Toezegging, gedaan tijdens het commissiedebat Wet open Overheid van 20 maart 2025, over een casus waaruit blijkt dat er wel degelijk beleid is op het niet-ontvankelijk verklaren van bezwaarschriften indien geen voorlopige voorziening is ingediend
Toepassing van de Wet open overheid
Brief regering
Nummer: 2025D18208, datum: 2025-04-22, bijgewerkt: 2025-04-23 09:35, versie: 1
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
Onderdeel van kamerstukdossier 32802 -107 Toepassing van de Wet open overheid.
Onderdeel van zaak 2025Z07999:
- Indiener: J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Volgcommissie: vaste commissie voor Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
- 2025-04-24 14:29: Aanvang middagvergadering: Regeling van werkzaamheden (Regeling van werkzaamheden), TK
- 2025-05-22 11:30: Procedurevergadering commissie Binnenlandse Zaken (Procedurevergadering), vaste commissie voor Binnenlandse Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Geachte Voorzitter,
Op 20 maart 2025 vond het commissiedebat plaats met de vaste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken en Koninksrijksrelates over de Wet open overheid (Woo). In dat debat deed minister Uitermark van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar aanleiding van een casus van de NVWA die het lid Van der Plas (BBB) tijdens het commissiedebat Woo inbracht de toezegging (TZ202503-095) om met mij te overleggen en de Kamer vóór het meireces van 2025 te informeren. In deze brief geef ik vanuit mijn verantwoordelijkheid voor de NVWA invulling aan deze toezegging.
De vragen van het lid Van der Plas hebben betrekking op de beantwoording van de kamervragen van lid Pierik (BBB) over uitzonderingsgronden op basis van het Verdrag van Aarhus, die beantwoord zijn op 19 maart.1 Specifiek gaat het om het antwoord op vraag 15, waarin staat dat de NVWA geen beleid hanteert dat derde-belanghebbenden niet-ontvankelijk zijn in een bezwaar tegen een Woo-besluit wanneer er geen voorlopige voorziening is ingediend. Mw. Van der Plas haalde tijdens het commissiedebat over de Woo een casus aan waaruit zou blijken dat er wel degelijk beleid is op het niet-ontvankelijk verklaren van bezwaarschriften indien geen voorlopige voorziening is ingediend.
Allereerst wil ik aangeven dat het belangrijk is dat burgers en bedrijven bezwaar kunnen maken tegen openbaarmaking van gegevens die op hen betrekking hebben. De NVWA beoordeelt elk ontvangen bezwaar individueel, waarbij rekening wordt gehouden met de geldende wet- en regelgeving, alsook de meest actuele jurisprudentie. Onderdeel van deze wetgeving is dan ook de mogelijkheid die de Algemene wet bestuursrecht biedt om een verzoek om een voorlopige voorziening in te dienen om de gevolgen van een besluit op te kunnen schorten. De hoofdregel in het bestuursrecht is dat alleen een bezwaar indienen geen opschortende werking heeft, waardoor documenten worden verstrekt tijdens de behandeling van het bezwaar. Om dit te voorkomen kan de derde-belanghebbende een verzoek om voorlopige voorziening indienen gedurende de bezwaarprocedure, ten aanzien van de documenten die op de derde-belanghebbende betrekking hebben. Gedurende de behandeling van deze procedure bij de rechter wordt de openbaarmaking van de documenten opgeschort. Dit betekent echter niet dat een bezwaar van een derde-belanghebbende die geen voorlopige voorziening heeft ingediend daarmee niet-ontvankelijk is. De NVWA hanteert ook geen dergelijk beleid.
Uit de in vraag 15 genoemde uitspraak van de Afdeling van 18 januari 20232 blijkt ook dat een bezwaar van een derde-belanghebbende die geen voorlopige voorziening heeft ingediend daarmee niet-ontvankelijk is. In deze uitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat, ondanks dat er geen verzoek om een voorlopige voorziening was ingediend en de documenten feitelijk aan de Wob-verzoeker verstrekt waren, er wel degelijk procesbelang aanwezig kan zijn bij de behandeling van het onderliggende bezwaar.
Zoals hierboven reeds aangegeven, beoordeelt de NVWA ieder bezwaar individueel en wordt daarbij onder meer gekeken naar het al dan niet aanwezig zijn van het procesbelang. Ik benadruk nogmaals dat geen sprake is van beleid dat zou inhouden dat alle bezwaren van derdebelanghebbenden die geen voorlopige voorziening hebben ingediend, niet-ontvankelijk worden verklaard.
Met deze toelichting hoop ik u voldoende geïnformeerd te hebben.
J.F. Rummenie
Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur