[overzicht] [activiteiten] [ongeplande activiteiten] [besluiten] [commissies] [geschenken] [kamerleden] [kamerstukdossiers] [🧑mijn] [open vragen]
[toezeggingen] [stemmingen] [verslagen] [🔍 uitgebreid zoeken] [wat is dit?]

Antwoord op vragen van het lid Van der Wal over Nederlandse oorlogsmusea

Antwoord schriftelijke vragen

Nummer: 2025D18183, datum: 2025-04-22, bijgewerkt: 2025-04-22 15:23, versie: 2 (versie 1)

Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.

Gerelateerde personen: Bijlagen:

Onderdeel van zaak 2025Z05224:

Preview document (🔗 origineel)


AH 2015

2025Z05224

Antwoord van minister Bruins (Onderwijs, Cultuur en Wetenschap) (ontvangen 22 april 2025)

Zie ook Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2024-2025, nr. 1909

Vraag 1

Deelt u de mening dat oorlogsmusea ontzettend waardevol zijn voor educatie alsook de Nederlandse herinneringscultuur, zeker in deze tijd van grote internationale turbulentie?

Antwoord 1

Ja, die mening deel ik. Musea over de geschiedenis van Nederland zijn van grote waarde voor kennis hierover bij het brede publiek. Met de museale collecties en een rijke variëteit aan publieksactiviteiten wordt de geschiedenis inzichtelijk en tastbaar gemaakt. Dit draagt bij aan een beter begrip van onze samenleving vandaag de dag en de waarden die ons in Nederland binden. Musea en herinneringscentra die zijn gewijd aan de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog zijn dan ook van groot belang voor de herinneringscultuur van de Tweede Wereldoorlog en maken ons bewust van 80 jaar vrede in Nederland.

Vraag 2

Ontvangen Nederlandse oorlogsmusea op dit moment rijkssubsidies? Zo ja, hoeveel subsidie ontvangen oorlogsmusea jaarlijks vanuit het Rijk en hoe verhoudt dit zich tot de bijdragen van de provincie Noord-Brabant, gemeente Land van Cuijk en private fondsen?

Antwoord 2

Acht belangrijke oorlogsmusea (hierna musea 40-45) zijn samen met vijf herinneringscentra en het Joods Cultureel Kwartier, waaronder het Nationaal Holocaust Museum, verenigd in de Stichting Musea en Herinneringscentra ‘40-’45 (SMH). Het ministerie van VWS financiert de herinneringscentra inclusief het Nationaal Holocaust Museum structureel met circa € 5,5 miljoen per jaar. De musea 40-45 ontvangen geen structurele subsidie van het Rijk, maar worden wel op andere manieren ondersteund. Zo heeft het ministerie van VWS subsidie beschikbaar gesteld voor een kwaliteitsimpuls educatie voor de musea en voor digitalisering van de collecties. Ook is in het verleden extra coronasteun gegeven aan de musea 40-45, in aanvulling op de generieke Coronasteunmaatregelen. Daarnaast heeft het ministerie van VWS via het Mondriaan Fonds middelen beschikbaar gesteld voor verbouwing van de musea 40-45. De musea 40-45 komen daarnaast in aanmerking voor subsidie via verschillende regelingen van het Mondriaan Fonds en maken hier ook gebruik van.

Het ministerie van VWS ondersteunt verder stichting WO2NET die de digitale verbinding tussen gedigitaliseerde oorlogsarchieven verzorgt. Musea kunnen deze informatie gebruiken voor hun tentoonstellingen en educatieactiviteiten.

Tot slot, is er een subsidieregeling in voorbereiding die bedoeld is om de kennis over de Tweede Wereldoorlog en de Holocaust te vergroten. Ook de musea 40-45 kunnen een beroep doen op deze regeling. De subsidieregeling treedt naar verwachting in juli 2025 in werking.

Daarnaast zijn er musea gewijd aan de krijgsmacht, waar het verhaal van de Tweede Wereldoorlog een onderdeel vormt van de presentatie. Het ministerie van Defensie subsidieert de Stichting Koninklijke Defensiemusea (SKD) met € 19,8 miljoen (prijspeil 2025) per jaar. SKD is belast met de zorg voor het beheer van de museale collectie in het Nationaal Militair Museum, Mariniersmuseum en het Marinemuseum. Zij stelt zich daarnaast ten doel de bezoekers aan de hand van een uiteenlopend activiteitenaanbod, met vaste en tijdelijke exposities, inzicht te laten verwerven in de betekenis van de krijgsmacht voor onze samenleving in heden, verleden en toekomst.

Van subsidies en bijdragen aan museale instellingen in het algemeen komt ongeveer 36 procent van gemeenten en provincies en 18 procent van private fondsen (Bron: CBS, peil 2023). Er is geen nadere uitsplitsing beschikbaar met betrekking tot oorlogsmusea.

Vraag 3

Klopt het dat oorlogsmusea op dit moment niet worden meegenomen in de culturele basisinfrastructuur (BIS)? Waarom niet?

Antwoord 3

Het Ministerie van OCW ondersteunt dertig museale instellingen op grond van de Erfgoedwet en de Regeling beheer Rijkscollectie en subsidiering museale instellingen. Deze instellingen zijn belast met de zorg voor de Rijkscollectie. Andere musea worden niet structureel door OCW gefinancierd. De musea 40-45 beheren geen Rijkscollectie.

