Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. het fiche: Verordening identiteitskaart gebaseerde reiscredentials (Kamerstuk 22112-3981)
Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Verslag van een schriftelijk overleg
Nummer: 2025D18726, datum: 2025-04-23, bijgewerkt: 2025-04-24 13:58, versie: 2 (versie 1)
Directe link naar document (.docx), link naar pagina op de Tweede Kamer site.
Gerelateerde personen:- Eerste ondertekenaar: N.T.P. Wingelaar, voorzitter van de vaste commissie voor Digitale Zaken (Nieuw Sociaal Contract)
- Mede ondertekenaar: S.R. Muller, adjunct-griffier
- Beslisnota bij Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. het fiche: Verordening identiteitskaart gebaseerde reiscredentials (Kamerstuk 22112-3981)
- Aanbiedingsbrief
Onderdeel van kamerstukdossier 22112 -4038 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie.
Onderdeel van zaak 2025Z08194:
- Indiener: M.H.M. Faber-van de Klashorst, minister van Asiel en Migratie
- Medeindiener: F.Z. Szabó, staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
- Volgcommissie: vaste commissie voor Asiel en Migratie
- Voortouwcommissie: vaste commissie voor Digitale Zaken
- 2025-05-21 11:00: Procedurevergadering (Procedurevergadering), vaste commissie voor Digitale Zaken
Preview document (🔗 origineel)
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en antwoorden van de bewindspersonen
Vragen en opmerkingen inzake kosten uitgifte DTC (PVV, NSC)
Vragen en opmerkingen inzake de brief van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) (PVV, GroenLinks-PvdA, VVD, SP)
Vragen en opmerkingen inzake pilots van andere lidstaten (PVV, GroenLinks-PvdA, ChristenUnie, VVD)
Vragen en opmerkingen inzake digitale strategische autonomie (GroenLinks-PvdA, VVD, NSC, SP, ChristenUnie)
Vragen en opmerkingen inzake de digitale beveiliging (GroenLinks-PvdA)
Vragen en opmerkingen inzake digitale inclusie (GroenLinks-PvdA, ChristenUnie) Vragen en opmerkingen inzake het gebruik van biometrie (GroenLinks-PvdA, ChristenUnie, NSC, SP)
Vragen en opmerkingen inzake een mogelijke bias in automatische gezichtsvergelijking (GroenLinks-PvdA)
Vragen en opmerkingen inzake de uitgifte van DTC (GroenLinks-PvdA, VVD)
Vragen en opmerkingen inzake het vrijwillig gebruik van DTC (GroenLinks-PvdA, VVD, NSC, ChristenUnie)
Vragen en opmerkingen inzake de parlementaire procedure en het informeren van de Kamer (GroenLinks-PvdA, VVD)
Overige vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
Overige vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Overige vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Overige vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en antwoorden van de bewindspersonen
Vragen en opmerkingen inzake kosten uitgifte DTC (PVV, NSC)
In de brief ‘Fiche: Verordening identiteitskaart gebaseerde reiscredentials’ van 22 november 2024 lezen de leden van de PVV-fractie dat Nederland kosten maakt bij de implementatie hiervan. De kosten, verband houdende met de technische inrichting en de aanpassingen van gemeentebalies waar de Basisregistratie Personen (BRP)-inschrijvingen plaatsvinden, zijn blijkens het kabinet ‘onmogelijk te kwantificeren’. Echter, in de brief ‘Start Uitvoering Digital Travel Credential (DTC) pilot’ van 10 januari 2024 lezen deze leden een geschetste praktijkweergave van de DTC waar met geen woord gerept wordt over technische inrichtingen en aanpassingen van gemeentebalies. Deze leden vragen hoe deze brieven zich tot elkaar verhouden en om welke aanpassingen het gaat.
De leden van de NSC-fractie vragen of een inschatting gegeven kan
worden van de verwachtte structurele kosten voor gemeenten en
uitvoerende instanties bij de invoering en verwerking van DTC’s, zo
vragen de leden van de NSC-fractie? Hoe wordt voorkomen dat deze kosten
worden doorberekend aan burgers, bijvoorbeeld via hogere kosten voor
reisdocumenten? Welke maatregelen worden getroffen om ervoor te zorgen
dat gemeenten deze taak binnen hun huidige capaciteit kunnen
uitvoeren?
Antwoord
In de Nederlandse pilot konden deelnemers zelfstandig een DTC
aanmaken via de applicatie, zonder tussenkomst van een uitgevende
instantie. In de conceptverordeningen worden drie opties voorgesteld
voor het verkrijgen van een DTC gebaseerd op een identiteitskaart of
reisdocument van een lidstaat van de EU. Documenthouders moeten bij het
aanvragen van een nieuwe identiteitskaart of reisdocument een DTC kunnen
krijgen. Daarnaast moeten houders van deze documenten een DTC gebaseerd
op een reeds verstrekt document verstrekt kunnen krijgen. Tot slot
moeten houders van een identiteitskaart of reisdocument zelfstandig een
DTC kunnen aanmaken in de EU-reisapplicatie.
De kosten voor de implementatie en uitvoering van de uitgifte van een
DTC bij een nieuwe documentaanvraag of reeds verstrekt document zijn
momenteel niet te kwantificeren. Het kabinet zet zich in voor een
effectief maar eenvoudig proces met zo min mogelijk consequenties voor
uitgevende instanties zoals gemeenten. Het spreekt echter voor zich dat
een dergelijk proces met kosten gepaard gaat, waarbij het uitgangspunt
van het paspoortlegesstelsel kostendekkendheid is. Het kabinet vraagt om
verduidelijking bij de Commissie. Het kabinet wil voorkomen dat voor de
uitgifte van een DTC op locatie ingrijpende nieuwe uitvoeringsprocessen
moeten worden ingericht.
De PVV-leden verwijzen ook naar een passage in het fiche over BRP-inschrijvingen. Inmiddels is duidelijk dat beide voorstellen alleen het passeren van de Schengenbuitengrenzen met een DTC behelzen. Kosten om BRP-inschrijvingen door middel van DTC te faciliteren, of andere kosten gerelateerd aan acceptatie van een DTC buiten het grens- en reisdomein zijn dan ook niet langer voorzien.
Vragen en opmerkingen inzake de brief van de Autoriteit
Persoonsgegevens (AP) (PVV, GroenLinks-PvdA, VVD, SP)
Voorts merken de leden van de PVV-fractie op dat in beide fiches niet
gesproken wordt over de zorgen van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP)
die middels een brief op 11 juli 2024 richting de Europese Commissie
zijn geuit met betrekking tot de wijze waarop de Nederlandse DTC-pilot
is uitgevoerd. Deze leden willen graag weten wat de reactie is van het
kabinet op deze brief.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben reeds kennis genomen van de pilot die op Schiphol heeft gedraaid en de voornemens van het kabinet om een vervolgpilot op Schiphol te implementeren. Deze leden hebben hier echter wel opmerkingen en vragen over. Zij vragen of het kabinet kennis heeft genomen van de brief van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) over de Nederlandse DTC-pilot, waarin ook wordt gewezen op het advies van de European Data Protection Board (EDPB) aan luchthavenexploitanten en luchtvaartmaatschappijen om, waar mogelijk, te kiezen voor minder ingrijpende manieren om passagiersstromen te stroomlijnen? Wat is de appreciatie van het kabinet ten aanzien van dit advies?
Daarnaast lezen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dat het standpunt van de AP is dat de Nederlandse DTC-pilot niet representatief zou zijn en dat daarom niet met zekerheid kan worden gesteld dat het doel van snellere grenscontroles behaald wordt. Wat is de appreciatie van het kabinet over dit standpunt? Neemt het kabinet dit standpunt mee in de onderhandelingen van de raad?
De leden van de VVD hebben de volgende vragen. In de periode januari tot en met maart 2024 heeft er op Schiphol een pilot DTC plaatsgevonden. De AP is kritisch over deze gehouden pilot, zo is gebleken. Hoe beoordeelt het kabinet het standpunt van de AP in dezen? Deze leden vragen het kabinet ook om een reactie op de brief d.d. 1 januari 2025 die de AP naar de Kamer heeft gestuurd.
De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de verwerking
van bijzondere persoonsgegevens en biometrische persoonsgegevens. Deze
leden vragen of de proportionaliteit en noodzakelijkheid van de
verordening wel genoeg in ogenschouw is genomen. De AP schreef hier het
volgende over: “Het is voor de AP daarnaast onduidelijk of het gebruik
van digitale reisdocumenten door internationale reizigers en nieuwe
wetgeving om dit mogelijk te maken toegevoegde waarde zal hebben ten
opzichte van de bestaande verordeningen met betrekking tot reis- en
grensprocessen. De AP heeft daarmee sterke twijfels of voldaan zal
worden aan de vereisten van noodzakelijkheid en proportionaliteit
wanneer dergelijke wetgeving ontwikkeld wordt. Juist ook omdat sprake is
van een verwerking van bijzondere persoonsgegevens die ingrijpt op het
fundamentele recht op de bescherming van persoonsgegevens, zoals
neergelegd in artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de
Europese Unie.
De AP geeft aan dat aan de hand van de DTC-pilot die is uitgevoerd niet
vast te stellen valt of de invoering van een DTC leidt tot effectievere
en efficiëntere grenscontroles- en passages. Wat is de appreciatie van
het kabinet over het standpunt van de AP dat de Nederlandse DTC-pilot
niet representatief zou zijn en dat daarom niet met zekerheid kan worden
gesteld dat het doel van snellere grenscontrole wordt behaald? En neemt
het kabinet dit standpunt mee in de onderhandelingen van de
Raad?
