Antwoord op vragen van het lid Vermeer over de uitkoop van boeren en de daaropvolgende migratie van bedrijfsbezit naar privé
Antwoord schriftelijke vragen
Nummer: 2025D17848, datum: 2025-04-18, bijgewerkt: 2025-04-22 09:34, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën (Ooit Nieuw Sociaal Contract kamerlid)
Onderdeel van zaak 2025Z04937:
- Gericht aan: T. van Oostenbruggen, staatssecretaris van Financiën
- Indiener: H. Vermeer, Tweede Kamerlid
- Voortouwcommissie: TK
Preview document (🔗 origineel)
AH 1995
2025Z04937
Antwoord van staatssecretaris Van Oostenbruggen (Financiën) (ontvangen 18 april 2025)
Vraag 1
In hoeveel gevallen worden boeren die hun bedrijf beëindigen en
vrijwillig gebruik maken van de opkoopregeling met een forse
belastingaanslag geconfronteerd, bijvoorbeeld omdat hun bedrijfsmiddelen
(waaronder de voormalige bedrijfswoning) overgaan naar privé (fiscale
afrekening)?
Antwoord vraag 1
Als ik de vraag goed begrijp, wordt aandacht gevraagd voor het
volgende.
Bij een belastingplichtige die kwalificeert als ondernemer voor de inkomstenbelasting kan de ondergrond en de bijbehorende bedrijfswoning behoren tot het ondernemingsvermogen in box 1 (op basis van de zogenoemde vermogensetiketteringsregels). Door de beëindiging van de ondernemingsactiviteiten moet het verschil tussen de waarde in het economische verkeer en de fiscale boekwaarde van de bedrijfsmiddelen (de stille reserve) tot de belastbare winst uit onderneming in box 1 worden gerekend. Dit geldt ook voor de bedrijfswoning, als deze tot het ondernemingsvermogen is gerekend. De vermogensbestanddelen worden in het kader van de staking van de onderneming dan onttrokken naar privé of verkocht aan een derde. Dit geldt voor zowel agrariërs als andere ondernemers in de inkomstenbelasting. Voor agrariërs geldt specifiek dat het verschil tussen de boekwaarde en de waarde in het economische verkeer bij agrarische bestemming van grond die tot de staking van de onderneming in het kader van de landbouwonderneming wordt gebruikt, onder voorwaarden is vrijgesteld onder de landbouwvrijstelling. Ten aanzien van de bedrijfswoning en bijbehorende ondergrond is de landbouwvrijstelling echter niet van toepassing.1
De wet biedt in beperkte mate een mogelijkheid om, bij het staken van de onderneming, de behaalde winst afzonderlijk te bepalen en te behandelen als te conserveren inkomen, mits die winst binnen een periode van 12 maanden na staking zal worden geherinvesteerd in een andere onderneming waaruit de belastingplichtige winst geniet. Overigens is het bij staking van de onderneming mogelijk om – onder voorwaarden – een stakingsaftrek en een stakingslijfrenteaftrek in aanmerking te nemen. Het bedingen van een stakingslijfrente biedt de mogelijkheid om de belastingheffing over de stakingswinst uit te stellen. Dit kan indien de opbrengst wordt gebruikt voor een fiscaal gefaciliteerde oudedagsvoorziening (stakingslijfrente).
In 2022 waren in totaal 3.531 agrarische ondernemingen met stakingswinst, waarbij relatief vaker dan bij niet-agrariërs sprake was van een situatie dat een onroerende zaak werd onttrokken en werd overgebracht naar privé (37% versus 14%). De gemiddelde stakingswinst (exclusief vrijgestelde winstbestandsdelen) bij agrarische ondernemingen bedroeg in 2022 circa € 302.000. Ook zijn er enkele tientallen agrariërs per jaar met stakingsverliezen. Daarnaast blijkt dat de stakingswinst uit onroerende zaken doorgaans substantieel hoger uitvalt wanneer een onroerende zaak wordt onttrokken naar privé, zowel bij agrarische als niet-agrarische ondernemingen. Over hoeveel van deze stakingswinst gemiddeld met het onttrekken van een onroerende zaak naar privé gemoeid is, zijn echter geen exacte cijfers te geven.
Verder is het de verwachting dat agrarische ondernemingen die deelnemen aan de beëindigingsregelingen gemiddeld genomen een gelijkend financieel profiel hebben aan de agrarische ondernemingen die eerder (gedeeltelijk) zijn gestaakt en dus te maken hebben gekregen met stakingswinsten.2 Daarmee zijn ook de belastingaanslagen waarmee zij geconfronteerd worden bij staking naar verwachting niet wezenlijk anders dan de belastingaanslagen van agrariërs die eerder hun onderneming (gedeeltelijk) staakten.
Vraag 2
Zorgt deze fiscale realiteit naar weten van de staatssecretaris
ervoor dat boeren vaker in de knel komen bij het beëindigen van hun
bedrijf via de vrijwillige opkoopregeling en zij er derhalve vanaf
zien?
Antwoord vraag 2
Er zijn mij geen signalen bekend dat agrariërs, vanwege de
fiscale gevolgen van het onttrekken van bedrijfsmiddelen naar privé in
het kader van de staking van de onderneming, in de knel komen bij
deelname aan een vrijwillige beëindigingsregeling (en zij er derhalve
van afzien). De fiscale wetgeving biedt in het algemeen verschillende
faciliteiten die invloed hebben op de fiscale afrekening bij
bedrijfsbeëindiging. Door mijn ambtsvoorganger Van Rij is een onderzoek
uitgezet naar mogelijke fiscale belemmeringen bij beëindigingsregelingen
en wat de mogelijkheden zijn om deze knelpunten aan te pakken.3 Naar aanleiding daarvan is in het
Belastingplan 2024 de herinvesteringsreserve (HIR) in bepaalde situaties
verruimd.
Vraag 3
In hoeverre is het volgens de staatssecretaris wenselijk dat boeren die willen stoppen dit om fiscale redenen dit toch niet doen?
Vraag 4
Is de staatssecretaris bereid om te kijken naar oplossingen waardoor boeren minder nadelige fiscale gevolgen ondervinden van gebruikmaking van de vrijwillige opkoopregeling en niet of pas later worden geconfronteerd met een belasting op de overgang van bedrijfsbezit naar privé?
Antwoord vraag 3 en 4
Het is in beginsel niet wenselijk dat er fiscale belemmeringen zijn bij beëindigingsregelingen. Door mijn ambtsvoorganger Van Rij is (zie ook het antwoord op vraag 2) daarom onderzocht wat de fiscale belemmeringen zijn bij toepassing van de beëindigingsregelingen en wat de mogelijkheden zijn om deze aan te pakken. Op basis hiervan is door het vorige kabinet besloten om de HIR te verruimen. Hierdoor is toepassing van de HIR over de ondernemingsgrens ook mogelijk voor een IB-ondernemer in geval van de staking van een gedeelte van een onderneming als gevolg van overheidsingrijpen.
Een andere genoemde optie in het rapport is het verruimen van de stakingslijfrente. Door het onderzoek taskforce Landbouw en Fiscaliteit4 zijn aanpassingen van het stakingslijfrenteregime aangedragen om (1) de gehele leeftijdseis bij de stakingslijfrente af te schaffen (dus één maximaal bedrag ongeacht leeftijd), of (2) om alleen in geval van overheidsingrijpen toepassing van het hoogste maximumbedrag mogelijk te maken, ongeacht de werkelijke leeftijd. Vooralsnog is niet voor een dergelijke aanpassing gekozen.
Andere opties om bestaande fiscale regelingen voor stoppende ondernemers te verruimen zijn in het onderzoek taskforce Landbouw en Fiscaliteit5 bestempeld als beperkt doeltreffend en doelmatig. Een nieuw onderzoek naar dezelfde materie zal naar verwachting niet tot gewijzigde inzichten leiden.
Vraag 5
Zou een conserverende aanslag gekoppeld kunnen worden aan de opkoopregeling om stoppende boeren financieel op korte termijn te ontlasten?
Antwoord vraag 5
Zoals eerder aangegeven in antwoord op vraag 1 biedt de wet in beperkte mate een mogelijkheid om de behaalde winst, die is toe te rekenen aan bedrijfsmiddelen en aan herinvesteringsreserves, als gevolg van het staken van de onderneming te behandelen als te conserveren inkomen, mits die winst binnen een periode van 12 maanden na staking zal worden geherinvesteerd in een andere onderneming waaruit de belastingplichtige winst geniet. De termijn van 12 maanden kan in bepaalde (in de wet genoemde) omstandigheden op verzoek worden verlengd. Deze mogelijkheid van te conserveren inkomen geldt bij elke stakende onderneming en vindt plaats op verzoek van de belastingplichtige bij de aangifte met betrekking tot het stakingsjaar. Na voormeld verzoek in de aangifte wordt ten aanzien van het te conserveren inkomen een conserverende aanslag opgelegd. Voor deze conserverende aanslag wordt met inachtneming van bepaalde voorwaarden uitstel van betaling verleend.
Vraag 6
Is er als alternatief een betalingsregeling denkbaar om voor uitgekochte
boeren betere financiële omstandigheden te creëren en onmiddellijke
belastingheffing te spreiden?
Antwoord vraag 6
Wanneer de onderneming is gestaakt en sprake is van (tijdelijke) betalingsproblemen – er zijn dan onvoldoende middelen om de belastingschuld binnen de geldende betalingstermijn te voldoen − kan (telefonisch) worden verzocht om kortlopend uitstel van betaling van de belastingschuld, voor een periode van vier maanden. Daarnaast kan de ontvanger onder voorwaarden op verzoek voor maximaal twaalf maanden uitstel van betaling verlenen.
Zie ook Kamerstukken II 2000/01, 27209, nr. 6, en Kamerstukken II 2000/01 27209, nr. 10.↩︎
Binnen varkenshouderijen lijkt de opbouw en de stakingswinsten relatief constant over 2013-2022, wat erop duidt dat deelnemers aan de Saneringsregeling varkenshouderijen – welke ca. 25% van alle stakende varkenshouderijen in 2021-2022 opmaakten - dus ook geen sterk afwijkend financieel profiel hadden. Dit sluit ook aan bij de conclusie van de evaluatie Srv dat ook agrariërs deelnemen die al plannen hadden om te staken.↩︎
Kamerstukken II 2022/23, 32140, nr. 169.↩︎
Onderzoek taskforce Landbouw en fiscaliteit, par. 2.1.3↩︎