatie, data en kennis kunnen een bijdrage leveren zodat transnationale barrières daadwerkelijk kunnen worden overbrugd.
De strategische rol van het toekomstige kaderprogramma voor onderzoek & innovatie aan het EU-concurrentievermogen en breder
Beleidsdebat
Het Pools voorzitterschap leidde de discussie over de strategische rol van het toekomstige kaderprogramma voor onderzoek & innovatie aan het EU-concurrentievermogen (KP10) in door te refereren aan de rapporten van respectievelijk Draghi1, Letta2 and Heitor3 en het belang van het kaderprogramma in het algemeen aan te geven.
De Eurocommissaris vulde aan dat met het kaderprogramma het doel van 3% bbp-besteding aan onderzoek en ontwikkeling bereikt zou kunnen worden. Het is daarbij noodzakelijk dat het kaderprogramma onder andere dient als hefboom voor het verkrijgen van meer private investeringen. Ook gaf zij aan dat het van belang is dat het programma zich inzet over de volle breedte van fundamenteel onderzoek tot toegang tot de markt, inclusief toegepast onderzoek dat in samenwerking tussen verschillende partijen plaatsvindt (de zogenaamde tweede pijler uit het huidige kaderprogramma).
Alle lidstaten gingen in op het belang van het kaderprogramma en de verschillende onderdelen. Daarbij werd door Nederland en andere lidstaten de nadruk gelegd op de nodige randvoorwaarden; een programma op basis van excellentie, de mogelijkheid tot het bevorderen van het toegepaste onderzoek, bevordering van samenwerking tussen publieke en private partijen, het maximaliseren van de synergieën tussen nationaal en Europees beleid en het belang van goede onderzoeks- en technologische infrastructuren. Ook werden internationale samenwerking met betrouwbare derde landen en een programma met een stabiel budget dat tevens vooruitkijkt naar de lange termijn, genoemd. Alleen onder deze voorwaarden kan O&I de cruciale basis zijn die het concurrentievermogen nodig heeft. Daarnaast vonden verschillende lidstaten dat het programma vereenvoudigd zou kunnen worden en er meer aandacht zou moeten zijn voor het goed dissemineren en gebruiken van onderzoeksresultaten. De lidstaten die minder goed deelnemen aan het kaderprogramma hielden een pleidooi voor het toekennen van een deel van het budget op basis van geografische criteria.
Het Pools voorzitterschap had de «Warsaw Declaration»4 opgesteld welke onder andere oproept tot een zelfstandig programma met een passend budget, een kennisketenbrede benadering en het versterken van de ERA om onder de juiste voorwaarden het meeste uit O&I als fundament voor concurrentievermogen te halen. Deze verklaring is door alle lidstaten, inclusief Nederland onderschreven.
De Eurocommissaris gaf aan dat ze deze verklaring onder de aandacht zou brengen binnen de Europese Commissie. Ze vulde aan dat KP10 zou moeten voortbouwen op het 40-jarige succes van de voorgangers. Ze wil werken aan vereenvoudiging van KP10 en het belang van KP10 als diplomatiek instrument uitdragen. Het Pools voorzitterschap benadrukte in de afsluiting van het beleidsdebat nogmaals het belang van O&I en de essentiële bijdrage die het levert aan oplossingen voor verschillende crises en dat O&I dient als fundament voor het Europese concurrentievermogen.