De leden van de ChristenUnie-fractie zetten vraagtekens bij de effectiviteit en noodzakelijkheid van de reiscredentials. Dit naar aanleiding van de zorgen van de AP over de pilot van het Consortium met de Nederlandse Digital Travel Credential (DTC). Ze constateert dat niet was vast te stellen of de invoering van de DTC zal leiden tot effectievere controles en grenspassages. Ook stelt de AP dat de pilot onvoldoende representatief was. Deze leden vragen om een reactie van het kabinet op deze zorgen, zowel op de brief als geheel als op de punten die de leden aan de orde brengen. Voorts vragen deze leden of het kabinet deze zorgen meeneemt in de onderhandelingen van de Raad.
Antwoord
Op 11 juli 2024 heeft de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) een brief
gestuurd aan de Europese Commissie naar aanleiding van de uitgevoerde
pilot om haar beschouwingen te delen in relatie tot de
gegevensbescherming en toekomstige wetgeving over digitale
reisdocumenten. De AP is van mening dat de pilot, door het beperkt
aantal deelnemers, onvoldoende representatief was om vast te stellen of
het gebruik van digitale reiscredentials daadwerkelijk leidt tot
effectievere en efficiëntere grenscontroleprocessen.
Het kabinet heeft kennisgenomen van de brief van de AP en deze met de
AP besproken, maar deelt het standpunt van de AP niet. De eerste
DTC-pilot was veelbelovend: waar de gemiddelde grenspassage middels het
geautomatiseerde grenscontrolesysteem (Self Service Passport
Controlsystem / SSPC) 30 seconden bedraagt, werd met het DTC een
gemiddelde grenspassagetijd van 14 seconden behaald, met een snelste
passage van slechts 6 seconden. Dit levert voordelen op voor zowel de
luchthavens, de grensautoriteit als de reizigers zelf. De resultaten van
de pilot laten dus zien dat het gebruik van het DTC een aanzienlijke
versnelling van het grensproces mogelijk maakt1. In
een verderop toegelichte vervolgpilot wil het kabinet met een grotere
doelgroep deze resultaten bestendigen.
De verwerking van gegevens wordt proportioneel geacht. De verschillende
stappen in het grenscontroleproces blijven inhoudelijk ongewijzigd,
alleen de manier en het moment waarop deze stappen worden uitgevoerd
veranderen met een DTC.
Wereldwijd neemt het aantal reizigers en daarmee ook de druk op de
grensprocessen toe. Vooral voor grensdoorlaatposten met hoge
reizigersaantallen, zoals Schiphol, waar de capaciteit van grenswachters
beperkt is en de infrastructuur op de luchthaven krap, zijn innovatie en
digitalisering van groot belang. Door gebruik te maken van een DTC kan
de verwerkingstijd van een reiziger bij een automatische grenspoort
teruggebracht worden. Hierdoor is de doorstroom van reizigers groter.
Daarnaast kan capaciteit effectief worden ingezet en de veiligheid
worden verhoogd. Bovendien waarderen reizigers ook efficiënte en
frictieloze processen tijdens hun reis. Zo heeft de terugkoppeling van
pilotdeelnemers en onderzoek aangetoond dat reizigers positief staan
tegenover het gebruik van een DTC voor het faciliteren van de reis2.
De meerwaarde van het gebruik wordt ook gezien door de Europese
Commissie, vandaar dat zij daartoe twee voorstellen hebben
gepubliceerd.
Daarbij is het beperkte aantal deelnemers in de DTC-pilot niet
tegenstrijdig met het doel van de pilot, namelijk om het gebruik van DTC
in praktijk te beproeven. Ook met het beperkt aantal deelnemers is de
mogelijke efficiëncywinst bij grenscontroles en grenspassage duidelijk
zichtbaar. Het beperkte aantal deelnemers was een direct gevolg van de
korte implementatieperiode, evenals de specifieke doelgroep (bepaalde
nationaliteiten en vluchten). Voor de pilot is gekozen voor een
kleinschalige en voorzichtige benadering passend bij de doelstelling van
de pilot: het toetsen van de technologie in de praktijk en het
onderzoeken of het gebruik van digitale reiscredentials bijdraagt aan
effectievere en efficiëntere grenscontroles, als input voor de impact
assessment voor de conceptverordening. Voor wat betreft de beveiliging
van gegevens van deelnemers golden de strenge eisen van het Defensie
Beveiligingsbeleid (DBB)3. De bewaartermijn en
toegankelijkheid van data was beperkt tot het strikt minimale.
De AP heeft in haar brief aangegeven dat het voor haar onduidelijk is
wat de toegevoegde waarde van DTC is ten opzichte van de bestaande
verordeningen. De AP doelt hier op bestaande verordeningen met
betrekking tot reis- en grensprocessen zoals het Entry / Exit System
(EES)4 en European Travel Information and
Authorization System (ETIAS)5. Deze bestaande
verordeningen zijn nauw verbonden met het grensbeheer, maar dienen
andere doelen. Zij hebben als primair doel het vergroten van de
veiligheid van de Schengenzone en het aanscherpen van grenscontroles.
Dit gebeurt met name door de registraties van de EU-lidstaten met een
gezamenlijke buitengrens rondom grenspassage te verbeteren. DTC is een
doorontwikkeling van reisdocumenten en identiteitskaarten. Het betreft
een internationale ontwikkeling. Grensautoriteiten worden met behulp van
het DTC in staat gesteld de authenticiteit en integriteit van
reisdocumenten en identiteitskaarten te verifiëren voordat reizigers de
grens bereiken. Dit faciliteert het reizigersproces, een effectievere
inzet van de grenswachter en minimaliseert de wachttijden aan de grens.
Bovendien kan een DTC de bestaande verordeningen zoals het EES en ETIAS
juist ondersteunen door vooraf betrouwbare informatie te verzamelen, wat
verder bijdraagt aan een effectiever en efficiënter reisproces en de
versterking van het grensbeheer.
De leden van de GroenLinks-PvdA fractie vragen of het kabinet kennis
heeft genomen van de opinie van de Europese toezichthouder voor
gegevensbescherming, de European Data Protection Board (EDPB) over het
gebruik van gezichtsherkenningstechnologieën door luchthavens en
luchtvaartmaatschappijen.
Antwoord
Het kabinet heeft kennisgenomen van de opinie van de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming, de European Data Protection Board (EDPB), over het gebruik van gezichtsherkenningstechnologieën door luchthavens en luchtvaartmaatschappijen, maar meent dat deze niet rechtstreeks van toepassing is op de DTC-pilot. De opinie is expliciet niet gericht op de uitvoering van grenscontroles op luchthavens, terwijl de pilot zich daar juist primair op richtte. De EDPB geeft aan dat het gebruik van gezichtsherkenningstechnologie en dus het verwerken van biometrische gegevens op luchthavens voor het verbeteren van de passagiersstroom enkel gerechtvaardigd is als er een wettelijke basis voor een identiteitscontrole bestaat. Luchtvaartmaatschappijen zijn wettelijk verplicht om de identiteit van passagiers te verifiëren en te controleren of zij over de juiste reisdocumenten beschikken om toegang te verkrijgen tot het land van bestemming of vertrek. In de pilot is het gebruik van DTC bij het instappen van het vliegtuig beproefd voor het uitvoeren van deze wettelijk verplichting6.
Vragen en opmerkingen inzake pilots van andere lidstaten (PVV, GroenLinks-PvdA, ChristenUnie, VVD)
De leden van de PVV-fractie lezen voorts in de fiches dat naast
Nederland ook twee andere lidstaten een pilot met DTC hebben uitgevoerd.
Deze leden vernemen graag welke lidstaten dit zijn en welke lessen
worden getrokken uit deze pilots ten opzichte van de Nederlandse
DTC-pilot. Mede gelet op het feit dat het kabinet voornemens is om een
vervolgpilot te implementeren vernemen zij ook graag in hoeverre deze
vervolgpilot zal verschillen van de Nederlandse DTC-pilot.
De leden van de Groenlinks-PvdA fractie zijn ervan op de hoogte
dat er in andere landen DTC-pilots hebben plaatsgevonden. In welke
andere lidstaten zijn deze pilots uitgevoerd en wat zijn de resultaten
geweest van deze pilots? Heeft het gebruik van DTC in die pilots geleid
tot tijdswinst bij de grenspassages? Wat zijn de ervaringen en
standpunten van de persoonsgegevensautoriteiten in die landen? Is er een
verschil in hoeveel reizigers gebruik hebben gemaakt van de DTC in deze
landen ten opzichte van het, naar mening van de AP te kleine, aantal dat
op Schiphol gebruik heeft gemaakt van deze optie?
Voorts vragen de leden van de Christen Unie-fractie of er, naast de
DTC-1 pilot op Schiphol, nog andere DTC-pilots zijn uitgevoerd in andere
lidstaten en wat de resultaten van deze pilots waren. Heeft het gebruik
van DTC in alle pilots voor tijdswinst gezorgd en waren deze pilots
representatiever dan de Nederlandse pilot?