Het ministerie van OCW subsidieert daarnaast twaalf musea als onderdeel van de culturele basisinfrastructuur voor aanvullende publieksactiviteiten. Deze musea zijn hiervoor door de provincies voorgedragen. Het staat provincies natuurlijk vrij hiervoor oorlogsmusea aan te dragen. In deze periode van de culturele basisinfrastructuur (2025-2028) is daar geen sprake van geweest.

Vraag 4

Klopt het dat de Rijkscultuurfondsen binnen alle culturele disciplines, dus ook erfgoed, actief zijn? In hoeverre zijn zij ook actief in het ondersteunen van musea?

Antwoord 4

De zes Rijkscultuurfondsen zijn inderdaad actief binnen verschillende culturele disciplines. Het Mondriaan Fonds is actief binnen de beeldende kunst- en erfgoedsector in Nederland en het Caribisch deel van het Koninkrijk en heeft verschillende regelingen ter ondersteuning van museale instellingen, dus ook oorlogsmusea. Het Fonds voor Cultuurparticipatie heeft als opdracht cultuur toegankelijk te maken voor iedereen en ondersteunt daarom instellingen bij projecten rond educatie en participatie.

Vraag 5

Is bij u bekend of het Mondriaan Fonds bijdraagt aan projecten van oorlogsmusea? Zo nee, zouden oorlogsmusea zich wel kwalificeren voor een bijdrage uit de andere Rijkscultuurfondsen?

Antwoord 5

Zoals bij het antwoord op vraag 2 vermeld, komt het inderdaad voor dat oorlogsmusea een bijdrage ontvangen van het Mondriaan Fonds. Op verzoek en met middelen van het ministerie van VWS heeft het Mondriaan Fonds in 2020 en 2021 zes oproepen in het kader van “75 jaar vrijheid” opengesteld voor in totaal € 15 miljoen. Deze open oproepen waren bedoeld voor activiteiten op het gebied van verbouwingen en herinrichtingen voor de musea 40-45, digitalisering, vernieuwende presentatievormen, onderzoek en ondersteuning voor grassroots organisaties. Meerdere oorlogsmusea hebben bijdragen ontvangen via deze open oproepen.

Recent hebben ook verschillende oorlogsmusea bijdragen ontvangen van het Mondriaan Fonds via de regeling Kunst Erfgoed Presentatie en de open oproep Digitalisering Erfgoed.

Vraag 6

In hoeverre heeft u inzicht in de financiële situatie van de verschillende Nederlandse oorlogsmusea? Zijn er u signalen bekend van musea die er financieel niet gezond voorstaan? Wat doet u om dergelijke musea te helpen?

Antwoord 6

Ik heb geen inzicht in de financiële situatie van specifiek de oorlogsmusea. De Museumvereniging publiceert jaarlijks de Museumcijfers. Op basis hiervan concludeerde de Museumvereniging dat de sector grotendeels is hersteld van de gevolgen van de covid-pandemie, maar dat het herstel met name bij kleine en middelgrote musea broos is.

Het Verzetsmuseum Amsterdam heeft per brief van 21 oktober 2024 aan de Vaste Kamercommissie VWS voor het behoud van een projectensubsidieregeling gepleit vanwege de financiële positie van de musea 40-45. Dit signaal heeft het ministerie van VWS ook van andere organisaties ontvangen. Deze subsidieregeling is in voorbereiding, zoals benoemd in het antwoord op vraag 2. De staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport heeft reeds de toezegging gedaan om in samenspraak met de herinneringscentra een toekomstplan voor de herinneringscentra uit te werken.

Vraag 7

Hoe beziet u het betrekken van andere museale instellingen naast de herinneringsinstellingen in het licht van de wens om méér aan Holocaust-educatie te doen in Nederland?

Antwoord 7

Bezoek aan museale instellingen en herinneringscentra die het verhaal van de Holocaust vertellen zijn van grote waarde voor kennis over en inzicht in de gruwelen van de Holocaust. In het Nationaal Plan Versterking Holocausteducatie (NPVHE), dat uw Kamer op 24 juni 2024 heeft ontvangen, heeft het kabinet de ambitie geformuleerd dat iedere leerling in het primair (1,2 miljoen in 2022) en voortgezet (970.000 in 2022) onderwijs in hun schoolcarrière tenminste eenmaal een bezoek brengt aan een authentieke of betekenisvolle locatie gerelateerd aan de Holocaust.1 Op dit moment wordt door het ministerie van VWS in samenwerking met het ministerie van OCW en het ministerie van JenV een verkenning uitgevoerd naar de kosten die gepaard gaan met het bezoek van scholieren aan de herinneringscentra. Juist vanuit het idee dat ook musea gewijd aan de Tweede Wereldoorlog kunnen bijdragen aan Holocausteducatie zijn de musea 40-45 ook meegenomen in deze verkenning. Toegezegd is uw Kamer over de voortgang van het NPVHE in het derde kwartaal van 2025 te informeren.


  1. Kamerstukken II 2023/2024, 36 272, nr. 17↩︎