De leden van de VVD-fractie vragen welke andere EU-landen DTC-pilots
hebben uitgevoerd? Wat waren de uitkomsten van die pilots? In hoeverre
was er bij de pilots sprake van tijdwinst bij de grenspassages
Antwoord
Voor een nadere toelichting wordt u verwezen naar onze eerdere
reactie7. Op verzoek van de Europese
Commissie voerden drie lidstaten (Nederland, Kroatië en Finland) een
DTC-pilot uit om het gebruik van digitale reisdocumenten in de praktijk
te beproeven. Deze pilots dienden ter ondersteuning van het
wetgevingsinitiatief en de impact assessment voor de conceptverordening.
Voor de uitvoering van de pilot hebben de lidstaten een financiële
bijdrage ontvangen van de Europese Commissie. Deze landen hebben aan de
Europese Commissie gerapporteerd conform de afgesproken richtlijnen en
randvoorwaarden. Nederland heeft het eindrapport van de DTC-pilot ook
gedeeld met uw Kamer8. De resultaten van Finland en
Kroatië zijn opgenomen in de impact assessment van de verordening9. Uit beide pilots blijken
tijdswinsten voor zowel de reiziger als de grensautoriteit, die zich
daardoor op andere grenscontroletaken kan richten.
De Europese Commissie geeft lidstaten de mogelijkheid om een eerste of
vervolgpilot uit te voeren en hiervoor een voorstel in te dienen. Het
kabinet is voornemens om, met de steun van de Europese Commissie, een
vervolgpilot uit te voeren en de DTC verder in de praktijk te beproeven.
Deze pilot bouwt voort op de ervaringen van de vorige pilot, heeft een
langere doorlooptijd en is beschikbaar voor een grotere doelgroep. Dit
biedt Nederland de mogelijkheid om verdere waardevolle praktijkervaring
op te doen in aanloop naar de implementatie van de Europese verordening
en reizigers in een vroeg stadium te faciliteren met soepele
grensprocessen.
Vragen en opmerkingen inzake digitale strategische autonomie (GroenLinks-PvdA, VVD, NSC, SP, ChristenUnie)
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat uit het
voorstel en de impact assessment onvoldoende duidelijk wordt hoe de
beveiliging van de applicatie ingericht wordt. Deze leden zijn het eens
met het kabinet dat de (digitale) veiligheid en goede borging van het
gebruik van het systeem, bijvoorbeeld werkprocessen en personen die
toegang hebben tot het systeem, essentieel zijn voor de weerbaarheid
tegen (cybersecurity) dreigingen. In dit kader willen de leden van de
GroenLinks-PvdA-fractie het kabinet vragen om het belang van
strategische autonomie voor het vormgeven van het systeem bij de
Europese Commissie te benadrukken. Deze leden wensen geen
afhankelijkheden te creëren van niet-Europese techbedrijven voor een
dergelijk belangrijk systeem. Het is hun sterke voorkeur dat het geheel
zoveel mogelijk in-house door the European Union Agency for the
Operational Management of Large-Scale IT Systems in the Area of Freedom,
Security and Justice (eu-LISA), of indien noodzakelijk, in samenwerking
met Europese techbedrijven, wordt ontwikkeld. Wat is het standpunt van
het kabinet ten aanzien van dit punt en kan zij dit tevens toelichten?
Kan de bewindspersoon aangeven of er niet-Europese techbedrijven via
samenwerking met Europese bedrijven of met kantoren in Europa (indirect)
betrokken zijn bij het ontwikkelen van het Digital Travel Credential
(DTC)? Om welke bedrijven gaat het dan? Is het Amerikaanse bedrijf
Palantir betrokken bij de ontwikkeling van de DTC en houdt het zich,
voor zover bekend, aan de Europese wet- en regelgeving? Kan de
bewindspersoon ten slotte aangeven of hij het belang van strategische
autonomie voor de ontwikkeling van de DTC bij de Europese Commissie zal
benadrukken?
De leden van de VVD-fractie vragen aandacht voor de bedrijven die
betrokken zijn dan wel zullen worden betrokken bij het ontwikkelen van
de DTC en de EU-reisapplicatie. In hoeverre zijn hier bedrijven buiten
de Europese Unie, bijvoorbeeld uit China of de Verenigde Staten, bij
betrokken, direct dan wel indirect? Wat deze leden betreft mogen hier
alleen Europese bedrijven aan meewerken. Ook mag er geen sprake zijn van
indirecte betrokkenheid van bedrijven van buiten de Europese Unie. Het
gaat hier immers om identiteitsgegevens van Europese burgers. Graag
krijgen deze leden een reactie van het kabinet.
De leden van de NSC-fractie vragen welke stappen bent u bereid te zetten
om te voorkomen dat Nederland te afhankelijk wordt van buitenlandse
technologie bij de implementatie van de DTC? Hoe blijft nationale
autonomie bijvoorbeeld geborgd, met name in het beheer en de beveiliging
van de persoonsgegevens die via deze nieuwe technologie worden
verwerkt?
De leden van de SP-fractie lezen dat het kabinet heeft aangegeven dat de gebruikte software en hardware voor de DTC-pilot binnen Europa is ontwikkeld door een Europese organisatie. Het is echter nog niet duidelijk of ook Europese kantoren van Amerikaanse bedrijven hierbij betrokken zijn en op die manier invloed kunnen hebben op Europese overheidsdata en persoonlijke gegevens. Zijn niet-Europese techbedrijven via samenwerking met Europese bedrijven of met kantoren in Europa (indirect) betrokken bij het ontwikkelen van het digitale paspoort? Zo ja, om welke bedrijven gaat het?
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn van mening dat digitale
autonomie van groot belang is. Hierbij is het van belang dat we als
Europese Unie niet te afhankelijk zijn van grootmachten als de VS en
China. Deze leden zijn van mening dat in het belang van onze veiligheid
het digitale paspoort of de reiscredentials voor zover mogelijk
ontwikkeld wordt binnen Europa. Zij vragen of niet-Europese
techbedrijven (indirect) betrokken zijn bij het ontwikkelen van de
reiscredentials of het digitale paspoort. Zo ja, om welke bedrijven gaat
het? De leden van de ChristenUnie-fractie maken zich zorgen om de
toenemende macht van grote techbedrijven en het ontstaan van digitale
monopolies. Hoe wordt voorkomen dat big tech bij deze voorstellen een
dominante rol krijgen en hoe wordt publieke regie gewaarborgd?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat voor wie de DTC
vrijwillig gebruikt een smartphone noodzakelijk is, waarbij smartphones
aan bepaalde eisen moeten voldoen om gebruikt te worden. Hierbij is
ondersteuning van Android en iOS voorzien. Deze leden vragen ten aanzien
hiervan of met Android wordt bedoeld dat dit Android met Google Services
en Google Apps vereist zal worden. Wordt er ook ondersteuning voorzien
voor Android-besturingssystemen zonder Google Services en Google Apps,
zoals GrapheneOS of LineageOS? Wat is het standpunt van het kabinet ten
aanzien van dergelijke vereisten? Voorts zij of ook alternatieve
besturingssystemen, zijnde niet Android of iOS, ondersteund zullen
worden. Denk hierbij aan E/os, Sailfish OS, Ubuntu Touch, PureOS, en
andere besturingssystemen. Vindt het kabinet, net als de leden van de
GroenLinks-PvdA-fractie, dat in het kader van het verminderen van
afhankelijkheden van techgiganten en het bieden van volwaardige
alternatieven voor burgers, dergelijke besturingssystemen óók
ondersteund moeten worden – ook als dit extra kosten met zich
meebrengt?
Antwoord
Het kabinet deelt de zorgen van de Kamerleden rondom digitale autonomie.
Sommige afhankelijkheden van technologieën en platforms zijn ongewenst,
zeker wanneer het gaat om privacygevoelige gegevens van EU-burgers.
Digitale autonomie staat zowel nationaal als Europees hoog op de agenda.
De afgelopen jaren zijn diverse wetgevingsvoorstellen en beleidskaders
geïntroduceerd die gericht zijn op het versterken van de open
strategische autonomie. Onderdeel daarvan is het waar nodig mitigeren
van de afhankelijkheid van niet-Europese technologieën, terwijl
tegelijkertijd de samenwerking met gelijkgestemde internationale
partners wordt gezocht. Nieuwe strategische keuzes kunnen bovendien
kansen creëren voor Europese en Nederlandse bedrijven.
Het Nederlandse beleid ten aanzien van strategische autonomie voor de
digitale sector is vastgelegd in de Agenda Digitale Open Strategische
Autonomie (DOSA)10. Daarin is een centraal
uitgangspunt het wegen en mitigeren van strategische afhankelijkheden
aan de hand van de impact op de nationale veiligheid, het
verdienvermogen en het effect op andere maatschappelijke belangen, naast
het versterken van het Europese politiek-economische fundament en het
Europese geopolitieke handelingsvermogen. Voor wat het nemen van
maatregelen om kwetsbaarheden te adresseren betreft, wil Nederland zich
richten op het mitigeren van specifieke risico’s voor publieke belangen
en door protectionisme ingegeven grofmazige maatregelen voorkomen.
Digitale autonomie en digitale weerbaarheid is daarnaast een prioriteit
van de in ontwikkeling zijnde Nederlandse Digitaliseringsstrategie. Het
kabinet draagt dit uit in de relevante gremia en zal, zoals aangegeven
in het BNC-fiche, ook voor DTC het belang benadrukken van de naleving
van de wet- en regelgeving om de strategische autonomie, veiligheid en
betrouwbaarheid te waarborgen. Het kabinet pleit in Europees verband al
langer voor meer aandacht voor een reëel en robuust autonomiebeleid,
onder meer door middel van doorlopende dialoog met de Europese Commissie
en door dit onderwerp actief onder de aandacht te brengen in
samenwerkingsverbanden als de D9+11. Ook zal het kabinet
hier in de onderhandelingen voor de DTC-verordeningen maximaal aandacht
voor blijven vragen.
Een belangrijke rol voor de ontwikkeling en het beheer van de
EU-reisapplicatie en de achterliggende technologie is weggelegd voor
eu-LISA. Dit technologische agentschap is verantwoordelijk voor het
beheer van grootschalige IT-systemen die de EU-lidstaten ondersteunen op
het gebied van grensbeheer, migratie en veiligheid. Dit omvat onder
andere de slimme grenssystemen, zoals EES, ETIAS, evenals de
DTC-applicatie. eu-LISA moet ervoor zorgen dat de systemen en netwerken
die het beheert voldoen aan de noodzakelijke cybersecuritystandaarden en
risicobeheermaatregelen, zoals vastgelegd in relevante Europese
regelgeving. Onderdeel daarvan is de onlangs in werking getreden
‘Europese Cyber Resilience Act’, die ervoor zorgt dat alle digitale
producten en diensten die op de Europese markt worden aangeboden voldoen
aan essentiële cyberveiligheidstandaarden. eu-LISA mag bovendien beperkt
particuliere entiteiten inzetten bij de uitvoering van zijn taken12. eu-LISA ontwikkelt de
EU-reisapplicatie voor de meest gebruikte besturingssystemen. Daarbij
zal het kabinet scherp blijven op eventuele risicovolle strategische
afhankelijkheden in lijn met de Kabinetsaanpak Strategische
afhankelijkheden. Met de ontwikkeling van de applicatie en
achterliggende technologie door eu-LISA blijft de regie van het gebruik
van DTC, dat op grote interesse van grote techgiganten kan rekenen, in
Europese handen. Alhoewel het DTC-concept technologieonafhankelijk is
ontwikkeld, ligt het voor de hand dat deze applicatie op de
veelgebruikte mobiele platforms draait. Op Europees niveau zal aandacht
gevraagd worden voor de optie van een alternatieve applicatie:
opensource of voor een alternatief platform. Overigens zijn zowel Google
als Apple al aan een strenger regime onderworpen via de Digital Markets
Act, omdat zij als poortwachters met hun mobiele besturingssystemen
‘core platform services’ aanbieden13. Het kabinet blijft op
Europees niveau aandacht vragen voor dergelijke marktconcentraties in
het digitale domein.
De diverse genoemde wetgevingen en strategieën ondersteunen de
bredere doelstellingen van Nederland en de EU voor digitale open
strategische autonomie en dragen bij aan het versterken van de
veiligheid en veerkracht van de digitale infrastructuren die essentieel
zijn voor grensbeheer en migratie.
Vragen en opmerkingen inzake de digitale beveiliging
(GroenLinks-PvdA)
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie willen aandacht vragen voor het
belang van transparantie om het vertrouwen in en de cyberveiligheid van
dergelijke applicaties te vergroten. Deze leden zijn overtuigd
tegenstander van ‘security-through-obscurity’. Kan de bewindspersoon
aangeven of het al bekend is of de EU-reisapplicatie een open-source
applicatie zal worden, zodat burgers en beveiligingsonderzoekers de
werking kunnen controleren en eventuele cyberveiligheidsfouten sneller
opgemerkt kunnen worden? En kan de bewindspersoon aangeven wat het
standpunt van het kabinet is ten aanzien van wel of geen open-source
applicatie en de redenen daartoe?
Antwoord
De DTC is een door de International Civil Aviation Organization (ICAO)
vastgestelde platformonafhankelijke technische standaard. Afspraken over
de werking van de DTC worden gemaakt binnen ICAO - met deelname van
Nederland.
Zoals in de vraag inzake digitale autonomie is aangegeven, is eu-LISA
verantwoordelijk voor de ontwikkeling van de DTC-applicatie en
-technologie. De ontwikkeling van technologie die onder de
verantwoordelijkheid valt van eu-LISA is aan strikte Europese regels
gebonden14. eu-LISA voert wanneer nodig zelf
aanbestedingen uit die onderhevig zijn aan Europese regels. De keuzes
die hieruit voortvloeien vallen onder de Europese
verantwoordelijkheid.
eu-LISA draagt zorg dat de DTC vanuit een centrale Europese router
verzonden wordt naar de relevante lidstaten. Dit agentschap is ook
verantwoordelijk voor de systemen en netwerken dat het beheert en dat
deze voldoen aan de noodzakelijke cybersecuritystandaarden en
risicobeheermaatregelen, zoals vastgelegd in relevante Europese
wetgeving. Zo stelt de Digital Operational Resilience Act (DORA)15 strenge eisen aan de beveiliging
van kritieke systemen en de verwerking van persoonsgegevens binnen
EU-jurisdictie. Zoals hierboven al aangegeven zal het kabinet de
Europese Commissie verzoeken te onderzoeken of een opensource-applicatie
reëel is.
De exacte technische specificaties worden bepaald bij het vaststellen van de uitvoeringshandelingen. De Commissie bepaalt daarbij, met hulp van experts uit de lidstaten, via technische specificaties de kernstructuur en digitale infrastructuur. De EU-Router van eu-LISA slaat geen gegevens op maar is een doorvoerluik van de (individuele) DTC’s van passagiers naar de lidstaten. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de ontvangst, verwerking en tijdelijke opslag van de DTC om de grenspassage van de reiziger te kunnen faciliteren. In Nederland betekent dit dat de bescherming van persoonsgegevens wordt gewaarborgd conform de relevante wet- en regelgeving en richtlijnen16. Daarbij geldt dat gegevens niet langer bewaard worden dan strikt noodzakelijk en niet gebruikt worden voor andere doeleinden dan grenspassage.
Vragen en opmerkingen inzake digitale inclusie (GroenLinks-PvdA, ChristenUnie)
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie willen, zoals vaker,
benadrukken dat zij enorm belang hechten aan digitale inclusie. Daarom
zijn deze leden verheugd te lezen dat het kabinet het belangrijk vindt
dat het Nederlandse reisdocument, inclusief DTC, toegankelijk is voor
elke Nederlander, ook wie niet digivaardig is. Tegelijk roept dit ook
bij deze leden vragen op over het precieze uitgifteproces, de overdracht
en de opslag. Zij begrijpen dat een mobiele telefoon met Android of iOS
een voorwaarde lijkt te zijn voor de opslag van een DTC. Klopt dit? En
kan het kabinet aangeven wat er precies wordt verstaan onder de uitgifte
van een DTC door verstrekkende instanties? Hoe verschilt dit met de
mogelijkheid voor gebruikers om zelf een DTC aan te maken, waarin wordt
voorzien door de verordening EU-reisapplicatie? Indien dit ook voor het
kabinet onduidelijk is, kan het kabinet haar best doen om verheldering
te krijgen bij de Europese Commissie? De leden van de
GroenLinks-PvdA-fractie wensen nogmaals te benadrukken dat zij het van
belang vinden dat niet-digivaardige mensen ook een DTC kunnen aanmaken,
dan wel ontvangen van een uitgevende instantie.
Voorts benadrukken de leden van de ChristenUnie-fractie dat deze
verordeningen gevolgen zullen hebben voor toegankelijkheid en digitale
inclusie. Wat is de insteek van het kabinet hierbij, en hoe kan
toegankelijkheid van het digitale paspoort geborgd worden?
Antwoord
De Europese Commissie stelt in de impact assessment bij het EU-reisapplicatievoorstel dat een applicatie voor Android en iOS voorzien is. Deze besturingssystemen hebben een marktaandeel van 99,5%17. Andere besturingssystemen zijn doorgaans juist in gebruik bij technisch onderlegde gebruikers. Eerder ben ik al ingegaan op uw vragen over de gevolgen voor digitale autonomie. Het kabinet is er beducht op de bedrijven achter iOS en Android, Apple en Alphabet in de zin dat zij geen inzage mogen verkrijgen in de gegevensverwerking door de applicatie.
In de conceptverordeningen is opgenomen dat reisdocumenten en identiteitskaarten op verzoek van de aanvrager vergezeld worden van een DTC. In de lopende onderhandelingen wordt verduidelijking gevraagd over de betekenis van deze bepalingen in de praktijk. Inzet van het kabinet is dat minder digivaardigen fysiek ondersteund worden bij het aanmaken van het DTC in de applicatie. Het kabinet wil mogelijke extra uitvoeringslasten voor de uitvoering en de uitgevende instanties van reisdocumenten en identiteitskaarten (zoals gemeenten) niet uit het oog verliezen. Het kabinet neemt hierbij de zorgen van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), die onder andere hierop zien, serieus. Het kabinet wil voorkomen dat ingrijpende nieuwe uitvoeringsprocessen moeten worden ingericht.
Het kabinet zal zich inzetten voor toegankelijke en inclusieve nieuwe processen. Applicaties zullen aan gangbare toegankelijkheidseisen moeten voldoen. Tegelijkertijd is het uitgangspunt van de voorstellen vrijwilligheid, waarbij het fysieke document en reguliere processen blijven bestaan.
Vragen en opmerkingen inzake het gebruik van biometrie (GroenLinks-PvdA, ChristenUnie, NSC, SP)
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie begrijpen dat de
identiteit van gebruikers die een DTC aanmaken in de EU-reisapplicatie
geverifieerd dient te worden middels geautomatiseerde
gezichtsvergelijking. Deze leden vragen echter wel hoe dit technisch in
elkaar zal zitten. Is er bijvoorbeeld een verschil
tussen het opslaan en vergelijken van een foto, of het opslaan van een
hash op basis van biometrische kenmerken en deze vergelijken? Kan het
kabinet aangeven of het reeds bekend is voor welke technische oplossing
de Europese Commissie wil kiezen? En heeft het kabinet zelf een voorkeur
voor, in het kader van het voorkomen van mogelijk misbruik van gegevens,
een technische oplossing waarbij niet de foto zelf wordt opgeslagen maar
het nog steeds mogelijk is om de vergelijking te maken? Kan de
bewindspersoon het standpunt toelichten?
Verder lezen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie in de fiche dat als
referentiemateriaal voor de automatische gezichtsherkenning een
tijdelijke ‘gallery’ van gezichtsopnames wordt gegenereerd. Kan het
kabinet aangeven wat hiermee precies wordt bedoeld? Betreft het hier de
gezichtsopname tijdens het aanmaken van de DTC door de reiziger? Of gaat
het om de gezichtsherkenning bij het ‘tap-and-go’ poortje op de
luchthaven? Betekent dit tevens dat er meerdere foto’s gemaakt worden
ten einde de gezichtsherkenning uit te voeren?
De leden wijzen erop dat bij het aanmaken van de DTC tevens
biometrische gegevens worden vastgelegd, welke benodigd is om de
controle op de luchthavens voor elkaar te krijgen. Wat is de inzet van
het kabinet voor de bewaartermijn van biometrische gegevens? Wat is de
inzet van andere lidstaten, voor zover bekend? De leden van de
GroenLinks-PvdA-fractie vragen ook op welke wijze gebruikers van de DTC
zelf controle houden over de opslag en het gebruik van gegevens over hun
eigen gezichtsopname.
Tevens hebben de leden van de ChristenUnie zorgen over de verschillende
privacyaspecten van de DTC en samenhangende verordeningen, waar ook de
AP op wijst. Zo introduceert het voorstel een systeem waarin
biometrische gegevens digitaal worden opgeslagen en gedeeld. Hierbij
wordt het risico op datalekken die betrokken kunnen worden bij
identiteitsfraude vergroot. Deze leden vragen hoe de veiligheid van
biometrische en persoonlijke gegevens voldoende wordt gewaarborgd en
datalekken en misbruik zoals identiteitsfraude kan worden voorkomen.
Tevens vragen zij wat de gevolgen zouden zijn van een datalek, hoe groot
de risico’s zijn en hoe hierop geacteerd kan worden.
Voortbordurend op het gebruik van biometrische gegevens vragen de leden van de ChristenUnie-fractie wat de bewaartermijn van biometrische gegevens gaat zijn. Wat is de inzet van het kabinet hierin, en wat is – voor zover bekend – de inzet van andere lidstaten?
De leden van de NSC-fractie vragen welke specifieke maatregelen
worden genomen om de veiligheid van gevoelige persoonsgegevens, zoals
biometrische gegevens, te waarborgen en hoe het risico op cyberaanvallen
en datalekken geminimaliseerd wordt, zo vragen de leden van de
NSC-fractie? Kunt u bijvoorbeeld toelichten welke voorzorgsmaatregelen
en technische standaarden worden gehanteerd om te voorkomen dat deze
gegevens in verkeerde handen vallen?
De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de verwerking van
bijzondere persoonsgegevens en biometrische persoonsgegevens. Bij
grootschalige gegevensverwerkingen kunnen risico’s van
beveiligingsincidenten, inclusief gegevensverlies nooit volledig worden
uitgesloten. Door eventuele datalekken van biometrische persoonsgegevens
kunnen betrokkenen voor een lange tijd nadelige gevolgen hiervan
ondervinden, bijvoorbeeld vanwege (identiteits)fraude.” Graag ontvangen
deze leden een reactie hierop van het kabinet.
Antwoord
Het is momenteel onduidelijk of de verantwoordelijkheid voor de
document- en de identiteitscontrole in de EU-reisapplicatie bij eu-LISA,
of bij de lidstaten komt te liggen. Dit is onderdeel van de gesprekken
met de Europese Commissie. Het is dan ook nog niet bekend hoe de
technische inrichting hiervan er uit zal zien. Het kabinet zet zich in
voor een technische oplossing
waarbij vanaf de ontwerpfase van het systeem passende
beveiligingsmaatregelen worden geïntegreerd, zodat de
gegevensbescherming voldoet aan de principes van ‘privacy en security by
design’. Daarbij is het uitgangspunt dat reizigers controle houden over
hun eigen DTC, inclusief de gezichtsopname, omdat die wordt bewaard op
de smartphone. Het moet ook mogelijk zijn om de DTC in te trekken.
Een aantal Kamerleden stelt vragen rondom de inzet van automatische
gezichtsvergelijking. Allereerst wordt bij het aanmaken van een DTC een
gezichtsopname gemaakt en vergeleken met de gezichtsopname die is
opgeslagen in de paspoort- of identiteitskaartchip. Met deze
gezichtsvergelijking wordt geverifieerd dat de rechtmatige houder van
het document degene is die de DTC aanmaakt. Hiermee wordt voorkomen dat
iemand met het document van een ander een DTC aanmaakt en verstuurt. De
gezichtsopname wordt direct na de vergelijking verwijderd.
Als de reiziger succesvol een DTC heeft aangemaakt, kan deze gedeeld
worden met de bevoegde grensautoriteit om het grenscontroleproces te
faciliteren. De DTC is een digitale weergave van het reisdocument of de
identiteitskaart en bestaat uit de biografische gegevens en de
gezichtsopname in het document, aangevuld met de digitale
echtheidskenmerken om de integriteit en authenticiteit te
waarborgen.
Het verifiëren van de identiteit van de reiziger is een belangrijk
onderdeel van de grenscontrole. Dat wordt gedaan door te controleren of
de documenthouder overeenkomt met de persoon die het document aanbiedt.
Aan de balie wordt de identiteitscontrole visueel door de grenswachter
uitgevoerd. Bij de ‘tap & go’-poort wordt dat geautomatiseerd gedaan
door het gelaat van de reiziger te matchen met de eerder verzonden DTC,
waarvan de gezichtsopname op het document een onderdeel is. Om dit
proces te kunnen faciliteren wordt de DTC inclusief de gezichtsopname
door de grensautoriteit de DTC tijdelijk opgeslagen in een
‘gallery’.
De met de DTC verstrekte gegevens worden door de grensautoriteit niet
langer bewaard dan noodzakelijk en proportioneel, waarbij aansluiting
zal worden gezocht met de huidige bewaartermijnen ten aanzien van de
grenscontroles. Hierbij is de Algemene Verordening Gegevensbescherming
(AVG) van toepassing. De praktische uitvoering daarvan kan per lidstaat
verschillen op basis van nationale wetgeving en beleid.
Het kabinet erkent dat gegevens in het reisdocument en de
identiteitskaart, waaronder de biometrie, gevoelig zijn. Daarbij is er,
zoals genoemd in de vragen, een verschil tussen het opslaan en
vergelijken van een gezichtsopname en het opslaan van een hash. De
Commissie is hier in de impact assessment niet specifiek op ingegaan.
Een juiste afweging tussen privacybescherming en veiligheid staat
voorop. Het kabinet volgt de ontwikkelingen op dit vlak nauwgezet.
Mocht er ondanks alle voorzorgsmaatregelen onverhoopt een datalek
optreden, dan blijft de impact naar verwachting beperkt. Dit komt
doordat er geen centrale database wordt aangelegd met DTC’s. Een DTC
wordt pas gedeeld op het moment dat de reiziger dit zelf doet, en dit
kan slechts een bepaald aantal uur voor de verwachte grenspassage.
Daarnaast is er altijd een onderliggend fysiek document dat ongeldig
verklaard kan worden en niet meer gebruikt kan worden voor frauduleuze
doeleinden, bijvoorbeeld wanneer het documentnummer is opgenomen in
internationale signaleringssystemen zoals de Stolen and Lost Travel
Documents-databank (STLD) van Interpol. Het DTC is vervolgens ook niet
meer bruikbaar voor grenspassage.
Vragen en opmerkingen inzake een mogelijke bias in automatische gezichtsvergelijking (GroenLinks-PvdA)
De leden de GroenLinks-PvdA-fractie hebben ten aanzien van deze pilot in
een eerder stadium vragen opgeworpen over onbewuste bias bij
gezichtsherkenningstechnologie ten aanzien van specifieke groepen
personen, waarbij bijvoorbeeld gezichtsherkenningstechnologie
aantoonbaar slechter werkt bij mensen met een donkere huidskleur (ook
wel ‘dark-skin-bias’ genoemd). In het verslag van het schriftelijk
overleg (Kamerstuk 25764-149) is aangegeven dat
gezichtsherkenningssoftware nooit perfect is, net als dat manuele
controles dat niet zijn, en dat met de juiste drempelwaarde een zeer
grote nauwkeurigheid bij het detecteren van fouten, waaronder vals
positieve resultaten, te bereiken zou zijn. Deze leden benadrukken dat
zij geen perfectie vereisen of verwachten dat een systeem honderd
procent perfect zal werken. Daar zijn zij niet in geïnteresseerd. Het
punt dat de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie wensen te maken is de
vraag of er systematische bias zit in de (resultaten van) de
gezichtsherkenningssoftware, waarbij bepaalde groepen reizigers
systematisch en significant vaker te maken heeft met vals-positieven,
dan wel vals-negatieven? De bewindspersonen hebben aangegeven dat binnen
de pilot een vals-negatief ertoe leidde dat iemand geen DTC kan aanmaken
en niet mee kon doen met de pilot. Hoe vaak is dit voorgekomen? Overkomt
dit bepaalde groepen vaker dan andere? Ook werd vermeld dat non-matches
in de meeste gevallen terecht waren. Kan de bewindspersoon aangeven in
hoeveel gevallen precies dat niet terecht was? En wat waren de redenen
voor een onterechte non-match? Is hier ook sprake van systematische
bias?
Antwoord
Door de beperkte schaal van de pilot, met enkele honderden
deelnemers, is het niet mogelijk om op statistisch verantwoorde wijze
uitspraken te doen over vooringenomenheid (bias) bij
gezichtsherkenningstechnologie ten aanzien van specifieke groepen
personen. Daarnaast vindt de gezichtsvergelijking in de applicatie niet
in een gecontroleerde omgeving plaats, waardoor hier geen zinvolle
conclusies over getrokken kunnen worden. Onderzoek naar een eventuele
vooringenomenheid van de biometrische algoritmen was dan ook geen
onderdeel van de pilot.
In de pilot mislukten 6 van de 1461 pogingen tot gezichtsvergelijking in de applicatie. De toedracht daarvan is niet vast te stellen. Het is mogelijk dat de mislukte pogingen te wijten waren aan personen die probeerden een DTC aan te maken met een document dat niet bij hen hoorde.
Uit de registratie van het boardingpoortje met automatische
gezichtsvergelijking blijkt dat het overgrote deel van de passanten niet
kon worden gematcht. Dit komt onder andere doordat passanten die zich
niet hadden aangemeld in de buurt van het poortje kwamen. Voor een
verdere toelichting over de vooringenomenheid van de ingezette
biometrische algoritmen wordt u verwezen naar onze eerdere reactie18. Zoals daar toegelicht blijkt uit
onafhankelijk onderzoek van het ‘National Institute of Standards and
Technology’ (NIST), dat gezichtsherkenningssoftware op nauwkeurigheid en
rechtvaardigheid toetst, dat de algoritmes van de technische leverancier
tot de best presterende algoritmen op de markt horen. Het ligt overigens
niet voor de hand dat de algoritmes die werden gebruikt in de pilot,
opnieuw zullen worden ingezet bij invoering van DTC, zoals die in de
nieuwe EU-voorstellen is voorzien. Hiervoor gaan ontwikkelingen in de
markt te snel. In toekomstige implementaties van DTC zal uiteraard sterk
ingezet worden op de inzet van een hoogwaardige biometrische
software-oplossing die rechtvaardig en nauwkeurig presteert, zowel in de
applicatie als bij grenspassage.
Vragen en opmerkingen inzake de uitgifte van DTC
(GroenLinks-PvdA, VVD)
Deze leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat bij de afgifte
van een nieuw reisdocument uitgevende instanties aanvragers op hun
verzoek een DTC moeten verstrekken. Tegelijk wordt het voor reizigers
mogelijk om een DTC aan te maken op hun mobiele telefoon in de
EU-reisapplicatie. Kan het kabinet aangeven wat het verschil in beide
processen is? Zijn er voor- of nadelen verbonden aan beide
mogelijkheden?
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat reizigers die kiezen voor een DTC dat zelf op afstand kunnen aanmaken, opslaan en delen. Hoe betrouwbaar en hoe veilig is het als reizigers dat zelf kunnen doen? Zou het in dat kader mogelijk zijn de DTC aan te maken bij de uitgifte van het paspoort en de EU-reisapplicatie? Zou dat niet veiliger zijn?
Overigens vragen deze leden hoe het een en ander gaat met de
voorgestelde EU-reisapplicatie. Kunnen reizigers zelf die reisapplicatie
installeren op hun telefoon? Of moet daar een aanvraag voor worden
gedaan? Of gaat de aanvraag daarvoor tegelijk met een nieuw paspoort en
de aanvraag van een DTC?
Antwoord
Zoals al eerder aangegeven zijn er reeds vragen aan de Commissie gesteld
over de aard van de uitgifte van een DTC bij uitgevende instanties. Er
zijn geen grootschalige implementaties van een dergelijk systeem bekend.
Een dergelijk systeem is mogelijk een uitkomst voor minder
digitaalvaardigen. In algemene zin is te stellen dat het zelf creëren
van een DTC met een mobiele telefoon enige digitale vaardigheden
vereist: er moet een ‘selfie’ gemaakt worden voor de
gezichtsvergelijking en met de Near Field Communication (NFC)-lezer moet
de chip uitgelezen worden. De chip moet bovendien ontgrendeld worden
door de identiteitskaart of de houderpagina van het paspoort te
fotograferen. Dit proces is vergelijkbaar met het verificatieproces van
sommige banken.
Het zelf creëren van een DTC wordt als zeer betrouwbaar gezien. Met een gezichtsopname, gemaakt op de eigen telefoon, met ‘livenessdetectie’ wordt vastgesteld dat de houder bij het document hoort, en dat de beelden niet gemanipuleerd zijn. Daarbij geldt dat automatische gezichtsvergelijking inmiddels technisch zeer geavanceerd is. Doordat de chip bij het aanmaken op korte afstand van de telefoon moet zijn, en de houderpagina gefotografeerd moet worden om toegang tot de chip te krijgen, kunnen anderen zeer lastig toegang tot de chip krijgen. Met behulp van actieve, passieve en chipauthenticatie is bovendien op afstand vast te stellen of de chip niet gemanipuleerd of gekopieerd is. Het uitgeven van een DTC op locatie is daarom niet per se veiliger: weliswaar vindt de uitgifte dan in een gecontroleerde omgeving plaats, maar mensen blijken niet beter in gezichtsvergelijking dan softwaresystemen, en bovendien is met de reeds beschreven veiligheidsmechanismen goed vast te stellen dat het document authentiek is. Hierbij moet bovendien opgemerkt worden dat DTC vooralsnog primair ingezet wordt bij het overschrijden van de Schengenbuitengrenzen en het onderliggende fysieke document nog altijd nodig is.
Hoe de uitgifte van de reisapplicatie eruitziet is nog niet exact
bekend, maar het ligt in de lijn der verwachting dat deze door
gebruikers zelf te downloaden en te installeren is. De reisapplicatie is
pas bruikbaar wanneer er een DTC in staat, zelf aangemaakt of via de
uitgevende instantie.
Vragen en opmerkingen inzake het vrijwillig gebruik van DTC
(GroenLinks-PvdA, VVD, NSC, ChristenUnie)
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie maken zich ook zorgen over de vrijwilligheid van het gebruik van de DTC tijdens de pilot en de vervolgpilot. Deze leden lezen dat reizigers (veel) sneller door de grenscontrole heen komen bij gebruik van de DTC. Daarbij is er naar mening van deze leden een overduidelijk nadeel voor toekomstige reizigers die niet kiezen voor gebruik van een DTC, waardoor de vraag opgeworpen wordt of het geven van toestemming voor de verwerking van persoonsgegevens ten aanzien van het gebruik van DTC wel écht vrijwillig is. Dit is in lijn met de kritiek van de AP. Kan de bewindspersoon hier uitgebreid op reflecteren? Voorts zijn de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie benieuwd of de Europese Commissie zich heeft gebaseerd op de resultaten uit de DTC-pilots in het impact assessment bij de keuze voor het verplichten van lidstaten om DTC’s desgewenst aan burgers te verstrekken.
De leden van de VVD-fractie merken op dat het gebruik van de DTC zal vrijwillig zijn. Reizigers zullen dus niet worden verplicht om van de DTC gebruik te maken. Dat achten de leden van de VVD-fractie een goede zaak. Ook de eventuele hogere kosten voor de overheden en hogere leges voor reizigers behoeven aandacht. Met het voorstel krijgen vervoerders de mogelijkheid om op vrijwillige basis de DTC te integreren in hun bestaande processen. In hoeverre kunnen vervoerders straks hun klanten verplichten tot het aanmaken van een DTC? Hoe groot is overigens de kans dat in het algemeen een DTC en de EU-reisapplicatie voor reizigers verplicht worden? De VVD-fractie vraagt verder in hoeverre de DTC ook buiten het reisdomein te gebruiken is, bijvoorbeeld door autoverhuurbedrijven? Zouden die dat straks ook kunnen verplichten? Daarnaast vraagt de fractie naar de verhouding tussen de DTC en de EDI-wallet.
De leden van de NSC-fractie vragen hoe de bewindspersoon garandeert dat het gebruik van de DTC volledig vrijwillig blijft en reizigers zonder smartphone of digitale vaardigheden niet worden benadeeld bij grenscontroles? Welke concrete alternatieven worden bijvoorbeeld aangeboden aan deze groep, zodat zij ook zonder beperkingen gebruik kunnen blijven maken van fysieke reisdocumenten?
De ChristenUnie-fractie vraagt hoe wordt gegarandeerd dat mensen zonder smartphone of digitale vaardigheden niet worden benadeeld in hun recht op vrij verkeer. Deze leden merken op dat op dit moment de inzet is om gebruik van het digitale paspoort optioneel en vrijwillig te houden, maar dat niet zeker is dat dat altijd zal blijven. Een mogelijke ontwikkeling waarin private partijen gebruik van de Europese Digitale Identiteit kunnen eisen of het gebruik dermate genormaliseerd is dat de (impliciete) verplichting tot gebruik toch ontstaat vinden deze leden niet wenselijk. Ziet het kabinet hierin een risico? En hoe wordt voorkomen dat dit realiteit wordt? Kan er een garantie komen dat de Europese digitale identiteit volledig vrijwillig blijft, en hoe wordt dit gewaarborgd?
Antwoord
Momenteel kan een groot deel van de reizigers kiezen tussen het passeren
van de grens via een handmatige controle uitgevoerd door de grenswachter
en een geautomatiseerde controle middels het SSPC. Met de implementatie
van DTC ontstaat er een additionele mogelijkheid om de grens te
passeren. Het gebruik van DTC biedt voordelen in de vorm van snellere
frictieloze processen, maar dit zal wel op basis van vrijwilligheid zijn
en blijven. Daarbij geldt dat het gebruik van DTC op luchthavens ook
voordelen biedt voor reizigers die geen DTC gebruiken, doordat er
kortere rijen zullen ontstaan bij de manuele balie en SSPC. Het is
daarbij belangrijk om nogmaals te benadrukken dat het gebruik van DTC
geen extra gegevens vereist. Alleen de wijze en het moment waarop de
controles worden uitgevoerd veranderen. Met een DTC kunnen controles
grotendeels worden uitgevoerd voordat de reizigers arriveert aan de
grens. In de pilot konden deelnemers bij aankomst naar een ‘tap &
go’ poortje waar de reiziger gematcht werd met de DTC en het paspoort en
de authenticiteit van het document werd gecontroleerd. Een fysiek
paspoort was nog altijd nodig. De KMar houdt toezicht op het DTC-proces
en kan ingrijpen wanneer nodig. De vrijwilligheid van het gebruik van
DTC geldt eveneens voor vervoerders. Momenteel kunnen passagiers voor
andere processen, zoals het inchecken voor de vlucht en inchecken van
bagage, ook kiezen tussen een manueel proces waarbij een
luchtvaartmedewerker de handelingen uitvoert, of een geautomatiseerd
proces middels een zelfbedieningskiosk.
In de impact assessment beschrijft de Commissie dat gekozen is voor de verplichte uitgifte en acceptatie wanneer reizigers daarvoor kiezen. Hiermee wordt volgens de Commissie gekozen voor een uniforme, efficiënte en veilige implementatie binnen de EU. Daarmee wordt verzekerd dat alle EU-onderdanen toegang hebben tot de mogelijke voordelen die een DTC biedt ten aanzien van frictieloze grensprocessen. Daarnaast zorgt een geharmoniseerde aanpak ervoor dat het systeem optimaal wordt geïntegreerd met bestaande en toekomstige EU-grensbeheerinitiatieven. Een vrijwillig systeem zou volgens de Commissie leiden tot fragmentatie, waarbij sommige lidstaten DTC’s wel accepteren en anderen niet, wat de interoperabiliteit en het wederzijds vertrouwen tussen lidstaten zou kunnen ondermijnen.
DTC is primair bedoeld voor het faciliteren van grenscontroleprocessen. Daarnaast zal het mogelijk worden voor gebruikers om hun DTC in een EDI-wallet te laden voor gebruik voor andere doeleinden, ook buiten het reisdomein. De nadere uitwerking van dit laatste, zoals de relatie tussen de verordening en de eIDAS-verordening19, die ziet op de EDI-wallet, is nog onderwerp van gesprek in de onderhandelingen. Zoals eerder aangegeven20 is het gebruik van de EDI-wallet volledig vrijwillig, en kan de toegang tot publieke en private diensten, toegang tot de arbeidsmarkt en ondernemingsvrijheid niet op enige wijze beperkt of belemmerd worden voor natuurlijke personen en rechtspersonen die geen EDI-wallet gebruiken. Hier vloeit uit voort dat bedrijven die een EDI-wallet accepteren altijd een alternatief moeten bieden. Dit kan zowel een digitaal als een niet-digitaal alternatief zijn. De eIDAS-verordening schrijft ook voor dat het gebruik van andere bestaande identificatie- en inlogmiddelen mogelijk blijft. Het is daarmee uitgesloten dat dienstverleners het gebruik van een DTC via een EDI-wallet kunnen verplichten.
Vragen en opmerkingen inzake de parlementaire procedure en
het informeren van de Kamer (GroenLinks-PvdA,
VVD)
De leden van de GroenLinks-PvdA fractie vragen of de bewindspersoon
een toelichting kan geven op de speciale parlementaire procedure die
geldt voor het voorstel van de Raad over de identiteitskaart gebaseerde
DTC? Kan de bewindspersoon in het bijzonder ingaan op welk moment de
Kamer geraadpleegd wordt? Op welke wijze zal het kabinet de Kamer tijdig
informeren over een ontwerpbesluit van de Raad? Op welke wijze kan de
Kamer instemmen met het ontwerpbesluit van de Raad?
Ten slotte willen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie de
bewindspersoon vragen de Kamer via de Geannoteerde Agenda bij de
JBZ-raad en het kwartaaloverzicht van lopende wetgevingsonderhandelingen
regelmatig op de hoogte te houden van de onderhandelingen op het
voorstel van de Raad over de identiteitskaart gebaseerde DTC en over een
digitale reisapplicatie. Kunt u de Kamer informeren zodra er een
Raadsakkoord op dit voorstel in zicht is?
De voorgestelde kabinetsinzet bij de onderhandelingen over de
verordeningen is positief. De leden van de VVD-fractie lezen dat het
kabinet tijdens deze onderhandelingen aandacht zal vragen voor
“gegevensbescherming en privacy” en “beveiliging van de applicatie”.
Deze leden achten het een goede zaak dat het kabinet zich daarvoor
inzet. Zij gaan ervan uit dat het kabinet de Kamer hierover te zijner
tijd zal informeren. De leden vragen tevens of er een Nederlands woord
voor “reiscredentials” gebruikt kan worden, zodat duidelijker is wat
wordt bedoeld.
De leden van de VVD merken op dat voor het voorstel voor een
verordening met betrekking tot de DTC, een verzwaarde parlementaire
procedure geldt. Voor de verordening over een digitale reisapplicatie
geldt een andere procedure. De leden van de VVD-fractie vragen het
kabinet in te gaan op het proces om in de Europese Unie tot
besluitvorming te komen over de twee onderhavige verordeningen. Wat zijn
de volgende stappen en fases van het proces? Op welke momenten komen er
documenten hierover naar de Kamer, opdat de Kamer betrokken blijft bij
dit gevoelige dossier? Wanneer, zo is de verwachting, worden de
ontwerpbesluiten met de Kamer gedeeld? Deze leden vragen het kabinet de
Kamer goed op de hoogte te houden. Kan de Kamer naast de informatie via
de Geannoteerde Agenda bij de JBZ-Raad ook apart over de twee
onderhavige verordeningen worden geïnformeerd?
Antwoord
De bijzondere wetgevingsprocedure - die geldt voor het voorstel voor een identiteitskaart gebaseerde DTC - houdt in dat de Raad (de lidstaten) de enige wetgever is, in plaats van medewetgever op gelijke voet met het Europees Parlement (EP). Het EP zal wel een advies uitbrengen, en de Raad kan het wetgevingsvoorstel pas goedkeuren nadat het EP dat advies heeft uitgebracht. In het advies kan het EP het voorstel goedkeuren, verwerpen of wijzigingen voorstellen, maar de Raad hoeft dit niet op te volgen. Het voorstel over een EU-reisapplicatie wordt via de gewone wetgevingsprocedure behandeld. Hierbij moeten uiteindelijk zowel het Europees Parlement als de Raad instemmen met een (gekwalificeerde) meerderheid. Dit verschil komt doordat beide voorstellen op andere rechtsgronden zijn gebaseerd21.
Lidstaten zullen de komende maanden suggesties doen om de tekst aan te passen. Nederland doet dat op basis van het kader zoals geschetst in de BNC-fiches. Wanneer lidstaten op werkniveau het eens worden over een aangepaste tekst, kan via de JBZ-Raad formeel de positie van de Raad worden vastgesteld. Voor de bijzondere wetgevingsprocedure geldt daarbij dat eerst op de positie van het EP gewacht zal worden, om deze ook in de overwegingen van de Raad te betrekken. Waar het de gewone wetgevingsprocedure betreft, verloopt dit tegelijkertijd: zowel de lidstaten als het EP zullen een positie innemen en daarin wijzigingsvoorstellen doen. Nadat zowel het EP als Raad hun positie hebben vastgesteld zullen trilogen volgen, om zo te komen tot een eindakkoord. Hier moeten zowel het EP als Raad dan weer mee instemmen. Hoe lang dit duurt hangt af van de snelheid waarmee zowel de Raad als het EP de voorstellen behandelt. Met uitgebreide voorstellen als deze kan dat geruime tijd in beslag nemen.
Het kabinet zal uw Kamer cf. de gebruikelijk procedures op de hoogte houden over het verloop van de onderhandelingen. Nu de onderhandelingen net gestart zijn, zal dat vooralsnog via het kwartaaloverzicht gaan. Hierin wordt uw Kamer elk kwartaal geïnformeerd over de stand van zaken van lopende EU-wetgeving. Wanneer het voorstel geagendeerd wordt op de JBZ-Raad en een akkoord in zicht is ontvangt uw Kamer daar via de geannoteerde agenda en verslagen van de JBZ-Raad informatie over.
Er is geen gangbare, volledig Nederlandse term voor reiscredentials. De begrippen DTC en reiscredentials zullen gebruikt blijven worden, omdat Engelse termen gezien het sterk internationaal georiënteerde karakter van reisdocumenten, de luchtvaart en bijhorende technologie de standaard zijn. Dit zorgt voor eenduidigheid, voorkomt verwarring en maakt het mogelijk om consistent te communiceren over deze technologie.
Overige vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie merken op dat uiterlijk vijf jaar na ingebruikneming van de EU-reisapplicatie die het reizen met een DTC mogelijk maakt een algemene evaluatie wordt uitgevoerd naar het gebruik hiervan (ex post). Gezien de ingrijpende wijzigingen die de EU-reisapplicatie met zich meebrengt vragen wij waarom gekozen is voor deze uiterlijke termijn van vijf jaar, en niet drie jaar. Ook vernemen deze leden graag waarom er geen ex ante en ex durante evaluaties zullen plaatsvinden.
Antwoord
De Europese Commissie heeft gekozen om de DTC na vijf jaar te
evalueren. Deze tijdslijn komt overeen met het evaluatieproces van
andere verordeningen, zoals het EES en ETIAS. Een evaluatie na vijf jaar
biedt voldoende tijd voor de implementatie en adaptatie van de
applicatie om een representatief overzicht van de werking en de
effectiviteit van de applicatie te verkrijgen.
Bij een ex ante of ex durante evaluatie is er geen volledig beeld van de
werking en impact van het systeem waardoor het niet mogelijk is om een
grondige beoordeling te maken. Een ex ante of ex durante evaluatie
lijken bovendien niet noodzakelijk en zinvol, omdat de pilot en de
impact assessment er al op gericht waren om de benodigde inzichten over
de voorstellen en de uitvoering te verkrijgen.
Overige vragen en opmerkingen van de leden van de
GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het
merendeel van de lidstaten tijdens de consultatie heeft aangegeven dat
de acceptatie en facilitatie van de DTC door lidstaten verplicht moet
worden, en dat het overgrote deel van de lidstaten heeft aangegeven dat
het aanmaken van een DTC met een gemeenschappelijke EU-technische
oplossing zou moeten gebeuren. Kan de bewindspersoon aangeven welke
landen in de minderheid vallen en welke argumenten zij hebben
aangedragen voor hun standpunten? Kan de bewindspersoon aangeven wat
zijn standpunt is ten aanzien van deze argumenten?
Antwoord
De impact assessment beschrijft verschillende argumenten voor de
verplichting van lidstaten om DTC te accepteren wanneer reizigers daar
gebruik van wensen te maken. Daarmee wordt een uniforme en consistente
aanpak binnen de EU gewaarborgd. Daarnaast bevordert dit de acceptatie
en integratie van DTC. Een gemeenschappelijke EU-technische oplossing
zorgt voor een standaardisatie van de systemen in de lidstaten waarmee
reizigers maximaal gefaciliteerd worden met een consistent proces.
Bovendien levert een gemeenschappelijke technische oplossing
kostenefficiëntie op voor de lidstaten en de EU.
In de impact assessment is beschreven dat het merendeel van de lidstaten de verplichte acceptatie en de gemeenschappelijke technische oplossing van DTC ondersteunt. Er wordt hierbij niet expliciet vermeld welke lidstaten dit betreft.
Overige vragen en opmerkingen van de leden van de
VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie vragen aandacht voor het tegenhouden van ongewenste reisbewegingen. Kan het kabinet deze leden geruststellen dat alle verschillende manieren waarop de 'reiscredentials' worden geïmplementeerd toekomstbestendig zullen zijn en ongewenste reisbewegingen, bijvoorbeeld met betrekking tot migratie, Dublin claimanten en ongewenstverklaarden, bij de grenscontroles eruit worden gepikt?
Antwoord
Het aantal reizigers en daarmee ook de druk op de grensprocessen neemt
wereldwijd toe. Innovatie zoals DTC is noodzakelijk voor
toekomstbestendig grensbeheer. Ook reizigers verwachten efficiënte, en
frictieloze processen. De inhoudelijke grenscontroles zelf blijven
ongewijzigd voor reizigers die gebruik maken van een DTC, alleen het
moment waarop bepaalde stappen in het grenscontroleproces worden
uitgevoerd verandert. Met de DTC kan de grenswachter een groot deel van
de controle al uitvoeren, op basis van betrouwbare informatie, voordat
de reiziger de grens bereikt. Dit draagt bij aan het vroegtijdig
identificeren van potentiële risico’s, zoals ongewenste reisbewegingen.
Bovendien kan met de introductie van DTC consequenter en consistenter
EU-breed controle van de documentchip plaatsvinden, waarmee toekomstige
nieuwe vormen van digitale fraude juist sneller op te sporen zijn.
Overige vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Kan de bewindspersoon toelichten hoe wordt gewaarborgd dat burgers inzicht kunnen krijgen in wie toegang heeft gehad tot hun reisgegevens? Welke mogelijkheden worden er ingericht om bezwaar te maken wanneer blijkt dat deze gegevens onrechtmatig zijn geraadpleegd of gebruikt en hoe wordt ervoor gezorgd dat deze procedures eenvoudig en laagdrempelig blijven?
Antwoord
De EU-reisapplicatie maakt het slechts mogelijk om documentgegevens te delen met de betrokken grensautoriteit. In Nederland is dit de Koninklijke Marechaussee, die deze gegevens nu ook al verwerkt bij het passeren van de grens. Reizigers die gebruik willen maken van de DTC worden duidelijk geïnformeerd over welke autoriteiten voor welke doeleinden toegang kunnen krijgen tot hun reis- en persoonsgegevens. Voorafgaand aan het delen van de gegevens moeten reizigers hiertoe expliciet toestemming verlenen, die via de applicatie ook elk moment weer kan worden ingetrokken. Het gebruik van DTC is op vrijwillige basis. Reizigers die geen gebruik willen van DTC kunnen gebruik maken van het reguliere grenscontroleproces.
De conceptverordening vereist daarnaast dat elke lidstaat een verwerkingsverantwoordelijke instantie aanwijst, naast eu-LISA als verwerkingsverantwoordelijke voor de backend van de applicatie. Elke verwerkingsverantwoordelijke dient op nationaal niveau toe te zien op naleving van regelgeving inzake privacy, waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Daaruit volgt dat reizigers onder andere het recht op inzage en bezwaar hebben en dat daartoe effectieve, transparante informatievoorziening en procedures dienen te worden gerealiseerd.
In deze fase is voor DTC nog niet bepaald hoe dit in Nederland exact zal worden vormgegeven, nu de pilot een tijdelijke aard had en de conceptverordening nog niet was uitgegeven. Wel bestaan logischerwijs reeds vergelijkbare procedures in de bestaande reis- en grensprocessen waarbij aansluiting kan worden gezocht.
DTC1 pilot in The Netherlands Final evaluation report, bijlage bij Kamerstuk 25764, nr. 145↩︎
Impact assessment SWD(2024) 671 en DTC1 pilot in The Netherlands Final evaluation report↩︎
Het DBB stelt stringente eisen onder andere ten aanzien van de beveiliging van IT-systemen, waarbij het waarborgen van de vertrouwelijkheid, integriteit en beschikbaarheid van gegevens centraal staat.↩︎
Entry/Exit System (EES) Verordening (EU) 2017/2226↩︎
ETIAS Verordening (EU), 2018/1240.↩︎
Tijdens de pilot kon de DTC alleen op vluchten van Montreal naar Amsterdam worden ingezet om het boardingproces te faciliteren.↩︎
Kamerstuk 25764, nr. 143↩︎
DTC1 pilot in The Netherlands Final evaluation report | Rapport | Rijksoverheid.nl↩︎
Impact assessment SWD(2024) 671↩︎
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. (2024). Strategische Agenda Digitale Open Strategische Autonomie (DOSA). Kamerstuk 36259, nr. 21↩︎
De D9+ (ook wel de Digital 9+) is een samenwerkingsverband van de op digitaal gebied ambitieuze en vooruitstrevende lidstaten binnen de EU.↩︎
Blijkt onder meer uit artikel 11 lid 4 van Verordening 2018/1726↩︎
Europese Commissie (2024), Digital Markets Act (DMA) Gatekeepers↩︎
Verordening 2018/1726, Verordening 2018/1046, Verordening 2018/1725↩︎
Europese Commissie. (2023). Digital Operational Resilience Act (DORA). Verordening (EU) 2022/2554.↩︎
Waaronder de Algemene Verordening Gegevensbescherming 2016/679 en de NIS2 Richtlijn (EU) 2022/2555 en het Defensie Beveiligings Beleid (DBB).
Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen (Wbni). (2018, gewijzigd 2024). Staatsblad 2018, 387.↩︎
Mobile Operating System Market Share Worldwide | Statcounter Global Stats↩︎
Verordening (EU) 2024/1183 van het Europees Parlement en de Raad van 11 april 2024 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 910/2014, wat betreft de vaststelling van het Europees kader voor digitale identiteit.↩︎
Kamerstuk 26643, nr. 1145↩︎
Het voorstel voor een identiteitskaart gebaseerde DTC is gebaseerd op artikel 77(3) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, dat de EU de bevoegdheid verleent om bepalingen vast te stellen inzake documenten die bedoeld zijn om vrij verkeer en vestiging te vergemakkelijken. Het EU-reisapplicatievoorstel is gebaseerd op artikelen 77(2)(b) en 77(2)(d) dat de EU de bevoegdheid geeft maatregelen te treffen met betrekking tot de buitengrenzen.↩︎